De zendeling van Annam. Goede zielen. Op de Avenue des Ternes, op een namiddag van den 14en Juli. Rij tuigen rijden er niet veel en de koetsiers zijn verwaand. Op het troittor staat eene vrouw, half in de rouw, die omdat zy geen versterkend voedsel kan krygen, er zeer bleek uitziet en wier oogen hol staan. Zy roept alle koetsiers, die voorby ryden. De jongevrouw: „koetsier, koetsier'. De koetsier, nog een jonge mau met een sigaar in zyn mond, kykt haar aan. dïe hem roept. Doch hare kleeding boezemt liem geen vertrou wen in. Daarom gebruikt hy de zweep en gaat met zyn paard in galop er van door. De jonge vrouw: „Weer een die my niet wil meenemen; koetsier, koetsier Dezen keer is het er een met een huurrijtuig. Uit de hoogte ziet de koetsier neer op die kleine burger vrouw. die zyn rytuig voor een alle daagsehe koets houdt; kaarsrecht en statig op zyn bok zittende rydt hy door. De jonge vrouw. Mijn God, mijn Godzal dan niemand naar my hooren? En geen tram, geeu om nibus, alle zyn bezet. Hoe laat zal ik er komen?" Op dit oogenblik bemerkt zij een koetsier met eene hoogroode gelaats kleur. die er goedig als een kind uit ziet. Gelyk een speler op het goede geluk, zoo wacht hij op zijn drink geld. Om den lien "Juli te vieren heeft hij een klein vaandeltje aan het hoofdstel van zyn paard gehangen en een ander op zyn eigen hoed. De jonge vrouw: „Koetsier, koetsier." De koetsier kykt om en houdt stil. De koetsier. „Waar moet ge heen ?K D e j o n g e vrouw (zeer beschei den). „O, zeer ver." De koetsier. „Heel ver. Dat gaat vandaag nietMorgen zullen wy zien." De jonge vrouw. „O, koet sier." De koetsier. „Laat eens hoo ren. Waar moet u heen?" De jonge vrouw. „Naar de Lilas." De koetsier. „Naar de Lilas e.i hoeveel kryg ik daarvoor?" D e j o n g e vrouw. „Drie francs." {Je koetsier. „Maar mijn beste juffrouw, dat is veel te weinig. Kom hat ons gaan. Vaarwel." Op het punt zijn paard met een zweepslag voort te drijven, houdt een gebaar van de vrouw hem tegen. De jonge vrouw (klagende). Ik zou u wel tien francs, wel twiu- t ig willen geven Maar ik heb slechts drie francs, drie van die zilveren gold s'uk jes- En ik moet bepaald vroeg h Lilas zyn. Het is noodzakelijk." De koetsier. „Een afspraak me; iemand?" De jonge vrouw, (zuchtend) „Ach, was het dat maar!" De koetsier. „Gij hebt ver driet De jonge vrouw. „Ja". De koetsier. „Gij ziet er als eene aardige goede vrouw uit Gy hebt iets op het hart (beslis sende) Komaan, stap maar in." De jonge vrouw. „Dank u welge weet niet welk een genoegen ge er my mede doet." De koetsier. „Ja, 't is goed zoo. Maar als men allen zulke klan ten had als gijGa maar zitten." D e j o n g e vrouw. „Ja, dat be grijp ikIk weet wat het zeggen wil zijn brood te verdienen." De koetsier. „Dat is ook niet aliedaagsch (zyn paard met de zweep Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpra a t je. CCLXL1V. Niet zonder ingenomenheid heb ik gelezen, dat de Regeering in den Haag er by onze Regeering in Haarlem op aangedrongen heeft, dat er nu toch eens een definitieve commandant van de schuttery zal worden benoemd. Sedert een paar jaar hebben we een waarnemend commandant en in don Haag vindt uien, dat deze tydelyke toestand nu zelfs voor Nederland lang genoeg heeft geduurd. Niet dat de waarnemende bevelheb ber zyn taak niet uitstekend zou ver vullen. Ik weet van nabij, dat hy de functie op de meest lofwaardige ma nier vervult en dat hij zeker tot defi nitief majoor-commandant zou wor den benoemd, als hy maar wou. Maar hy wil niet. Het gevolg daarvan is dus, dat Burgemeester en Wethou ders met al dien ernst, dien de toe stand meebrengt, zoeken naar een nieuwen commandant, onder de jonge kapiteins en, naar ik my heb laten vertellen, ook geheel en al buiten de schutterij. Sommige menschcn hebben zich er over verwonderd, naar ik hoor, dat de Regeering zich nu al ongerust maakt over het ontbreken van een definitie- ven commandant„De vorige bevel voerder," zeggen ze, ..is nog wel veel langer waarnemend geweest/' En dat is ook wel waar, maartoen was er geen inhuldigings-plechtiglieid op handen. Wanneer er, je kunt het maar eens niet weien, van den aan- gekondigden lintjesregen een drop pel bestemd was voor de haarlemsche schuttery, dan gaat liet toch niet aan, dat dit lintje terecht zou komen op een waarnemenden borst. Daarvoor is een definitief schutterscommandanten- hart noodig. Wanneer ik bedenk welke moei- slaande). Ik zal bij de Porte de Ro- mainville stilhouden." De jonge vrouw. „Ja, myn heer, dank u wel." Met snellen draf rydt het rijtuig voort. Maar van tyd tot tyd moest het stilhouden, omdat er dansers op den weg zijn, die zich op den natio- nalen feestdag vermaken en lustig een glas w\jn drinken. Telkens als hij ophoudt, kykt de koetsier even om naar zyn klant, die zich in droome- ryen schijnt te verdiepen. Zijne nieuwsgierigheid werd daardoor eerst en daarna ook zijne belangstelling voor haar opgewekt. Hy eindigt met haar aan te spreken. De koetsier. (Zoo zacht moge lijk trachtende te spreken), „zyt ge niet wol?" De jonge vrouw. „Dank u, ik ben zeer wel." De koetsier. „Ik zou wel har der willen ryden. Maar ik zie er geen kans toe." De jonge vrouw. Ja, dat be grijp ik wel." De koetsier, (tusschen zijn tanden brommende), „zij begrijpt dit. Maar zy ziet van alles niets. Wat zon haar toch schelen?" Zyn paard geeft hij een tikje met den zweep, steeds verward, een wei nig bewogen wellicht door de droef heid van zyu passagierstor. Opeens keerde hy zich opnieuw om. De koetsier. „Luister eens juffrouw." De jonge vrouw. „Wat wilt ge?" De koetsier. „Zooeven ben ik Diet vriendelijk tegen u geweest De jonge vrouw. „O, ik be grijp wat ge wilt zeggeu." De koetsier. „Lk heb ongelijk gehad. Als men zelf hartzeer heeft, moet men anderen, die het ook hebben, geen moeite aandoen. De jongevrouw. (gelaten) „Kom De koetsier, (ongerust) „Ge zijt toch niet voornemens u van het leven te benemen De jonge vrouw, (flauwtjes lacheude) „O, neen, wees daar maar niet bang voor De koetsier. „Ik vraag u ver giffenis. lk meng mij in zaken, die mij niets aangaan, (zich omkeerende) „Kom, blesje, haast je wat!" Eindelijk is het rijtuig de porte de Romainville genaderd. Hij houdt mid den tusschen de ry tuigen stil. De jonge vrouw maakt zich gereed om uit te stappen. De koetsier. „Wat gaatge daar doeu D jonge vrouw. „Uitstappen, zooals ge ziet!" De koetsier. „Ge gaat dus over de bolwerken wandelen?" De jonge vrouw. „Niet voor myu genoegen, maar we waren im mers overeengekomen, dat ik er hier zou uitgaan?" De koetsier. „O, dat is niets. Een paar minuten langer ryden zal me den dood niet aandoenMen moet de broederschap betrachten kyk maar eens hoe myu paard met zijn kop schudt, ten teeken, dat ik gelyk heb. Waar moet ge heen?" De j o n g e v r o u w. „Steeds recht uit. naar de woning van myn min." (De koetsier vertrekt weder). l)o koetsier: „De woning van uw min. Gaat ge naar eeu kind zien." De j o n e vrouw: „Ja het myne, een kindje van twee jaar." De koetsier: „Een jongen of een meisje?" Dejougevrouw: „Eenmeisje". De koetsier: (naar de kleede ren van de vrouw kijkend. „Ge zijt weduwe?" D e j O n g e vrouw: „Sinds acht tien maanden". De koetsier: „Wat deed nw man?" lykhedeo er verbonden zijn aan het ontdekken van een geschikten com mandant, zoodra de waarnemende niet wil, dan ben ik een keer te meer in myn schik over het feit, dat ik van B. en W.W. noch de B. ben, noch een der W's. Wat moet dat zoeken een hoofdbreken kosten! Zoekt men bui ten het korps, dan is het geen klein bezwaar oin een man te vinden, die niet te oud is, maar ook vooral niet tc jong. die er wat geld voor over heeft, die kan paardrijden cn die op de een of andere manier tot den militairen stand in relatie heeft gestaan. Ver der moet zoo iemand gezien zijn bij het korps officieren, anders bedanken dezen bjj zyne benoeming en ten slotte moet do man, die aan al deze eischen voldoet, er zelf pleizier in heb ben om aan 't hoofd der schutterij te staan. Misschien denkt de lezer, dat't ge makkelijker is ecu commandant te vinden onder de officieren. Maar daar gelden dezelfde bezwaren en er is nog een groote moeilijkheid bijonze sch ut terofficieren zyn zoo jong. Men wordt als schutter niet oud. Gevaat is er aau 'tvak wel niet verbonden voor wie zorgt, dat hij niet op zyn bajonet gaat zitten of. als officier, zijn sabel niet by vergissing voor tanden stoker gebruikt maar de meeste officieren plegen in figuurlijken zin, zoodra ze er kans toe zien, zelfmoord dat wil zeggen bedanken zoodra bun schuttersiyd oin is en verwisselen bij wyzc van spreken, tiet zwaard weer met de ploeg. Denkt men daar even over na. dan is er geen reden zich hierover te verbazen. In die weinige jaren door loopt een schutterofticier allerangei, die er door te loopen zyn nauwe lijks is hy tweede luitenant a la suite of hy wordt bevorderd tot tweede luitetnant zonder ..suite." Met een weinig geduld ziet hy zich daarna op een goeien morgen in de Staats courant on in Haarlem's Dagblad staan als eerste en met nog een beetje De jonge vrouw: „Hy was artist, kunstschilder." De koetsier: „Gevaarlijk am bacht! Hij heeft u zeker geeu cent nagelaten Dejonge vrouw: „Ja, ik werk voor myne dochter eu voor my." De koetsier: „En ge houdt veel van uw kindje?" De jonge vrouw: „Ja, zii is alles, wat ik heb. Gij zult dus be grijpen, hoe moedeloos ik dezen mor- geu was, toen ik van myn min de tijding kreeg, dat myn kindje hoestte... Daarom wilde ik zoo spoedig naar haar toe gaanik verlangde er naar haar to omhelzen, haar zoolang mogelijk in mijne armen te houden, en te zien of zij ziek was of niet. En ik meende er niet te kurmen komen, omdat gij weigerdet my er heen te brengenIk zou dan wel te voet zyn gegian, maar hoe laat zou ik er dan zijn geweest De koetsier (bewogen), „ja, dat is van my niet goed geweest, niet goed." De jonge vrouw. „Ge koudt het niet weten." De koetsier. „Dat kwam er niet op aan, bet was niet goed." De jonge vrouw. „Meu is soms slecht zondor het te weten." De koetsier. „Maar ik, ik ben een goed menschen ik heb mij als een ellendeling gedragen." De jonge vrouw. „Kom komIk vergeef uen van ganscher harteHoud u aar stil. Wy zyn er." Bjjna lachende stapte dejonge vrouw uit het rijtuig. I)e koetsier ging ook van den bok af. Ily keek naar de kleine pakjes, die zyne passagierster uit het rytuig nam. Daarna zeide hij zeer bescheiden, heel zacht: „Is dat alles voor uw kindje?" De jonge vrouw. „Ja, kleer tjes, lekkernijen en speelgoed." De koetsier. (Naar de punten van zyne laarzen kykeude en moeie lijk sprekende, alsof hy de woorden uit zijn keel moest trekken) ..Mada me, staat u my toe u even iets te zegggen ?u De jonge vrouw. „Ja,spreek maar." De koetsier. „Gij gevoelt u toch niet beieedigd De jonge vrouw. „Waarom... ik ben overtuigd, dat ge mj niets kwetsends zult zeggeu." De koetsier. „Maar wat ik ga zeggen, is zeer kiesch De jonge vrouw. „Kom er maar mee voor den dag." Do koetsier. Levendig). „Wel nu, in mijn positie heeft men wel eens van die lastige oogenblikken, waarin men gebrek aan geld heeft. Maar, laat ik my duidelijker uitdrukken, gaat gy de rain haar loon betalen De j o n g e vrouw. „Wat? of ik haar betaal?" De koetsier. „Ja, dat vroeg ik u." De jonge vrouw. „Daar zorg ik altijd voor." De koetsier. „O ja, dat geloof ik wel Maar ge weet Op dit oogenblik verscheen de min, met het kind op de armen. De jonge vrouw keerde zich om en zag haar kindje, dat de handjes naar haar uitstrekte. Zy bloosde van genoegen; liep vlug naar haar toe en omhelsde haar hartstochtelijk." De jonge vrouw. „O, myn schatjeDag mijn engeltje Dag lief kindje! (Tot de min) Wat scheelt haar, zeg?" De min. O, madame, zoo ge ziet, is liet niet. Gisteren heeft zij een beetje gehoest en daar ge mij hadt gevraagd u te schrijven, zoodra haar het minste scheelde, heb ik het ge daan Maar de nacht is rustig geweest en zy heeft niet meer ge hoest." I De jonge vrouw, ueeder haar Maar mijne vrouw heeft ook een goed dochtertje aanziende) „Liefje, myn hart meer volharding verovert hy ook wel dra de drie sterren op zijn kraag. Nu is opeens de carrière uit, waut majoor kan er maar een wezen bij de haarlemsche schuttery. Is 't nu wonder, dat een officier, eenmaal kapitein geworden, zoodra hem de wet dat toestaat, zyn ontslag neemt en in de „rangen der burgerij" terug keert Zyu loopbaan is tocli geëin digd. Welke lauweren kan liy na den kapitcinsrang nog plukken? Mocht- derhalve de tegenwoordige Kamer liever tot verandering van do inrichting van de schuttery dan tot hare opheffing overgaan, dan zou ik beleefd in overweging willen geven, wat méér treden te maken aau den ladder der opklimming en aan 't hoofd van de haarlemsche schuttery te stel len een luitenant-generaal, die onder zich heeft twee kolonels en zes ma joors. 't Gevolg daarvan zal wezen, dat de officieren, deze hooge rangen begeerende, langer aanblijven en hun sehntterlyk leven uitstrekken tot den leeftyd, dien men geposeerd pleegt te noemen. Want. om weer tot de hangende commandantscrisis terug te keeren, de tegenwoordig dienende kapiteins zyn allen zoo jong. lk maak er hun volstrekt geen verwijt van, aangezien de gelegenheid hun heeft ontbroken om ouder te worden, maar ik constateer dan toch het feit. Er zyn evenwel in de maatschappij be paalde opvattingen over den leeftyd die aan maatschappelijke positieën verbonden zyn. De wet veroorlooft iemand op zijn achttiende jaar te trouwen, op zyn drie en twintigste mondig te worden, op zyn vyf en twintigste te kiezenmaar com mandant van de schuttery te worden voordat hij dertig is, [dat duldt de publieke opinie eenmaal niet. Hier voorzie ik een tegenwerping. Deze of genegeschiedkenner zal my al licht vragen, of ik niet weet, dat Na poleon de Eerste jonge mannen be neden de dertig wel tot hoogere waar zie, daar is mijn aardig schatje engel. De koetsier. „Het is werkelijk een aardig lief meisje (zyn hoed af nemend). Mag ik haar eens omhel zen De jongevrouw. Ga uw gang maarzy zal niet gaan huilen zy lacht tegen iedereen." De koetsier. (Tot liet kind). „Lach eens tegen den koetsier! Kyk zij lacht! Hare kleine armpjes strekt zy uit! Zy wil my om den lials vallen. Ge zyt gelukkig met zulk een aardig kind." De koetsier, die zag dat de min een eindje verder ging, naderde de vrouw met een geheimzinnig gericht en zeide haar zachtjes„ik was daar even reeds begonnen met u iets te zeggenNu zou ik gaarne voort gaan. Maar de min hindert ons." D e j o n g e v r o u w. Good, wacht maar oven. (Tot de min): Wilt u maar met het kind naar binnen gaan. Ik zal den koetsier betalen en dan kom ik weer bij u. hart De jonge vrouw. „Maar ik kau niet." De koetsier. „Enfin, als de ge legenheid zich eens voordoetHier is myn adres Dubois, rueLebou 42. aux Ternes." Met bedroefd gelaat klimt hy op den bok, neemt de leidsels in de hand en geeft zyn paard een tikje met de zwoep." De jonge vrouw. „Koetsier." De koetsier. WatGij bedenkt u dus!" De jonge vrouw. „Neen, dat is het niet Maar gy gaat heen, zonder dat ik u heb bedankt." De k o e t s i er. „Mij bedanken, ter wijl gy niet aanneemt, wat ik u voor stel." De jonge vrouw. „En uwe drie francs die treurige en be loofde francs." Dc koetsier. „Houd ze maar, juffrouw, dan kan u ze gebruiken om naar Parijs terug te gaan." t Dejougevrouw. „Dat wi! ik volstrekt niet zes stuivers heb ik De min gaat met het meisje naar i bewaard om van avond den omnibus binnen. te nemen." De jonge vrouw. (Tot den De koetsier. „Van avond zal er koetsier): „Welnu?" tnog minder plaats iu een omnibus De Koetsier. „Daareven zeide zyn dan thans." ik, dat liet mij speet, dat gij hier heen moest om uw min te betalen, omdat, als ge hadt gewild De j ongvrou w. „Als ik had gewild De Koetsier. „Ik weet een plekje, waar het u niets zou hebben gekost." Dc jonge vrou w. „Men be hoeft mij geen aalmoes te geven." De koetsier. „Men kau met u niet spreken Ik heb niet ge zegd, dat men u een aalmoes zou geven Maar toch ge verdient niet zooveel geld, als men zou ge- looveu. Men kan eens niet in de ge legenheid zyn om te betalen Dan Dejonge vrouw. „Dan?" De koetsier. „Ik kan u een huis aanwijzen, waar meu van haar zou hebben gehouden, haar met liefde te eten zou hebben gegeven, alles zou hebben gedaan, wat gij hadt gewild. En als het kind ziek zou zyu ge worden, zou men het goed hebben opgepast De jonge vrouw. „Maarwaar dan toch De koetsier. „Bij ons, te duivel". De jonge vrou\v. „Hoe, bij u? Uwe vrouw is dus De koetsier. „Neen, ze is geen min. Maar, die goede oude heeft kin deren gehad. Zij heeft er drie gehad.... Wij hebben ze allon verloren.... En sedert dien tijd is de huisvrouw als een lichaam zonder zielzy werkt, maar zij heeft hartzeer... Gij weet wanneer men eenmaal kinderen heeft gehad, is het hard geen kleinen meer om u heen te hebben, die lachen en spelenEu ook ik, ik houd van kinderenVroeger hoorde ik, als ik thuis kwam steeds een knaapje roepen „papa, papa". En bij omhels de mij, streek met zyn fijne wangetjes langs myn ouden baardIk was tevreden ik zong om hem blij te maken en ik gevoelde mij tien jaar jonger Nu ik geen kinderen meer heb, gaat het met mij net zoo als met myn vrouw-ik heb hartzeerAls gy daarom hadt gewild, had alles zich kunnen schikken. Door te trachten u een genoegen te doen, was ik er op uit, het ons zelf ook te doen." De jonge vrouw. „Ik dank u voor uw aanbod. Doch de min, die ik heb, is een beste vrouw, die zeer goed voor myn zuigeling zorgt en ge zult begrijpen dat ik haar niet kan ont slaan." De koetsier. „Ik begrijp het... digheid heeft benoemd, dan die van majoor. De lezer ziet, dat ik dit wel weet, maar ik moet toch doeu opmer ken, dat Napoleon dood is en in de tweede plaats, dat die snelle promo tie toch zeker niet heeft plaats ge had by de Napoleontische schutterij Iutusschen komen wre met deze be spiegelingen niet verder. Zal dit Za terdagavondpraatje eenig nut stich ten dan moet het een praktisch re sultaat hebben, niet waar? De lezer heeft dan ook volkomen hot recht mij te vragen„gy, die zulke wijze vertoogen houdt, weet gy een com mandant voor onze haarlemsche schut tery Welnu, ja, ik heb een candi- daat voor de post, wat zeg iktwee candidaten en ik zal ze u voorzichtig aanduiden, niet zoo maar met naam en toenaam, maar met al de beschei denheid, die liet publiek van my ge woon is. De eerste candidaat in alphabeti- sche volgorde is een van de tegen woordig dienende schutterij-kapiteins. Hij heeft twee voorletters De eerste is die vau een heele reeks van fransche Koningenzijn tweede die van een beroemden russiscbeu czaar derhalve vormen zyne twee voorletters samen ook al een soort van fransch-russische alliantie. De eerste letter van zijn achternaam ge lijkt als twee droppelen water op de eerste letter van den beroemdsten franschen veldheer van deze eeuw, met inbegrip van Napoleon, de twee de letter is gelyk aan den voornaam van een koning van Beieren,welke voor naam omgekeerd onveranderd blijft en de derde letter doet denken aan een van de grootste koninginnen, die Engeland in vroeger eeuwen heeft gehad. Een vierde letter is er niet. Na op deze byzonder duistere manier den eersten candidaat te hebben aan geduid, (boewei misschien niemand begrypen zal, wicn ik bedoel) ga ik 'over tot den tweeden candidaat. Hier De jonge vrouw. (Hare drie francs in de hand houdende). „Kom, pak ze maar aan." De koetsier. „Neen, houd ze. Gy kunt er bonbons voor dc kleine voor koopen. (Zyn paard een tikje met de zweep gevende) En ik wil ook op den lien Juli dit kind gelukkig maken. {Naar het Fransch). Daar ginds, aan liet sombere, gele strand van het verre, verre Oosten, waar wy in een moeilijken krijg ge wikkeld waren, had ons log pantser schip zyn post in een der baaien aan de kust sinds weken niet verlaten, vertelt Pierre Loti. Wij hadden weinig gemeenschap mot de nabijgelegen kuststreek bergen van een onwerkelijke, groene tint en rijstvelden, glad en gelijk als een kleed van fluweel. De bewoners der dorpen enbosschen, achterdochtig of ons vijandig gezind, verlieten bunno woningen niet. Een overweldigende hitte hing er onder dat doodsche, al tijd grauwe hemelgewelf, bijna voort durend door loodkleurige wolkgevaar ten verduisterd. Op een morgen dat ik de wacht bad, kwam de eerste stuurman op mij af. Ik zie diep in de baai een „sam pang" (licht.Ohineesch vaartuig), die hierheen komt, zeide hij, en die ons iets te zeggen heeft, geloof ik. Zoo, en wie zit er in? Andermaal richtte hy den kykei- er been en antwoordde weifelend en na eeuige oogenblikken van stilzwij gen: Ik geloof ik zou zeggen een soort van „bonze" (Cbineescb of Ja- pansch priester.) kapitein, een Cbinee- sehe ..bonze", waar precies vandaan weet ik niet, die alleen achter in het bootje zit. Zonder haast, zondereenig gedruisch gleed de „sampang" voort op de trage, olieachtige, blauwe golven. Een jong, in het zwart gekleed meisje, met een geel gelaat, roeide in staande houding het vaartuig naar ons toe, om ons den geheimzinnigen bezoeker te brengen, die wel de kleeding, het kapsel en den ronden bril der „bonzes" van Annam droeg, maar die een baard had en wiens type hoegenaamd niet met het Aziatische overeenstemde. Hy kwam aan boord, groette ons en legt mijn straks reeds genoemde be scheidenheid mij absoluut het stilzwy- gen op, maar ik moet den lezer toch een weinig op het spoor brengen. Die tweede candidaat dan moet u weten is een kennis van my ik ken hem zelfs goed, ja ik mag zeggen, dat ik hem heel best ken. Hij is precies even groot als ik en ook precies even dik zelfs draagt bij bet heele jaar door dezelfde schoenen en denzelfden zak doek als ik. Wat zijn knoops gat betreft, dat is leeg, net als het myne 'enlin, ik kan mij er met vorder over uitlaten. Maar wanneer een van myn lezers soms vandaag of morgen toch bij Burgemeester en Wet-, houders moet wezen en hy kón dan eens een woordje plaatsen over dc laatstgenoemde candidatuur mis schien hebben B. en W. dien kant nog niet uitgekeken dan zou by my wezenlijk een genoegen doen. Terwijl B. en W. trachten een nieuwen schutterij-commandant te ont dekken is het Bestuur van ons haar- lemsch Nutsdepartement gelukkiger geweest. Het heeft iemand ontdekt. Natuurlijk geen schuttery-bevelvoer der of anderen sabelman dergelijke bloe '.igc personen passen niet in den vreedzamen gezichtskring van het Nut. Neen, wat dit Bestuur ontdekt heeft, dat is een nieuwe acteur. Twee haar lemsche biaden hebben ons deze week meegedeeld, dat op het Nut binnen kort zullen optreden mevrouw Rós sing— Sablairolies en meneer Jan Halkerbes. Deze laatste meneer is de ontdek king. Nog nimmer had ik van den acteur Halkerbes gehoord. Aanvan kelijk dacht ik, dat by vroeger een mooieu theaternaam had gedragen (zooals bijvoorbeeld Ivar Lindquist, die van naby bekeken Ambrosius Knoop heette) maar nn weer tot den naam zijner vaderen was teruggekeerd, doch dit bleek het geval niet te wezeu. 't Lag anders voor de hand, want als l ichtte op eenigszins schuwen toone; met zwareu tongval in het Franse": ka bet woord tot ons. Ik ben zendeling, zeide hij, ei uit Lotharingen geboortig, maar ïl woon sedert ruim dertig jaar in eci dorpje, op ongeveer zes uren afstaud hier vandaan, waar iedereen tot he christendom is overgegaanIk zoi dr den commandant gaarne willen spie ken om zyn hulp" in te roepen. D< opstandelingen hebben ons bedreig cn zyn reeds dicht by ons. Myn go heele gemeente zal vermoord worden dat is zeker, als men ons ten minst- niet op slaauden voet te hulp komt Helaasde commandant zag zici genoodzaakt le weigeren. Al onzi manschappen, al onze wapenen warei reods naar een ander gewest gezonden op liet oogenblik restte ons niets meei dan een zeer beperkt aantal matrozen juist genoeg om 't scliip te bewaken waarl(jk wij konden niets doeu vooi de arrne „gemeente", wy moesten baai aan haar lot overlaten. Hot; drukkende middaguur naderdi nu, het uur vau dagelijks wedorkee rende verdooving, waarop alle levei ophoudt. De kleine „sampang" en he jonge meisje waren naar de kust te ruggekeerd en juist tusschen de onge zonde gewassen en struiken, die aat deu oever omhoog schoten, verdwenen do zendoliLg bleef in ons midden, zon der veel te spreken natuurlijk, da kou niet anders doch ook zonde iemaud een verwyt te doen. Hy was niet zeer op zijn gemak de arme man, gedurende het déjeuner dat hy met ons deelde. Hy was zoi door en door Anuamsch geworden dat het haast o:,mogelijk was een ge sprek met hem te beginnen, t Le eenige oogenblik dat bij even opleefde was na de koffie, toen er cigarette! gepresenteerd werden en hij wat Fran sche tabak vroeg om zyn pijp mee ti stoppensinds twintig jaar, zeide lij ons, was hy van dit genot verstokei geweest, Eindelijk, na ons gevraagi tc hebben of wy hem met het oog oj den verren tocht, dien hy gemaak had, wilden verontschuldigen, legdihe hy zich op een der kussens Deer «ijïic sluimerde in. Ja, hoogstwaarschijnlijk zouden w maanden lang, tot het oogenblik da hij weer voet op vaderlaudschen bo dein zette, opgescheept zitten met dei ouverwachten gast, die zoo plotseling voor ons uit den hemel was komen vallenEu, ik beken bet, bet wa niet op gullen verheugden toon, dal een van ons hem de boodschap vai den commandant overbracht. Er is een hut voor u in ordf gobracht, eerwaarde. Het spreekt van zelf, dat gij bier kunt blijven tot wj u in veiligheid zullen kunnen bren gen. Hij scheen ons niet te begrijpen. Maar ik wilde wachten tot de duisternis inviel en u dan een kleine kano ter leen vragen, die mi weer naar het einde van de baai te rug kan brengen. Gij zult my tocl voor den nacht wel weer aan wal kunnen zetten? vroeg bij op angsti- gen toon. Aan wal En wat zoudi b| ge aan wal doen Wel, naar myn dorp terugkeö-vc reu, zeide hy met werkelijk verheveng, eenvoud. Hier zou ik toch niet kun nen slapen, dat begrijpt ge toch wei- Als zij juist vannacht eens overvallei werden En met ieder woord, dat hij sprak sp steeg hij meer en meer in onze schat :ing, deze man, die ons op bet eerst* vc oogenblik zoo aliedaagsch, zoo onbe duidend was voorgekomen, en wj drongen om hem heen, nieuwsgierig belangstellend. Maar u, eerwaarde, zullen zj^e toch het allerminst sparen. Dg Dat is wel mogelijk, ze r we hc mogelijk, antwoordde hy met een be je eenmaal artist bent, dan heet jfsj, niet voor je plezier Halkerbes. Ne oi: zoo min, als dat ik me laat wys ma keu, dat Willem Potharst met zi)D{)( naam tevreden is en meneer Leeuwiig van de opera vau Van der Lindei™ niet nu en dan eens naai' wat beter; zou verlangen. Mij dunkt, er moe^ ook aan den naam van een artis iets poëtisch wezen. Bouwmeester,daairo zit iets flinks in, niet waar! als je j<ftr verdiept in beeldspraak,dan kan jespre keu van een Bouwmeester, die helpt op trekken het gebouw der kunst vaizj (Schoonhoven, daar zit ook klank in Clous klinkt ook niet slecht en een naam als Orclio spant de kroon Maar wat .voor poëtisch waas zie men liggen over namen als de Yrief en de Jong en welke snaar wordt eiht in ons hart aangeslagen bij het hoorei van den naam Jan Halkerbes Yer vt beeld u, dat aangekondigd wordt he 3c optreden van den wereld vei maarden ai zanger Kees Klapbes of van den be roemden violist Piet Aalbes? Intusschen moet ik erkennen, clajH het geval me interesseerde en ik beide daarom aan 't. onderzoeken gegaanw wie zich wel achter deze nieuweee soort van Bes-naam mocht verschuivc len. Niet dan met behulp van dgar heele haarlemsche en de helft van diis amsterdainsche recherche heb ik mijnt k nasporingen met goed succes bekroont w kunnen zien. En wanneer nu dei ja 22sten Februari mevrouw Róssing Sa di blairolles voor de leden van 't Nu v< optreedt, geassisteerd door den nieunch ontdekten acteur, dan zal het ver kt baasde publiek zien, dat de artist si dien het selialksche Nutsbestuur aai ei het publiek voorstelt als Jan Halker >c bes, niemand anders is, dan de bekend* ac partner van mevrouw Róssing, Jan Malherbe. FIDELIO. Tdt he toi ba be be

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6