'weede Editie
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON.
'RINS BORGENSKY.
15e Jaargang»
Vrijdag 10 December 1897.
tio. 4432
HAARLEM'S DAGBLAD
_A_
Voor Haarlem per 8 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.65
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 8 maanden0.30
n de omstreken en franco per postO.S?1,^
Directeur-Uitgever
A_3DVETRTEn<rT3Zmisr:
regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Bit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Etrangère G. L. DAUBE éc Co. JOHN F. JONES, Sure., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre.
Met uit«ondering|vaii het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer 0,15Reclames per regel f 0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijnBloemendaalSandpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, SandpoortHeemstedeJ. LEUVEN, bij de tolSpaarndam, C. HARTENDORP
Velsen, W. J. RUIJTER Beverwijk, J. HOORNSEülegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën
ZandvoortG. ZWEMMER;
aan.
Ifficieele Berichten.
lurgemeester en Wethouders van
arlem,
)oen te weten, dat bij hunne be-
iKking van 25 November il. aan de
ia van Diesen Kerrebyn vor
ming is verleend tot oprichting van
e machinale glasslypery en verf-
ery in het perceel aan de Lange
nastraat no. 24.
ïaarlem, 8 December 1897.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd
BOREEL.
De Secretaris,
C. M. RASCH.
lurgemeester en Wethouders van
arlem,
Irengen ter openbare kennis, dat
ngekomen een verzoekschrift van
C. Smits, om vergunning tot het
koopen van sterken drank in het
'q in de binnenkamer en op het
van het perceel aan de Meester-
elaan no. 41.
ïaarlem8 Dec. 1897.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
BOREEL.
De Secretaris,
C. M. RASCH.
Politiek Overzicht.
)e Spaansche ministerraad heeft
rdurig beraadslaagd over derege-
'en voor Cuba en, naar blijkt uit
e officieuse nota, nu over dezen
linetsraad openbaar gemaakt, even-
s over de onderhandelingen met
Yereenigde Staten, welke tot dit
ud in betrekking staan.
)e nota zegt, dat de minister van
miën de stukken heeft voorge-
>n betredende de nieuwe regeling
douane op Cuba, ten aanzien
petroleum en materieel voor de
fabricage. De raad zal de quaestie
den gouverneur-generaal van
>a voorleggen, die de bevoegdheid
verkrijgen, sommige rechten te
stellen.
)e minister van buitenlandsche za-
legde een telegram van den gezant
Washington over, met een over-
it van de boodschap van Mc. Kin-
de raad meent dat de natie om
gebeurtenissen en verklaringen
te beoordeelen, wachten moet j
den tekst van de boodschapin-1
schen constateert de raad dat in
boodschap nadruk gelegd wordt
de vriendschappelijke betrekkin-
tusschen de beide landen, die
(ens sommigen in gevaar gebracht
ook neemt de raad nota van
eerbied waarmede gesproken
dt over de stappen door Spanje
aan en het afkeurend oordeel van j
sident Mc Kinley over de jingöis- j
he woelingen en de vrybuitersex-1
peditiën, alsmede over de pogingen,
door sommigen aangewend om zich
op het gebied der uitvoerende macht
te begeven.
Deelen wij in verband met dit
laatste ook nog mede, wat de Spaan
sche minister-president, Sagasta, in
een interview aan een dagbladschrij
ver heeft medegedeeld. Hjj verklaarde
dezen dat hy de Boodschap van Mac
Kinley bevredigend vond, daar de
bedreiging met tusschenkomst van de
Vereenigde Staten tusschen Spanje
en Cuba en alleen in was gezet om
voldoening te geven aan een gedeelte
van de openbare meening, zonder dat
het voornemen bestond die bedreiging
ten uitvoer te brengen. De regeering
zal ten aanzien van de Boodschap geen
opmerkingen maken. De Spaansche
Kamers zullen bijeengeroepen wor
den. zoodra de regeeriDg weet welken
indrnk de Boodschap op de Ameri-
kaansche Kamers heeft gemaakt.
Gemeld is,dat Haïti de door Duitsch-
land by ultimatum gestelde eischen
heeft ingewilligd.
Wolff's bureau meldt nu nog de
volgende bizonderheden over de aan
bieding van het ultimatum en wat
daarop volgde.
Na het overhandigen van het ulti
matum met Duitschland's eischen
maakte het opleidingsschip Stein zich
gereed voor het gevecht en ging vlak
by de Haïtiaansche oorlogsschepen en
de stad Port-au-Prince liggen. Het
langs diplomatiekeD weg verzochte
respijt in het nitvoeren van het ulti
matum werd geweigerd.Den 6en dezer,
een half uur voor het verstrijken van
den gestelden termijn, werden alle
eischen van het ultimatum door den
president van Haïti ingewilligd. Voor
vieren was reeds de als schadeloos
stelling voor Lüders geeischte som
aan boord van de Charlotte. Spoedig
daarop kwam eveneens de verlangde
brief met de verontschuldigingen van
de Haïtiaansche regeering van, die
gevolgd werd door het lossen dan het
saluut. Na inwilliging van Duitsch
land's eischen bleef alles rustig. Zy
die op de schepen de wyk hadden
genomen keerden naar de stad terug.
Ook de Duitsche zaakgelastigde heeft
zich weer aan land begeven.
Dalziel meldt het volgende over
het optreden der Duitsche troepen
te Kiao-tsjou
„Vrijdag verliet kapitein Becker
met 210 man de Kiao-tsjou baai om
de dorpen in den omtrek te bezetten.
Van daar trokken de Duitsche sol
daten naar de stad Kiao-tsjou. De
Chineesche forten openden hun vuur
op de Dnitschers, die het beantwoord
den. Drie Chineezen werden gedood;
daarop sloeg het garnizoen op de
vlucht. De Chineesche generaal werd
gevangen genomen, maar weer op
vrye voeten gesteld. Verscheiden
Duitschers werden gekwetst door de
steenen die het volk op hen wierp;
kapitein Becker liet toen deh hoofd
ambtenaar van het dorp gevangen
nemen en hem een dracht slagen ge
ven met een bamboe."
Of de duitsche troepen Kiao-tsjou
zullen verlaten nadat China aan de!
voorwaarden van het ultimatum zal
hebben voldaan, biervan is nog niets
te voorspellen. China verwacht het
wel.
De consul-generaal van de Zuid-
Afrikaansche Republiek logenstraft
het telegram uit Pretoria, volgens
hetwelk de regeering van de Republiek
op het pont zou staan, een leening
te sluiten met dedynamietmaatscbappy
en de spoorwegmaatschappij, behel
zende dat zy aan deze verlenging van
concessie en, wat de spoorwegmaat
schappij betreft, intrekking van
de bepaling omtrent de naasting toe
stond. Er is nooit sprake geweest van
een leening aan deze maatschappijen
of door hun tusschenkomst.
STADSNIEUWS
eerste en derde pagina.
Haarlem, 9 Dec. 1897.
Boekerij
Museum van Kunstnijverheid.
Uit de boekerij van het Museum
van Kunstnijverheid alhier werden
gedurende de maand November aan
verschillende belangstellenden in ons
land 211 boek- en plaatwerken toe-
Door genoemde inrichting worden
aan een ieder die op het gebied dei-
decoratieve kunst en kunstambachten
boek- en plaatwerken ter studie en
ter inzage wenscht te ontvangen, deze
gratis toegezonden. Men vervoege zich
daartoe tot den conservator.
Opera Italiana.
De Italiaansche Opera heeft zich
bier te lande in betrekkelijk korten
tyd een even gunstige als welver
diende reputatie verworven en volmon
dig moet worden erkend, dat zy onder
de zusterverenigingen die zich aan
de muzikaal-dramatiscbe kunst wijden
een hoogst eervolle plaats inneemt.
Haar taak is thans zich op het een
maal gewonnen standpunt te hand
haven. Of nu een opvoering als
Woensdagavond in de Vereeniging
werd gegeven, hiertoe wel veel kan
bijdragen meen ik te moeten betwij
felen. Misschien hadden onvoorziene
omstandigheden in de rolverdeeling
een ongowenschte wijziging gebracht.
De bezettirg der beide voornaamste
rollen althans kon my weinig voldoen.
Dat de heer Constantino niet beschikt
over de gegevens voor een heldentenor
kwam in de grootere ruimte der Ver-
eeniging-zaal nog meer uit dan toen
ik hem in den Schouwburg hoorde.
Ook de Elvira-rol, door Signora Car-
nielli gezongen, kwam niet in alle
opzichten tot haar recht. Al bewon
dert men den grooten stemomvang die
deze zangeres ten dienste staat en
den gloed die haar zang kenmerkt
by een dame van hooge geboorte,
als zy hier had voor te stellen, moet
de adel ook spreken uit den klank
der stem en ik mag niet zeggen
dat Signora Carnielli's orgaan beslist
nobel klinkt. De Don Carlo-partij
werd door den bariton Lunardi mooi
en warm gezongenware hij niet nu
en dan afgeweken van den orkest
diapason (een verschijnsel dat trou
wens dezen avond meer voorkwam)
zeker zou hy, in zyn belangrijke rol
zjjn auditorium een onvermengd genot
hebben verschaft.
Maar ook nu reeds was er aanlei
ding genoeg tot dankbaarheid en waar
deering en de bewijzen daarvan wer
den hem dan ook door het publiek
niet onthouden. In den baszanger
Spangher heb ik meer het geluid dan
de wyze van zingen bewonderd
overigens was zijn Silva een edele
verschijning.
De wijze waarop de rollen van min
der beteekenis werden vervuld stelde
in het licht hoe de Opera Italiana
ook voor de nevenfiguren over zeer
voldoende krachten beschikt.
De koren konden my dezen keer
niet zoo bevredigen als by vorige
gelegenhedenvooral de vrouwen
stemmen klonken somtijds alles be
halve fraai. Het orkest werkte als
steeds met entrain en zonder storende
tekortkomingen. Het geheel marcheer
de onder de beproefde leiding van den
heer Emanuel zeer goed. Wat de mu
ziek betreft tenminste want de
verandering van het tooneel nam voor
den goeden gang van zaken wel wat
veel tyd in beslag.
Het publiek toonde zich recht vol
daan en liet het aan huldebetoon in
den vorm van applaus en bloemge-
schenken niet ontbreken.
PHILIP LOOTS.
BINNENLAND
Parlementaire Praatjes.
Het antwoord van den Minister van
Justitie op de verschillende vragen
die aan zyn oordeel werden onder
worpen, is zeer categorisch geweest.
Allereerst, behandelde hy de zaak-
Hoogerhuis, den heer Troelstra dan
kende voor de bezadigde wnze waar
op hy gedebatteerd had. De Min.
deelde mede, dat aan de klacht we
gens meineed gevolg werd gegeven.
Daarmede verviel elke verplichting
om op 't pleidooi van mr. Troelstra
in te gaan. Daardoor zou, eventueel,
ook revisie mogelijk worden. Tot zoo
lang moest het vonnis rechtens als
juist gewezen worden beschouwd.
Over de motie behoefde de Min.
niet te spreken, omdat de heer Troel
stra hem mededeelde die in te trek
ken.
De Min. zette vervolgens uitvoerig
uiteen, dat alleen het feit, dat Biller
en Louise Kronauer geen middelen
van bestaan hadden, bun uitzetting
tengevolge had maar dat van in
menging eener vreemde Reg. geen
sprake was. De Min. zou iu dit op
zicht de wet eerlijk toepassen, maar
waken tegen het binnenkomen van
arme vreemdelingen, die de arbeiders-
markt voor onze werklieden zouden
bederven.
In aansluiting aan deze quaestie be
sprak de Mi;., de moeilijkheid van
uitwijzing der vreemde prostituées en
verklaarde zich tegen een Rijkswet
tot sluiting van bordeelen. Op dit deel
der discussie zal ik maar niet dieper
ingaan. Tegenover den heer Brummel-
kamp verdedigde de Min. de vol
strekte onzijdigheid der Reg. ten aan
zien van het Neo-Malthusianisme.
aanmerkende dat die leer door Mal-
thus verdedigd was van positief-
christelyk en zedelijk standpunt.
Van intrekking van art. 449 Sr. wilde
Z.E. niet wetenmaar hy had geen
bezwaar tegen een zoodanige wijzi
ging die den geestelijke toestond een
huwelijk te sluiten mits hem „op een
of andere wijze" gebleken was van
het voorafgegaan burgerlijk huwelijk.
Tegen de weder-invoering van de
doodstraf stond de Min. principieel,
opmerkende, dat niet het aantal mis
daden vermeerdert, wèl het aantal
ongestrafte misdadigers. Door dezen
met den dood te bedreigen, had men
hen nog niet in handen.
Tot de meer speciale punten ko
mende, verklaarde de Min zich voor
stander van het gebruik van Regee-
rings-commissarissen en van beperking
vau het notarieel examen (ook van
verzwaring der eischen); hij deelde
mede, dat hy voornemens was, later,
op een aantal punten het Wetb. v.
Strafv. te herzien. Ten aanzien van
de Zondagswet wilde de Min. geen
algemeene regelen stellen, doch in elk
speciaal geval beslissen.
Ten slotte herinnerde de Min. hoe
hy, als commies-griffier der Kamer,
geleerd had, dat de eerbied voor anderer
overtuiging de eigen overtuiging sterkt.
Hij deed een beroep op gemeen over
leg, in 's lands belang.
Na deze met applaus besloten knappe
redevoering kwamen de replieken.
Daarbij raakten we de motie-Troel
stra kwyt, door den voorsteller inge
trokken als blijk van vertrouwen in
den Min. Maar er kwam een nieuwe
Yoor in de plaats, van den heer van
der Zwaag, die, ontevreden met het
verkregen antwoord inzake Biller en
Louise Kronauer, de uitgezette anar
chisten, de volgende motie voorstelde
„De Kamer.
„Gehoord de besprekingen in zake
de uitzetting van Karl Biller en Louise
Kronauer.
„Keurt de handelwijze der autori
teiten in deze af en spreekt den
wensch uit, dat de minister zyn in
vloed aanwende, opdat vervolgens een
a eer vrijzinnige toepassing plaats
hebbe van de wet van 13 Aug. 1849,
Stbl. no. 39."
Na deze repliek kwam een lange
rede van den heer Heldt ter verde
diging van het Neo-Maltbusianisme
uit zedelijk eu oeconomisch oogpunt.
De voorzitter herinnerde er terecht
in, dat dergelijke uilweidingen bui
ten het eigenlijk debat lagen.
De heer Lieftiock bracht nog een
nieuw onderwerp ter sprake, nï. het
schandelijk misbruik, speciaal in
Friesland, van loterijen in den vorm
van prijsraadsels. Spr. vroeg maat
regelen tegen dit euvel en drong even
eens aan op een spoedige herziening
der boterwet.
Nadat de heer Drucker de motie-
v. d. Zwaag had bestreden, als onge
motiveerd, daar het geval duidelijk
was, (eu enkele sprekers by repliek
hun standpunt hadden gehandhaafd
over verschillende onderwerpen) was
het laatste woord nog aan deu mi
nister, die de motie-v. d. Zwaag op
nieuw bestreed en denzelfdeu afge
vaardigde antwoordde, dat in de be
kende zaak van dr. Walburgh
Schmidt een onderzoek is ingesteld
en den gevangenen voortaan een betere
behandeling is gewaarborgd.
Den heer Lieftinck antwoordde de
min., dat hy een wijziging inde wet
op de loterijen wilde overwegen, maai
den tyd voor een herziening der
boterwet nog niet gekomen achtte.
De motie-v. d. Zwaag word ver
worpen met 72 stemmen tegen die
van de heeren Van Kol, Troelstra
en Tydens.
De heer Van der Zwaag kon niet
stemmen hy had de presentielijst
niet geteekend!
Uit het debat over de artikelen is
te releveeren, dat de min. geen ver
booging wenscht van de tractemeu-
ten der leden van het Hoog Militair
Gerechtshof. Dit debat wordt Don
derdag voortgezet.
G. Jr.
Hofbericht.
Hare Majesteiten de Koninginnen
verschenen Woensdagavond te 8'/*
ure onverwacht bij het 2e Diligentia-
Concert in het Gebouw voor K. eu W.
De Vorstinnen traden met gevolg
Haar loge binnen bij het 3e gedeelte
van de Symfonie van Brückmann.
Het publiek rees by de binnenkomst
van Hare Majesteiten van de zetels
op. Koningin Wilhelmina droeg een
licht toilet met rozekleurig garneer
sel.
Mej. Marcelina de Vries (zang) en
de beer Eduard Zeldenrust (piano)
genoten de eer voor Hare Majestei
ten als solisten op te treden. De heer
Zeldenrust mocht zich op dezen con
certavond in een groot succes ver
heugen.
Uit de „Staats-Courant".
Kon. besluiten.
Benoemd tot burgemeester: van
Sybocarspel, mr. C. P. Donker; van
's Heerenlioek, J. G. P. Timaus, secre
taris dier gemeente; van Zuidwolde,
L. Engelenburg, secretaris dier ge
meente van Audel, J. H. van Ouwer-
kerkvan Texel, jhr. J. C. W. Strick
van Linschotenvan 's Heer- Arends-
kerke, jhr. U. E. Lewo van Nyea
stern; van Berlicum, H. C. Godschalx;
van Monster, J. W. J. barou Taets
van Amerongen, met toekenning van
eervol ontslag als burgemeester dei-
gemeente Aiblasserdam.
Beuoemd tot ridder in de orde van
Oranje Nassau de heer G. A. X. T.
Jansen van Afferden, hoofdcommies
by het departement van justitie, ge
wezen secretaris der ontbonden Staats
commissie ter voorbereiding van eene
wettelyke regeling van het onderwerp
der vicarie-stichtingen.
Benoemd tot officier van justitie
te Groningen mr. N. de Ridder, thans
officier van justitie te Tiel. Tot sub
situut-officier van justitie te 'sGra-
vonhage mr. A. Maclaine Pont, thans
[(Bewerkt naar het Engdsch.)
HOOFDSTUK XXXVHL
De cheque van Gordon.
Wie kan ik aandienen?" vroeg hy.
Zeg maar, dat ik nit naam van Peter Schemyl
a."
ten bracht my daarop in een der benedenvertrek-
waar een groote man met een donker uiterlijk my
'ing. Hy sloeg my nieuwsgierig gade, onderwijl ik
i kostbare papieren te voorschijn haalde. Zonder
jfel had deze man reeds meermalen zulke geheim-
aige bezoekers ontvangen, die hem boodschappen uit
erië kwamen brengen.
k reikte hem het dunne velletje papier, dat reeds
elbaar veel vouwtjes droeg, over, waarop hy de
nige woorden, die er op stonden geschreven, oplet-
i Tas.
Gy hebt in opdracht my een wissel van drie hon-
d pond ter hand te stellen, mevrouw."
„Als 't u blieft," zeide ik hem mijn laatste stuk met
een zucht vau verlichtiug aangevend.
„Wij zullen wel eenige moeite hebben het geld los te
krygen," zeide hy het van vet doortrokken papier be
kijkend. „Hebt ge er iets op tegen zelf mede naar de
bank te gaan."
Ik zeide van neen, waarop hij een rijtuig liet bestel
len dat ons een oogenblik later naar de plaats van be
stemming bracht.
„Het is beter dat gy mede naar binnen gaat," zeide
de heer Lazare. „Zy zullen wel inlichtingen vragen."
Wy traden binnen en presenteerden onze chèque. De
klerk bekeek haar en begaf zich naar het kantoor van
den procuratiehouder.
Na ongeveer tien minuten keerde hy terug en zeide,
het papier aan mijnheer Lazare overreikend
„Het spijt me u te moeten zeggen, dat wij dezen
wissel niet kunnen uitbetalen."
„Kan ik den procuratie-houder zelf even spreken. Ik
wil hem gaarne eenige uitlegging geven."
„Dat is niet noodigwy hebben de rekening-courant
van den heer Gordon nagezien en bevonden, dat hy
over geen gelden meer beschikken kan. Op den dag
van zyn vertrek nlm. den 12en November van het vo
rige jaar, heeft de heer Gordon de sommen die hij by
ons had uitstaan, opgevraagd."
De heer Lazare zag my stom van verbazing aan.
„Heeft hy den dag van zyn vertrek al zijn geld op
gevraagd herhaalde ik, buiten my zelf van angst.
„Den 12den November," herhaalde de klerk nog
eens.
De heer Lazare reikte mij het papier met een spot
tend gebaar over en na den klerk gegroet te hebben,
verliet hij het vertrek om te bewijzen, dat hij met my
en mijn zaken niets meer te maken wilde hebben.
Ik volgde hem echter op den voet, geheel terneerge
slagen door den slag die iny getroffen had en niet we
tende wat ik nu moest aanvangen.
„Wat moet ik nu doen?" vroeg ik aan Lazare op
het oogenblik, dat hy in het rijtuig wilde stappen.
„Ik raad u aan, voortaan een weinig voorzichtiger te
zyn. Gy loopt groote kans, dat de procuratiehouder de
zaak hier niet bij laat, maar haar in handen van de
politie geeft."
Als versuft staarde ik het rijtuig na, terwijl ik uu
alle hoop verloren achtte.
Onbewust liet ik my door den stroom van voorbij
gangers medesleepen, totdat ik eindelijk een rustig
plaatsje vond, waar ik myn gedachten kon verzamelen.
In myn verbeelding zag ik weder de uitgestrekte sneeuw
vlakte en het donkere bosch voor my, waar Gordon
met verlangen de boodschap tegemoet zag, die zyn vrij
heid inhield. Er moest gehandeld wordenhy mocht
daar niet bljjven, dag in dag uit hopende zyn vrijheid
terug te krijgen, totdat by eindelijk zijn laatste roebel
had uitgegeven en zich door den honger gedreven
moest uitleveren. In elk geval moest ik gela zien te
krygen. Maar hoe Wie zou my willen helpen Tot
wien zou ik my kunnen wenden
Ik keek werktuigelijk rond of er niemand was, die
my hulp kon verleenen. Maar ik zag alleen een werk
man in een wit buis, die aau de overzijde op eeu der
huisdeuren bezig was een naam te schilderen. Als door
instinct gedreven, las ik de volgende woorden
„Pelham, advocaat, tweede verdieping."
Op eens keerden myn moed en hoop terug. Taras had
my wel eens verteld, dat men iu verschillende zaken
dikwyls een advocaat kon raadplegen. Waarom zou ik
het niet wagen Ik had nog geld genoog om hem te
betalen, want ik had nog eenige van de Engelsche bil
jetten, die Gordon my had medegeven, over. Ik kon
het licht probceren, als ik maar voorzichtig was eu
mijn rol vau oude dame niet vergat.
Nadat ik eenigen tyd voor de nieuw geschilderde
deur had gewacht, werd mij opengedaan, waarop ik my
naar de tweede verdieping begaf en by den heer Pei-
ham werd binnengelaten. Als den dag van gisteren,
zóó levendig herinner ik my nog het gelaat van den
heer Pelham, die, toen hij hoorde dat ik hem over een
zeer gewichtige zaak moest spreken, my in zyn stu
deerkamer liet. Het was een klein, levendig, mager
mannetje, met een glad geschoren gelaat eu kleine,
schitterende oogjes.
„Kent gij iemand, die Kavanagh heet?" vroeg ik,
toen wy tegenover elkaar aan de schrijftafel hadden
plaats genomen, waarop een nog ongebruikt vloeiboek
en eenige penhouders lagen.
„Het spyt my u te moeten zeggen, dat die naam in j
onbekend is," antwoordde hy.
„Hebt ge ook nooit van een zekeren Gordon ge
hoord
„Gordon, Gordon? Laat eens zien Neen me
vrouw, to. nu toe heb ik myu clientèle in een ander ge
deelte van de stad gehad."
„Kent gy misschien Prins Borgensky?"