De Kwakzalver.
Thomas Jansen, bijgenaamd de
slimme Thomas, kwam op marktdag
naar de stad. Hy was na al twee
maal de woning van den tandmeester
voorbygeloopen en had al driemaal
de schelknop in de hand gehad, zon
der daaraan te durven trekken. Nu
zou hy het voor den vierden keer
probeeren. Zyn vingers onder den
witten doek stekende, die om zyn op
gezwollen wang was gebonden, drukte
by op de zieke kies, zooals een kies-
pynlyder dat pleegt te doen en do
pyn, die hem dat veroorzaakte, deed
hem stampvoeten. Opeens hoorde hy
eenig gerucht in het huis en schrikte
daarvan zoodanig, dat hij hard w<
liep.
Deze aandoening deed een oogen-
blik de pijn bedaren en daarmee be
dacht hy tegelijk, dat by nu de
gulden, die hem het trekken van den
kies kosten zou, niet behoefde te be
talen. Tand en gulden te zarnen
hoopte hy te kunnen behouden. In
elk geval had hy den tyd. 't Was
nog geen twaalf uur, en eerst te vijf
uur behoefde hij weer naar de boer
derij terug.
Al wegloopende van den tand
meester was hy op de markt aange
land en dwaalde daar nu rond, zoe
kende naar afleiding. Een groote
menigte circuleerde voor de stalletjes
en tenten heen en weer.
Thomas bleef staan luisteren naar
de kooplui, die coupons kleedingstof
aan den man trachtten te brengen
en tuurde zelfs een oogenblik naar
de spullen van den oudroest en naar
het goedkoope glaswerk op de straat.
Daarnaast stonden een man en een
vrouw met luider stemme het ver
haal op te zingen, dat op een groot
stuk linnen naast hen, was afgebeeld.
Het was de historie van een mis
daad, van den moord af tot aan
het einde van de daders op het scha
vot toe. De slachtoffers hadden vreese-
lyke gezichten, ze waren op afschu
welijke wijze verminkt en het bloed
vloeide by stroomen uit hunne wonden.
Nog verschrikkelijker waren de moor
denaars voorgesteld. Hunne gezichten
deden meer aan gorilla's, dan aan
menschen denken. Na de misdaad zag
men hunne worsteling met de agenten
van politie; daarna zaten zy in de
gevangenis, met zware ketenen aan
handen en voeten; daarop stonden
zy met een laatste schijntje van zelf
vertrouwen voor den rechter en
het laatste tafreel stelde hen voor
wankelend gaande naar 't schavot.
Terwijl de man en de vrouw het
schooiie lied zongen, dat daarbij be
hoorde, verkochten ze meteen den
tekst aan de boeren en boerinnen,
die dan op het gedrukte (papiertje
de voordracht volgden. Jansen pro
beerde mee te neurieën om het
lied te kunnen zingen als hy weer
in zyn dorp terug was, maar zoodra
hy den mond opende, kwam de pijn
weer heviger dan ooit terug, en rade
loos liep hy weer verder, totdat hy
voor het karretje van een kwakzal
ver stond.
Op een hooge stellage, boven op
da kar gezet, stond een man in
spaansch costuum, groen met gouden
tressen, de groote trom en een paar
bekkens met ijver te bewerken, ter
wijl naast hem een vrouw, gekleed
als een marketentster van het eerste
Keizerrijk, nu en dan scherpe tonen
wist tc halen uit een trompet, die zij
aan een band over den schouder
Onder hen stond de kwakzalver
zelf, met grieksche kothurnen aan
de voeten, gekleed in een soort van
purperen gewaad. Om zyn middel
was een groote lederen ceintuur vast
gemaakt. waarin een sabel stak en
op het hoofd droeg by een koperen
helm, waarin de zonnestralen fel
weerkaatsten en waar bovenop een
groote pluim bij elke beweging van
don kwakzalver heen en weer ben
gelde.
Al dadelijk had de kwakzalver den
boereknecht met zyn kiespijndoek
in 't oog gekregen. Hy keek naar hem,
maar nog zonder hem aan te spreken,
uit vrees dat hy hem dan zou weg
jagen. Toen hij evenwel zag, dat
acntor den boer andere nieuwsgieri
gen kwamen opzetten en hem als 't
ware den terugtocht afsloten, noodig-
de de kwakzalver den boer uit, op
den wagen te klimmen.
Overbluft door het schouwspel en
verslagen door de aanwezigheid van
zooveel menschen, won Jansen weg-
loopen. Door den menschenstroom
achter hem kon hy evenwel niet heen
dringen en bleef daarom waar hy
was. Bovendien had hy bedacht, dat
do kwakzalver zijn kies wel voor niets
zou uittrekken.
Toch aarzelde hy nog een oogen
blik en lachte daar dom bij. De ijdel-
heid prikkelde hem, om voor zoo'n
groote menigte geen blijken te geven
van vrees voor de pijn. De verzoe
king om het maar te wagen werd
steeds grooter en toen de kwakzalver
plechtig verzekerd had, dat hy de
tand geheel zonder pijn zou uittrek
ken, liet hy zich door deomstauders
vooruitduwen en nam op een hoek
van den wagen plaats op een stoel,
dien de kwakzalver hem aanwees.
Daar zat by in een toestand van
verdooving, als het ware gehypnoti
seerd door dien grooten, rooden man
met zyn helm op het hoofd. Om zich
een air te geven alsof hy volkomen
op zyn gemak was, sloeg hy nu en
dan het eene been over het andere
en zette het dan weer recht neer.
Onder aan den wagen een paar be
kenden ziende, knikte hyhen, ietwat I
gemaakt lachende, toe.
Nu en dan liet de kwakzalver hem
den mond opendoen wijder, nog
wyder, om het publiek de zieke kies
te laten zien. Hy wist wel, waar de
kiespijn vandaan kwam niets anders
dan een worm zat in de kies te kna-
ren. Om den boeren dat goed duide
lijk te maken, vergeleek hij de kies
by een appel en de boeren wisten
maar aljte goed, welke verrottingen
de wormen in een appel kunnen ma
ken. Te minder was er twijfel moge-
lyk aan de waarheid van zyn bewe
ringen, omdat hy bet ademloos toe
luisterende auditorium met een hoog
hartig gebaar overstroomde met gol
ven van kennis en wetenschap.
Alle ziekten waren het gevolg van
wormen. De beroemde Pasteur had
het duidelijk aangetoond en alle ge
leerden hadden het erkend. Hadden
zijne geéérde toehoorders wel eens
van bacillen hooren spreken Welnu
bacillen waren ook een soort van
wormen
Gelukkig was hy in het bezit van
eon onfeilbaar poeder, dat wormen
totaal vernietigde. Hy pakte kleine
pakjes daarvan uit en verklaarde, dat
ny ze afleverde voor den kostenden
prijs. Geld had hij niet noodig, hij
was rijk en na den greep in zyn zak
liet bij een handvol zilverstukken rin-
kinkelen in een metalen schaal, die
naast hem stond. Zyn werk strekte
alleen tot verlichting van de kwalen
der raenschheid en tot bevordering
van de wetenschap.
De toehoorders, aangelokt door al
die schoone woorden, toch nog aar
zelende om van hun geld afstand te
doen, stieten elkander aan. Doch
toen als de klap op de vuurpijl de
trom en de bekkens een oorverdoo-
vend lawaai maakten en de trompet
hare schrille tonen daardoor heen-
schetterde, toen drongen de toehoor
ders naar voren, staken de handen
uit en ontvingen van den kwakzal
ver de pakjes wonderpoeder in rail
voor hunne kwartjes. En toen de
kwakzalver met luider stemme had
gezegd, dat zijn voorraad wel eens
gauw uitgeput kon wezen, werd on
der het rettettettet van de trompet.,
en het sjing, sjing boem boem van
de slaginstrumenten de aandrang van
't publiek zoo groot, dat Jansen, op
den boek van den wagen gezeten,
een oogenblik meende dat hij omver
zou worden geloopen.
Intusschen begon Jansen, met wien
niemand zich meer bemoeide, den tijd
lang te vinden. De zenuwachtige
moed dien hy een oogenblik had be
reikt, verliet hun nu allengs. Lang-
zamerheid begon hy angstig naar alle
kanten heen te zien en werd zoo bang,
dat hij meende dat hy flauw viel.
Toen do pakjes waren rondgedeeld
verspreidde zich de menigte. Op een
afstand stonden weer anderen onver
schillig te kijken. De k A-akzalver be
gon een nieuwe toespraak. Hy be
schreef allereerst de kiespijn, de ergste
van alle kwalen en schilderde de kwel
lingen daarvan met zulke helle kleu
ren af, dat de boer naast hem van
ontzetting zat te beven. Wanneer de
kwakzalver zich naar hem toewendde
en op hem wees als het levend bewijs
van de waarheid van zyn woorden,
dan was het den stumper, alsof hij
de worm voelde knagen.
Nadat hierop de kwakzalver het
fmbliek de opgezwollen wang had
aten zien, begon hy grappen te ma
ken ten koste van den patient. Vroe
ger zei bij, was deze alleen maar dom
geweest na was hy idioot. De
boer deed als een gehypnotiseerde
hij antwoordde op de vragen die ge
daan werden om hem voor de mal te
houden en lachte dan mee als hy de
anderen zag lachen, zonder recht te
begrijpen waarom.
Op een zeker oogenblik evenwel
herinnerde de boer zich de boodschap
pen, die bij voor den baas nog doen
moest. Wanneer hy hier op den wa
gen bleef zitten, dan zou hy daar ze
ker geen tyd meer voor hebben. Hy
stond dus van zijn stoel op, maar de
kwakzalver noodzaakte hem dadelijk
weer, om te gaan zitten.
De menigte schaterde het uit over
de klucht die nu volgde. Nauwelijks
had de kwakzalver hem den rug toe
gekeerd, of de boer stond op; on
middellijk daarna draaide de kwak
zalver zich weer om en drukte hem
op den stoel. De Spanjaard en de
markententster boven op den wagen
proestten het nit. Het was een over
weldigend succes. Van alle kanten
regende het aardigheden en grappen
op den versuften boerenjongen.
Eindelijk zou de operatie plaats
hebben. Na een aanbeveling van zyn
poeder strooide by wat op de kies
van den patient. Ten gevolge daar
van zou de kies vanzelf er uit vallen
en kon met de punt van den sabel
uit den mond genomen worden, zon
der dat de patient ook maar de ge
ringste pijn gevoelen zou.
Jansen sperde den mond wijd open
en rolde met de oogen.
Doodstil wachtte de menigte. De
kwakzalver trok zyn groöten sabel
uit de schede, stak de punt even in
den mond van den patient en trok
het wapen na een oogenblik terug,
waarbij liy triomfantelijk een grooten
kies Het zien, die aan de punt stak.
Met een lachend hoofdknikken keek
de boer daarnaar, 't Was duidelijk
dat hij niet den minsten pijn had ge
voeld.
De kwakzalver bracht hem by den
arm naar binnen in den wagen, waar
hij den mond kon omspoelen.
Toen hy verdween, stormden de koo-
pers op den wagen toe en terwyl de
kwakzalver een worm uit de kies naai
de, ging de verkoop van de pakjes met
ongelooflijke snelheid van de hand*
Intusschen was Jansen binnen in
den kermiswagen alleen. Hij zag geen
water, waarmee hy den mond kon
wasscnen. En tot zyn groote ontstel
tenis voelde by met de tong, dat de
kies er nog zat; de kies, die by op
de punt van den sabel had gemeend
te zien, zat vaster dan ooit in zyn
mond.
Tegelijkertijd werd de pijn weer
veel heviger. Hy wilde de deur openen,
ze was dicht. Hij schreeuwde en bonsde
op de houten wanden, maar het lawaai
van turkschen trom en trompet over
stemde alles. Toen viel hij op een
stoel neer en vroeg zich af, hoe dat
eindigen zou.
Eindelijk kwam na een kwartiertje
de kwakzalver binnen.
„Myn kies 1" schreeuwde de boer,
„je hebt myn kies niet uitgetrokken la
Hy praatte met een keelstem van
de pyn en wees, den mond openende,
op de kies die er nog zat.
„Natuurlijk", zei de man met den
helm kalmpjes, „denk je dan, dat ik
een kies kan trekken met een sabel
„Trek ze dan uit met iets anders."
„Beste vrind, je zoudt de eerste
wezen, dien ik een kies trok. Dank
je wel, ik ben veel te bang, dat het
mislukt"
Eu daarop den boer door een zy-'
deurtje naar buiten duwende, voegde
hy er by„Kijk, daar ginds in die
straatdaar woont een tandmeester."
Naar het fransch.
GEMENGD NIEUWS
Een Hollander over Mexico-
I.
Vera Cruz, 2 Nov. 1897.
Om een indruk te geven van Vera
Cruz volgt hier allereerst eene alge
meen e beschrijving.
Wanneer men met bet stoomschip
voor de haven aankomt, heeft men
een aardig uitzicht op de geheele stad,
die nog geen 25000 inwoners bezit.
Op den achtergrond ziet men, zoover
het oog reikt, een grijze bergketen,
waarboven de besneeuwde top van
den 17,300 voet hoogen Piek van Ori
zaba, zich majestueus verheft. Rechts
wordt de haven als het ware van de
zee gescheiden door de groote gevan
genis, waarin de gevaarlijke misda
digers worden opgesloten. Komt men
nu aan land, dan passeert men eerst,
voordat men de stad bereikt, hetlas-
tigo douaneugebied, waarboven sinds
1895 een ijzeren dakwerk gemaakt is,
om de goederen tegen de zonnehitte
te beschermen. De bestrating hier is
plomp, zoodat er dan ook geen andere
wagens zijn dan de „carretas", waar
mee de goederen, door muilezels ge
trokken, vervoerd worden.
In het midden van iedere straat
loopt een breede goot, waarin het wa
ter wegspoelt, en het is merkwaardig
om te zien, hoe de kleine paardjes
van de tram, in volle vaart door deze
goot heenstappen, zonder te struikelen.
Zulk een goot is tevens de badplaats
van de gieren, de'groote,zwarte vogels,
die dienst doen als gemcentereinigers,
daar ze alles van de straat meenemen.
De huizen hebben over 't algemeen
platte daken. In het midden er van
van boven open met een binnenplaats,
zoodat men dus op de tweede verdie
ping met een soort galerij naar bene
den op de binnenplaats kijkt. Aan
de straat een balcon, waarop het des
avonds onder den prachtigen sterren
hemel natuurlijk een heerlijk zitje is.
Yoorts is alles met een rood steenen
vloer belegd en alles van massief
steen gebouwd; van buiten zijn de
huizen ücht gekleurd. Iedere straat
is hetzelfde. Als men van het dou
aneugebied links afslaat, komt men
terstond op de „Plaza", bet centrum
van Vera Cruz. Daar zyn in bet
vierkant, de winkels en café's, alle
met een galerij voor zich. In het
midden van dit vierkant is een soort
parkje, waarin een kiosk geplaatst is
met tafeltjes er om hoen. Om dit
parkje, in het vierkant, een marmeren
allée met banken. Hier is 't het drukst,
vooral als er muziek is (waarover
later meer). Niet geheel en al in het
vierkant zyn de winkels en café's ge
plaatst. Een zjjde wordt namelijk in
genomen door een groot, wit gebouw
met een toren, waarin van alles wordt
geherbergd. Links heeft men de gevan
genis, in het midden de strafcel, rechts
belastingbureau, politiebureau, enfin
van alles ten geraakke van het publiek.
Boven op net groote balcon op de
2e verdieping van bet gebouw is twee
maal in de week muziek, schetterend,
maar in ieder geval beter dan die van
de duitsche muzikanten, die's zomers
in Haarlems omstroken spelen. Een
vreemd gezicht is 't echter, als men
beneden het balcon de vermagerde
hoofden der gevangenen door de tralies
ziet komen, om de menigte te zien en
de muziek beter te kunnen hooren.
Aan den anderen kant der stad is
nog zulk een „Plaza" op dezelfde
manier ingericht als deze. Daar heeft
men in het midden het college, de
groote school van Vera Cruz. Een
gedeelte van de eerstgenoemde Plaza
maakt deel uit van de hoofdstraat
(Calle de Independencia), waardoor
een tram loopt van het station Mexico
naar den anuereu kant der stad. n.l.
de „campo" of buitenwijk. Hier loopt
in het midden van een breede laan,
gevormd door lage buizen, een allee
met tegels belegd en door palmen be
schaduwd. Hier wandelt het publiek
Zondags, want dit zyn de eenige om-
streken van Vera Cruz. Er is zelfs
een stoomdraaimolen en aardig is het
om te zien, hoe de Mexciaantjes jui
chend op die hobbelende paarden zit
ten, terwyl de anderen dit even vroo-
lyk aanzien. In deze wyk wonen
nu vele Cubanen, waarvan er hier
ongeveer -3000 wegens den oorlog hun
intrek genomen hebben. Ze zyn niet
zoo bruin als de Mexcianen, en zelfs
geheel Europeesch gekleed. Niet alleen
de kleeding van de menschen hier is
Europeesch. Hot eten b. v. is vrijwel
zooals by ons. Men kan hier smullen
aan visch. Sardientjes kosten hier 11
cent een bükje, garnalen zyn 4 a 5
maal zoo groot als by ons, ^oodat ik
ze eerst voor jongo kreefteD beb aan
gezien. Ook andere spijzen kan men
goed eten, alleen is de bereiding niet
zoo zindelijk als in Holland. Drinken
kan men alles, tenminste wat sterken
drank betreft. Veel bezienswaardigs
heeft Vera Cruz niet, maar men moet
bedenken, dat het in geen geval een
woestenij is, en wanneer do nieuwe
havenwerken gereed zullen zyn, kan
deze stad nog een belangrijk punt
worden.
Er is hier een schouwburg, waar
ik het genoegen had, een voorstelling
te kunnen bijwonen. De zaal is vrjj
groot. De zitplaatsen op de loges en
galerijen zyn gewone stoelen. Die
van beneden in het parterre zyn hou
ten klapstoelen en het verwonderde
my ook hier advertenties op het scherm
geschilderd te zien. In het gebouw,
waarboven de vuurtoren zich verheft,
vindt men een bibliotheek, waar ieder
een boeken en couranten kan zitten
lezen. Hierover later meer, waarde
lezers
Den 15en en 16en September was
Vera Cruz in feestdos wegens den
verjaardag van den President der
Republiek en de vrijheidsdag der Re
publiek zelve. Toen was dat alles ver
sierd, die Plazadie straten en die
woningen. De muziek speelde het
volkslied en 's avonds was or prach
tig vuurwerk op de Plaza, waardoor
men twee dagen de gemeentereinigers
heeft verjaagd. Het werd er dien dag
goed van genomen, 's avonds liep een
groote menigte opgeruimd op de Plaza
rond, Mexicanen, Cubanen, Duitschers
Amerikanen, Engclschen en 2 Hollan
ders allen vierden feest Daar kwam
den volgenden morgen het bericht,
dat er een aanslag was gedaan op het
leven van den President, maar geluk
kig werd dit spoedig officieel tegen
gesproken. Het moet slechts een
krankzinnige of een dronken man
geweest zijn, die zelfs ongewapend
op het rijtuig van den President is
toegevlogen en toen door de politie
is gevat. Akelig is die arme man in
zijn cel aan zyn eind gekomen. Men
heeft hem daar gewoon als een hond
afgemaakt; zoo groot was de gram
schap, die hij zich wegens don aan
slag had berokkend. Een misdadiger
wordt hier niet al te zacht behandeld,
zooals men ziet. De politie te Vera-
Cruz is vry sterk. De agenten dragen
witte pakken en witte pet, verder
een korten dikken stok en een pis
tool. Wie b.v. niet meewil naar het
bureau, krygt met dien stok een slag.
Ik heb zelfs gezien, dat een onge
lukkige man, die uit armoede een
zakdoek stal, eerst bewusteloos go-
slagen en toen als een pak wegge
dragen werd en in de cel gestopt.
Zoo is de politie hier, maar natuurlyk
niet alle agenten zyn zoo. Do bere
den politie is beter en zy vormen
kranige mannen en flinke ruiters,
hetgeen de Mexicaan in de eerste
plaats is. De kazerne hier is een groot
massief steenen gebouw, maar ol de
soldaten en het marcheeren
Wanneer deze menschen uitrukken
dan zie ik pas in, dat de Haarlemsche
schutterij zoo slecht nog niet is.
Heden 2 November is het, zooals ge
weet Zondag, d.w.z. een kerkelijke
Zondag, Allerheiligen. Hedenmorgen
gingen alle vrouwen, mooi aangekleed,
ter kerke, en daarna zag men ze be
laden met bloemen, palmbladen en
kransen, naar het kerkhof gaan, waar
ze op plechtige wijze op het graf van
naasten of bloedverwanten of vrien
den bloemen strooiden. Het waren
voor een vreemdeHng soms treffende
oogenblikken. Na dezen brief hoop
ik u waarde lezers, meer bijzonder
heden te kunnen melden over de men
schen zelf, maar moest eerst, om u
een inzicht te geven met deze be
knopte beschrijving beginnen. H.
Zijn handschrift.
De bekende Berlyfische schouwburg
directeur Cerf was een in zyn vak
zeer bekwaam man, die echter lezen
noch schrijven kon, Hy hield er een
particulieren secretaris op na, wien
streng gelast was, het geheim niet te
verraden. Nochtans bleef de zaak
voor de leden van zijn gezelschap
niet eeuwig verborgen, en de direc
teur geraakte dikwijls in pijnlijke
verlegenheid. Op zekeren dag at hy
in een groot gezelschap, toen men
op het denkbeeld kwam voor een
liefdadig doel een horloge te verloten.
Ieder der gasten moest twee thaler
betalen, zyn naam op een briefje
schryven en dat in een hoed werpen.
Degene, wiens naam getrokken werd,
had het horloge gewonneD. De schouw
burgdirecteur zat geducht in de klem,
toen ook aan hem de beurt kwam om
zyn naam te schrijven. Daar hy zich
niet wilde blootstellen aan de blama
ge, zijne onkunde openlijk te moeten
cohstateeren, deed hy, alsof hy schreef
rolde het stukje papier op en wierp
het bij de overige in den lioed. On
gelukkig echter werd juist dit briefje
getrokken en de verwondering der
aanwezigen was niet gering, toen men
vond, dat er geen naam op stond. Een
van de acteurs, die onder het gezel
schap was, verzocht het briefje te
mogen zien, bekeek het langen tyd
aandachtig en verklaarde toen met
het ernstigste gezicht„Dit briefje
is van myn' directeur, ik herken zijn
handschrift uit duizend."
De geneesheer tegen wil en
dank.
De bekende chroniqueur en vau-
devilleschryver Ernest Blum vertelt
in den „Gaulois" de volgende verma
kelijke herinnering uit zyn ryketoo-
neelervaiingen
„Men stelt iederen avond een fau
teuil ter beschikking van den theater
arts. Gedurende de geheele voorstelling
moet hy op die plaats blyven, om
dadelijk gewonden of zieken te hel
pen. Het komt nu natuurlijk wel eens
voor, dat de brave volgeling van
Aesculaap, als hy hetzelfde stuk
twintigmaal gezien heeft, Uever eens
wil wandelen, dan naar den schouw
burg gaan, en daarom de plaats aan
een zyner vrienden of bekenden af
staat. Toen ik jong en nog slank was
maakte ik kennis met een piepjong
dokter, die den dienst in bet Théatro
Saint-Martin had, in dien tyd
schrikte ik voor geen middel terug
om voor niets naar den schouwburg
te gaan, en op mijn verzoek stond
my de dokter, wien dit welkom was,
omdat hy ergens anders heen wilde,
my zyn plaats af. Het eerste bedrijf
was nog niet uit, toen de régisseur
op my afkwam en injj verzocht, aan
de jeugdige heldin, die een zenuw
toeval had, mijn medische zorgen te
wijden.
Ik was doodverlegen. Wat moest
ik doen? Zonder nog een besluit te
hebben genomen, kwam ik in de
kleedkamer by de actrice, die de ban
den wrong en schrille kreten uitstiet.
De directeur stond met een doodsbe
nauwd gezicht by haar eu hy riep
my toe:
„Kom hier, dokter, kom gauw, on
zeg ons, wat wy moeten doen!"
„Hm I" antwoordde ik, zoo rood als
een kreeft, terwijl mij het angstzweet
uilbrak„ik weet het nog metWy
zullen eens zien."
Om my een houding te geven nam
ik de hand der zieke, alsof ik haar
den pols wilde voelen; zy ging door,
zich als een slang in bochten te
wringen. Ik wist niet wat ik zou be
ginnen.
„Hebt gy haar al water over het
hoofd gegoten vroeg ik.
„En heeft dat niet geholpen?"
„Neen."
„Nu, doet het dan maar niet meer."
Dat was tenminste iets. om myn
geneeskundige kennis te bewijzen, en
bovendien zeer logisch.
,Laat haar wat Eau-de-cologne op
snuiven."
„Die hebben wij hier niet"
„Laat dan wat halen."
De directeur en de regisseur snel
den beiden heen. Ik bleef met de ac
trice alleen, en wreef haar de handen
om toch iets te doen. Plotseling werd
zij rustig, sloeg de oogen op en zag
my lacheqd aan. Ik was verstomd.
„Dokter," vroeg zij, „wilt u mij een
handje helpen 1"
„Ik, juffrouw, ja
„U bent joDg, on dus moet u ook
goedhartig zijn. Daarom zal ik hetu
maar zeggen: ik ben volstrekt niet
ziek. U zult dat zeker spoedig zelf
bemerken; maar ik wil voor twee of
drie dagen verlof hebben. Help m\j
daaraan."
„Met genoegen," antwoordde ik ver
rokt, „des te lieveromdat ik u ook
een bekentenis moet doen. Ik ben geen
dokter; ik ben hier in de plaats van
een vriendMaar zeg dat niet, anders
verliest hy zijn betrekking."
De actrice lachte vroolijk. Tegely
kertyd verschenen de directeur en de
regisseur, ieder met een flesch eau-de-
Cologne in de hand. Trotsch op myn
kuur zeide ik hem, dat de eau-de-
Cologne niet meer noodig was, dat
de dame weer kon optreden, maar de
volgende dagen eenige rast noodig
had. Met een zuurzoet gezicht stond
de directeur haar een verlof toe, en
wü schudden elkander met een bUk
vol verstandhouding de hand.
VARIA.
Op de zoldering van een der ka
mers van Sans-Souci, het wereldbe
kende paleis van Frederik den Groote,
is een groote spin geschilderd met
haar web. De oorsprong van deze
vreemde decoratiokunst is de vol
gende
i;v. Dit vertrek was de ontbijtkamer
van den grooten koning en grensde
aan zijn slaapkamer. Iederen mor
gen, dat Prederik in dit vertrek kwam
was hij gewoon er een kop choco
lade te vinden, maar eens dat hy den
kop aan de lippen zette, viel hom in
dat hij iets vergeten had, zette den
kop neer en ging naar zyn slaapver
trek terug.
Toen hij wederom in de ontbijtka
mer terugkeerde, bemerkte de koning
dat een groote spin zich van de zol
dering in de chocolade had laten
vallen. Hij stak het hoofd buiten de
deur
Holla. Holla!...
Doch niemand antwoordde hem.
Hy schreeuwde toen uit al zyn
macht:
Is erl dan niemand
Toen schoten twee, drie lakeien
tegelyk toe.
Andere chocolade! beval Frits
kortaf.
Eenige oogenblikken later ver
schrok de koning door den knal van
een pistoolschot.
Nauwelijks had de kok de order
ontvangen, om andere chocolade ge
reed te maken, of by schoot zich voor
den kop.
Niet omdat de koning weigerde de
reeds opgediende chocolade te drin
ken maar omdat hy de choco
lade vergiftigd had en hy meende
ontdekt te zyn.
Het was ter herinnering aan deze
buitengewone ontsnapping aan den
dood, dat Zyn Majesteit g
dat op de zoldering deze enor
zou worden geschilderd.
Toen de Fransche gezant op
ren dag te Moskou by den
schen Grootvorst dineerde, kw
gesprek op de zakkenrollers d
schillende landen en hunne beb
heid, en de Grootvorst „roem
vingervaardigheid van de Ru
gauwdieven. Toen hy zag, dat
zant hem niet geloofde, ver
hy ernstig, dat hy hem, eer
tafel ging, zyn horloge zou
ontstelen, zonder dat hy het
Toen telegrafeerde hy den Mi
van Politio liem den handigsten
kenroller, die in verzekerde ben-
was, te zenden.
De man kwam, werd in de
w istoken en men beval hem
andore knechts de tafel te l__
Als de streek uitgevoerd was,
hy don Grootvorst een teeken
Dat duurde een geruime poos
de gezant paste scherp op en
zijne hand op zijn vestzak, zei
hy met zyn doorluchtigcn gas
sprak.
Eindelijk werd den grootvo
afgesproken teoken gegeven, en
lijk vroeg hy den gezant hem
gen hoe laat het was. Deze
triomfeerend met de hand in
en haalde er een aardappel in
van zyn horloge uit.
Om zijn ergernis te verbergen
hy een snuifje nemen, maar
snuifdoos was verdwenen. Toen
hy ook den ring aan zijn vin
zyn gouden tan ienstoker, dien
een klein étui in de hand had
houden.
Onder algemeen gelach van
ten werd de valsche lakei ge
om de voorwerpen terug te
maar de vroolijkheid van den
vorst verkeerde in verbazing
de gauwdief twee horloges, twee
en twee snuifdoozen te voor
bracht.
De Grootvorst moest nu tot
tuiging komen, dat hy even
tegelijkertijd als dc Fransche
beroofd was geworden.
Te Londen is eene biographie
Koningin Victoria verschenen,
van EL M, zelf de proeven heeft
gezien. Zy is vol onuitgegeven
doten, onder anderen deze, door
Blomfield verteld, die met de
gin do reis door Frankrijk
„Wy zaten pas op ons gema
het dekde Koningin zat van
mutsen te vouwen, wat in die
haar geliefkoosd tijdverdrijf
Lady Channing en ik bij haar
chaise-longue van de Koningin
naast de raderkast. Plotseling
merkten we onder de matrozen
bewegingor wordt gelachen,
peld, men kijkt onzen kant
wordt met de officieren gepraa
dezen schijnen ook verlegen. Eind
komt lord Fitzclarence zelf,
by hen geroepeD was, naar
De koningin vraagt wat er is
tery aan boord?" „Zoo erg
niet", antwoordt lord Adolph
ik zou Uwe Majesteit wel
verzoeken een oogenblik een
plaats te kiezen."" „Hoe zoo
„Achter de deur, waar Uwe
teit voor zit, staat het grogv
van de equipage; de matrozen
daar met zorg over; Uwe Maj
zal medelijden hebben met hun
„Goed," sprak de Koningin
zal plaats maken, maar dan
de grog ook proeven."
Zoo geschiedde. HareMajest
met aandacht een glas van de
grog en gaf den officier het
terug met deze woorden; „De
is niet slecht, maar zooals
meer heb opgemerkt, ze mocht
wat minder slap zyn."
Gefopt.
Een oude bekende in een
huis, die er zich zoo goed als
gedronken had, verzocht den
een borrel op krediet. „Dat
niet", sprak deze, „ik verkoop
drank op krediet. Maar hier
een dubbeltjewat wil je nu
„Uier niets", antwoordde de
terwyl hy het dubbeltje in
stak. „Wie my krediet weigert
ook geen geld van my zien"
ging heen met een blik vol v
op den waard.
Maar, professor, wat een
verzameling opgezette vogels
Do professor lachte voldaan
Ik heb nog nooit zulk
scheidenheid gezien prachtig
tig! Waar haal jedievretmde
toch allemaal vandaan?
Och, dat is doodeenvoudig
de professor. 11c heb ze jaren"
meld van de afgelegde hoeden
zeven dochters.
Ja, zei de vader, ik geef
dat je beminde een goed
heeft, maar hy heeft een groot
voor weelderige dingen.
Maar, papa, riep Eulalie
baas me ten hoogste, maar waar
dan de arme jongen naar
weelderig is
Naar jou, deugniet
Wel mogelijk
Mynheer N. gaat uit om een
ning te huren. Hy vindt er een
hem wel bevalt, maar die zeer
tig is. De huisheer pryst ze
wel aan en besluit met te zeg
„En dan, mynheer, volstrekt
ongedierten, geen muizen."
mogelyk," zegt- mynheer N.,
waarschynlyk zyn er kikvorsch