f 1000 gepresenteerd werd, zy geen
geld hadden om die te betalen.
De politie werd van het geval in
kennis gesteld en tantelief en haar
neef werden naar liet hoofdbureau
gebracht.
Ofschoon aan het hotel hiervan
niets bekend was, moet de dame be
weren, de vrouw van een Japanschen
prins te zijn. Tel.
Eene herdenking.
In de Groote Kerk te :s Graven-
hage was Zaterdagavond ter herinne
ring aan den honderdjarigen geboorte
dag van Da Costa een vergadering
belegd door het bestuur van den
Christeliiken Volksbond. Het woord
werd gevoerd door dr. van Gheel
Gildemcester en door ds. H. Pierson
uit Zeiten. Een zangkoor wisselde de
voordracht af.
Ook eenige firma's en particulieren
te Rotterdam hebben Zondag, naar
wordt medegedeeld, een telegram van
sympathie gezonden aan Emile Zola
voor zyn optreden in de zaak Drevfus.
Een eigenaardige hulde.
De gemeente Doorn wil by de iri-
hnldigingsfeesten niet ten achter bly-
ven. Het voornemen toch bestaat daar
om bij die feesten een grooten maal
tijd aan te richten waaraani alle inge
zetenen dier gemeente gratis kunnen
deelnemen. Bon appétit
Nona.
Te Burgh (Schouwen) is deze week
een 15-jarige knaap aan nona over
leden. Hy had drie dagen achtereen
in een rustigen slaap doorgebracht,
waaruit hij niet weer ontwaakte.
Leeuwarden eenige koeien, geboren
en getogen in Friesland, ingescheept
met bestemming naar Holland. Een
|der beestjes, dat hierin weinig goeds
scheen te zien, zette het op een loopen,
de groene weiden in van het Hnizumer
Nieuwland en trok in den nacht ver
der, tot liet in den morgen werd ge
vonden in eene weide tusschen Vir-
dum en Wytgaard. Vreedzaam geaoot
ze hier in het. zachte winterweder de
zoete vrijheid, iedereen ongemoeid
latende, die slechts haar terrein niet be
trad. Wie dit toch waagde, toonde zij
dadolyk hare horens, die eerbied inboe
zemden. Daar over de weide twee
voetpaden liepen, zat er ten slotte
niets anders op, dan een paar man
schappen te requireeren van den ster
ken arm, die van buiten haar vesting
op een afstand van 200 pas het koetje
velden, dat haar vaderland niet wou
verlateD.
De werkstaking te Almelo.
Men meldt uit Almelo
P,y het wegbrengen der arbeiders
is eer. der marecliaussée's door een
steenworp aan bet hoofd gewond en
de luitenant der marechaussee heeft
dientengevolge door aanplakking en
door de arbeidersbesturen bekend
doen maken, dat hij in het vervolg
met groote gestrengheid iedere orde
verstoring met de wapenen zal laten
onderdrukken.
Door den heer O. H. A. van der
Myle, arts te Smilde. is een beweging
op* touw gezet om aan Emile Zola
een telegram te zenden als hulde-be-
tuiging voor zijn houding indezaab-
Dreyfüs.
De moord te Leur.
Men meldt uit Leur, dat het onder
zoek der justitie twee dageu heeft
geduurd.
Zeer gespannen verbooren hebben
plaats gehad, en Zaterdagmiddag ruim
3 uur is v. d. W., de boerenknecht
uit Beek, op vrye voeten gesteld.
Aardig was het te zien, hoe de be
volking met dien jongen man te doen
had en velen hem geluk wensehten.
te meer nu zy zelf de overtuiging be
hielden dat de andere gevangene zoo-
veel tegen zich heeft.
Er is namelyk gebleken, dat de
broek van F., welke hij Zondag droeg
was uitgewasschen en dat er nog
groote bloedvlekken in de zakken
waren. Ook moeten zijn schoenen zijn
opgehaald, die op het terrein van den
moord zéér veel overeenstemming
hebben met de afdruksels van daar
gevonden voetstappen.
De messen, by den vader van F.
(een varkensslachter) in huis gevon
den, en waarvan een eerst ontbrak
doch teruggevonden is in den kelder,
zyn in beslag genomen.
Nadat de verbooren waren afge-
loopen, is Vrijdagmiddag 4 uur de
verdachte F., geëscorteerd door de
geheele politiemacht en gevolgd door
de rechtbank met den burgemeester,
naar het huis gebracht van den va
der van den verdachte. Daar heeft
hei erg gespannen, doch bij dat alles
heeft de verdachte, behoudens een
heel klein oogenblik. niet de minste
teekenen van aandoening gegeven. Hij
is daarop weer recht door het
dorp heen getransporteerd naar
Breda, waar hy wel in nader verhoor
zal wórden genomen.
De verdachte, een weggejaagde sol
daat. blyft hardnekkig ontkennen.
Eene lastige koe.
Eenige dagen geleden werden te
Lettenen e« Stanst»
Mevrouw W. J. R. Albregt-
Engelman.
Verschenen is:
„Hoe mevrouw W. J. R. Albregt
Eugelmai» haar leven vertelt", een
bladzijde uit de geschiedenis van liet
tooneel opgedragen aan Justus van
Maurik Jr., samengesteld door J. H.
Rössing. (Amsterdam Van Holkema
en Warendorf). Hieronder volgt 't
een en ander uit het boekje.
Mevr. Albregt—Engelman zegt in
een voorrede liet uit" dankbaarheid
aan Justus van Maurik op te dragen,
wyl dezo heer wijlen haar echtge
noot in de gelegenheid stelde Janus
Tulp te creëeren, een rol waar hij
zooveel roem mee behaalde.
Zy zelve was zoo gelukkigtemogen
optreden in de ..Bittere pil, „Janus
Tulp", „Fijne Beschuiten" en nu ver
vaardigde de auteur voor haar „Sient-
je," een Amsterdamsch type.
„Ik hoop niet", zegt mevr. A.-E.,
dat zc zullen denken: wordt ze op
haar ouden dag nog schrijfster, waut
heusch dat zou ik helaas niet. kunnen;
Er is ook al veel ter gelegenheid van
mijn 25- en 40-jarige loopbaan ge
schreven. Den lTen Januari word
ik (54 jaar, maar kan me dat zelf niet
begrijpen dat ik al zoo'n oudje ben
Myn 5U-jarig feest reken ik van het
tijdstip, dat ik geld ging verdienen
want. op vijf-jarigen leeftijd speelde
ik reeds: Lili'. in: „Het vrouwtje
van den Donau".
Ik herinner me nog zeer goed dat
het publiek schik in mij had, en
's avonds bracht de heer Stoetz, echt
genoot van mevr. Stoetz—Majoi ski,
die toen orkestmeester was, mij altijd
een zakje suikergoed. Op zekeren
avond had hij dat vergeten, en toen
ik myn eerste liedje gezongen had,
liep ik naar den voorgrond en zei
tegen hem: ik heb myn suikertjes
niet gehad!" Mijn vader en moeder
stonden altijd in de coulissen, en wa
ren erg verschrikt, myn goeie moeder
heeft me dat later nog dikwijls ver
teld. Mijn lieve vader Reinier En-'
gelrnan, waar ik zóóveel van hield
stierf, toen ik nog geen twaalf jaar
was. maar ik heb nog dikwijls een
kinderrolletje met hem gespeeld, zoo
ais: het kind in „Menschenhaat en
Berouw;' Kareltje in: De „speler"'
enz.
Met den ouwen heer Vroombroek
speelde ik: „De oudoom en zyoj
niehtje".
Ik was 10 jaar toen ik Albregt
leerde kennen en beschouwde mijn
verloving eerst als een grapje. Albregt
was toen ook uog zoo jong en kwam
van een ambulant gezelschap, daarom
dacht ik: „Och 't is een aardig
heidje!'' Albregt dacht er niet zoo
over en vroeg mijn moeder om mijn
hand.
Na een jaar trouwden wij. Ons
huwelijk was immer gelukkig, of-1
schoon wij veel verliezen te betreuren j
hadden van onze kinderen. Wjj heb- j
ben er negen gehad, waarvan mij
slechts twee zijn gebleven. Beiden
zy'u in 't buitenland, zoodat ik op injjn
ouwen dag dus geheel alleen blijf.
Neen, toch niet alleen, want als ik j
's avonds voor 't publiek sta, hen ik j
dat altijd dankbaar dat liet mij nooit J
vergeten heeft en voel mij dan weer
gelukkigmen zal het waarschijnlijk j
niet willen gelooven, maar, ik doe myn
werk nog altijd met het grootste ge
noegen.
Er zijn tegenwoordig wel stukken,
die ik minder prettig vind om in te
j werken, maar men moet met zijn tjjd
meegaan en de Fransche stukken zyn
nu eenmaal tegenwoordig een beetje
vroolyk."
Twintig jaar leefden de heer en
mevrouw Albregt te Rotterdam.
Eens toen de Rustverstoorster voor
't eerst te Rotterdam zou gespeeld
worden, ging mevr. Albregt, "die met
het gezelschap te 's Bosch was een
dag vroeger naar Rotterdam.
's Morgens vroeg vertrok zy mot
de booteen zware mist verhinderde
spoedig het doorvaren en mevr. Al
bregt—Engelman bleef den ganscben
dag en nacht op de boot.
Na veel wederwaardigheden speelde
zy den volgendon avond toch, waarom
men haar den bijnaam van Van Speyk
gaf.
„De meeste confraters uit die tijden
zyn reeds heengegaanmevr. Kleine,
Thiensma, Metz, Barbiers, Albregt
en nog zooveel anderen. Van ai myn
eerste confraters van het Leidsche-
plein, zyn alleen myn goeie, beste
confraters Vcltman en Moor nog over
gebleven de eenigen die mij dan ook
nog Mina noemen. Voor anderen ben
ik Moeder, Tante en Nicht, of Mevrouw
Maar als ik Veldman of Moor af en
toe ontmoet, hoor ik nog eens het
hartelijke: dag Mina!"
In Groningen, waar, lang geledon,
ze de schoonmoeder in Fokking de
Koe speeide, wilden eens eenige liee-
renboeren haar den volgenden dag een
tlinken uitbrander geven, zoo vertoornd
waren ze op „dat ouwe wief".
Toen Albregt driejaar bij het „Ned.
Tooneel" tc Amsterdam geweest was,
stierf hij. Mevr. Albregt bleef nog
drie jaar bij de directie van Ollefen.
Moor en Veltman, toen een jaar by
Van Zuylen te Rotterdam, daarna
verscheidene jaren by de heeren Van
Lier, waar zij haar 40-jarig feest
vierde. Haar 25 jarig jubileum gaf
zij te Rotterdam met Dorinc in De
Huichelaar en De outve Doos. Zy
kreeg toen veel kostbare geschenken,
die haar alle ontstolen werdenzy
kreeg er nooit iets van terug.
„Bij de heeren Van Lier heb ik
altijd met bijzonder genoegen ge
werkt ik verliet hen om bijzondere
redenen, niet echter om een geld
kwestie. Ik blijf hun in vriendschap
gedenken.
Ik wilde deze weinige voorvallen
van vroeger aanhalen, maar heb zoo
veel verloren aan dien goeien Albregt
dat ik zal eindigen. Mijn laatste vijf
jaren waren niet rooskleurig, ik be
waar die voor mij zelve met al ziju
vreugd eu leed.
Ik hoop nu mijn vijftigjarig jubi
leum te geven in den schouwburg
„Frascati waar ik door de heeren
Prot en mijn confraters en confrate
ressen met bijzondere onderscheiding
behandeld word ik gevoel mij thuis
onder hen."
Het boekje is met tal van zinco-
grah'eën versierd, o.m. mevr. Albregt
in verschillende rollen voorstellend.
Circus Schumann.
Het hij ons publiek welbekende
circus Sehuraan deed Zaterdagavond
zijn intrede in Amsterdam. Vrijdag
avond eerst was zooals reeds ge
meld het gezelschap gearriveerd,
zoodat men eenige kleine tekortko
mingen voor een eersten avond moet
vergeven, daar veel halsover kop
moest worden in orde gemaakt.
Juist omdat Albert Schumann in
Amsterdam geen vreemde is, behoeven
wij niet te zeggen, dat de openings
voorstelling een succes was.
Het in vrijheid gedresseerde paard
Lydia en later de zwarte ruin Arabier
door den heer Alb. Schumann voor
gesteld. gaven een goed denkbeeld van
paardendressuur waarvoor trouwens
de directeur bekend staat.
Vooral hetgeen Lydia met den
clown «leed, het langs de eerste ry
van den eersten rang loopen, wat
menig toeschouwer deed opspringen
ten onrechte, want Lydia is te
goed gedresseerd, was een mooi staaltje
van dressuur. De hoogescbool om
maar bij de paarden te blijven ge
reden door den directeur was zooals
wy dit van Albert Schumann mogen j
verwachten. De gedresseerde hengst,]
in den Kindertuin, eveneens door hem
voorgesteld, was voor circus en paar
denliefhebbers een genotvol nummer.
De clowns en Augusten de Domme,
die de verschillende nummers van het
veel omvattend programma afwissel
den, vielen zeer iu den smaak van het
talrijk opgekomen publiek. Het Va-
nara-ballet met de solo-danseres friiu-
lein Stappé waarbij smaakvolle eu
frissche costumes werden ten toon
gespreid gaf ceu voorproefje van
de komende ballet-pantomimes.
Het geheele programma te bespre
ken is ondoenlijk, men moet zich zelf
gaan overtuigen, van wat het circus
Schumann biedt. Vermelding verdient
echter nog Mile. Rita del Èrido, die
de trakhener hengst Algir in heereu-
zadel op meesterlijke wijze berijdt.
Tijdens zyn verblijf te Weenen is
Messchaert uitgenoodigd zich aan het
Oostenrijksche Hof bij prinses Ste
phanie te doen hooren. In Maart geeft
hy met Röntgen wederom in Weenen
een Lieder-avond.
Sport en
Eene uitdaging.
Oorbett heeft Fitz Simmons op
nieuw uitgedaagddoch het blijft
steeds de vraag of Kitz toe zal hap
pen. Corbett tracht op alle manie
ren zijn grooten tegenstander van
Carson City op een revanche te ver
lekkeren. Enkele Amerikaansche bla
den, die gaarne hunne kolommen voor
Corbetts uitdagingen openstellen, be
weren dat deze 35,000 dollars heeft
gedeponeerd voor één enkele ontmoe
ting. Corbett stipuleert daarbij het
volgende:
lo. Den dag, dat Fitz Simmons de
uitdaging aanneemt, ontvangt deze
duizend dollar.
2o. Den dag van het gevecht zul
len hem weder duizend dollar ter hand
worden gesteld.
3o. Wanneer by de tiende ronde
van den wedstrijd Fitz nog niet ge
slagen is, zal hij andermaal duizend
dollar ontvangen.
4o. Wordt Fitz geslagen dan ont
vangt hy het dubbele bedrag, als be-
wijs dat hij met een edelmoedigen
tegenstander te doen heeft gehad.
5o. "Wordt daarentegen Corbett ge
slagen, dan zal hy een hoed ter leen
vragen, dien opzetten en hem daarna
voor Fitz Simmons afnemen.
De bokswereld reikhalst naar Fitz's
antwoord.
De Haarlemscne Hockey en Bandy-
club is voornemens een vier of vijftal
bandy wedstrijden in Engeland te
spelen, zoodra daartoe in het Fen-
district gelegenheid is. (S. B.)
Voetbal.
Uitslag van Zondag gehouden voet
balwedstrijden.
In de competitie der eerste klas
clubs
Te Haarlem. Haarl. V. C. „Haar
lem" tegen R. A. P. uit Amsterdam.
Ge'.ijk spel met 3 tegen 3.
Te Rotterdam. „Sparta" tegen „Ce-
leritas" beide aldaar. Door Sparta ge
wonnen met 1 tegen 0. „Rapiditas"
van Rotterdam tegen de „Haagsche
V.V." Door Rapiditas gewonnen met
5 tegen 1.
De stand is nu als volgt
5 O !M CO C Ol
jjj j) c
is U? -sji fco <N ©a 5Q O
së O-- .2
j-Ggi? ug I?
Legea* eia Vlooi
lenoemd bij het wapen der artil
lerie, by den staf van het wapen, tot
luitenant-kolonel, de majoors W. F.
ridder van Rappard, van dien staf,
hoofd der 4e afdeeling van het de
partement van oorlog; P. C. de Wilde,
mede van dien staf, eerste-officier by
de Kon. Mil. Academie, en M. Tel-
chuys, insgelijks van dien staf. toe
gevoegd aan den commandant der
vesting-artillerie.
Benoemd bij den geueralen staf:
tot luitenant-kolonel,de majoors W.
G. L. F. F. van Hoogenhuyze en J.
A. van Eybergen, beiden van dien
staf, eerstgenoemde chef in de stel
ling van Amsterdam, laatstgenoemde
chef van den staf bij de 1ste divisie
infanterie;
by den provincialen staf, tot luite
nant-kolonel, de majoor jhr. M. P. E.
E. H. Stoop, van dien staf, provin
ciale adjudant in Gelderland
by het wapen der infanterie, by
het reg. grenadiers en jagers, totlui-
tenaut-kolonel, de majoor jhr. L. F.
A. van der Goes, van het korps
bij het lste reg., tot luitenant-kolo
nel, de majoor J. van der Horst Bruyn,
van het korpstot majoor, de kapi
tein O. W. Westerouwen van Mee-
teren, van het reg. grenadiers en ja
gers;
bij het 3e reg., tot lnitenant-kolo-
nel, de majoor G. A. de Bruyn, van
het korpstot eerste-luitenant, de
tweede-luitenant W. J. van Hattem,
mede van het korps
by hot 4de reg., tot majoor, de ka
pitein P. W. van de Velde, adjudant
van het korps:
by het 5e reg„ tot eerste-luitenant
do l.weede-luitenants A. M. C. Seeu-
wen, N. G. van Gemert en H. J.
Mevboom, allen vau het korps
by het 6e reg., tot commandant
van het korps, de luitenant-kolouel
A. R. Krayenhoff van de Leur, van
het 4e reg., tot majoor, de kapiteins
D. Cheriex, het 5de, en J. C. Morren,
van het 2e reg.
bij het 8ste reg., tot eerste-luitenant,
de tweede-luitenant E. Franken, van
liet korps.
Op zyn verzoek, eervol ontslag
verleend aan rar. J. E. Henny, als
lid van het waterschap de Joliannis
Kerkhovenpolderprov. Groningen.
RECHTSZAKEN.
Met het oog op het meer en meer
overhellen van onze juris-prudeutie
tot het gevoelen, dat in het regle
ment ter voorkoming van aanvaring
of aandrijving op openbare wateren
in het ijk. die voor de scheepvaart
openstaan, het begrip „stoomvaartuig"
in de meest enge beteekenis moet
worden genomen, vestigt mr. A. Tak
alhier in het W. v. h. Recht de aan
dacht op de zeer ernstige gevaren
voor de binnenvaart, die hiervan het
gevolg zijn. omdat voor het vervolg
zoowel petroleum- en gasmotoren als
naphta- en benzinebooten ontheven
zijn van de verplichting om de in art.
7 of 8 van het reglement voorgeschre
ven lichten te voeren. Schr. betoogt
dat deze leemte in onze wetgeving
spoedige voorziening eischt.
NIEÜWS
Rookende Dames.
In de schoolcommissie van Londen
zijn bij de laatste verkiezing ook 7
dames gekozen. Toen de vorige week
het gemeentebestuur de leden aan een
gastmaal had vereenigd, en na liet
eten een paar der heeren een sigaar
opstaken, verklaarde een der dames
dat zij met hare eolieginneu had af
gesproken, ook te zullen rooken als
de heeren er mee begonnen. En zij
lieten de daad op het woord volgen,
zoodat de heeren, die tot dusver met
het oog op de aanwezigheid van de
vrouwen hun rooklust hadden be
dwongen, ook sigaren en sigaretten
te voorschijn haalden. Zoo hebben zij
elkaar van weerszijden de dampen
aangedaan Eenige voorstanders der
emancipatie zijn over dit optreden
der schooldames zoo verrukt, dat zij
besloten hebben aan elk der zeven
een gouden sigarettenkoker te ver
eeren.
Hei afscheid van generaal
Saussier.
Heden droeg generaal Saussier het
militair gouverneurschap van Parys
over aan zyn opvolger den oud-
minister van oorlog, generaal Zur-
linden.
leeds Zaterdagmorgen heeft de
generaal afscheid genomen van zijn
i staf. Generaal de Saint-Germain, de
opperbevelhebber der defensie, sprak
een warm woord van afscheid tot den
betreurden chef. Generaal Saucier
zeido diep geroerd dank voor de toe
wijding die" zijn modewerkers zonder
onderscheid hem steeds hebben be-
toond. -
Van het Parysche leger heeft de
gouverneur afscheid genomen met een
proclamatie, waarin hy de overtui
ging uitspreekt, dat het leger onder
derf nieuwen gouverneur evenveel
zelfverloochening en toewijding aan
het land zal toonen als onder zyn
bestuur.
Zondagmiddag heeft op het en-
dömeplein de betooging der militaire
vereenigingen ter eere van den schei
denden generaal plaats gehad. In den
morgen hadden de leden van de rege-
lingscommissie den .gouverneur reeds
een groep in brons aangeboden, voor-
stellende de verdediging van liet
vaandel.
Van deu tuin de Tuilericn trokken
126 militaire vereenigingen met haar
vaandels naar het gouvernementsge
bouw. Generaal Saussier, in groot
tenue gekleed, stond op het balkon,
omringd door alle officieren van zyn|
stal'. Het defileeren duurde ecu uur
Daarop werd den generaal een goud-,
boek aangeboden, rustende in een]
marokijn lederen kistje met het op
schrift: „Au général Saussior, los
sociétés militaires et patriotiques dc
France".
Hoewel de politie maatregelen had
genomen om alle betoogingen to voor
komen, had zy niet kunnen beletten
dat een troepje studenten zich om de
Vendómezuilhad geschaard en van
daar naar den boulevard trok schreeu
wende „Dood aan de Joden! Weg
met de Aurorel Weg met Clemen-
ceau
Na een paar schermutselingen, waar-,
in enkele agenten werden gekwetst]
dreef de politie de betoogers uiteen,
De zaak-Dreyfus-Esterliazy.
Door mevrouw Alfred Dreyfus i:
aan den oud-minister, thans afgevaar
digde Cavaignac een brief geschrei
ven. Een van de zinsneden in dieq
brief heeft betrekking op dc dringende
vraag, die Cavaignac Donderdag iu
de Kamer tot den minister van oor-j
log richtte: „Bij de degradatie vau
Alfred Dreyfus zou een officier uit]
den mond van den gedegradeerde do
volgende woorden opgevangen hebben]
„Zoo ik al stukken van geen gewicht
aan een vreemde mogendheid verschaft
heb, dan was dat in de hoop, er anderd
voor terug te krijgen". Deze öfficieij
moet toen deze woorden aan den mi
nister van oorlog (Mercier) overge
bracht hebben. Indertijd is datgetui-,
genis op schrift gesteld. Ik vraag nu]
aan den minister zeide Cavaignac
waarom hy niet, zoodra deze voor
stelling beslist tegengesproken werd,
dat stuk en de getuigenissen openbaar
heeft gemaakt".
Dc vrouw van den banneling ont-j
kent in haar brief dat haar man deza
woorden tot kapitein Lebrun-Renault
gesproken heeft, op den dag vau zijij
degradatie, en beweert dat kapitein Le
brun-Renault ook dadelijk dat verhaa
tegengesproken, en de waarheid ge
zegd heeft aan zyn superieuren, maa:
dat hem toen op hoog bevel het stil
zwijgen is opgelegd. i
In zijn antwoord op den brief vaq
mevrouw Dreyfus zegt Cavaignac
dat de schriftelijk opgeteekende bel
kentenissen op het ministerie vai
oorlog aanwezig zyn.
De „Siècle" houdt vol, dat er eei
geheim stuk bestaat, iu 1893 geschre
ven door den Duitsehen militairei
attaché te Parys, deu lieer Sobwarz
koppen aan deu Italiaanschen attachi
de Panizzardi, en waarin debekendi
woorden Cei animal de Dzoudei
voorkomen.
Het blad haalt een aantal bewe
ringen aan voor het bestaan van di
stuk, dat wel aan den krijgsraad i:
overgelegd, maar niet aan den bei
klaagde, noch aan zyn verdediger
Eerst werd dit initiaal D. niet og
Dreyfus toegepast, maar op een onder
geschikt ambtenaar. Eerst na het he
kend worden van het borderel kwam
men op de gedachte, dat die D. dq
aanvangsletter was van den naaim van
kapitein Dreyfus.
Het blad eischt, dat op dezen grond
het vonnis van den eersten krijgsraad
zal worden vernietigd, en dat opnieuw
de zaak-Dreyfus zal worden ter liane
genomen.
Mevrouw De Boulancy, die de bei
ruchte brieven van Esterhazy heef]
overgeleverd, heeft aan generaal Pel
„Jawel, dat kan niet anders. Laten wy er niet meer
over spreken" en zy lacht hem vriendelijk toe, maar
hy voelt maar al te duidelijk, dat de afstand tusschen
hen nog even groot is. „We hebben elkaar ontmoet en
morgen
„Zullen wy elkaar vederzien," zegt hij verlangend.
„O neen, dan zyn wy onze ontmoeting waarschijn
lijk reeds vergeten."
„Tb niet," antwoordt hij beslist. „Waar gaat gij nu
naar toe?"
Zy begeeft zich naar de steenen trap, die aan de
buitenzijde van den molen is aangebracht.
„Naar huis."
Haar manieren zyn koel, bijna terugstootend. Mis
schien voelt zy, dat zij onwellevend is geweest, want
zy blijft op de bovenste trede wachten en zegt
„Gij wildet immers den kortsten weg naar Carrig
weten. Kom dan mee, dan zal ik hem u wijzen."
Hy volgt haarzii zwygt en dus hy ook, waardoor
by gelegenheid heeft zyu omgeving eens goed op te
nemen, maar er is niets dat hem eenige belangstelling
inboezemt, totdat, als zij by de opening komen, waar
door hy is binnengegaan, zyn oogen op het geschilder
de pijltje vallen. Een eindje verder op bemerkt hy er
nog een en beide wijzen benedenwaarts.
HOOFDSTUK IV.
„O 1 liefelijk riekend rozelijn,
Hoe kondt ge zulk een waaghals zyn,
En in deez' koude winternachten
Een zoelen zomerdag verwachten
„Wat een vreemdsoortig oud gebouw," zegt hy stil
staand, en door een opening in den grond dicht by den
ingang naar beneden ziende. Ongetwijfeld was ze vroe
ger inet een luik gesloten geweest, want men kou de
scliarnicreu nog goed zien zitten, terwijl een ladder met
ijzeren haken, welke er in vergelijking van al het ove
rige nog nieuw uitzagen, in de steenen was bevestigd.
„Komt er nooit een eind aan
„Ik weet het uiet, ik veronderstel daar beneden." Zy
staat nu vlak naast hem en buigt zich evenals hy veor
over om naar beneden te zien. Weet gij," gaat zij voort,
„deze oude molen bezit een bijzondere bekoorlijkheid
voor my. Altijd word ik er heen getrokken. Ik denk,"
zegt zy glimlachend, „dat hy mQ den een of anderen
dag zeer veel geluk of groot ongeluk zal aanbrengen.
Hoe donker het daar beneden ook is, toch kan men nog
een anderen vloer onderscheiden en daaronder nog iets
maar wat weet ik niet."
„Een kelder misschien."
„Dat denk ik ook. Zooals ik u zeg, ik weet het niet.
Nooit heb ik den moed gehad eens een kijkje te gaan
nemen. Zoodra men een paar treden is afgedaald hoort
men een geluid als van stroomend waterer zijn be
paald ratten, en ik ben op den dood van ratten, ja, zoo
laf ben ik."
Zy staan naast elkaar in de zwarte ruimte te kijken,
maar nu ziet zij hem aan. Er straalt zooveel vroolyk-
heid, onschuld eu schalkschbeid uit dien blik, welken zii
vergezeld doet gaan van een hartelijk lachen, dat hy
zich gedrongen voelt mee te lachen. Hy is uitermate
verrasthoe geheel anders ziet zij er nu uit, dan straks,
toen zy zoo koud en ongeuaakbaar voor hem stond. Hij
voelt, dat zy zich eu eerst in haar ware gedaante ver
toont. Hij peinst er eenige oogenblikken over, toe hij
haar het liefst vindt; zoo ernstig en waardig of zoo
vroolyk als nu. In elk geval is liet boven allen twijfel
verbeven, dat zy het liefste meisje is, dat hy
Zijn gedachten blijven hier steken en een uitdrukking
van verlegenheid, die weldra in afkeer verandert, ver
spreidt zich over zyn gelaat. Goede hemelHoe is 't
mogelijk, dat hy zich ooit verbeeldde, dat dat andere
meisje
„Ik geloof dat gy ook bang voor ratten zijt," zegt een
ondeugende stem, die hem uit zyn onaangename gedach
ten wakker schudt.
„Waarom?" vraagt hy.
„Uw gelaat ziet er geheel anders uit dan zooeven,"
lacht zij.
„Wel," hy heeft zich nu hersteld en stemt met haar
lachen in, „ik houd niet bepaald van ze."
„Dat beslist het," zegt ze met een gebaar, waarmede
zy haar verachting te kennen geeft, en dat haar onbe-
schrijfelyk aardig afgaat. „Dan kan ik u dat gedeelte j
van myn landgoed met laten zien."
„Ik geloof ook niet dat gij net zoudt kunnengjj
weet deu weg immers niet. Gy hebt mij zelf bekend
dat gij daar beneden nooit geweest zijt," antwoordt hij
plagend*
„Met -dat al," zegt zy hem van onder haar lange
wimpers even aanziende, „als gij den moed maar hadi
gehad, zou ik zeker met, u mede zyn gegaan om mijfl
onderaardscbe bezittingen verder te onderzoekon. Maaij
bet is eenmaal niet anders
Zij trekt haar schouders op. Die beweging is een beotj
Fransch, ongedwongen, en nu herinnert hij zich
eens, dat zij met haar moeder te Parys heeft gewoond
Zulke kleine eigenaardigheden spreken. En tochisdezf
bevallige beweging volstrekt niet nitheemsch, maar ge
heel in overeenstemming met haar lief persoontje. %i
ziet hem glimlachend, een weinig uitdagend aan!
„Als liet moet," zegt hy, terwijl hy zich in postuui
stelt, als gold liet een strijd, „dan durf ik wel. Ik hei
nu bijzonder moedig. Kom spoedig, voordat de moei
mij weder ontzinkt."
Wordt vervolgd.