De zendeling van Annam.
Goede zielen.
Op de Avenue des Ternes, op een
namiddag van den 14en Juli. Rij
tuigen rijden er niet veel en de
koetsiers zijn verwaand.
Op het troittor staat eene vrouw,
half in de rouw, die omdat zy geen
versterkend voedsel kan krygen, er
zeer bleek uitziet en wier oogen hol
staan. Zy roept alle koetsiers, die
voorby ryden.
De jongevrouw: „koetsier,
koetsier'.
De koetsier, nog een jonge mau
met een sigaar in zyn mond, kykt
haar aan. dïe hem roept. Doch hare
kleeding boezemt liem geen vertrou
wen in. Daarom gebruikt hy de
zweep en gaat met zyn paard in
galop er van door.
De jonge vrouw: „Weer een
die my niet wil meenemen; koetsier,
koetsier
Dezen keer is het er een met een
huurrijtuig. Uit de hoogte ziet de
koetsier neer op die kleine burger
vrouw. die zyn rytuig voor een alle
daagsehe koets houdt; kaarsrecht
en statig op zyn bok zittende rydt
hy door.
De jonge vrouw. Mijn God,
mijn Godzal dan niemand naar
my hooren? En geen tram, geeu om
nibus, alle zyn bezet. Hoe laat zal ik
er komen?"
Op dit oogenblik bemerkt zij een
koetsier met eene hoogroode gelaats
kleur. die er goedig als een kind uit
ziet. Gelyk een speler op het goede
geluk, zoo wacht hij op zijn drink
geld. Om den lien "Juli te vieren
heeft hij een klein vaandeltje aan het
hoofdstel van zyn paard gehangen en
een ander op zyn eigen hoed.
De jonge vrouw: „Koetsier,
koetsier."
De koetsier kykt om en houdt stil.
De koetsier. „Waar moet ge
heen ?K
D e j o n g e vrouw (zeer beschei
den). „O, zeer ver."
De koetsier. „Heel ver. Dat
gaat vandaag nietMorgen zullen
wy zien."
De jonge vrouw. „O, koet
sier."
De koetsier. „Laat eens hoo
ren. Waar moet u heen?"
De jonge vrouw. „Naar de
Lilas."
De koetsier. „Naar de Lilas
e.i hoeveel kryg ik daarvoor?"
D e j o n g e vrouw. „Drie francs."
{Je koetsier. „Maar mijn beste
juffrouw, dat is veel te weinig. Kom
hat ons gaan. Vaarwel." Op het
punt zijn paard met een zweepslag
voort te drijven, houdt een gebaar
van de vrouw hem tegen.
De jonge vrouw (klagende).
Ik zou u wel tien francs, wel twiu-
t ig willen geven Maar ik heb slechts
drie francs, drie van die zilveren gold
s'uk jes- En ik moet bepaald vroeg
h Lilas zyn. Het is noodzakelijk."
De koetsier. „Een afspraak
me; iemand?"
De jonge vrouw, (zuchtend)
„Ach, was het dat maar!"
De koetsier. „Gij hebt ver
driet
De jonge vrouw. „Ja".
De koetsier. „Gij ziet er als
eene aardige goede vrouw uit
Gy hebt iets op het hart (beslis
sende) Komaan, stap maar in."
De jonge vrouw. „Dank u
welge weet niet welk een genoegen
ge er my mede doet."
De koetsier. „Ja, 't is goed
zoo. Maar als men allen zulke klan
ten had als gijGa maar zitten."
D e j o n g e vrouw. „Ja, dat be
grijp ikIk weet wat het zeggen
wil zijn brood te verdienen."
De koetsier. „Dat is ook niet
aliedaagsch (zyn paard met de zweep
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpra a t je.
CCLXL1V.
Niet zonder ingenomenheid heb ik
gelezen, dat de Regeering in den Haag
er by onze Regeering in Haarlem op
aangedrongen heeft, dat er nu toch
eens een definitieve commandant van
de schuttery zal worden benoemd.
Sedert een paar jaar hebben we een
waarnemend commandant en in don
Haag vindt uien, dat deze tydelyke
toestand nu zelfs voor Nederland lang
genoeg heeft geduurd.
Niet dat de waarnemende bevelheb
ber zyn taak niet uitstekend zou ver
vullen. Ik weet van nabij, dat hy de
functie op de meest lofwaardige ma
nier vervult en dat hij zeker tot defi
nitief majoor-commandant zou wor
den benoemd, als hy maar wou. Maar
hy wil niet. Het gevolg daarvan is
dus, dat Burgemeester en Wethou
ders met al dien ernst, dien de toe
stand meebrengt, zoeken naar een
nieuwen commandant, onder de jonge
kapiteins en, naar ik my heb laten
vertellen, ook geheel en al buiten de
schutterij.
Sommige menschcn hebben zich er
over verwonderd, naar ik hoor, dat de
Regeering zich nu al ongerust maakt
over het ontbreken van een definitie-
ven commandant„De vorige bevel
voerder," zeggen ze, ..is nog wel veel
langer waarnemend geweest/' En dat
is ook wel waar, maartoen was
er geen inhuldigings-plechtiglieid op
handen. Wanneer er, je kunt het
maar eens niet weien, van den aan-
gekondigden lintjesregen een drop
pel bestemd was voor de haarlemsche
schuttery, dan gaat liet toch niet aan,
dat dit lintje terecht zou komen op
een waarnemenden borst. Daarvoor is
een definitief schutterscommandanten-
hart noodig.
Wanneer ik bedenk welke moei-
slaande). Ik zal bij de Porte de Ro-
mainville stilhouden."
De jonge vrouw. „Ja, myn
heer, dank u wel."
Met snellen draf rydt het rijtuig
voort. Maar van tyd tot tyd moest
het stilhouden, omdat er dansers op
den weg zijn, die zich op den natio-
nalen feestdag vermaken en lustig een
glas w\jn drinken. Telkens als hij
ophoudt, kykt de koetsier even om
naar zyn klant, die zich in droome-
ryen schijnt te verdiepen. Zijne
nieuwsgierigheid werd daardoor eerst
en daarna ook zijne belangstelling
voor haar opgewekt. Hy eindigt met
haar aan te spreken.
De koetsier. (Zoo zacht moge
lijk trachtende te spreken), „zyt ge
niet wol?"
De jonge vrouw. „Dank u,
ik ben zeer wel."
De koetsier. „Ik zou wel har
der willen ryden. Maar ik zie er geen
kans toe."
De jonge vrouw. Ja, dat be
grijp ik wel."
De koetsier, (tusschen zijn
tanden brommende), „zij begrijpt dit.
Maar zy ziet van alles niets. Wat zon
haar toch schelen?"
Zyn paard geeft hij een tikje met
den zweep, steeds verward, een wei
nig bewogen wellicht door de droef
heid van zyu passagierstor. Opeens
keerde hy zich opnieuw om.
De koetsier. „Luister eens
juffrouw."
De jonge vrouw. „Wat wilt
ge?"
De koetsier. „Zooeven ben ik
Diet vriendelijk tegen u geweest
De jonge vrouw. „O, ik be
grijp wat ge wilt zeggeu."
De koetsier. „Lk heb ongelijk
gehad. Als men zelf hartzeer heeft,
moet men anderen, die het ook hebben,
geen moeite aandoen.
De jongevrouw. (gelaten)
„Kom
De koetsier, (ongerust) „Ge
zijt toch niet voornemens u van het
leven te benemen
De jonge vrouw, (flauwtjes
lacheude) „O, neen, wees daar maar
niet bang voor
De koetsier. „Ik vraag u ver
giffenis. lk meng mij in zaken, die
mij niets aangaan, (zich omkeerende)
„Kom, blesje, haast je wat!"
Eindelijk is het rijtuig de porte de
Romainville genaderd. Hij houdt mid
den tusschen de ry tuigen stil. De jonge
vrouw maakt zich gereed om uit te
stappen.
De koetsier. „Wat gaatge daar
doeu
D jonge vrouw. „Uitstappen,
zooals ge ziet!"
De koetsier. „Ge gaat dus over
de bolwerken wandelen?"
De jonge vrouw. „Niet voor
myu genoegen, maar we waren im
mers overeengekomen, dat ik er hier
zou uitgaan?"
De koetsier. „O, dat is niets.
Een paar minuten langer ryden zal
me den dood niet aandoenMen
moet de broederschap betrachten
kyk maar eens hoe myu paard met
zijn kop schudt, ten teeken, dat ik
gelyk heb. Waar moet ge heen?"
De j o n g e v r o u w. „Steeds recht
uit. naar de woning van myn min."
(De koetsier vertrekt weder).
l)o koetsier: „De woning van
uw min. Gaat ge naar eeu kind zien."
De j o n e vrouw: „Ja het
myne, een kindje van twee jaar."
De koetsier: „Een jongen of
een meisje?"
Dejougevrouw: „Eenmeisje".
De koetsier: (naar de kleede
ren van de vrouw kijkend. „Ge zijt
weduwe?"
D e j O n g e vrouw: „Sinds acht
tien maanden".
De koetsier: „Wat deed nw
man?"
lykhedeo er verbonden zijn aan het
ontdekken van een geschikten com
mandant, zoodra de waarnemende niet
wil, dan ben ik een keer te meer in
myn schik over het feit, dat ik van
B. en W.W. noch de B. ben, noch een
der W's. Wat moet dat zoeken een
hoofdbreken kosten! Zoekt men bui
ten het korps, dan is het geen klein
bezwaar oin een man te vinden, die
niet te oud is, maar ook vooral niet
tc jong. die er wat geld voor over heeft,
die kan paardrijden cn die op de een
of andere manier tot den militairen
stand in relatie heeft gestaan. Ver
der moet zoo iemand gezien zijn bij
het korps officieren, anders bedanken
dezen bjj zyne benoeming en ten slotte
moet do man, die aan al deze
eischen voldoet, er zelf pleizier in heb
ben om aan 't hoofd der schutterij te
staan.
Misschien denkt de lezer, dat't ge
makkelijker is ecu commandant te
vinden onder de officieren. Maar daar
gelden dezelfde bezwaren en er is nog
een groote moeilijkheid bijonze
sch ut terofficieren zyn zoo jong. Men
wordt als schutter niet oud. Gevaat
is er aau 'tvak wel niet verbonden
voor wie zorgt, dat hij niet op zyn
bajonet gaat zitten of. als officier, zijn
sabel niet by vergissing voor tanden
stoker gebruikt maar de meeste
officieren plegen in figuurlijken zin,
zoodra ze er kans toe zien, zelfmoord
dat wil zeggen bedanken zoodra bun
schuttersiyd oin is en verwisselen bij
wyzc van spreken, tiet zwaard weer
met de ploeg.
Denkt men daar even over na.
dan is er geen reden zich hierover te
verbazen. In die weinige jaren door
loopt een schutterofticier allerangei,
die er door te loopen zyn nauwe
lijks is hy tweede luitenant a la suite
of hy wordt bevorderd tot tweede
luitetnant zonder ..suite." Met een
weinig geduld ziet hy zich daarna
op een goeien morgen in de Staats
courant on in Haarlem's Dagblad
staan als eerste en met nog een beetje
De jonge vrouw: „Hy was
artist, kunstschilder."
De koetsier: „Gevaarlijk am
bacht! Hij heeft u zeker geeu cent
nagelaten
Dejonge vrouw: „Ja, ik werk
voor myne dochter eu voor my."
De koetsier: „En ge houdt
veel van uw kindje?"
De jonge vrouw: „Ja, zii is
alles, wat ik heb. Gij zult dus be
grijpen, hoe moedeloos ik dezen mor-
geu was, toen ik van myn min de
tijding kreeg, dat myn kindje hoestte...
Daarom wilde ik zoo spoedig naar
haar toe gaanik verlangde er
naar haar to omhelzen, haar zoolang
mogelijk in mijne armen te houden,
en te zien of zij ziek was of niet. En
ik meende er niet te kurmen komen,
omdat gij weigerdet my er heen te
brengenIk zou dan wel te voet zyn
gegian, maar hoe laat zou ik er dan
zijn geweest
De koetsier (bewogen), „ja,
dat is van my niet goed geweest, niet
goed."
De jonge vrouw. „Ge koudt
het niet weten."
De koetsier. „Dat kwam er
niet op aan, bet was niet goed."
De jonge vrouw. „Meu is
soms slecht zondor het te weten."
De koetsier. „Maar ik, ik ben
een goed menschen ik heb mij
als een ellendeling gedragen."
De jonge vrouw. „Kom
komIk vergeef uen van
ganscher harteHoud u aar stil.
Wy zyn er."
Bjjna lachende stapte dejonge vrouw
uit het rijtuig. I)e koetsier ging ook
van den bok af. Ily keek naar de
kleine pakjes, die zyne passagierster
uit het rytuig nam. Daarna zeide hij
zeer bescheiden, heel zacht: „Is dat
alles voor uw kindje?"
De jonge vrouw. „Ja, kleer
tjes, lekkernijen en speelgoed."
De koetsier. (Naar de punten
van zyne laarzen kykeude en moeie
lijk sprekende, alsof hy de woorden
uit zijn keel moest trekken) ..Mada
me, staat u my toe u even iets te
zegggen ?u
De jonge vrouw. „Ja,spreek
maar."
De koetsier. „Gij gevoelt u
toch niet beieedigd
De jonge vrouw. „Waarom...
ik ben overtuigd, dat ge mj niets
kwetsends zult zeggeu."
De koetsier. „Maar wat ik ga
zeggen, is zeer kiesch
De jonge vrouw. „Kom er
maar mee voor den dag."
Do koetsier. Levendig). „Wel
nu, in mijn positie heeft men wel eens
van die lastige oogenblikken, waarin
men gebrek aan geld heeft. Maar, laat
ik my duidelijker uitdrukken, gaat
gy de rain haar loon betalen
De j o n g e vrouw. „Wat? of ik
haar betaal?"
De koetsier. „Ja, dat vroeg
ik u."
De jonge vrouw. „Daar zorg
ik altijd voor."
De koetsier. „O ja, dat geloof
ik wel Maar ge weet
Op dit oogenblik verscheen de min,
met het kind op de armen. De jonge
vrouw keerde zich om en zag haar
kindje, dat de handjes naar haar
uitstrekte. Zy bloosde van genoegen;
liep vlug naar haar toe en omhelsde
haar hartstochtelijk."
De jonge vrouw. „O, myn
schatjeDag mijn engeltje
Dag lief kindje! (Tot de min) Wat
scheelt haar, zeg?"
De min. O, madame, zoo ge ziet,
is liet niet. Gisteren heeft zij een
beetje gehoest en daar ge mij hadt
gevraagd u te schrijven, zoodra haar
het minste scheelde, heb ik het ge
daan Maar de nacht is rustig
geweest en zy heeft niet meer ge
hoest."
I De jonge vrouw, ueeder haar Maar mijne vrouw heeft ook een goed
dochtertje aanziende) „Liefje, myn hart
meer volharding verovert hy ook wel
dra de drie sterren op zijn kraag.
Nu is opeens de carrière uit, waut
majoor kan er maar een wezen bij
de haarlemsche schuttery. Is 't nu
wonder, dat een officier, eenmaal
kapitein geworden, zoodra hem de
wet dat toestaat, zyn ontslag neemt
en in de „rangen der burgerij" terug
keert Zyu loopbaan is tocli geëin
digd. Welke lauweren kan liy na
den kapitcinsrang nog plukken?
Mocht- derhalve de tegenwoordige
Kamer liever tot verandering van do
inrichting van de schuttery dan tot
hare opheffing overgaan, dan zou ik
beleefd in overweging willen geven,
wat méér treden te maken aau den
ladder der opklimming en aan 't hoofd
van de haarlemsche schuttery te stel
len een luitenant-generaal, die onder
zich heeft twee kolonels en zes ma
joors. 't Gevolg daarvan zal wezen,
dat de officieren, deze hooge rangen
begeerende, langer aanblijven en hun
sehntterlyk leven uitstrekken tot den
leeftyd, dien men geposeerd pleegt
te noemen.
Want. om weer tot de hangende
commandantscrisis terug te keeren,
de tegenwoordig dienende kapiteins
zyn allen zoo jong. lk maak er
hun volstrekt geen verwijt van,
aangezien de gelegenheid hun heeft
ontbroken om ouder te worden, maar
ik constateer dan toch het feit. Er
zyn evenwel in de maatschappij be
paalde opvattingen over den leeftyd
die aan maatschappelijke positieën
verbonden zyn. De wet veroorlooft
iemand op zijn achttiende jaar te
trouwen, op zyn drie en twintigste
mondig te worden, op zyn vyf en
twintigste te kiezenmaar com
mandant van de schuttery te worden
voordat hij dertig is, [dat duldt de
publieke opinie eenmaal niet.
Hier voorzie ik een tegenwerping.
Deze of genegeschiedkenner zal my al
licht vragen, of ik niet weet, dat Na
poleon de Eerste jonge mannen be
neden de dertig wel tot hoogere waar
zie, daar is mijn
aardig schatje
engel.
De koetsier. „Het is werkelijk
een aardig lief meisje (zyn hoed af
nemend). Mag ik haar eens omhel
zen
De jongevrouw. Ga uw gang
maarzy zal niet gaan huilen
zy lacht tegen iedereen."
De koetsier. (Tot liet kind).
„Lach eens tegen den koetsier! Kyk
zij lacht! Hare kleine armpjes strekt
zy uit! Zy wil my om den lials
vallen. Ge zyt gelukkig met zulk een
aardig kind."
De koetsier, die zag dat de min
een eindje verder ging, naderde de
vrouw met een geheimzinnig gericht
en zeide haar zachtjes„ik was
daar even reeds begonnen met u iets
te zeggenNu zou ik gaarne voort
gaan. Maar de min hindert ons."
D e j o n g e v r o u w. Good, wacht
maar oven. (Tot de min): Wilt u
maar met het kind naar binnen gaan.
Ik zal den koetsier betalen en dan
kom ik weer bij u.
hart
De jonge vrouw. „Maar ik
kau niet."
De koetsier. „Enfin, als de ge
legenheid zich eens voordoetHier
is myn adres Dubois, rueLebou
42. aux Ternes."
Met bedroefd gelaat klimt hy op
den bok, neemt de leidsels in de hand
en geeft zyn paard een tikje met de
zwoep."
De jonge vrouw. „Koetsier."
De koetsier. WatGij bedenkt
u dus!"
De jonge vrouw. „Neen, dat
is het niet Maar gy gaat heen,
zonder dat ik u heb bedankt."
De k o e t s i er. „Mij bedanken, ter
wijl gy niet aanneemt, wat ik u voor
stel."
De jonge vrouw. „En uwe
drie francs die treurige en be
loofde francs."
Dc koetsier. „Houd ze maar,
juffrouw, dan kan u ze gebruiken om
naar Parijs terug te gaan."
t Dejougevrouw. „Dat wi! ik
volstrekt niet zes stuivers heb ik
De min gaat met het meisje naar i bewaard om van avond den omnibus
binnen. te nemen."
De jonge vrouw. (Tot den De koetsier. „Van avond zal er
koetsier): „Welnu?" tnog minder plaats iu een omnibus
De Koetsier. „Daareven zeide zyn dan thans."
ik, dat liet mij speet, dat gij hier heen
moest om uw min te betalen, omdat,
als ge hadt gewild
De j ongvrou w. „Als ik had
gewild
De Koetsier. „Ik weet een
plekje, waar het u niets zou hebben
gekost."
Dc jonge vrou w. „Men be
hoeft mij geen aalmoes te geven."
De koetsier. „Men kau met u
niet spreken Ik heb niet ge
zegd, dat men u een aalmoes zou
geven Maar toch ge verdient
niet zooveel geld, als men zou ge-
looveu. Men kan eens niet in de ge
legenheid zyn om te betalen
Dan
Dejonge vrouw. „Dan?"
De koetsier. „Ik kan u een
huis aanwijzen, waar meu van haar
zou hebben gehouden, haar met liefde
te eten zou hebben gegeven, alles zou
hebben gedaan, wat gij hadt gewild.
En als het kind ziek zou zyu ge
worden, zou men het goed hebben
opgepast
De jonge vrouw. „Maarwaar
dan toch
De koetsier. „Bij ons, te
duivel".
De jonge vrou\v. „Hoe, bij
u? Uwe vrouw is dus
De koetsier. „Neen, ze is geen
min. Maar, die goede oude heeft kin
deren gehad. Zij heeft er drie gehad....
Wij hebben ze allon verloren.... En
sedert dien tijd is de huisvrouw als
een lichaam zonder zielzy werkt,
maar zij heeft hartzeer... Gij weet
wanneer men eenmaal kinderen heeft
gehad, is het hard geen kleinen meer
om u heen te hebben, die lachen en
spelenEu ook ik, ik houd van
kinderenVroeger hoorde ik, als
ik thuis kwam steeds een knaapje
roepen „papa, papa". En bij omhels
de mij, streek met zyn fijne wangetjes
langs myn ouden baardIk was
tevreden ik zong om hem blij te
maken en ik gevoelde mij tien jaar
jonger Nu ik geen kinderen meer
heb, gaat het met mij net zoo als met
myn vrouw-ik heb hartzeerAls
gy daarom hadt gewild, had alles zich
kunnen schikken. Door te trachten u
een genoegen te doen, was ik er op
uit, het ons zelf ook te doen."
De jonge vrouw. „Ik dank u
voor uw aanbod. Doch de min, die ik
heb, is een beste vrouw, die zeer goed
voor myn zuigeling zorgt en ge zult
begrijpen dat ik haar niet kan ont
slaan."
De koetsier. „Ik begrijp het...
digheid heeft benoemd, dan die van
majoor. De lezer ziet, dat ik dit wel
weet, maar ik moet toch doeu opmer
ken, dat Napoleon dood is en in de
tweede plaats, dat die snelle promo
tie toch zeker niet heeft plaats ge
had by de Napoleontische schutterij
Iutusschen komen wre met deze be
spiegelingen niet verder. Zal dit Za
terdagavondpraatje eenig nut stich
ten dan moet het een praktisch re
sultaat hebben, niet waar? De lezer
heeft dan ook volkomen hot recht
mij te vragen„gy, die zulke wijze
vertoogen houdt, weet gy een com
mandant voor onze haarlemsche schut
tery Welnu, ja, ik heb een candi-
daat voor de post, wat zeg iktwee
candidaten en ik zal ze u voorzichtig
aanduiden, niet zoo maar met naam
en toenaam, maar met al de beschei
denheid, die liet publiek van my ge
woon is.
De eerste candidaat in alphabeti-
sche volgorde is een van de tegen
woordig dienende schutterij-kapiteins.
Hij heeft twee voorletters
De eerste is die vau een heele reeks
van fransche Koningenzijn tweede
die van een beroemden russiscbeu
czaar derhalve vormen zyne twee
voorletters samen ook al een soort
van fransch-russische alliantie. De
eerste letter van zijn achternaam ge
lijkt als twee droppelen water op de
eerste letter van den beroemdsten
franschen veldheer van deze eeuw,
met inbegrip van Napoleon, de twee
de letter is gelyk aan den voornaam
van een koning van Beieren,welke voor
naam omgekeerd onveranderd blijft
en de derde letter doet denken aan
een van de grootste koninginnen, die
Engeland in vroeger eeuwen heeft
gehad.
Een vierde letter is er niet.
Na op deze byzonder duistere manier
den eersten candidaat te hebben aan
geduid, (boewei misschien niemand
begrypen zal, wicn ik bedoel) ga ik
'over tot den tweeden candidaat. Hier
De jonge vrouw. (Hare drie
francs in de hand houdende). „Kom,
pak ze maar aan."
De koetsier. „Neen, houd ze.
Gy kunt er bonbons voor dc kleine
voor koopen. (Zyn paard een tikje
met de zweep gevende) En ik wil ook
op den lien Juli dit kind gelukkig
maken.
{Naar het Fransch).
Daar ginds, aan liet sombere, gele
strand van het verre, verre Oosten,
waar wy in een moeilijken krijg ge
wikkeld waren, had ons log pantser
schip zyn post in een der baaien aan
de kust sinds weken niet verlaten,
vertelt Pierre Loti.
Wij hadden weinig gemeenschap
mot de nabijgelegen kuststreek
bergen van een onwerkelijke, groene
tint en rijstvelden, glad en gelijk als
een kleed van fluweel. De bewoners
der dorpen enbosschen, achterdochtig
of ons vijandig gezind, verlieten bunno
woningen niet. Een overweldigende
hitte hing er onder dat doodsche, al
tijd grauwe hemelgewelf, bijna voort
durend door loodkleurige wolkgevaar
ten verduisterd.
Op een morgen dat ik de wacht
bad, kwam de eerste stuurman op
mij af.
Ik zie diep in de baai een „sam
pang" (licht.Ohineesch vaartuig), die
hierheen komt, zeide hij, en die ons
iets te zeggen heeft, geloof ik.
Zoo, en wie zit er in?
Andermaal richtte hy den kykei-
er been en antwoordde weifelend en
na eeuige oogenblikken van stilzwij
gen:
Ik geloof ik zou zeggen een
soort van „bonze" (Cbineescb of Ja-
pansch priester.) kapitein, een Cbinee-
sehe ..bonze", waar precies vandaan
weet ik niet, die alleen achter in het
bootje zit.
Zonder haast, zondereenig gedruisch
gleed de „sampang" voort op de trage,
olieachtige, blauwe golven. Een jong,
in het zwart gekleed meisje, met een
geel gelaat, roeide in staande houding
het vaartuig naar ons toe, om ons den
geheimzinnigen bezoeker te brengen,
die wel de kleeding, het kapsel en den
ronden bril der „bonzes" van Annam
droeg, maar die een baard had en
wiens type hoegenaamd niet met het
Aziatische overeenstemde.
Hy kwam aan boord, groette ons en
legt mijn straks reeds genoemde be
scheidenheid mij absoluut het stilzwy-
gen op, maar ik moet den lezer toch
een weinig op het spoor brengen. Die
tweede candidaat dan moet u weten
is een kennis van my ik ken hem
zelfs goed, ja ik mag zeggen, dat ik
hem heel best ken. Hij is precies even
groot als ik en ook precies even dik
zelfs draagt bij bet heele jaar door
dezelfde schoenen en denzelfden zak
doek als ik. Wat zijn knoops
gat betreft, dat is leeg, net als het
myne 'enlin, ik kan mij er met
vorder over uitlaten. Maar wanneer
een van myn lezers soms vandaag of
morgen toch bij Burgemeester en Wet-,
houders moet wezen en hy kón dan
eens een woordje plaatsen over dc
laatstgenoemde candidatuur mis
schien hebben B. en W. dien kant nog
niet uitgekeken dan zou by my
wezenlijk een genoegen doen.
Terwijl B. en W. trachten een
nieuwen schutterij-commandant te ont
dekken is het Bestuur van ons haar-
lemsch Nutsdepartement gelukkiger
geweest. Het heeft iemand ontdekt.
Natuurlijk geen schuttery-bevelvoer
der of anderen sabelman dergelijke
bloe '.igc personen passen niet in den
vreedzamen gezichtskring van het Nut.
Neen, wat dit Bestuur ontdekt heeft,
dat is een nieuwe acteur. Twee haar
lemsche biaden hebben ons deze week
meegedeeld, dat op het Nut binnen
kort zullen optreden mevrouw Rós
sing— Sablairolies en meneer Jan
Halkerbes.
Deze laatste meneer is de ontdek
king. Nog nimmer had ik van den
acteur Halkerbes gehoord. Aanvan
kelijk dacht ik, dat by vroeger een
mooieu theaternaam had gedragen
(zooals bijvoorbeeld Ivar Lindquist,
die van naby bekeken Ambrosius
Knoop heette) maar nn weer tot den
naam zijner vaderen was teruggekeerd,
doch dit bleek het geval niet te wezeu.
't Lag anders voor de hand, want als
l ichtte op eenigszins schuwen toone;
met zwareu tongval in het Franse": ka
bet woord tot ons.
Ik ben zendeling, zeide hij, ei
uit Lotharingen geboortig, maar ïl
woon sedert ruim dertig jaar in eci
dorpje, op ongeveer zes uren afstaud
hier vandaan, waar iedereen tot he
christendom is overgegaanIk zoi dr
den commandant gaarne willen spie
ken om zyn hulp" in te roepen. D<
opstandelingen hebben ons bedreig
cn zyn reeds dicht by ons. Myn go
heele gemeente zal vermoord worden
dat is zeker, als men ons ten minst-
niet op slaauden voet te hulp komt
Helaasde commandant zag zici
genoodzaakt le weigeren. Al onzi
manschappen, al onze wapenen warei
reods naar een ander gewest gezonden
op liet oogenblik restte ons niets meei
dan een zeer beperkt aantal matrozen
juist genoeg om 't scliip te bewaken
waarl(jk wij konden niets doeu vooi
de arrne „gemeente", wy moesten baai
aan haar lot overlaten.
Hot; drukkende middaguur naderdi
nu, het uur vau dagelijks wedorkee
rende verdooving, waarop alle levei
ophoudt. De kleine „sampang" en he
jonge meisje waren naar de kust te
ruggekeerd en juist tusschen de onge
zonde gewassen en struiken, die aat
deu oever omhoog schoten, verdwenen
do zendoliLg bleef in ons midden, zon
der veel te spreken natuurlijk, da
kou niet anders doch ook zonde
iemaud een verwyt te doen.
Hy was niet zeer op zijn gemak
de arme man, gedurende het déjeuner
dat hy met ons deelde. Hy was zoi
door en door Anuamsch geworden
dat het haast o:,mogelijk was een ge
sprek met hem te beginnen, t Le
eenige oogenblik dat bij even opleefde
was na de koffie, toen er cigarette!
gepresenteerd werden en hij wat Fran
sche tabak vroeg om zyn pijp mee ti
stoppensinds twintig jaar, zeide lij
ons, was hy van dit genot verstokei
geweest, Eindelijk, na ons gevraagi
tc hebben of wy hem met het oog oj
den verren tocht, dien hy gemaak
had, wilden verontschuldigen, legdihe
hy zich op een der kussens Deer «ijïic
sluimerde in.
Ja, hoogstwaarschijnlijk zouden w
maanden lang, tot het oogenblik da
hij weer voet op vaderlaudschen bo
dein zette, opgescheept zitten met dei
ouverwachten gast, die zoo plotseling
voor ons uit den hemel was komen
vallenEu, ik beken bet, bet wa
niet op gullen verheugden toon, dal
een van ons hem de boodschap vai
den commandant overbracht.
Er is een hut voor u in ordf
gobracht, eerwaarde. Het spreekt van
zelf, dat gij bier kunt blijven tot wj
u in veiligheid zullen kunnen bren
gen.
Hij scheen ons niet te begrijpen.
Maar ik wilde wachten tot
de duisternis inviel en u dan een
kleine kano ter leen vragen, die mi
weer naar het einde van de baai te
rug kan brengen. Gij zult my tocl
voor den nacht wel weer aan wal
kunnen zetten? vroeg bij op angsti-
gen toon.
Aan wal En wat zoudi b|
ge aan wal doen
Wel, naar myn dorp terugkeö-vc
reu, zeide hy met werkelijk verheveng,
eenvoud. Hier zou ik toch niet kun
nen slapen, dat begrijpt ge toch wei-
Als zij juist vannacht eens overvallei
werden
En met ieder woord, dat hij sprak sp
steeg hij meer en meer in onze schat
:ing, deze man, die ons op bet eerst* vc
oogenblik zoo aliedaagsch, zoo onbe
duidend was voorgekomen, en wj
drongen om hem heen, nieuwsgierig
belangstellend.
Maar u, eerwaarde, zullen zj^e
toch het allerminst sparen. Dg
Dat is wel mogelijk, ze r we hc
mogelijk, antwoordde hy met een be
je eenmaal artist bent, dan heet jfsj,
niet voor je plezier Halkerbes. Ne oi:
zoo min, als dat ik me laat wys ma
keu, dat Willem Potharst met zi)D{)(
naam tevreden is en meneer Leeuwiig
van de opera vau Van der Lindei™
niet nu en dan eens naai' wat beter;
zou verlangen. Mij dunkt, er moe^
ook aan den naam van een artis
iets poëtisch wezen. Bouwmeester,daairo
zit iets flinks in, niet waar! als je j<ftr
verdiept in beeldspraak,dan kan jespre
keu van een Bouwmeester, die helpt op
trekken het gebouw der kunst vaizj
(Schoonhoven, daar zit ook klank in
Clous klinkt ook niet slecht en een
naam als Orclio spant de kroon
Maar wat .voor poëtisch waas zie
men liggen over namen als de Yrief
en de Jong en welke snaar wordt eiht
in ons hart aangeslagen bij het hoorei
van den naam Jan Halkerbes Yer vt
beeld u, dat aangekondigd wordt he 3c
optreden van den wereld vei maarden ai
zanger Kees Klapbes of van den be
roemden violist Piet Aalbes?
Intusschen moet ik erkennen, clajH
het geval me interesseerde en ik beide
daarom aan 't. onderzoeken gegaanw
wie zich wel achter deze nieuweee
soort van Bes-naam mocht verschuivc
len. Niet dan met behulp van dgar
heele haarlemsche en de helft van diis
amsterdainsche recherche heb ik mijnt k
nasporingen met goed succes bekroont w
kunnen zien. En wanneer nu dei ja
22sten Februari mevrouw Róssing Sa di
blairolles voor de leden van 't Nu v<
optreedt, geassisteerd door den nieunch
ontdekten acteur, dan zal het ver kt
baasde publiek zien, dat de artist si
dien het selialksche Nutsbestuur aai ei
het publiek voorstelt als Jan Halker >c
bes, niemand anders is, dan de bekend* ac
partner van mevrouw Róssing, Jan
Malherbe.
FIDELIO.
Tdt
he
toi
ba
be
be