T weede Editie. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. PRINS BORGENSKY. I5e Jaargang. Donderdag 16 December 1897, Ro 4437 HAARLEMS DAGBLAD A.BO^nSTIEn^EasrTSIPIRJJ-S: Yoor Haarlem per 3 maanden Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden Franco door het geheele Rijkper 3 maanden Afzonderlijke nummers Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden de omstreken en franco per post 20 1.30 1.65 0.05 0.30 0.371 AJDV^ETRTEaSTTiniISr: l -5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen deor onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicité Etrangêre G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ.. Parijs 31bis Faubourg Montmartre Met uitzonderinggvan het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels /"0.75. elke regel meer/O.ló; Reclames per regel r~0,3P. Agenten voor dit blad in den omtrek zijnBloemendaal, Sandpoori en SchotenP. v. d. RAADT, SandpoortHeemstede, J. LEUVEN, bij d® tolSpaarndam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER; VelgenW. J. RUIJTER BeverwijkJ. HOORNSEillegomARIE HOPMAN, Molenstraat Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. STADSNIEUWS. eerste en derde pagina. Haarlem, 15 Dec. 1897. Nut. De heer dr. H. Blinlcdie Dins dagavond een lezing in het Nut hield, besprak de hemellichamen. In de eer ste plaats gaf hjj eene beschrijving van wat de ouden daaromtrent leer den en zette daarna uiteen hoe die leer der sterrekunde zich in de mid deleeuwen verder verspreidde. Later in den renaissancetijd stond Coperni cus op, die aangaande de sterrekunde eene geheel andere beschouwing dan de ouden was toegedaan. By diens beschouwing stond spr. langen tyd stil. De leer van Copernicus is voorna melijk door anderen verspreid. Zelf heeft hy meer in stilte in zjjn studeer vertrek gearbeid en op zijn sterfbed zag hy de laatste proeven na van zijn werk over de sterrekunde. Keppler, een Duitscher, voornamelijk heeft in deze richting veel gearbeid en daar naast ook onze landgenoot Huygens. Newton verspreidde echter nog meer licht aangaande de astronomie. Tegen woordig staat men in deze ongeveer nog oj3 hetzelfde standpunt als dat van Newton. Na deze opmerkingen van meer algemeenen aard daalde de spr. in meer bijzonderheden aangaande zijn onderwerp af. Hij verhaalde een en ander omtrent het zonnestelsel, waar van de zon het centrum is. Niet on waarschijnlijk is het, dat de zon met die planeten eenmaal een groot ge heel heeft uitgemaakt. Hoe volgens Kant en La Place de planeten zou den zyn ontstaan, zette spr. uiteen. Uit het groote lichaam de zou zyn na duizenden en duizenden jaren tal van planeten ontstaan. Thans is de zon echter in een toestand van rust, waarin geene planeten meer ontstaan. De zon is het hoofdlichaam van het zonnestelsel. Zij verlicht en ver warmt alle planeten, die alle onzicht baar zouden zyn, wanneer de zon er niet was. De zon is do voedster van alles wat op aarde leeft en beweegt. Regen en wind, alles ontstaat eigen lijk door de zon. De werking der zon en hoe zy er uit ziet, maakte spr. door eenige lichtbeelden duidelijk. Na de pauze besprak de heer Blink de andere planeten allereerst Mereu- rius. Deze planeet kan men zeer zeldzaam goed waarnemen. Men kan echter zeggen, dat zij zelf geen licht geeft en dat zy even donker als de aarde is. Zy wentelt in tachtig dagen om de zon en in dien tyd ook om haar as. Daardoor is dezelfde kant steeds naar de zon gekeerd. Aan den eenen kant heerscht dus eene gloeiende hitte en aan den anderen een eeuwige koude. De zwaartekracht is er ook eene ge heel andere dan op de aarde. De warmte is er zeven maal zoo groot verhooging der subsidiën voor het als op aarde. Van den planeet Venus weet men eveneens niet veel. Ze straalt te veel, waardoor men haar met den kijker niet zeer goed kan bezien. Zeer waar schijnlijk is het, dat ook zij maar een maal om haar as wentelt. Meer weet men van de maan. Zij is een lichaam, bijzonder om Ten slotte gaf den Min. eene vrij uitvoerige bestrijding van den heer Lobman, wiens rede brak met de pa cificatie op schoolgebied. De Min. be twistte, dat de neutrale onderwijzer niet vry zou zijn en dat er socialis tische scholen zijn. De onderwijzers dat de aarde op haar weg om de zon houden hun opinie buiten de school, vergezelt. Daar de maan zich dichtDe Min. kwam krachtig op tegen by de aarde bevindt, heeft men haar oppervlakte goed kunnen bestudeeren. Geen dampkring is er op de maan. De aantrekkingskracht is er zeer ge ring. Daarop liet spr. van de maan op het doek eenige schijngestalten zien; zoomede afbeeldingen der planeet Mars, die zeer waarschijnlijk met de aarde veel overeenkomst heeft; van Jupiter, de grootste planeet; van Saturnus, die zich onder vele ge daanten vertoont; waarbij spr. nog menig opmerking ten beste gaf. Aan het einde van zyn leerrijk betoog stelde spr. de vraag: zullen de pla neten bewoond zijn? Als antwoord daarop zeide hy, dat de waarschijn lijkheid bestaat, dat ook daar wezens wonen. De bijeenkomst, die vrij druk bezocht was, werd te 10'/a uur ge- 3INNENLAND Parlementaire Praatjes. deze beschuldiging. Op het stuk van leerplicht stond zyn opinie muurvast en niets kon hem doen weifelen. Maar ten aanzien van deze quaestie wilde de Min. in eenige stellingen die opinie formnlee- ren Leerplicht, ofschoon noch panacée voor maatschappelijke kwalen, noch universeel middel van volksontwik keling. is noodig, meer nog voor kin deren die wel, dan die geen school bezoeken. Men zal rekening moeten houden zoowel met bestaande school- als maatschappelijke toestanden, die ver hinderen, dat alle kinderen gedurende het geheele jaar zich van deelneming aan eenig bedrijf hebben te onthou den. Boeten of gevangenisstraf mogen slechts uiterste middelen zyn. Het kwaad dat bestreden moet wor den is niet in de eerste plaats het absolute, maar meer nog 't relatieve schoolverzuim. Bij de regeling van leerplicht zal men in den regel wel moeten komen tot schooldwang, niet tot gewetens dwang. Het is noodig en mogelijk met gemoedsbezwaren rekening te houden. Deze stellingen de Min. had ze reeds sedert 10 jaren verdedigd. Hy zocht naar een vorm om een „natio- De rede waarmede de Minister van Binnenlandsche Zaken het debat over Lager Onderwijs beantwoordde, nam byna den geheelen ochtend in beslag, hoewel de Dinsdagzitting te 10 uren aanving. vDe Minister nam ten aanzien van het L. O. nog steeds het standpunt nale" wet te maken. Gelukte hem dit in, dat hy vroeger verdedigde en achtte hervorming ook noodig. In menig op zicht was hij het met den heer Kete laar eens. Het was zyn voornemen om aan den eisch van bepaalde getalsterkte van het onderwijzend personeel tegen over de gemeenten streng vast te houden, desnoods met dwangmiddelen. Ook de Min. gaf de voorkeur aan vakmannen als schoolopzieners. De niet, hij zou zich troosten met het „in magnis voluisse sat est" (in groote dingen is het voldoende gewild te hebben), Uit de replieken waarbij de Voor zitter weder tot spoed aanzette is een merkwaardig moment te releveren. De heer Troelstra, bestreed nl. den heer Lobman, aanvoerende dat socia listische onderwijzers hun ideeën niet op de school verkondigden. Dat zy Min. wilde gaarne hooger bezoldiging er waren erkende hij; tengevolge van der onderwijzers bevorderen, maar I hun lage bezoldiging en onvoldoenden daartoe was wetswijziging noodig, die levenstoestand werden zy wel naar de Min. in uitzicht stelde na de rege-1 het socialisme toegedreven, ling van den leerplicht. Teneinde de Hierop reageerde de heer Van Kar- onderwyzers voor de drankbestrijding nebeek. De socialisten beweerden op de school te bekwamen, wilde de steeds door altruisme gedreven te Min. eerst op de kweekscholen dit worden. Uit de bekentenis des heeren ..vak" doen beoefenen. j Troelstra bleek, dat de socialisten Ten aanzien van de spelling-quaestieook egoisten waren, bleef de Reg. strikt neutraal. j Op verzoek des voorzitters ging de De zaak vau het pensioenfon is der spr. hierop maar niet verder door. weduwen en weezen van openbareDen heer Troelstra, die aangedron- onderwyzers stond goed. Ook de by-gen had op vrijheid voor den onder- zondere onderwijzers als burg. ambt. wijzer buiten de school, antwoordde te beschouwen ging nietrichtten zij j de Min. dat die vrijheid niet onbe- een pensioenfonds op, dan wilde de perkt kon zyn een mededeeling Min. het billyk subsidieeren. Tendie met bravo's ontvangen werd. Als aanzien van een wettelijke regeling een onderwijzer buiten de school dief- van de positie der klasse-onderwijzers stal verdedigde, dan moest hy er uit kon de Min. geen toezegging doen. Voor het overige wilde hy ieder on- Tegen vrije examens had de Min. prac- derwijzer vrijlaten in zyn politieke tisehe bezwaren, niet tegen eventueele opinie. Verdere onderwijsposten' gaven niet tot eenige opmerking van beteekenis aanleiding. By de landbouw-posten zegde de Min. den heer De Boer overweging toe van reorganisatie van het door dezen als onnut bestreden Landbouw-Comité. Een kort mond- en klauwzeer-debat leerde dat de heer Van Dedem geen tegenstander van bestrijding? der ziekte was, mits die matig was. En de Min. bleef van opinie, dat men vooral te genover het buitenland verantwoord moest zijn. Over de door den lieer j Van Dedem ontraden inentingen bad de Min. nog geen bepaalde opinie. (Bij een later behandelde supp'etoire begrooting deelde de Min. mede, dat de bestrijding in 5 jaren f 1,427,000 had gekost). Bij „historische gedenkteekenen" teekende de heer Lobman protest aan tegen de uitzetting van dezen post en drong bij den Min. er op aan de restauratie der kerk te Gouda uitte stellen, een verlangen waaraan de Min. niet bereid was te voldoen. Zijn begrooting werd ten slotte zonder stemming aangenomen en daarna werden zonder noemenswaard debat eenige kleine wetten afgedaan. Hoewel de klok reeds byna half vijf wees, stelde de Voorzitter toch nog Marine aan de orde en opende de heer De Ras de algemeene beraad slagingen over dit, zesde hoofdstak derÖtaatsbegrooting,met. een hernieuw den aauval. tegen do schepen van het type „Kortenaar" (vroeger doorhem af gestemd) waarvan de Min er nn weder een vroeg. Voor het openhouden der zeegaten waren schepen van 3L mil- lioen te duur, voor den Indischen en algemeenen dienst waren zy veel minder geschikt dan gepantserde kruisers, voor offensief optreden on betrouwbaar en uit 't oogpunt van zeevaardigheid en snelheid geenszins aan te bevelen. Niet als vijandelijk heid tegen de Reg., maar omdat hy het zyn plicht achtte, zou spr. tegen den vierden „Kortenaar" stemmen. Woensdag begint de zitting om elf uur; de Kamer zit eerst een uur in de afdeelingen. G. Jr. EERSTE KAMER. Dinsdag verscheen het Voorloopig Verslag omtrent het afdeelingsonder- zoek in de Eerste Kamer van de Indische begrooting voor 1898. Daaruit blijkt o.a. dat onderschei dene leden in het algemeen goede verwachtingen voor Ned.-Indië koes terden in verband met het optreden van het Kabinet. Met ingenomenheid hadden velen den minister van koloniën de porte feuille zien aanvaarden op het gun stige oogenblik voor noodzakelijk ge bleken hervormingen. Onderscheidene leden hoopten, dat de Minister de herziening van het regeeringsreglement niet uit het oog zou verliezen. Eenige leden verklaarden nu reeds den Minister gaarne te willen steu nen by de invoering der decentrali satie. Onderscheidene leden vreesden ech ter dat eene nieuwe raadpleging van de Indische Regeering en de zending van een ambtenaar naar het Maleische schiereiland vertraging zouden ver oorzaken. Afschaffing of hervorming van den Raad van Ned.-Indië achtte men niet zoo urgent. Ten aanzien van den financieelen toestand ontbrak het in verschillende afdeelingen niet aan leden, die reeds op dit oogenblik den toestand zeer onrustbarend vonden. Een andere groep leden stelden zich den toestand der Indische geldmiddelen niet on gunstig voor, mits men onderscheide tusschen gewone en productieve bui tengewone uitgaven en het billyk achte voor laatstgenoemde te leenen. By velen die den toestand minder gunstig inzagen, werd besproken wat tot verbetering strekken kaï. Zoo werd ter versterking der in komsten ook gewezen op verbetering van de regeling der koffiecultuur en op ontwikkeling van de exploitatie der mynen. In een paar afdeelingen werd het sluiten eener leening ten behoeve van Ned.-Indië ter sprake gebracht. Er ontwikkelde zich eene gedach- tenwisseling over het ontstaan van den Atjeh-oorlog. Met een beroep op de geschiedenis werd eenerzyds betoogd dat de Atjeh-oorlog noch rechtvaar dig noch gerechtvaardigd kan worden genoemd. Van de andere zijde achtte men het duidelijk, dat de oorlogsver klaring Diet alleen gerechtvaardigd, maar ook onvermijdelijk was. Wat onze tegenwoordige positie in Atjeh en de sedert ruim anderhalf jaar in Groot Atjeh gevolgde politiek be treft. openbaarde zich groot verschil van inzicht. De tegenstanders waren van oordeel, dat zij tot dusver weinig gunstige resultaten heeft opgeleverd. De voorstanders der thans in Atjeh gevolgde gedragslijn bleven niet in gebreke van hunne ondersteuning te doen blijken en bij velen bestond de vaste overtuiging dat krachtig optre den tegen de rustverstoorders op Atjeh dringend noodig was. Van verschil lende zijden werd er op aangedron gen dat spoedige fnuiking van elk verzet in Groot Atjeh gepaard ga met krachtige handhaving der scheep vaartregeling. Daardoor begroetten zeer vele leden de aanvrage van een j derde recherche-vaartuig met inge nomenheid. 1 Van verschillende zyden nam men 1 mei instemming kennis van de goede j gezindheid van den minister van kolo niën jegens de christelijke zending en van zijne waardeering van deDarbeid der zendelingen. N aar sommiger gevoelen j ligt het minder op den weg der Re- geering het arbeidsveld der zende- I lingen van verschillende kerkgenoot- i schappen af te bakenen, j Algemeen werd toegegeven, dat onze vigeerende tractaatwetgeving i zich vooralsnog tegen invoering van j toleeuheid verzet. Voorts werd de wenschelykheid j betoogd om van Regeeringswege de bedevaarten naar Mekka tegen te gaan. In meer dan eene afdeeling werd aangedrongen op een onderzoek om trent het medegedeelde in het verzoek schrift en de daarbij gevoegde „Bij drage tot de kennis van het Indisch Staatsbestuur" van de hand van den heer G. Roesing van Iterson. Zeer vele leden hadden verwacht dat het voorstel tot plaatsing van twee controleurs op Nieuw-Guinea by af zonderlijk wetsontwerp zoude zyn in gediend. Enkele leden verklaarden zich beslist tegen de vestiging van ons bestuur op Nieuw-Guinea. De groote meerderheid erkende de nood zakelijkheid van de maatregelen, welke worden voorgesteld. In eene afdeeling werd betreurd, dat door den toestand van de Indische schatkist en den economischen toestand der bevolking niet kon worden over gegaan tot vrijmaking der Indische bevolking van heeren-diensten en ver plichten arbeid. Een aantal leden keurden de be stemming van geld uit de schatkist voor heidensche en mohammedaansche feesten door eene Christelijke natie ernstig af. Tegen de opvoering van de landreute meende sommige leden met eenigen nadruk te moeten waarschuwen. In eene afdeeling werd door enkele leden het gevoelen verdedigd, dat het wenschelijk is zoowel de gouverne- ments-koffiecultuur als het monopolie op te heffen, terwijl het gouvernement dan tot zich zoude kunnen nemen een zeker aandeel, b. v. van de opbrengst. Dit gevoelen vond echter geen bijval by andere leden, die over tuigd waren dat op die wyze de koffiecultuur der inlanders spoedig geheel zou verdwijnen. Eenige leden juichten toe het voornemen des Ministers om op andere wyze dan door bijslag de koffiecultuur te regeleu. Met nadruk werd aangedrongen op een goede drinkwater voorziening :e Soerabaija. Men betreurde dat de uitvoering van de werken in de Solo-vallei eu aan de Solo-rivier zeer tegenvalt, en dat de raming van 18 millioen verre zal worden overschreden. Krachtige voortzetting der irriga- tiewerken bleef men wenschelyk achten. Men vroeg in de commissie van rapporteurs of tegen ergerlijke too- neelen van dronkenschap by heiver- trek om op expeditie te gaan niet beter kan worden gewaakt. Eenige ledeu eener afdeeling wenscii- ten den buit van Lombok te ver- koopen. Gaf een lid zijne verwondering te kennen, dat de Minister bij de laatste l veiling de koffie niet ophieid, toen i de prijzen zoo laag liepen, met den i Minister waren andere leden van i oordeel, dat de Regeering niet moet speculeeren. De commissie van rap porteurs teekent hierbij aan. dat vol gens dagbladberichten op de laatste koffieveiling te Batavia vermoedelijk op last des Ministers ongeveer 8200 pikols werden opgehouden. Een aantal leden juichten het voor stel tot invoering van de opiumregie op Java en Madura warm toe, ai FE UI LIL ETON, CBewerkt tiaar het Engelsch.) HOOFDSTUK XLI. Ontzettende gewaarwordingen. 53) Als het niet anders kon, zou ik de volle waarheid aan Taras bekennen; maar zou ik het geld niet kunnen bekomen zonder Gordon aan het gevaar, van opnieuw gearresteerd te worden, bloot te stellen? De hoop begon weder in myn hart te herlevenhaastig stond ik op en zeide tot den advocaat: „Ik ken iemand, die my zeker deze som wil leenen, en ik zal het hem zelf gaan vragen." HOOFDSTUK XLH. Een veelbewogen onderhoud. 's Avonds keerde ik weder naar de „Hofstede" terug. Ofschoon juffrouw Lucas met moeite kon verbergen, hoe hare gevoelens ten mynen opzichte waren veran derd, ontving zy my toch zoo goed als zy kon. Yoor het eerst zaten wij aan de zelfde tafel en deelden het overschot van den maaltijd van haar meester. Dit betee- kende in de oogen van juffrouw Lucas, dat ik my nu niet meer gelijk kon stellen met Taras en Judith. „Schenk u nog eens in, arm kind," zeide zy tot mij. „Gy weet, mynheer weigert my nooit iets en toen hij hoorde, dat ik mijn nicht verwachtte, zeide by dadelijk, dat ik u eens lekker moest trakteeren." Even daarna belde Taras. Juffrouw Lucas begaf zich naar de eetzaal eu keerde met een schaal met over heerlijk gebraad terug, terwijl baar gelaat eenige onte vredenheid uitdrukte. „Hy wil u sprekenHy zeide tot my vraag aan juffrouw Leroy of zij my het genoegen wil doen my een bezoek te" brengen. Ik verzocht hem u te veront schuldigen, daar gy hoofdpijn hadt. Maar morgen weet ik heusch niet, wat ik zeggen moet als hy weer naar u vraagt. Dit hebben wy niet voorzien." „Jawel, ik heb er aan gedacht en wil hem spreken." „Grooté Godik dacht, dat gij niet zoudt durven. Gy moogt wel al uw best doen uw stem te veranderen, want anders herkent hij u en wat dan?" „Wanneer hij my niet wil vergeven, zal ik er in be rusten. In elk geval ben ik er zeker van, dat hy tegen niemand over myn schande zal spreken. En het eenige waar ik bang voor ben is, dat de menschen over my zullen babbelen." „Gij kont er van verzekerd zijn, dat hy er nooit een woord over zal reppen. Maar vergeet niet, dat zoodra gy u kenbaar maakt, het 't zelfde is, alsof gij schold belijdt. Enfin," voegde zy er met een zucht van vol doening by, .,in deze kast hangen al uw kleeren, die ik van Lambeth medegebracht heb. Want juffrouw Lucas was van meening dat het veel beter was berouw te too- nen in een gepaste kleeding, dan in myn boetegewaad, zooals zy het uitdrukte. Iemand, die zóó armoedig gekleed was als ik, kon men onmogelijk eenigen eerbied betoonen. Den volgenden morgen, dadelijk na het ontbijt bracht zij mij bij Taras en nadat, de voorstelling had plaats ge had, verwijderde juffrouw Lucas zich, al de verant woordelijkheid van dit onderhond van zich afschud dend. Nadat by mij verzocht had plaats te nemen begon Taras: „Wij zouden wel een rijtuig naar het station hebben gezonden om u af te halen, als gij uw komst maar eer der gemeld hadt. Het is een heel eind hier van daan. Zyt ge nu een weinig uitgerust?" Ik wilde myn stem veranderen, maar myn gevoel kwam hier tegen op en het was mij onmogelijk myn ongelukkigen vriend te bedriegen. Ik antwoordde dus op natuurlijken, maar zachten toon „Ja." Taras huiverde en wendde zijn gelaat naar my toe, nu hij bemerkte waar ik zat. Een oogenblik trilden zyn oogleden, alsof hy een po ging wilde doen door de ondoordringbare duisternis, die my voor hem verborg, heen te zien. „Zyt gy juffrouw Leroy?" vroeg hij ontroerd. „Ja." Hy boog het hoofd om myn antwoord beter in te den ken, zoodat er opnieuw een oogenblik van stilte ont stond. „Zyt gij alleen gekomen, juffrouw Leroy „Ja." „Hadt gö dan geen vrienden om u te vergezellen?" „Geen enkele." Mijn korte bevende antwoorden zouden my zeker ver raden hebben, zelfs al had hy my niet aan mijn stem herkend. Maar de overtuiging, dat ik myn incognito wilde bewaren, was voor hem voldoende om zyn ont dekking tc verbergen. „Gy blyft toch zeker eenigen tyd by ons,juffrouw?" „Neen neen stamelde ik„ik denk van middag te vertrekken." Hy antwoordde niet, maar zyn gelaat betrok en ik had niet den moed de stilte te verbreken, nog minder om te zeggen waarvoor ik gekomen was. Ongetwijfeld maakte hy hieruit op, dat ik my onge lukkig voelde en hulp noodig had, want hy haalde eenige onopengemaakte brieven uit zyn zak en zeide tot my „Deze brieven zijn gisterenavond gekomen. Zoudt ge ze my willen voorlezen en zeggen van wie ze zijn Alle waren vol van hartelijke deelnemende woorden. Nadat ik ze had gelezen, vroeg Taras „Hebt ge ze alle opengemaakt?" „Ja." „ik hoopte zoo, dat er een van een vriendin van me bij zou zyn... van een lief vriendinnetje, waarvan ik ieder oogenblik eenig bericht verwacht. Zoudt ge ze nog eens willen nazien

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 1