Voor den Koning van
Pruisen.
Men kent het Fransehe spreekwoord
„Travailler pour le roi de Prusse",
letterlijk vertaald: Werken voor den
koning van Pruisen, waardoor een
arbeid wordt aangeduid, die meer
schade an profijt oplevert.
Ziehier, waar dit gezegde vandaan
komt.
Een anderhalve eeuw geleden re
geerde in Pruisen, dat pas kort ge
leden tot koninkryk was verheven,
Frederik Willem Ien in het rjjk
der mode, dat nog heel wat anders
te beteekenen had, lieerschte de be
roemde hofkapper Lubiu.
Lubin was natuurlijk kapper aan
het hof van Frankrijk, dat toen vooral
den toon aangaf voor al wat de mode
eo goeden smaak betrof.
Lubin dan was de bouwmeester van
die ingewikkelde haarwerken, waar
door de dames nog grooter schenen
dan met haar hooge aakken, en die
een even vaste hand als een juisten
blik vorderden.
De kappers en pruikenmakers wer
den in die dagen ook beschouwd als
wezenlijke kunstenaars, en ouder alle
ambachten hadden zij alleen het recht
een degen te dragen.
Onder de leerjongens van meester
Lubin bevond zich een knaap, zacht
en schuchter als een meisje, en die
luisterde naar deu voornaam Leonard.
Leonard was dol op zijn vak. maar
behalve op de schoone kunst van
pruikenmaken had hy ook zijn hart
gezet op de kleine Olivette, dedoch-
te; van zyn patroon. Dat was zijn
ongeluk, want meester Lubin had
plechtig verklaard, dat degene, die
zijn schoonzoon wilde worden, eerst
waardig moest zijn hem op te volgen,
en om hem te kunnen opvolgen, moest
hij eerst een gekroond hoofd hebben
gekapt.
„Aan mijn schoonzoon alleen geef
ik het voorrecht van kapper van Zijne
Majesteit, en alleen de kapper van
Zyne Majesteit kan myn schoonzoon
worden." Dat was zoo zyu redenee
ring die het den aanstaanden schoon
zoon allesbehalve gemakkelijk maakte.
Op zekeren dag kreeg Leonard een
briel vau een zyner ooms, schoenma
ker van zyn ambacht en protestant
vau zijn geloof; na de herroeping van
het edict van Nantes had die oom
Frankrijk verlaten en was te Berlijn
gaan wonen.
Zyn zaken bloeiden er en hy noo-
digde zijn neef uit zich daar ook te
komen vestigen, want al wat uit
Frankrijk kwam, was daar zeer ge
zien, ongetwijfeld in den geest van
het spreekwoordNiemand is profeet
in zijn eigen land.
Leonard aarzelde.
Zyu land en Olivette verlaten, dat
was toch wel wat erg. Hy sprak er
over met het meisje en deze gaf hem
den raad te vertrekkenhet slimme
ding had bij haar vader in de kaarten
gekeken en wel bemerkt, dat deze
zijn handigen helper niet goed kon
missen. Hy zou dus wel gedwongen
zyn schikkingen te maken, vooral als
Leonard terugkeerde met den titel
van „Hofkapper van Zyne Majesteit
den koning van Pruisen."
In overleg met haar hield hij dus
het doel van zyn reis geheim en vroeg
alleen bij zyn patroon een langdurig
verlof aan daarop verliet by de Sei-
nestad en trok naar de oevers van de
Spree.
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCLXLVILI.
Wanneer het j.»ar om is, dan ver
diept zich de weetgierige inensch
gaarne in een beschouwing over dat
afgeloopen jaar en in hoeverre dat
jaar verandering heett gebracht in
'zijn particulieren toestand en in dien
van het algemeen. Met het algemeen
bedoelt hij dan veelal de stad van
zijn inwoning en, wanneer by bijzon
der weetgierig is, ook den toestand
van de portemonnaie van zyn vrien
den en bekenden.
Met myn eigen financieelen levens
loop in 't vorig jaar zal ik den lezer
niet vervelen: 'alleen wil ik verklaren
dat ik niet van plan ben, dit jaar
méér belasting te betalen dan het
vorige jaar. 't Is al wèl zoo en den
fiscus wordt (beleefd maar dringend)
verzocht, daarvan goede nota te ne
men. Wat na de portemonnaie van
myn vrienden en bekenden betreft,
die boezemt me niet de minste be
langstelling in. Lk hoop, dat ze goed
gespekt is geweest in 1897 en 't zou
me spijten, als ze dit jaar niet nog
een beetje ronder werd maar zoo
lang men iny er niet met myn neus
by roept, taxeer ik de zwaarte van
andermans beurs van mijn leven niei.
En zoo schiet dan alleen de vraag
over, of de algemeene toestand van
deze gemeente vooruitgegaan is of
niet. By die vraag liebbeu we alle
maal belang: de rjjke bewoner van
Kenau- of Florapark, die hier geen
Toonkunst- of Bachconcerten hooren
zou, wanneer door achteruitgang de
helft van de leden de contributie niet
meer zon kunnen betalen; de winke
lier, die aan bovenbedoelden ryken
man levert en een schadepost zon
iebben, wanneer deze verhuisde naar
Zyn oom had hem niet bedrogen,
hy had een schitterende en aristocra
tische klandizie, waar de neef mee van
genoot. De een zorgde voor de laarsjes
en de ander voer de kapsels van al
de fijne dames en heeren der hoofd
stad, en Leonard was weldra te Ber
lijn evenzeer in trek als meoster Lu
bin te Parijs.
Eén ding ontbrak er nog maar aan1
zyn gelukeen gekroond hoofd te
kappen en achter zijn naam denzoo-
zeer verlangden titel van hofkapper
te mogen voegen.
Wat een vreugde dus en wat een
ontroering, toen de koningin hem liet
ontbieden.
Ongetwijfeld was het hof vanFre-
derik Wilhelm wel niet als dat van
Lodewyk XV, maar het was toch
altyd het hof.
Leonard begaf zich naar het paleis,
op het vastgestelde uur, den degen
op zij. den steek onder den arm. Hy
werd binnengelatenOnder zyn
bekwame handen verhieven zich de
uitgekamde en gepoederde haren in
bevallige krullen, licht en stevig te
vens, tot een hoog kapsel op het voor
hoofd zyner voorname klanten, die
over zyn kunst verbaasd stonden.
Leonard ontvimr de meest vleiende
complimenten„Men zou wanen in
Versailles te zynriep een der dames
in verrukking. Dat was de aller
hoogste lofspraak.
Leonard maakte zich gereed om
heen te gaan, toen een ruwe stem
onaangenaam in zyn oor klonk en de
volgende woorden losliet, even belee-
digend voor zijn talent als voor de
voorname hoofden, die zooeven aan
zijn zorg waren toevertrouwd geweest.
„Wat beteekend die maskerade
hier
Het was een mager, schraal en droog
manneke met een woedend gezicht,
dat de deur binnentrad. Hij droeg zyn
wandelstok onder den arm en zijn
hoed hield hy op.
Die veelbeteekenende bizonderheid,
gevoegd by den schrik, die op alle
gezichten te lezen stond, gat den
armen kapper te verstaan, dat de bin
nentredende niemand anders was dan
koning Frederik Wilhelm I, den ko
ning-sergeant, zooals men hem noemde.
't Was geen gemakkelijke vorst,
de vader van den ouden Frits. Aan
zyn kinderen gaf by beschimmeld
brood te eten en aan zyn vrouw wei
gerde hij het geringste sieraad hy
droeg versleten kleeren en zijn heele
regeering door dezelfde koperen knoo-
pen, die van zyne oude uuiform wer
den afgetornd en op een nieuwe aan
gezet.
Zijn binnenkomen veroorzaakte dus
een heel onaangename gewaarwording.
De koningin stamelde eenige veront
schuldigingen wegens de receptie van
den nieuwen Fransehen gezant en
haar verlangen om hem goed te ont
vangen.
Frederik viel haar brutaal in de
rede
„Ben je gek en denk je. dat ik heb
ben wil, dat je je zoo opdirkt?"
En zich tot Leonard wendend, die
daar boven stond te kijken, ver
volgde hij
„Je hebt daar een aardig werkje
gedaan, kereltje. Zie het zoo goed
mogelijk te herstellen en knipoogen-
blikkelijk al die krullen af! En wat
u betreft, mevrouw," zoo wendde hy
zich tot de koningin, die hem trachtte
te bedaren, „ik zai u niet behandelen
gelijk uw dochters, want het komt
niet te pas, uni de koningin van Prui
sen met korte haren loopt."
Grebeden en smeekingen waren ver
geef sch, er moest gehoorzaamd wor
den.
Toen de executie was afgeloopen
richtte de koning kalm het woord tot
den verbouwereerden kapper.
„Elke arbeid is zyn loou waard,"
zei by „wat heeft de koningin u ge
geven
den Haag, omdat hy hier geen mooie
concerten meer zou hooren de
suppoosten, die voor deze concer
ten noodig zijn ik wil maar zeggen,
dat ten slotte de welvaart van deu
een als met ijzeren ketenen is vast
geklonken aan den voorspoed van den
ander.
„Hoe gaat het. in de zaken is de
gebruikelijke vraag onder de handel-
di'ijvenden wanneer zij elkaar ontmoe
ten. En heel zelden is het antwoord:
„heel best, 't gaat voorspoedig." Meest
al trekt, men bij die vraag een ge
zicht. alsof men een kiezelsteen in het
keelgat heeft, die er niet recht door
wil en geeft ten antwoord: ,,'t gaat
wel. of 't is slapjes," of„och, ^oo
zooIk zal niet zoggen dat de tij
den schitterend zyn en de rijkdommen
voor 't. oprapen liggen, maar zoo mi
serabel als de menschen hem uitschil
deren is de tyd nog niet. En van het
betalen vooral van de gemeentebelas
ting zyn Haarlems burgers nog niet
zoo afkeeng, als men oppervlakkig
wel deuken zou.
Ik zeg dit maar niet zoo in 't wilde
weg, maar zal n een bewys voor die
stelling leveren. Een paar dagen na
Nieuwjaar heeft onze gemeente-ont
vanger in verschillende bladen een
dankbetuiging geplaatst voor de vele
tot. hem gerichte gelukwerischen by
de wisseling van 't jaar. Is dat geen
bewys, dat we er hem geen kwaad
hart om toedragen, dat hy zooveel
van onze lieve duiten in zyn brand
kast bergt?
Nog een ander bewys, dat de tyden
voor Haarlem nog zoo heel slecht niet
zyn. In het afgeloopen jaar zyn er
veertien gezinnen naar Transvaal ver
trokken, vier naar Amerika en een
naar de Kaap. Ik vind dat niet veel
op oen bevolking van ruim zestig
duizend zielen.
Waren de omstandigheden wer
kelijk zóo treurig als wel eens be
weerd wordt, dan zou die emigra
tion gulden, Sire," antwoordde
Leonard aarzelend.
„Tien gulden Inderdaad, mevrouw,
je bent niet zeer edelmoedig, en die
jongen zou naar zyn land een klein
idee meenemen van ons hof."
„Sire, ik meendestamelde de
koningin verbaasd over dat verwijt,
dat. zy van haar sohraapzuchtigen
man niet verwacht had.
„Ik zal je diensten beter betalen,
mijn jongen. Hoeveel beu ik je schuldig
voor het uitvoeren van myn bevelen
„Sire wat Uwe Majesteit goedvindt,"
antwoordde de kapper, die van den
schrik begon te bekomen.
„Dan zullen we zeggentwintig
gulden, is dat goed
„Zeker, Sire," antwoordde Leonard
met een diepe buiging.
„Ziedaar dan," zei de koning.
„Ai! Ail" sclireeuwde de kapper.
Als hagel kwamen de stokslagen
op zyn rug neer, en de „koning-ser
geant" telde maar door, zonder zich
te haastenEen galden, twee gul
den
Yoor den eersten keer van zijn leven
toonde Frederik Wilhelm zich goed-
geefsch.
Half lam geslagen kon Leonard
naar huis gaan hij moest van Berlijn
en de Pruisen niets meer hebben,
maar keerde zoo gauw mogelijk naai*
Frankrijk terug. Lubin was juist ge
storven en bet kostte Leonard niet
veel moeite diens opvolger te worden
en met diens dochter te trouwen. Hij
viel zeer in den smaak en mocht op
zyn uithangbord laten schilderen
..Kapper aan de hoven van Frank
rijk en Pruisen."
Het recht van dit laatste had hij
duur genoeg betaald.
Nooit vertelde by iets van zijn
avonturen aan het Pruisische hof, en
als men in zyn bijzijn den spot dreef
met de gierigheid van Frederik Wil-
hel a, dan wreef hy mot een pijnlijk
gezicht over zyn schouders en ant
woordde
„Ik vond dat. hij veel te royaal
wasde hemel beware je, te werken
voor den koning van Pruisen."
BSSSiVEfaLAMD
De toestand in de roosjes-industrie
is te Amsterdam weer bijzonder slecht,
schrijft het Weekblad van deu Dia-
mantbewerkersbond. Er is bijna geen
juwelier meer die uitgeeft. Het na
tuurlijk gevolg van dozen toestand
is, dat weder allerlei pogingen tot
loonsontduiking hebben plaatsgehad,
waaraan natuurlijk prompt de kop
werd ingedrukt. Eveneens werd we
der hier en daar een begin van bet
gewone eigenwerkmakers-geknoei ont
dekt, waartegen natuurlijk ook krach
tig werd opgetreden.
Verzet bij arrestatie.
Een agent te Amsterdam betrapte
Donderdagavond op heeterdaad een
persoon, die met nog twee andere
mannen op de Prins Hendrikkade
beproefde een vlet te stelen. Twee
kozen op het zien van den agent on
middellijk het hazenpad, doch de eerst
bedoelde trok by zijne arrestatie een
lang broodmes, waarmede hy een
anderen agent, die mede ter plaatse
was verschenen, een diepe wonde aan
de rechterhand toebracht en daarna
zijn aanhouder trachtte te steken, die
dar gelukkig ontweek. Onder zwaar
verzet werd hy naar het bureau ge- j
bracht. De gewonde agent werd ini
bet Binnengasthuis verbonden.
Vrijdagvoor middag te 10 uren onge
veer 'ontstond te Leiden een hevige
uitslaande brand in een perceel aan
de Haarlemmerstraat tegenover de
Donkersteeg, waarin gevestigd is het
magazyu van manufacturen en mode
artikelen van de firma Wisbrnn en
tie wel drukker wezen. Misschien zal
iemand er op wijzen, dat hier de
jongelui niet bygerekend zijn, die
naar Zuid-Af 'ika of naar onzen Oost
vertrokken zijn, maar hun heengaan
is geen bewys van gebrek aan voor
spoed in de stad. wel een getuigenis,
dat onze hollandsche jongens evenals
vroeger, toen dan toch de tijden zoo
goed heetten, niet altyd bij moeders
pappot willen blijven en ook wel eens
wat meer van de wereld willen zien.
Een van de verschijnselen die be
denkelijk zijn. dat is het bestaanvan
de Haanemsche Handelsvereeniging.
Een heel nuttige stichting, maar die
er toch, wanneer de toestand uit
pure rozengeur en maneschijn bestond,
niet wezen zou. En bedenkelijk is
het vooral, dat het do vereeuiging
zoo goed gaat, dat ze uit de kamer
in Felix Favore heeft kunnen ver
trekken naar een afzonderlijke wo
ning in de Lange Begijnestraat. He
laas, wat hebben de trappen in Fe-
lix dikwijis gekraakt onder de schre
den van de financieel zwakkon, die
om uitstel kwamen vragen voor de
betaling van de schuld waarvoor ze
waren aangeschreven. Wat al brie
ven hebben er de bus verstopt, smee-
kende, onverschilligeen kwaadaardige.
Hoevelen hebben daar uiet io die
kamer gertaan, soms met den mond
vol tandon soms vol excuses, waar
van de korte beteekenis was dat ze
het niet hadden en of de schuldeischer
nog wat geduld wou hebben een
enkele maal iu tranen, nu en dan ook
wel eens met bedreigingen, waarin
de officier van justitie werd genoemd
deze soort van schuldeischers wa
ren veelal de ergste, hoewel ze als
het er op aankwam, den officier van
justitie toch maar liever niet in de
zaak mengden.
Ik vind het geheel in den haak, dat
een leverancier die zyn gold niet
krijgen kan op vreedzame manier,
er op onvreedzame wys aan ziet te
Liffinann. De geheele bovenste ver
dieping, waarin zich een groote waarde
aan magazijngoederen bevond, brandde
uit. Er is ook ontzaglijke water
schade. Te II '/a uur was vrees voor
verdere uitbreiding geweken.
Een grap uit het schoolleven.
In een der sclioolarrondissementen
van ons vaderland was een nieuwe
opziener aangesteld. Een der hoofden
van scholen iu dat arrondissement
had vacantie en gedurende die rust
dagen een bloedverwant, ook onder
wijzer, te gast; op een goeden mor
gen gaat men naar eea naburig dorp,
om een collega te bezoeken, dieeeui-
gen tyd later vacantie heeft en dus
der woelige dorpsjeugd de beginseleu
genoemd in art. 2 der wet in zake
onderwijs, tracht in te prenten. Al
pratende komt meu ouder de wande
ling op het denkbeeld om den gast
bij den collega, die bezocht, zal wor
den, voor den nieuwen schoolopziener
te laten doorgaan.
De voorstelling als schoolopziener
heeft werkelijk plaats en alle klassen
worden bezocht; de indruk, die echter
de nieuwe schoo'opziener maakt is voor
het betrokken hoofd nu juist niet aange
naam, wam op alles wordt aanmer
king gemaaktvragen worden den
leerlingen gesteld, die onmogelijk kun
nen beantwoord worden enz. Op liet
einde van den schooltijd wordt ge
zegd: „Nu mynheer! uw school laat
in vele opzichten te wenschen over:
aardrijkskunde: min; geschiedenis:
treurig; taal maar zóó! zóó!; en zin
gen. ik kom in een der klassen en
daar zingen waarachtig de jongens
in liet morgenuureen „Avond-
liedje!"
Na schooltijd wordt echter bij moe
der de vrouw aan de koffietafel de
geheele grap verteld en hoewel collega
wiens school inderdaad perfekt, ui
orde is, in het begin kijkt als de
traditioneele boer, die kiespijn beeft,
lacht men ten slotte hartelijk om de
welgeslaagde grap.
wat wil echter het geval? Veer
tien dagen later krijgt het beetgeno
men hoofd by de morgenles werkelijk
bezoek van den nieuwen schoolop
ziener, die heel wat minder noten op
zyu zang heeft dan voor twee weken
de gefingeerde en na den middag gaat
het hoofd, dat een vrijen namiddag
heeft, mede naar den collega, wiens
vacantie om is. De voorstelling volgt
maar wat krygt de schoolopziener te
hooren
„Ja wel! mijn goede vriend, ga je
gang maarde komst van zóó'n nieu
wen schoolopziener kennen we hoor!
De aardigheid is er nu af; je doet
natuurlijk ailerlei onzinnige vragen,
die door mijne leerlingen uiet beant
woord kannen worden en dan luidt
bet ten slotte: geschiedenis: slecht;
taalzóó, zóó 1 en iD liet middaguur
morgenliedjes zingen! Beproef de
grap by een ander hoor!"
Gfrooto verbazing, ja verontwaar
diging by den schoolopziener, ver
legenheid van collega en een lachend,
guitig gezicht van die bezocht wordt*
Ten slotte wordt eclitor de grap
van vóór veertien dagen verteld en
de schoolopziener is de eerste, die
hartelyk om de welgeslaagde „ui"
lacht, terwyl het betrokken hoofd,
ondanks de welwillendheid van den
schoolopziener, by de ontknoopiug
op zyn beurt, den zoo straks genoem
den door kiespijn gepiaagden boer
vertoont.
Roet uit sclioorsteenen.
Roet uit sclioorsteenen, kachels enz.
is een meststof, die aandacht ver
dient. Maar men moet er zooveel
doel ijk op letten, dat men goed roet
heeft, d. i. met niet te veel asch ge
mengd, of ook wel met andere din
gen. want er is zelfs vervalsckt roet
in dei: handel. Vooral goed is roet.
komen. Men is 't hem schuldig en
hij moet het hebben. Maar aan
dén anderen kant is de Bandelsvei-
eeniging oen geneesmiddel tegen een
ziekte in den handel zelf tegen de
lange credieten.
Onze grootvaders kochten geen jas
en geen linnenkast, onze grootmoe
ders" geen schort en geen muts, of ze
moesten het geld ervoor hebben lig
gen. Tegenwoordig zijn in de meeste
zaken credieten van een jaar iets heel
gewoons en credieten van anderhalf,
twee, drie jaar geen zeldzaamheid.
Winkeliers die duizenden in het boek
hebben staan, zyn soms verlegen om
honderd gulden, die hun ontbreken
om een wissel te betalen. 't Publiek
dat koopt heeft, door die gemakkelijke
credieten geen overzicht van wat het
schuldig is en vallen de nieuwjaars-
rekeningen tegen, dan wordt het ere-
diet uitgerekt tot iu 't oneindige alsof
het elastiek was totdat op 't laatst
ook dit rekbaar elastiek knapt, m. a.
w. net geduld van den schuldeischer
opraakt en de pretentie terecht komt
by de Handelsvereeniging.
Ik wil niet zeggen, dat er geen
voorteekenen zijn van betere tyden.
Nieuwe firma's die zich vestigen, pas
sen meer en meer of het contantsteisel
toe, of, als ze dat niet aandurven,
zenden maaudrkeningen, waardoor
de crediteur, al betaalt hij ze ook niet,
toch herinnerd wordt aan zyn schuld
en op die manier teruggehouden van
inkoopen, die boven zyu krachten
gaan en waarvan teri slotte de leve
rancier toch de dupe wordt. Laat ons
dus, waardeerende wat er voor goeds
is in den tegenwoordigen tyd, zoo hard
als we kunnen en zooveel als we wil
len, mopperen over de slechte gewoonte
vau het geven en nemen van lange
credieten. om liet ten slotte zoover te
brengen, dat niemand meer koopt dan
a contant en ook niemand op een
andere voorwaarde dan die, meer ver-
koopen wil. Ik wensch u allen en
dat boven nit sclioorsteenen is ver
zameld. Boven het eiude van de
kachelpijp bevat roet net meeste asch,
door de ascli uit de kachel, die met
bot roet wordt meegevoerd.
Negen deeleu roet met één deel zout
(keukenzout) gemengd, geven een
voortreffelijk en most voor tuinen.
Bestrooit men zaadbedden voor
groenten in den laten herfst met ecu
mengsel van root, zout en (liefst)
houtasch, dan blijven zy van onge
dierte, speciaal van aard vlooien, ver
schoond, en de jonge planten ont
wikkelen zich. welig. Voor bieten,
peen enz. er is iu het algemeen geen
beter mestmiddel clan schoorsteen roet.
Gazons, by regenachtig weder met
een weinig roet bestrooid, geven een
diep donkeren, overvloedigeu grasgroei.
Ook op vruchtboomen werkt een iu
den winter gebezigde rootbemesting
zeer voortreffelijk. Men verzamele
dus het. roet, om het ter bemesting
te kunnen gebruiken en geve. noch
werpe liet weg.
(Mbld. t. d. verv.)
fers Overwicht.
Een koloniale special teil?
Het Handelsblad schrijft:
Wij waardeeren het dat in onze
Volksvertegenwoordiging ook mauueu
die onze „Oost" nooit bezochten, blij
ken geven van belangstelling in deze
kostbare bezitting. Maarzy stich
ten allicht meer kwaad dan goed, wan
neer zy bij hunne beschouwingen en
adviezen lichtvaardig afgaan op enkele
gegevens, en daarop dadelijk gereed
staan, conclusion te bouwen.
Zoo heeft, dunkt ons, de heer Van
Asch van Wyck nogal gezondigd in
de zitting der Eerste Kamer van 28
December jt.
Hij maakte zich de echo van een
Indisch courantenbericht betreffende
den kolonel Van Hcutsz, en vorderde
van den Minister de verklaring dat
dat bericht bezijden de waarheid was....
Wel, hy had zelf kunnen lezen in het
Bat. Nieuwsblad van November, dat
bedoeld bericht alle kenmerk van waar
heid miste!
Hij meende dat al wat de landrente
betrof van bet departement van bin-
nenlandsch bestuur bij dat van finan
ciën moest worden overgebracht, om-
dal „de regeling der grondbelasting
ia 1872 is tot stand gekomeL"op
papier. Het was hem dus onbekend,
dat de land routeregeling van 1872 nooit
is uitgevoerd en dat de aanslag in de
landrente nog steeds moet geschieden
door de ambtenaren vau liet binneu-
landsch bestuur.
Hy wees op de brochures van den
adsistent-resident Bchot over kolonisa
tie iu Indië, en vindt daarin aanlei
ding dezen heer aan te wijzen als be-
hooreude tot de „uitstekende ambte
naren." Wy hebben geen enkele reden
om de verdiensten van den heer Schot
„als ambtenaar" te verkleinen, maar
de heer Van Asch van Wyck zal
toch ook wel weten dat 's heeren
Schot's adviezen voor kolonisatie door
bevoegde beoordeelaren zeer ernstig
bésLreden zijn
Hij haalt een woord aan van een
sinds vele jaren gepensionneerd amb
tenaar, die verklaart dat „ontwikke
ling door de Christelijke leer en door
onderwys voor onze koloniën te ver
werpen is" en neemt die woorden
tot bewys, dat hetzelfde „standpunt
helaas door velen in Indië wordtinge
nomen".
Wei neen, zeggen wij op onze beurt,
de overgroote meerderheid der Euro
peanen iu Indië staat op dat. standpunt
nietvrjj algemeen wordt de arbeid
der zendelingen door het Indisch pu
bliek eu door de Indische pers gepre
zen. De bedoelde ambteuaar is, in
onze oogen, een autiquiieit. door en
door conservatief gelijk er 30 of 40
jaar geleden nog velen waren; tegeu-
mijzeiven toe, dat we dit schoone mo
ment nog zullen mogen beieven.
Wanneer we nu een kykje hebben
genomen op de financicele welvaart,
Van de gemeente, dan past een blik
op de innerlijke welvaart. Hoe gaat
het, met andere woorden, mot onze
braafheid en burgerdeugd? Natuurlijk
denk ik daarbij alleen aan de openbare
braafheid, want hoe het daar binnen
gesteld is, diep in 't. hart, kunnen wij
niet nagaan. En dan zien we, dat
onze kantonrechter vonnis wees in
schrik niet 2108 strafzaken, maar
gelukkig komen die niet alleen ten
laste van liet. zondeoregister van de
haarlemsche burgerij, doch behooren
zo voor een groot deel op de reke
ning van de omliggende gemeenten.
Van de zes en negentig jachtdelicten
zijn de raeesten niet in Haarlem be
gaan er valt in deze gemeente niet.
veel te schieten, behalve katten in de
goot en bokken. Hoeveel van de 551
veroordeelingeu wegens dronkenschap
er voor rekening van haarlemsche
burgers komen, blijkt uit de opgaaf
niet ik vrees, dat die statistiek
niet mee zou vallen, wanneer ik be
denk hoe dikwyls ik lieden op straat
aautref, die by het gaan maar geen
vrede kunnen hebben met de rechte
lyn. Maar zeer zeker komt voor re
kening van de haarlemsche burgerij,
het leeuwendeel van de 667 overtre
dingen der haarlemsche politieveror
dening.
Oppervlakkig beschouwd lijkt dat
cyfer nog al hoog, hoewol gevraagd
kan worden, of dat groote cijfer wel
enkel en alleen aan het wetsovertre
dende publiek, dan wel vom* een deel
ouk aan onze politiewet ligt. Liever
dan daarop in te gaan bekijk ik het
cijfer van een ander standpaqt en kom
dan tot de slotsom, dat het niet alleen
niet hoog, maar zelfs belachelijk laag is.
Nemen we aan dat van de ruim
zestigduizend zielen een derde ge
deelte in de termen valt om de poli
stander van al wie koloniaal-liberaal
zich uoemt (onder welke rubriek wij
ook de antirevolutionna ren begrijpen).
Vau die conservatieven, voor wie ver
lichting, beschaving, anti-opiumbond,
vrije arbeid als gruwelen in deooreu
klinken, vindt men ook in Indië nog
slechts enkelen.
Blykt uit deze voorbeelden niet. vol
doende. dat de heer Van Asch van
Wyck, wil hij als koloniale speciali
teit optreden, nog vod zal moeten
leeren
De buitenlandsclie pers bij
de mimldigingsfeesten.
De londensche correspondent van do
N. Rott. Cl heeft in dit blad een artikel
geplaatst, waarin hy, wijzende op het
wenschelykc voor ons land van eene
flinke belangstelling voor de buiten-
laudsche pers bij de irhuldigingsfees
ten van koningin Wilhelmina. er de
aandacht op vestigt, dat wat de
engelsche journalisten betreft het
niet voldoende zal zyn hen alleen voor
deze feesten uit te noodigen om van
hunne komst verzekerd te zijn, en dat
men vooral ook in de keuze der ge-
noodigden zorgvuldig moet te werk
gaan.
Men zal gewonnen moeten geven,
schrijft hy, dat het van het hoogste
gewicht is, bovenal Engeland, Ylafc
trouwens het hardnekkigst in onwe
tendheid omtrent ons land en volk
volhardt, behoorlijk in te lichten, met
name over de beteekenis van de in
huldigingsfeesten. De vertegenwoor
digers^ die de groote engelsche bla
den bij die schoone gelegenheid naar
Nederland afvaardigen, kunnen veel
doeu, om engelsche wanbegrippen
over ons vaderland weg te nemen of
althans te verminderen.
Ik acht liet bepaald noodig de No-
derlandsche journalisten, die moch
ten denken, dat de engelsche pers bij
zonder op een uituoodiging voor de
inhuldigingsfeesten gestéld is eu da
delijk bereid zon zyn een correspon
dent te zenden, te waarschuwen, dat
zy zich vergissen. Ik zal zeggen,
waarom.
Wij leven eenmaal in een tyd van
plebiscieten, en zoo heb ik voor myn
doel ook een plebisciet in liet klein
gehouden.
Mijn doel was uit te vinden, hoe-
vele redactiën gevolg zouden geven
aan eene uituoodiging uit Nederland,
om de inhuldigingsfeesten bij te wo
nen, bijaldien zij er eene ontvingen.
Die vragen heb ik hun gesteld/on-
geveer een maand geleden, en nu
heb ik een stapeltje antwoorden voor
my liggen.
De uitkomst valt mij niet mede.
Geen enkele redactie geeft te kennen,
dat zy een uituoodiging zou aanvaar
den. De meeste melden integendeel,
dat zy geen plan hebben een eigen
correspondent, naar Nederland te zen
den, maar zich zullen behelpen met
do telegrammen van nieuwsagent
schappen, terwijl sommige erbij zet
ten „hardly important enough for
special representation"
Hieruit volgt dus, dat vergelijkin
gen met wat de engelsche "pers te
Moskon of Kiel gedaan heeft, mank
gaan, en dat het een toer zal wezen,
de engelsche bladen, die men by de
inhuldiging vertegenwoordigd zou
willen zien, over to halen een „spe
cial" af te vaardigen.
Het komt mij daarom gewensebt
voor, de engelsche pers voor te berei
den op de dingen die komen zullen,
en dat wel op zoo smakelijke wijze,
dat deze of gene hoofdredacteur
zwicht voor de verlokkingen, hem
voor oogeu gehouden, en besluit oui
nog mee te doen. Misschien lag het
in de bedoeling der bijzondere com
missie voor de buitenlandsclie pers
te Amsterdam, om een dergelijke aan
kondiging van de schoone zes dagen
in Nederland hier rond te zenden.
Doch dat zy het dar, spoedig en goed
tie-verordening te overtreden, dan is
dat, berekend naar 't cyfer 667, nog
geen drie en een halven overtreder
op iedere honderd. Eu wanneer men
daarby nagaat, dat de politie-overtre-
diugen meer onder de categorie pekel
zonden, dan onder de afdeeling hals
misdrijven behooren, dan is er oor-
eerst nog geen geldige reden, om aan
de openbare braafheid van de haar
lemsche bnrgery te wanhopen.
Boveudieu telt de politieverordening
211 artikelen, zoodatgomiddeld elk art.
driemaal in een jaar is overtreden. Ook
deze becijfering geeft reden tot ver
heuging, zoodat we summa sumraarum
reden hebben, ons zeiven geluk te
wenschen met de houding, die Haar
lems burgerij in 't afgeloopen jaar
heeft aangenomenlegende politiemaat
regelen. Men zou by'na zeggen, dat't
de moeite niet waard is, tegenover
zulke brave lieden oen nieuw politie
bureau te laten bouwen.
Overigens schijnt het, dat er in
1897 iu Haarlem iu 't geheel niet is
gedobbeld. Niemand heeft gespeculeerd
in effecten, in granen, koffie of sui
ker; kaartspelen om geld kwam iu
't geheel niet voordobbelsteenen zyn
nergens gezien. Groeten voortgang
maakte liet kienen orn des keizers
baard. Verluid is tevens, dat niemand
kwaad heeft gesproken van vrienden
of kennissen, noch jaloersch en af
gunstig is geweest op zijn buurman,
iu de suiker kwam nergens meel meer
voor, in de melk ontbrak alle sloot
water, zelfs in de goedkoopste koffie
was geen spoor van surrogaat te vin
den, de leden van don Raad spraken
niet anders dan wyze woorden en
deden dat kort en bondigiedereen
werkte met opgewektheid en voor
luieren gevoelden alle burgers een
bartgrondigen afkeer. Maar ik moet
er bijvoegen, dat ik .van al deze mooie
dingen maar gedroomd heb.
E FIDELIO.