tweede Editie. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. AJBO]srn<rEnvcEiisra?SFH,icrs .AJD-VTEIRaPEnsrTimN": Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. FEUILLETON. PRINS BORGENSKY. 15e Jaargang. Donderdag 9 December 1897, ■o. 4431 HAARLEMS DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden„1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post 0.37i/o Van 1—5 regels 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Puhlicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES. Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre. Met uitzonderinggvan het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f0,75, elke regel meer 0,15; Reclames per regel f 0,-30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: Bluemendaal, Sandpoort en Scholen, P. v. d. RAADT, SandpoortHeemstede, J. LEUVEN, bij de tol; SpaamdamC. HARTENDORP; ZandvoorlG. ZWEMMER; Velsen, W. J. RUI J TER Beverwijk, J. HOORNS; HülegomARIE HOPMAN, Molenstraat Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. Politiek Overzicht. Zooals wy weten is de aanprijzing m de duitsche regeering aan den jjdsdag van het wetsontwerp tot ersterking der duitsche vloot met vee illustratiën verlucht: ten eerste et vermoorden van twee zendelingen i China en het in verband daarmee ezetten van Kiao-tsjou, en ten tweede et incident op Haïti. Dit laatste is jhter als geëindigd te beschouwen, laar uit Port-au-Prince wordt ge- leld, heeft Haïti de duitsche vlag esalueerd. ..Ziet u wel wat machts- ertoon met oorlogsschepen uitwerkt allen de voorstanders van het ontwerp Duitschland zeggen. Reuter's bureau verneemt, dat China i bezetting van Kiao-tsjou door )uitschland "niet te rechtvaardigen en en inbreuk op het volkerenrecht acht. Iet zal nimmer goedkeuren, dat hütschland daar blijft, en zal het als en onvriendelijke daad beschouwen, Is de mogendheden by verdrag een nnexatie van Chineesch grondgebied oor Duitschland, zonder China's oedkeuring, erkennen. Uit St. Petersburg is officieel mede- edeeld, dat aan baron Mohrenheim, issisch gezant te Parijs, als zoodanig atslag is verleend. Hij blijft echter d van de Raad van State. Van de onderhandelingen, die de ieuwen oostenryksche premier, baron lautsch, met de lastige Oostenryksche olksvertegenwoordigers voert, is be- alve het feit. dat zij nog tot geen esultaat geleid hebben, het volgende lekend geworden. De Duitsehers hadden voorgesteld, at Boheme in twee deelen zou ver- eeld worden, waarvan in het eene edeelte de officieele taal Duitsch, in iet andere Czechisch zou zijn. Het fficieele zou dan voornamelijk moeten lijken uit de taal waarin de stukken, lie van bestuurscolleges uitgaan, ge- chreven zyn en waarin de ambtena- en gehouden zijn te kunnen spreken. De Jong-Czechen willen een ver- eeling in drie stukken, namelijk een )uitsch, een Czechisch en een )uitsch-Czechiseh deel. In dit laatste eel zouden alle ambtenaren gehouden ijn zoowel Czechisch als Duitsch tc >reken. Daarvan willen alweer de uitschers niet fcooren en evenmin ie Oud-Czechen, de z. g. feodale party an groot-grondbezitters, aan wier loofd de prinsen von Schwartzenburg :n von Lobkowitz staan. Dezen zijn de conservatieven by litnemendheid zy willen geen vcr- ieeling van Boheme, noch in twee, ïoch in drie deelen. Zy willen tot het literste het landrecht van Boheme ls een en onverdeeld handhaven en lus is bij hen geen sprake van tran- igeeren. Het is niemand kwalijk te nemen, elfs niet aan een nieuwen minister- iresident, dat hij het vinden van een iplossing onder zulke omstandigheden lenigszins moeilijk acht. STADSNIEUWS. eerste en derde pagina. Haarlem, 8 Dec. 1897. Toonkunst. By de uitvoering door „Toonkunst" alhier van het werk „Manasso" van Fr. Hegar, zullen als solisten optre den, mej. Betsy Hol, sopraan, de heer J. J. Rogmans, tenor en de heer Hermann Gausche, uit Kreuznaeb, bariton. NTed. Protestantenbond. De heer Dr. P. H. Ritter, die Dins dagavond eene leziug hield, in deaf- deéling van den Nederlandschen Pro testantenbond, had tot onderwerp ge kozen de Zondag. Hy noemde het een zeer oude wet, dat de arbeid door rust moet worden vervangeneene wet, die overal heerscht. Het orga nisme van den mensch beeft krachtens zijn aard aan rust behoefte. Die rust op den Zondag is geen juk, maar eene behoefte; zy moet gelijkmatig zijD, daar het fijne organisme een fijne be handeling vraagt, rust voor het lichaam en voor deu geest. Om veel te kun nen doen, moet men des Zondags niets doen. Men klaagt over zenuwachtig heid en wy leven in een zenuwachti- gen tijd. Het rustelooze werken staat hiermede in verband. Op den Zondag moet men vrijwillig rusten, anders zal men later gedwongen worden rust te uemen. Het lichaam toch is niet be stand tegen werken zonder rust. Op den Zondag moeten de gevoelens van godsdienst, liefde enz. worden ge kweekt, die, hoewel zy bij eiken mensch worden gevonden anders verloren zul len gaan. Op de werkdagen doet men knechtendienst en ondervindt men het onaangename van het leven. Maar niet langer dan zes dagen. Op den Zondag schudt men alles van zich af. Dan gaat men tempelwaarts. Na de pauze behandelde spreker meer inzonderheid de practisclie zyde van de quaestie. Van eene wet ver wachtte hy in deze geen heil. Moet men dan des Zondags de Maatschappij in een bad van algemeene stilte en werkeloosheid dompelen Neen ook dien weg moet men niet opgaan. Wij moeten met ons zeiven beginnen, zeide spr. Dat kan men. Op den Zon dag moet men een Zondagsraensck zyn. Viert men den Zondag, dan zul len anderen dit voorbeeld navolgen. Zoo gaat men als een zuurdesem door de wereld. Gaat men naar de kerk, dan zullen anderen, die het niet doen over zich een gevoel van minderheid hebben en het voorbeeld, dat men geeft, navolgen. De mensehen, die de wetten overbodig maken, staan hoo- ger dan zy, die ze nakomen of toe passen. Laat men dan door zyn leven een Zondagswet overbodig maken. De Zondag is verder een dag, dien men aan de zieken heeft te wijden opdat men hun zegen kan aanbren gen een dag om in den kring der zijnen te verkeeren zich met bet huishouden to bemoeien een dag om zyne vrienden te bezoekeneen dag, die den mensch toekomt; die in harmonie is met den menschelyken aanleg, Spr. eindigde met er op te wyzen, dat wie den Zondag gebruikt, zooals het behoort, des Maandags voor de geheele week is toegerust en zijn werkplan voor de week kent. Heden ontvingen we eene geïllus treerde prijscourant van Kerstboom versieringen van den heer P. L. En gelenberg, Anegang 8. De catalogus, waarin alle mogelijke artikelen voor komen, betrekking hebbende op het Kerstfeest, is gratis verkrijgbaar aan de Eerste Nederlandsche Kunstbloc- menfabriek, Anegang 8. BINNENLAND Parlementaire Praatjes. Den Minister van Justitie is het niet gemakkelijk gemaakt. Vermoedelijk is het te danken aan den omvang van het debat bij hoofd stuk IV, dat reeds nu besloten is Donderdagavond en vervolgens ook 's Maandags en 's Zaterdags te ver gaderen. Het komt mij verstandig voor om de breedvoerigheid van het debat niet na te volgen en vrijwel kort weer te geven wat de Kamer bezighield. Want het betrof in de eerste plaats twee quaestios, die, hoe belangrijk ook, vervelend beginnen te worden. De eerste van de beide causes ec- lèbres bracht de heer vanderZwaag ter sprake, de uitzetting uit den lande van twee Duitsche socialisten, man en vrouw, die geen legitimatiepapie ren hadden en, volgens de politie, geen middelen van bestaan maar wel ongunstige antecedenten, blijkbaar door de Duitsche politie verstrekt. Spr. bestreed het totaal-ontbreken van papieren en toonde aan, dat deze vreemdelingen wel middelen van be staan hadden, doch onbillijk waren bejegend. Hij achtte hier de vreem delingenwet misbruikt. Wel maakte hij daarvan den Minister geen grief, doch hy vroeg dezen naar welke be ginselen hy de wet zou doen toe passen. Nadat de heer Travaglino aange drongen had op vermindering van de gelegenheid tot het afnemen van het notaris-examen (en op een wijziging van de wet op het notariaat), kwam de heer Willinge met een geheel ander onderwerp op de proppen. Hy toonde op vele punten de wen schelykheid aan eener herziening van het Wetboek van Strafvordering, sprak over de afschaffing van de subsidiaire hechtenis, over de gerechtskosten bij overtredingen inzake provinciale be lastingen en eindelijk over bet venten van gedrukte stukken. Over deze en andere speciale pun ten zal natuurlijk bij bet antwoord des Ministers voor den dag komen, wat voor het publiek van belang is. Dit geldt ook voor hetgeen de heer Bonman zeide van de candidaat-no- tarissen; de heer Lucassen over de wenschelykheid van een rijkswet tegen de bordeelen; de heer Roessingh ten voordeele van de zg. voorwaardelijke veroordeelingde heer Brummelkamp over de propaganda voor bet Neo- Malthusianismede heer van de Yelde (naar aanleiding van het te Haarlem gebeurde) over de toepassing van de Zondagswet. Speciale punten behan delde ook nog de heer Smeenge, o. a. herziening van de vergoeding voor reiskosten aan getuigen in strafzaken. De rede van den heer Harte was zeer belangrijk. Hy bepleitte, met den heer van Basten Batenburg, allereerst een wyziging van art. 419 Wetb. v. Strafr., dat straf bedreigt tegen den bedienaar van den godsdienst die voor de burgerlijke huwelijksvoltrekking een huwelyk Kerkelijk inzegent. Beide spr. toonden de moeilijkheid, de onbillijkheid vaak dezer strafbe paling aau, wyl gevorderd wordt dat den geestelijke „moet blijken" dat bet burgerlijk 'huwelyk voltrokken is. Beiden drongen dan ook aan op een mildere formuleering. En de heer Harte deed zelfs een voorstel in dien geest voorzien. Vervolgens leverde deze spreker, een bekwaam jurist, een betoog ten gunste van de uitbreiding der revisie in strafzaken (art. 375 Strafvord.). Hy wilde revisie ook mogelijk maken „bij het bekend en bewezen worden van feiten die onbestaanbaar zijn met de schuld van den veroordeelde" en vroeg hiervoor een partieele herziening. Dit, geheel afgescheiden van de zaak-Hoogerhuis, waaraan deze spre ker mede zyn aandacht wijdde. Hij deed het op een bijzondere wyze, een vraag stellende, die zeker reeds in menig leeken-gemoed is op gekomen. Als de justitie geen waarde hechtte aan de getuigenissen dergenen, die drie andere personen aanwijzen als de daders waarom deze aan klagers dan niet vervolgd (gelijk ver zocht is) wegens beleedigiog van de onrechtmatig beschuldigden. Dit punt verlangde spr. opgehelderd. Yoor het laatst bewaarde ik de lange rede van den heer Troelstra over deze zaak, die een flink deel der zitting in beslag nam. Mr. Troel stra sprak, d. w. z. de Rechtsgeleerde pleiter was aan het woord. Dit zy geconstateerd, dat de heer Troelstra de overdrijving van deze zaak heeft gewraakt en erkend, dat hy de agitatie van buiten niet in de Kamer heeft gebracht cn dat hij de verdachtmaking der rechterlijke macht heeft afgekeurd. De Gebr. Hoogerhuis zijn veroor deeld. Dit is het feit. Nu was de Kamer geen hof van revisie, maar zjj had te waken voor het recht van personen en goederen. En nu was er twijfel gewekt of deze menschen niet onschuldig ver oordeeld waren. En het rechtsgevoel der massa eischt bevrediging. Spr. ge loofde aanvankelijk aan de schuld der gebroeders H.; maar hij was gaande weg gaan wankelen, twijfelen en van dien twijfel wilde hy anderen deel genoot maken. Geen autoriteitsgeloof mocht hier geldende Min. had een onderzoek ingesteld, spr. ook. Hij bestreed het gevelde vonnis niet maar hy deed uitkomen, dat sedert nieuwe feiten aan hot licht zijn ge komen. Spr. ging nu eenigszins breed voerig na de verschillende getuige nissen die in de zaak-Hoogerhuis zyn afgelegd en van de gebleken feiten en als een goed pleiter bestreed hy die, wees er op, dat van een gevon den lantaarntje de oorsprong niet is nagegaan, dat er bloedsporen gevon den werden, doch dat geen der drie gebroeders gewond bleek, enz. enz. Toen kwam bij op het nieuw be- wysmaterieel. Waarom noemde de Min. die „zoogenaamde" onthullingen Klaas Stienstra had op aandrang van dorpsgenooton, nadat de Hoogerhui- zen waren veroordeeld, zijn aanklacht bij den Min. gedaan, na hevigon strijd, waarvan de predikant Klein kan ge tuigen. Minstens 20 getuigen konden het juridisch wettig en overtuigend bewijs leveren, dat de inbraak niet heeft plaats gehad door de gebroe ders Hoogerhuis. maar door de drie nieuw-aangewezenentegenover deze getuigeuissen zou zelfs dezelfde rech ter dezelfde uitspraak niet meer kun nen doen. Er is een aanklacht we gens meineed ingediend door spr. opgemaakt, - tegen den eersten ge tuige iu de zaak-Hoogerhuis. Er zijn verschillende omstandigheden, die aanwijzen, dat de buiten-gerechtelijke bekentenis van de drie nu aange klaagden, worden bevestigd: het lan taarntje, de verwonding enz., klach ten wegens valsche aanklacht gedaan, verzoeken om wegens laster te wor den terechtgesteld, ze zyn zonder gevolg gebleven. Was de Min. het met de beschikking der rechtbank in deze eens? Opzet om te beleedigen moest hier bestaan; er is laster en de wet liet in dit geval het bewijs der feiten toe. Men legde den nu- beklaagden zelfs drie inbraken ten laste. Moest dit alles zonder onder zoek blijven? Zyn verantwoordelijk heid zich bewust, stelde spr. deze vraag. En positief stelde hij de nood zakelijkheid eener revisie in het licht en ook de wenschelykheid, dat niet dezelfde ambtenaren het onder zoek zouden leiden. Teneinde de Kamer uitspraak te laten doen, stelde spr. de volgende motie voor, daarvoor steun vragende van allen, van welke richting ook, ter wille van de majesteit van het recht „De Kamer, „gehoord de debatten in de zaak der Gebroeders Hoogerhuis, „overwegende, dat na 't gowezen arrest nieuwe getuigen zyn opgedaagd wier verklaringen, waren zy bekend geweest, misschien tot een ander arrest aanleiding hadden gegeven, „spreekt den wensen uit, dat de Min. de mogelijkheid en wenschelyk heid eener revisie alsnog in gunstige overweging moge nemen." Voorshands verklaarde de heer Mackay, dat deze motie z.i. van den Min. iets vroeg, dat deze niet kon geven. Deze spreker behandelde de quaestie van het optreden van Re- geeringscommissarisseD ten verdediging van wetten; hy was er tegen, omdat de Min. zelf zyn beginselen moet ver dedigen. G. Jr. Inhuldigingsdag. H. M. de Koningin-Weduwe-Regen tes, heeft, overeenkomstig den wensch van H. M. de Koningin, bepaald dat de plechtige beëediging en inhuldi ging van H. M. de Koningin, binnen de stad Amsterdam, zal plaats heb ben in de Nieuwe Kerk aldaar, op Dinsdag 6 September 1898. (Stct.) Kroningsfeesten. Beschikkende op verschillende ver zoeken welke by H. M. de Koningin- Regentes zyn ingekomen om reeds nu te willen bepalen aan welke stations H.M. de Koningin by de te wachten plechtigheden na Harer Majesteits meerderjarigheid te Amsterdam euto 's-Gravenhage zal aankomen en wel ke weg zal worden gevolgd, heeft H. M. de Koningin-Regentesin over leg met H. M. de Koningin bepaald, dat by aankomst in beide plaatsen zal worden gebruik gemaakt van het station van den Staatsspoorweg. Behoudens kleine wijzigingen welke omstandigheden maken zal te Amster dam door H. M. de Koningin by aan komst de volgende weg worden genomen: Sarphatiestraat, Hooge Sluis, Frederiksplein, Utrechtschestraat tot de Heerengracht (noordzijde) en voor bij het Thorbeckeplein tot de Vijzel straat, de brug over en langs de Hee rengracht (zuidzijde) de Leidsche- straat, door de Leidschestraat tot de Keizersgracht, langs de Keizersgracht (oostzijde) tot de Raadhuisstraat, door de Raadhuisstraat langs den N. Z. Voorburgwal, Paleisstraat, om het monument op den Dam naar het ko ninklijk paleis. Te 's-Gravenhage zal worden ge volgd Rijnstraat langs het Bezuiden- hout tot de le van aen Boschstraat door het Haagsche Bosch het Korte Voorhout, het Lange Voorhout, de Parkstraat, de Oranjestraat en de Pa leisstraat naar het Koninklijk paleis. Historische optocht te Amsterdam. Voor den kistorischen optocht, by de iuhuldigingsfeesten door de werk- lieden-vereenigingen te Amsterdam te houden, zijn de ontwerpen voor de costumes gereed. Zy zijn vervaar digd door den heer A. Keyding. De optocht zal het tijdvak 1540—1648 omvatten en er zullen omstreeks zes honderd personen in optreden. Er zullen verscheidene praalwagens in voorkomen van belangrijke hoogte. Aanranding te Amsterdam. In de laatste dagen wordt by de politie te Amsterdam herhaaldelijk aangifte gedaan van aanranding van vrouwen en meisjes. De politie, die een nauwkeurig onderzoek naar al deze zaken instelt, meent, dat de ver halen van die z.g. aanrandingen toe geschreven moeten worden aan den overspannen zenuwtoestand, waarin vele vrouwen na de aanranding op de Heerengracht op 27 Nov. ver keeren. Bewerkt naar het Engelsch.) Het rad der fortuin draait. 19) „Dit alles doet er niet toe! Ik wil alles wagen om Taras te redden." „In het belang van Taras en in het uwe, is het beter iaar te laten gaan," zeide Ivan tot Gordon. „Hebt gij fenoeg geld tot uw beschikking?" „Ja, te Londen by myn bankiers." „Zouden zy' op een geschreven bevel van u een be- )aalde som uitbetalen „Ik heb myn chèqueboekje niet by me, maar ik denk Diet, dat dit er iets toe zal doen. Wanneer ik een wis sel op hen trek, die mijn handteekening draagt, zullen zy die ongetwijfeld honorceren." „Schemyl handelt in pelterijen en houdt er een cor respondent te Londen op nagjj zoudt dan den wissel op diens naam kunnen zetten. Heeft hij het geld in ontvangst genomen, dan zou hy b. v. aan Schemyl kun nen telegrafeeren„Verzend de koopwaren", die dan in staat zal zyn ons over de grenzen te helpen." „Maar dat is prachtig 1 Waarom hebt ge dat niet eerder voorgesteld, kameraad, in plaats van een middel aan de hand te doen, waar jaren mede heen gaan „Wij bevinden ons op een gevaarlijk terrein en kun nen elk oogenblik misstappen. Alles zou verkeerd gaan, wanneer wij ons te veel haastten." „In elk geval hebt gij uw tyd goed besteed men zou zeggen, dat gij alles vooruit geweten en uw plan van te voren goed beraamd hebt." „Schemyl liet mij slechts de keus," zeide Ivan droogjes. „Hebt ge goed bedacht, wat gij gaat ondernemen vroeg Gordon opgewonden aan my. „Ja, wanneer kan ik vertrekken?" „Dat kan ik niet met zekerheid zeggen," zeide Ivan. „Gij moet Schemyl een paar dagen tyd laten om over het plan na te denken, maar ik geloof wel, dat hy zich door het geld zal laten verleiden. „Hy zal hebben wat hy verlangt om ons naar Ber lijn te brengen en liet dubbele van de som als wy vei lig en wel in Londen aankomenriep Gordon uit. „Ik hoop, dat gij hem dit niet zult zeggen. Wan neer wij zijn inhaligheid opwekken, zou hy instaat zijn ons stilletjes te laten blijven, waar wy zyn en ons mot snoode beloften trachten te dwingen een losgeld af te persen, dat gij later toch niet zoudt kunnen betalen. Hy is geslepen en daarom moet men met hem oppassen. Dit is ook de reden, waarom ik u niet medegenomen heb om hem over onze plannen te polsen." „O 1 maar morgen zal ik veel bedaarder zyn. Deze ongedachte uitkomst heeft my het hoofd op hol -ge bracht." Daarop vervolgde Ivan met een kalmte, die zelfs door de hoop op ontsnapping niet verstoord werd Van éen ding moot gij vooral goed doordrongen zyn, juffrouw; de uiterste voorzichtigheid moet gij in acht nemen en altijd met de meeste kalmte handelen. Uw ontsnapping maar vooral het leven van Taras hangen hiervan af. Kavanagh mag volstrekt niet te weten ko men dat gij naar Engeland terugkeertwanneer hy het hoorde zouden al onze plannen in duigen vallen. In het belang van Taras moogt gij zelfs niet openlijk met Kavanagh handelen, al zoudt ge er nog zoo zeker van zyn, dat uwe plannen onmogelyk konden mislukken. Wan neer hy vernam, dat gij u reeds te Londen bevondt, zon hij inzien dat hy verloren was; hij zou Taras uit den weg ruimen om de som, die de Russische politie heeft uitgeloofd, te verdienen en dan uit vrees voor onze vrienden er van door gaan." „Ik begrijp u volkomen; hy zal van myn komst on wetend blijven." „Hy mag zelfs niets vermoeden en daarom moet gy Taras ook ontwijken. Wilt gij ons beloven, dat ge hem niets van uw terugkeer vertelt en hem geen mededeelingen doet, voordat ook wij te Londen zyn aangekomen?" Na even te hebben nagedacht zeide ik „Ja, ik beloof het u." „Er woont een vriend van my, een artist, te Ber lijn, die u zeer handig zal vermommen; hy heeft ons reeds zoo dikwijls geholpen. Ik zal u een brief voor hem medegeven en hy zal u wel inlichten op welke wijze gy u het best onherkenbaar kuQt maken. „Maar daar zullen wy morgen nog wel eens op terug komen." Hy zweeg, en slaakte een langen zucht, waarop hy zeide „Ik geloof werkelijk, dat wy eenige hoop kunnen koestereu." „Wat, hopen!" riep Gordon uit. „Wel, ik ben bui ten my zelf van vreugde. Kon ik nu nog maar een pijpje stoppen." „Ik heb gemerkt dat gy een liefhebber van rooken zijt," zeide Ivan. Hy haalde daarop een pak tabak nit zyn zak en reikte het Gordon over. „Dank je, beste vriend. Gij denkt om alles." HOOFDSTUK XXXVIII. De cheque van Gordon. Na een ontelbaar aantal bezwaren te hebben geop perd om zich zoo duur mogelyk te laten betalen, keur de Schemyl het aanbod eindelijk goed. Nu wy het een maal eens waren, verloor hij geen tyd meer om alles voor mijn vlucht in orde te maken. Zijn dochter leed reeds eenigen tyd aan een huidziekte, die by Russiische boeren veelvuldig voorkomt. Er werd nu besloten, dat ik voor haar zou doorgaan en Schemyl mij, onder voorwendsel, dat ik een kuur moest onder-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 1