'weede Editie NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON. 'RINS BORGENSKY. 15e Jaargang» Vrijdag 10 December 1897. tio. 4432 HAARLEM'S DAGBLAD _A_ Voor Haarlem per 8 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65 Afzonderlijke nummers0.65 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 8 maanden0.30 n de omstreken en franco per postO.S?1,^ Directeur-Uitgever A_3DVETRTEn<rT3Zmisr: regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Bit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Etrangère G. L. DAUBE éc Co. JOHN F. JONES, Sure., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre. Met uit«ondering|vaii het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer 0,15Reclames per regel f 0,30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijnBloemendaalSandpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, SandpoortHeemstedeJ. LEUVEN, bij de tolSpaarndam, C. HARTENDORP Velsen, W. J. RUIJTER Beverwijk, J. HOORNSEülegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën ZandvoortG. ZWEMMER; aan. Ifficieele Berichten. lurgemeester en Wethouders van arlem, )oen te weten, dat bij hunne be- iKking van 25 November il. aan de ia van Diesen Kerrebyn vor ming is verleend tot oprichting van e machinale glasslypery en verf- ery in het perceel aan de Lange nastraat no. 24. ïaarlem, 8 December 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd BOREEL. De Secretaris, C. M. RASCH. lurgemeester en Wethouders van arlem, Irengen ter openbare kennis, dat ngekomen een verzoekschrift van C. Smits, om vergunning tot het koopen van sterken drank in het 'q in de binnenkamer en op het van het perceel aan de Meester- elaan no. 41. ïaarlem8 Dec. 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, BOREEL. De Secretaris, C. M. RASCH. Politiek Overzicht. )e Spaansche ministerraad heeft rdurig beraadslaagd over derege- 'en voor Cuba en, naar blijkt uit e officieuse nota, nu over dezen linetsraad openbaar gemaakt, even- s over de onderhandelingen met Yereenigde Staten, welke tot dit ud in betrekking staan. )e nota zegt, dat de minister van miën de stukken heeft voorge- >n betredende de nieuwe regeling douane op Cuba, ten aanzien petroleum en materieel voor de fabricage. De raad zal de quaestie den gouverneur-generaal van >a voorleggen, die de bevoegdheid verkrijgen, sommige rechten te stellen. )e minister van buitenlandsche za- legde een telegram van den gezant Washington over, met een over- it van de boodschap van Mc. Kin- de raad meent dat de natie om gebeurtenissen en verklaringen te beoordeelen, wachten moet j den tekst van de boodschapin-1 schen constateert de raad dat in boodschap nadruk gelegd wordt de vriendschappelijke betrekkin- tusschen de beide landen, die (ens sommigen in gevaar gebracht ook neemt de raad nota van eerbied waarmede gesproken dt over de stappen door Spanje aan en het afkeurend oordeel van j sident Mc Kinley over de jingöis- j he woelingen en de vrybuitersex-1 peditiën, alsmede over de pogingen, door sommigen aangewend om zich op het gebied der uitvoerende macht te begeven. Deelen wij in verband met dit laatste ook nog mede, wat de Spaan sche minister-president, Sagasta, in een interview aan een dagbladschrij ver heeft medegedeeld. Hjj verklaarde dezen dat hy de Boodschap van Mac Kinley bevredigend vond, daar de bedreiging met tusschenkomst van de Vereenigde Staten tusschen Spanje en Cuba en alleen in was gezet om voldoening te geven aan een gedeelte van de openbare meening, zonder dat het voornemen bestond die bedreiging ten uitvoer te brengen. De regeering zal ten aanzien van de Boodschap geen opmerkingen maken. De Spaansche Kamers zullen bijeengeroepen wor den. zoodra de regeeriDg weet welken indrnk de Boodschap op de Ameri- kaansche Kamers heeft gemaakt. Gemeld is,dat Haïti de door Duitsch- land by ultimatum gestelde eischen heeft ingewilligd. Wolff's bureau meldt nu nog de volgende bizonderheden over de aan bieding van het ultimatum en wat daarop volgde. Na het overhandigen van het ulti matum met Duitschland's eischen maakte het opleidingsschip Stein zich gereed voor het gevecht en ging vlak by de Haïtiaansche oorlogsschepen en de stad Port-au-Prince liggen. Het langs diplomatiekeD weg verzochte respijt in het nitvoeren van het ulti matum werd geweigerd.Den 6en dezer, een half uur voor het verstrijken van den gestelden termijn, werden alle eischen van het ultimatum door den president van Haïti ingewilligd. Voor vieren was reeds de als schadeloos stelling voor Lüders geeischte som aan boord van de Charlotte. Spoedig daarop kwam eveneens de verlangde brief met de verontschuldigingen van de Haïtiaansche regeering van, die gevolgd werd door het lossen dan het saluut. Na inwilliging van Duitsch land's eischen bleef alles rustig. Zy die op de schepen de wyk hadden genomen keerden naar de stad terug. Ook de Duitsche zaakgelastigde heeft zich weer aan land begeven. Dalziel meldt het volgende over het optreden der Duitsche troepen te Kiao-tsjou „Vrijdag verliet kapitein Becker met 210 man de Kiao-tsjou baai om de dorpen in den omtrek te bezetten. Van daar trokken de Duitsche sol daten naar de stad Kiao-tsjou. De Chineesche forten openden hun vuur op de Dnitschers, die het beantwoord den. Drie Chineezen werden gedood; daarop sloeg het garnizoen op de vlucht. De Chineesche generaal werd gevangen genomen, maar weer op vrye voeten gesteld. Verscheiden Duitschers werden gekwetst door de steenen die het volk op hen wierp; kapitein Becker liet toen deh hoofd ambtenaar van het dorp gevangen nemen en hem een dracht slagen ge ven met een bamboe." Of de duitsche troepen Kiao-tsjou zullen verlaten nadat China aan de! voorwaarden van het ultimatum zal hebben voldaan, biervan is nog niets te voorspellen. China verwacht het wel. De consul-generaal van de Zuid- Afrikaansche Republiek logenstraft het telegram uit Pretoria, volgens hetwelk de regeering van de Republiek op het pont zou staan, een leening te sluiten met dedynamietmaatscbappy en de spoorwegmaatschappij, behel zende dat zy aan deze verlenging van concessie en, wat de spoorwegmaat schappij betreft, intrekking van de bepaling omtrent de naasting toe stond. Er is nooit sprake geweest van een leening aan deze maatschappijen of door hun tusschenkomst. STADSNIEUWS eerste en derde pagina. Haarlem, 9 Dec. 1897. Boekerij Museum van Kunstnijverheid. Uit de boekerij van het Museum van Kunstnijverheid alhier werden gedurende de maand November aan verschillende belangstellenden in ons land 211 boek- en plaatwerken toe- Door genoemde inrichting worden aan een ieder die op het gebied dei- decoratieve kunst en kunstambachten boek- en plaatwerken ter studie en ter inzage wenscht te ontvangen, deze gratis toegezonden. Men vervoege zich daartoe tot den conservator. Opera Italiana. De Italiaansche Opera heeft zich bier te lande in betrekkelijk korten tyd een even gunstige als welver diende reputatie verworven en volmon dig moet worden erkend, dat zy onder de zusterverenigingen die zich aan de muzikaal-dramatiscbe kunst wijden een hoogst eervolle plaats inneemt. Haar taak is thans zich op het een maal gewonnen standpunt te hand haven. Of nu een opvoering als Woensdagavond in de Vereeniging werd gegeven, hiertoe wel veel kan bijdragen meen ik te moeten betwij felen. Misschien hadden onvoorziene omstandigheden in de rolverdeeling een ongowenschte wijziging gebracht. De bezettirg der beide voornaamste rollen althans kon my weinig voldoen. Dat de heer Constantino niet beschikt over de gegevens voor een heldentenor kwam in de grootere ruimte der Ver- eeniging-zaal nog meer uit dan toen ik hem in den Schouwburg hoorde. Ook de Elvira-rol, door Signora Car- nielli gezongen, kwam niet in alle opzichten tot haar recht. Al bewon dert men den grooten stemomvang die deze zangeres ten dienste staat en den gloed die haar zang kenmerkt by een dame van hooge geboorte, als zy hier had voor te stellen, moet de adel ook spreken uit den klank der stem en ik mag niet zeggen dat Signora Carnielli's orgaan beslist nobel klinkt. De Don Carlo-partij werd door den bariton Lunardi mooi en warm gezongenware hij niet nu en dan afgeweken van den orkest diapason (een verschijnsel dat trou wens dezen avond meer voorkwam) zeker zou hy, in zyn belangrijke rol zjjn auditorium een onvermengd genot hebben verschaft. Maar ook nu reeds was er aanlei ding genoeg tot dankbaarheid en waar deering en de bewijzen daarvan wer den hem dan ook door het publiek niet onthouden. In den baszanger Spangher heb ik meer het geluid dan de wyze van zingen bewonderd overigens was zijn Silva een edele verschijning. De wijze waarop de rollen van min der beteekenis werden vervuld stelde in het licht hoe de Opera Italiana ook voor de nevenfiguren over zeer voldoende krachten beschikt. De koren konden my dezen keer niet zoo bevredigen als by vorige gelegenhedenvooral de vrouwen stemmen klonken somtijds alles be halve fraai. Het orkest werkte als steeds met entrain en zonder storende tekortkomingen. Het geheel marcheer de onder de beproefde leiding van den heer Emanuel zeer goed. Wat de mu ziek betreft tenminste want de verandering van het tooneel nam voor den goeden gang van zaken wel wat veel tyd in beslag. Het publiek toonde zich recht vol daan en liet het aan huldebetoon in den vorm van applaus en bloemge- schenken niet ontbreken. PHILIP LOOTS. BINNENLAND Parlementaire Praatjes. Het antwoord van den Minister van Justitie op de verschillende vragen die aan zyn oordeel werden onder worpen, is zeer categorisch geweest. Allereerst, behandelde hy de zaak- Hoogerhuis, den heer Troelstra dan kende voor de bezadigde wnze waar op hy gedebatteerd had. De Min. deelde mede, dat aan de klacht we gens meineed gevolg werd gegeven. Daarmede verviel elke verplichting om op 't pleidooi van mr. Troelstra in te gaan. Daardoor zou, eventueel, ook revisie mogelijk worden. Tot zoo lang moest het vonnis rechtens als juist gewezen worden beschouwd. Over de motie behoefde de Min. niet te spreken, omdat de heer Troel stra hem mededeelde die in te trek ken. De Min. zette vervolgens uitvoerig uiteen, dat alleen het feit, dat Biller en Louise Kronauer geen middelen van bestaan hadden, bun uitzetting tengevolge had maar dat van in menging eener vreemde Reg. geen sprake was. De Min. zou iu dit op zicht de wet eerlijk toepassen, maar waken tegen het binnenkomen van arme vreemdelingen, die de arbeiders- markt voor onze werklieden zouden bederven. In aansluiting aan deze quaestie be sprak de Mi;., de moeilijkheid van uitwijzing der vreemde prostituées en verklaarde zich tegen een Rijkswet tot sluiting van bordeelen. Op dit deel der discussie zal ik maar niet dieper ingaan. Tegenover den heer Brummel- kamp verdedigde de Min. de vol strekte onzijdigheid der Reg. ten aan zien van het Neo-Malthusianisme. aanmerkende dat die leer door Mal- thus verdedigd was van positief- christelyk en zedelijk standpunt. Van intrekking van art. 449 Sr. wilde Z.E. niet wetenmaar hy had geen bezwaar tegen een zoodanige wijzi ging die den geestelijke toestond een huwelijk te sluiten mits hem „op een of andere wijze" gebleken was van het voorafgegaan burgerlijk huwelijk. Tegen de weder-invoering van de doodstraf stond de Min. principieel, opmerkende, dat niet het aantal mis daden vermeerdert, wèl het aantal ongestrafte misdadigers. Door dezen met den dood te bedreigen, had men hen nog niet in handen. Tot de meer speciale punten ko mende, verklaarde de Min zich voor stander van het gebruik van Regee- rings-commissarissen en van beperking vau het notarieel examen (ook van verzwaring der eischen); hij deelde mede, dat hy voornemens was, later, op een aantal punten het Wetb. v. Strafv. te herzien. Ten aanzien van de Zondagswet wilde de Min. geen algemeene regelen stellen, doch in elk speciaal geval beslissen. Ten slotte herinnerde de Min. hoe hy, als commies-griffier der Kamer, geleerd had, dat de eerbied voor anderer overtuiging de eigen overtuiging sterkt. Hij deed een beroep op gemeen over leg, in 's lands belang. Na deze met applaus besloten knappe redevoering kwamen de replieken. Daarbij raakten we de motie-Troel stra kwyt, door den voorsteller inge trokken als blijk van vertrouwen in den Min. Maar er kwam een nieuwe Yoor in de plaats, van den heer van der Zwaag, die, ontevreden met het verkregen antwoord inzake Biller en Louise Kronauer, de uitgezette anar chisten, de volgende motie voorstelde „De Kamer. „Gehoord de besprekingen in zake de uitzetting van Karl Biller en Louise Kronauer. „Keurt de handelwijze der autori teiten in deze af en spreekt den wensch uit, dat de minister zyn in vloed aanwende, opdat vervolgens een a eer vrijzinnige toepassing plaats hebbe van de wet van 13 Aug. 1849, Stbl. no. 39." Na deze repliek kwam een lange rede van den heer Heldt ter verde diging van het Neo-Maltbusianisme uit zedelijk eu oeconomisch oogpunt. De voorzitter herinnerde er terecht in, dat dergelijke uilweidingen bui ten het eigenlijk debat lagen. De heer Lieftiock bracht nog een nieuw onderwerp ter sprake, nï. het schandelijk misbruik, speciaal in Friesland, van loterijen in den vorm van prijsraadsels. Spr. vroeg maat regelen tegen dit euvel en drong even eens aan op een spoedige herziening der boterwet. Nadat de heer Drucker de motie- v. d. Zwaag had bestreden, als onge motiveerd, daar het geval duidelijk was, (eu enkele sprekers by repliek hun standpunt hadden gehandhaafd over verschillende onderwerpen) was het laatste woord nog aan deu mi nister, die de motie-v. d. Zwaag op nieuw bestreed en denzelfdeu afge vaardigde antwoordde, dat in de be kende zaak van dr. Walburgh Schmidt een onderzoek is ingesteld en den gevangenen voortaan een betere behandeling is gewaarborgd. Den heer Lieftinck antwoordde de min., dat hy een wijziging inde wet op de loterijen wilde overwegen, maai den tyd voor een herziening der boterwet nog niet gekomen achtte. De motie-v. d. Zwaag word ver worpen met 72 stemmen tegen die van de heeren Van Kol, Troelstra en Tydens. De heer Van der Zwaag kon niet stemmen hy had de presentielijst niet geteekend! Uit het debat over de artikelen is te releveeren, dat de min. geen ver booging wenscht van de tractemeu- ten der leden van het Hoog Militair Gerechtshof. Dit debat wordt Don derdag voortgezet. G. Jr. Hofbericht. Hare Majesteiten de Koninginnen verschenen Woensdagavond te 8'/* ure onverwacht bij het 2e Diligentia- Concert in het Gebouw voor K. eu W. De Vorstinnen traden met gevolg Haar loge binnen bij het 3e gedeelte van de Symfonie van Brückmann. Het publiek rees by de binnenkomst van Hare Majesteiten van de zetels op. Koningin Wilhelmina droeg een licht toilet met rozekleurig garneer sel. Mej. Marcelina de Vries (zang) en de beer Eduard Zeldenrust (piano) genoten de eer voor Hare Majestei ten als solisten op te treden. De heer Zeldenrust mocht zich op dezen con certavond in een groot succes ver heugen. Uit de „Staats-Courant". Kon. besluiten. Benoemd tot burgemeester: van Sybocarspel, mr. C. P. Donker; van 's Heerenlioek, J. G. P. Timaus, secre taris dier gemeente; van Zuidwolde, L. Engelenburg, secretaris dier ge meente van Audel, J. H. van Ouwer- kerkvan Texel, jhr. J. C. W. Strick van Linschotenvan 's Heer- Arends- kerke, jhr. U. E. Lewo van Nyea stern; van Berlicum, H. C. Godschalx; van Monster, J. W. J. barou Taets van Amerongen, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester dei- gemeente Aiblasserdam. Beuoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau de heer G. A. X. T. Jansen van Afferden, hoofdcommies by het departement van justitie, ge wezen secretaris der ontbonden Staats commissie ter voorbereiding van eene wettelyke regeling van het onderwerp der vicarie-stichtingen. Benoemd tot officier van justitie te Groningen mr. N. de Ridder, thans officier van justitie te Tiel. Tot sub situut-officier van justitie te 'sGra- vonhage mr. A. Maclaine Pont, thans [(Bewerkt naar het Engdsch.) HOOFDSTUK XXXVHL De cheque van Gordon. Wie kan ik aandienen?" vroeg hy. Zeg maar, dat ik nit naam van Peter Schemyl a." ten bracht my daarop in een der benedenvertrek- waar een groote man met een donker uiterlijk my 'ing. Hy sloeg my nieuwsgierig gade, onderwijl ik i kostbare papieren te voorschijn haalde. Zonder jfel had deze man reeds meermalen zulke geheim- aige bezoekers ontvangen, die hem boodschappen uit erië kwamen brengen. k reikte hem het dunne velletje papier, dat reeds elbaar veel vouwtjes droeg, over, waarop hy de nige woorden, die er op stonden geschreven, oplet- i Tas. Gy hebt in opdracht my een wissel van drie hon- d pond ter hand te stellen, mevrouw." „Als 't u blieft," zeide ik hem mijn laatste stuk met een zucht vau verlichtiug aangevend. „Wij zullen wel eenige moeite hebben het geld los te krygen," zeide hy het van vet doortrokken papier be kijkend. „Hebt ge er iets op tegen zelf mede naar de bank te gaan." Ik zeide van neen, waarop hij een rijtuig liet bestel len dat ons een oogenblik later naar de plaats van be stemming bracht. „Het is beter dat gy mede naar binnen gaat," zeide de heer Lazare. „Zy zullen wel inlichtingen vragen." Wy traden binnen en presenteerden onze chèque. De klerk bekeek haar en begaf zich naar het kantoor van den procuratiehouder. Na ongeveer tien minuten keerde hy terug en zeide, het papier aan mijnheer Lazare overreikend „Het spijt me u te moeten zeggen, dat wij dezen wissel niet kunnen uitbetalen." „Kan ik den procuratie-houder zelf even spreken. Ik wil hem gaarne eenige uitlegging geven." „Dat is niet noodigwy hebben de rekening-courant van den heer Gordon nagezien en bevonden, dat hy over geen gelden meer beschikken kan. Op den dag van zyn vertrek nlm. den 12en November van het vo rige jaar, heeft de heer Gordon de sommen die hij by ons had uitstaan, opgevraagd." De heer Lazare zag my stom van verbazing aan. „Heeft hy den dag van zyn vertrek al zijn geld op gevraagd herhaalde ik, buiten my zelf van angst. „Den 12den November," herhaalde de klerk nog eens. De heer Lazare reikte mij het papier met een spot tend gebaar over en na den klerk gegroet te hebben, verliet hij het vertrek om te bewijzen, dat hij met my en mijn zaken niets meer te maken wilde hebben. Ik volgde hem echter op den voet, geheel terneerge slagen door den slag die iny getroffen had en niet we tende wat ik nu moest aanvangen. „Wat moet ik nu doen?" vroeg ik aan Lazare op het oogenblik, dat hy in het rijtuig wilde stappen. „Ik raad u aan, voortaan een weinig voorzichtiger te zyn. Gy loopt groote kans, dat de procuratiehouder de zaak hier niet bij laat, maar haar in handen van de politie geeft." Als versuft staarde ik het rijtuig na, terwijl ik uu alle hoop verloren achtte. Onbewust liet ik my door den stroom van voorbij gangers medesleepen, totdat ik eindelijk een rustig plaatsje vond, waar ik myn gedachten kon verzamelen. In myn verbeelding zag ik weder de uitgestrekte sneeuw vlakte en het donkere bosch voor my, waar Gordon met verlangen de boodschap tegemoet zag, die zyn vrij heid inhield. Er moest gehandeld wordenhy mocht daar niet bljjven, dag in dag uit hopende zyn vrijheid terug te krijgen, totdat by eindelijk zijn laatste roebel had uitgegeven en zich door den honger gedreven moest uitleveren. In elk geval moest ik gela zien te krygen. Maar hoe Wie zou my willen helpen Tot wien zou ik my kunnen wenden Ik keek werktuigelijk rond of er niemand was, die my hulp kon verleenen. Maar ik zag alleen een werk man in een wit buis, die aau de overzijde op eeu der huisdeuren bezig was een naam te schilderen. Als door instinct gedreven, las ik de volgende woorden „Pelham, advocaat, tweede verdieping." Op eens keerden myn moed en hoop terug. Taras had my wel eens verteld, dat men iu verschillende zaken dikwyls een advocaat kon raadplegen. Waarom zou ik het niet wagen Ik had nog geld genoog om hem te betalen, want ik had nog eenige van de Engelsche bil jetten, die Gordon my had medegeven, over. Ik kon het licht probceren, als ik maar voorzichtig was eu mijn rol vau oude dame niet vergat. Nadat ik eenigen tyd voor de nieuw geschilderde deur had gewacht, werd mij opengedaan, waarop ik my naar de tweede verdieping begaf en by den heer Pei- ham werd binnengelaten. Als den dag van gisteren, zóó levendig herinner ik my nog het gelaat van den heer Pelham, die, toen hij hoorde dat ik hem over een zeer gewichtige zaak moest spreken, my in zyn stu deerkamer liet. Het was een klein, levendig, mager mannetje, met een glad geschoren gelaat eu kleine, schitterende oogjes. „Kent gij iemand, die Kavanagh heet?" vroeg ik, toen wy tegenover elkaar aan de schrijftafel hadden plaats genomen, waarop een nog ongebruikt vloeiboek en eenige penhouders lagen. „Het spyt my u te moeten zeggen, dat die naam in j onbekend is," antwoordde hy. „Hebt ge ook nooit van een zekeren Gordon ge hoord „Gordon, Gordon? Laat eens zien Neen me vrouw, to. nu toe heb ik myu clientèle in een ander ge deelte van de stad gehad." „Kent gy misschien Prins Borgensky?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 1