Hut meisje ra den Molen.
"weede Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
15e Jaargang.
Zaterdag 22 Januari 1898.
Ho. 4468
HAARLEMS DAGBLAD
A^BOTNTLTETMIEasrTSnLIvTS
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei-
gemeente), per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.05
GeBlttstreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.37V2
AZOVTETELTEnSTTIEIISr:
an 1-5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Ad verten li en worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het- Buitenland: Compagnie Généralede PubMcité Etrangère G. L. BAUBE Co. JOHN F. JONES, Suae., Parijs 31btó Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0.15; Reclames per regel /0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloetnendaalSandpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; Heemstede, J. LEUVEN, bij de tol; Spaarndam, C. HARTENDORP; ZandvoortG. ZiWEMMER;
Velsen, W. J. RUIJTER Beverwijk, J. HOORNSHülegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
r Aan hen die daarop zijn ge-
onneerd, wordt hierbij verzonden
4 van het Weekblad voor de
fik No., groot 6 bladzijden, bevat
van fraaie, gekleurde platen en
voor kinderen alleraardigsten
[st. De prys per 3 maanden is slechts
Cents.)
Diize Agenten.
Aan Haarlem's Dagblad zyn de
volgende vaste Agenten verbonden
Voor het kwartier Amsterdamsehe
lort
VINK, A. L. Dyserinckstr. 17.
Voor het Rozenpriëel
K. VOS, Rozenpriëelstraat 30.
Voor het Leidschekwartier
W. ZWART, Clercqstraat 136.
Advertentiën worden zonder ver-
oging van prijs door hen aangeno-
i. terwijl ook voor Abonnementen
de Courant door hen wordt zorg
Hoofdkantoor:
Kleine Houtstraat 14.
J. C. Peereboom,
Directeur- Uitgever.
BINNENLAND
Uit de „Staatscourant1'.
Kon. besluiten.
Vergunning verleend aan de i
Dfficieele Berichten.
INRICHTINGEN,
illce Gevaar, Schade of Hinder
kunnen veroorzaken.
Wethouders van
aarlem,
Brengen ter openbare kennis, dat
r Gemeente-Secretarie van Haar-
mmerliede en Spaarnwoude ter in-
ge ligt een verzoek met bijlagen
n den Raad van administratie der
ollandsche IJzeren Spoorwegmaat-
happij, om vergunning tot Lethou-
ön en in gebruik nemen van eene
Buwe ketelmakerij op bet terrein
r centrale werkplaats.
Op Dinsdag, 1 Februari 1898, des
lormiddags te elf uren. zal ter Secre
tie (Zijlstraat no. 60 te Haarlem)
tegenheid bestaan om bezwaren
gen dit verzoek in te brengen en
ize mondeling en schriftelijk toe te
thten.
Zoowel de verzoeker, als zij, die
izwaren hebben, kunnen gedurende
ie dagen, vóór het bovengemelde
dstip, op de Secretarie dier Ge-
eente kennis nemen van de ter zake
gekomen schrifturen.
Haarlem18 Jan. 1898.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
BOREEL.
De Secretaris,
C. M. RASCH.
STADSNIEUWS
eerste en derde pagina.
Haarlem, 21 Jan. 1898.
Naar wij vernemen zal de Weleerw.
heer F. Wierdels, geestelijk adviseur
van den R. K. Volksbond alhier, den
12en Febr. a.s. zijn 12'/i-jarig Pries
terfeest vieren in den Bond maakt
men groote aanstalten om dit feest
op waardige wijze te herdenken.
Ned. Onderw. propagandaclub
(voor drankbestrijding.)
Donderdagavond trad voor de af-
deeling Haarlem van deze club in
het Nut de heer Dr. G. C. van Wal-
sem, geneesheer aan het gesticht
„Meerenberg" op, met eene rede over
den invloed van alcohol op eenvondige
psychische processen, naar de onder
zoekingen verricht in het laboratorium
der psychiatrische kliniek van prof.
E. Kraepelin te Heidelberg, door Dr.
A. Smith en Dr. C. Fürer.
In den aanvang van zijn betoog wees
spreker er op, dat de belangstelling
in het alcohol-vraagstuk meer en meer
toeneemt, onder de onderwijzers en
onder de medici.
In Engeland is in 1876 eene vereeni-
ging van medici, die zich beweegt op
het gebied van den alcohol opgericht;
in navolging daarvan in Duitschland
in 1895 eene dergelijke vereeniging
en ten vorigen jare hier te lande
eveneens. Beiden èn de onderwijzers
èn de medici willen voorlichting geven
en de menscheD iets meer op de hoogte
met de quaestie brengen. Dit zal spre
ker dezen avond ook doen.
Daarna overgaande tet de behan
deling der proeven door dr. A. Smith
en dr. C. Fürer genomen, deelde spr.
mede, dat zij hierin bestonden, dat
een zeker aantal personen aan proef
nemingen werden onderworpen voor
en na het gebruik maken van alcohol.
De proeven werden o. m. genomen
met bet gedurende een zekeren ty'd
uit het hoofd leeren en optellen van
getallen. Daarbij bleek, dat als effect
van de oefening men gaandeweg in
een half uur meer getallen kon uit 't
hoofd leeren. Maar eveneens, dat dit
aantal verminderde, na het gebruik van
een matige hoeveelheid alcohol.
Dadelijk na het gebruiken van zulk
eene matige hoeveelheid vermindert
het oefeningsvermogen. Werd dan niet
meer gedronken, dan nam het dade
lijk weer toelater als weer
werd gedronken, nam het oefenings
vermogen niet gaandeweg, maar
plotseling af. Men acht dat dit J station, te Groningen,
komt, omdat dan de hersenen nog
zeer gevoelig voor het gebruik van
alcohol zijn. Andere proeven hadden
een dergelijk resultaat. Moet hieruit
nu worden afgeleid, dat een matig
alcoholgebruik het denken belet, vroeg
spr.'? Hij vond deze conclusie erg
gewaagd. Er volgde z. i. niet uit, dat
voor een in elk opzicht gezond leven
het gebruik van in 't geheel geen
alcohol noodzakelijk is; wel van zeer
weinig, terwijl echter uit een hygië-
te
nisch oogpunt voor vele individuen, aan
noemen personen tot het aannemen
der onderscheidingsteekenen achter
hunne namen vermeld
C. A. baron Bentinck, te 's-Gra-
venhage, lste-stalmeester en adjudant
in buitengewonen dienst van H. M.
de Koninginmr. S. A. Vening Mei-
nesz, te Amsterdam, burgemeester van
Amsterdam, en F. B. 's Jacob, te Rot
terdam, burgemeester van Rotterdam,
allen de derde klasse van den tweeden
graad der orde van den Dubbelen
Draak, hnn door Z. M. den Keizer
van China geschonken J. M. de Son-
naville te Alkmaar, administrateur en
wethouder te Alkmaar, ridder in de orde
van de Kroon van Italië, hem door Z.M.
den Koning van Italië geschonken
G. C. van Koert, te 's-Gravenhage,
koetsier-majoor van H. M. de Ko
ningin, de zilveren medaille van ver
dienste, hem door Z. D. H. den regee
renden Vorst van Waldeck en Pyr-
mont geschonken.
Eervol ontslag verleend uit den
zeedienst aan den luitenant ter zee
der 2de kl. C. W. F. baron Ma-ckay,
op zyn verzoek, met 1 Februari a.'s.
Op non-activiteit gesteld de luit.
ter zee der 2de kl. N. van de Roemer
en de officier van administratie der
2de kl. H. P. Winkelman, uit Oost-
Indië in Nederland teruggekeerd.
Eervol ontslag verleend, met ingang
van I Febr. 1898, aan dr. H. Har
tong van Ark. op zijn verzoek, als
adsistent aan het Rykslandbouwproef-
Atjeh.
De correspondent te Batavia der
N. R. Ct. seint onder dagteekening
van Donderdag:
Toekoe Oemar is met 1000 van
zyne partijgangers te Djantoi, zuide
lijk van Selimoem
Luitenant-kGlonel Krull is gisteren
met 2000 man daarheen getrokkeD.
Het blad teekent bet volgende daarbij
vooral de zwakke, geheel-onthouding l it dit telegram zou kunnen bly-
noodig is. ken, dat Oemar zich op de westkust
Wij moeten ook niet vergeten, dat i machteloos gevoelt en zich langs de
het niet drinken een keerzijde heeft,
nl. het gemis van de vreugde, die door
het drinken kan ontstaan, zeide spr.
ten laatste. Doch ook zonder den
drank kan men genieten; dit zou op
de school kunnen duidelijk gemaakt
worden. Daarom is het nuttig, dat
ook de onderwijzers aan den drank-
strijd deelnemen. Mogelijk kan dan
nog eens worden vervuld het woord
van prof. Van Opzoomer, dat het geld,
dat men voor de scholen uitgeeft, op
de gevangenissen kan worden uitge
wonnen.
Nadat de voorzitter den spreker
een woord van dank had geuit, werd
de vrij druk bezochte vergadering ge
sloten.
die van daar over het ge
bergte naar het diepste gedeelte der
Atjeh-vallei en naar het Pedirsche
voeren, in verbinding gesteld heeft
met Panglima Polim, wiens benden
voor een paar weken te Reung-Reung
ten oosten van Selimoeu werden uit-
,0_. Zonder steun van de
hoofden zou hy zich daar bezwaar
lijk kunnen staande houden, omdat
hy er weinig invloed heeft op de be
volking, daar bij geen geestelijk voor
ganger is.
Wy hopen, dat de overste Krull,
die zijn sporen reeds voor ettelijke
jaren op het oorlogsterrein in Atjeh,
verdiende, onzen iastigen vijand spoe
dig van daar zal weten te verdrijven.
Dat is trouwens ook hoog noodig.
Wij weten nit dure ondervinding, dat
er niet met Oemar te spotten valt,
als hy samenwerkt met de hoofden
des lands en de geestelijke party, die
de bevolking tegen ons in het harnas
jaagt. Met iederen dag, die hem rust
wordt gegund en met ieder voordeel,
dat hij behaalt, wint hy in kracht
en invloed. Onverpoosd en aanhoudend
verslagen, verliest by die weder even
spoedig, vooral in een terrein, waar
hy niet te huis behoort.
Zijn inval is dus weder een krach
tige aanmaning aan ons, om zoo spoe
dig mogelijk voort te gaan met het
beteugelen der benden, die zich in het
PedTsche en Gighensche kunnen or
gan iseeren en tot nu toe daar een
rustige retraite vinden. Hoe langer haar
gelegenheid gegeven wordt zich te
vereenigen en te versterken, hoe moei
lijker het voor ons worden zal haar
te verslaan en haar invloed op de be
volking te breken. Het meester wor
den van den ring van verdedigings
werken, die zy ons in den weg kun
nen leggen, zou ons anders wellicht
zooveel krachtsinspanning kunnen
kosten, dat er weinig of niets over
blijft om van de overwinning gebruik
te maken en het achtergelegen land
aan ons gezag te onderwerpen.
In grooten getale uitwijken, zooals
vroeger de bevolking van Groot-Atjeh
deed, is voor de Pedirsche bevolking
veel bezwaarlijker. Zij zal zich naar
onze bevelen moeten schikken, als
onze colonnes staan in haar land en
de benden der geestdrijvers en der
kwaadwillige hoofden verdreven heb
ben, die haar tot nu toe beheersehen
Doch die colonnes zullen dan nog
krachtig genoeg moeten wezen tot
het doen van groote marschen, want
eerst dan begint bet zwaarste gedeelte
van haar taak.
De aanleg van de tram naar Seli-
moen wijst er op, dat men bedacht
is die krachten zooveel mogelijk te
sparen. Maar die aanleg dient dan
ook zoo spoedig doenlijk voltooid te
worden, om te voorkomen, dat de
krachten des vyands nog in sterker
mate aangroeien dan de onze.
ben zich nog uitgebreid tot
en Algiers, waar Zola ia effigie werd
verbraod.
De betoogingen der studenten te
Parijs zijn thans uit. Een verslag
gever heeft van bestuursleden van het
studentencorps vernomen, dat de stu
denten zich van verdere betoogiugen
zullen onthouden „nu Zola voor het
Assisenhof zal verschijnen/'
In het Quartier Latin heeft Don
derdag dan ook geen enkele betoo
ging plaats gehad. Tot lieden zyn
115 rustverstooderrs in hechtenis ge
nomen.
Door een tijger verscheurd.
Uit Albina wordt aan de Suriname
In het naburige Veen hebben ern-jde bekende wijze voortgezet. Zy heb-
stige ongeregeldheden plaats gehad.
De bevolking van eene zekere Duurt,
bekend onder den naam van „Ylaas"
„klein Amsterdam", beeft deze
ongeregeldheden gepleegd tegen de
meer gegoede burgerij, naar aanlei
ding van de niet-toelating van enkele
jongens uit genoemde buurt tot eene
aldaar bestaande zangvereenigiug, in
verband met de niet-bedeeling der
armen op Nieuwjaarsdag. Eerst be
paalden zich de ongeregeldheden tot
het inwerpen der ruiten van het ge
bouw, waar de zangvereeniging bare
gewone oefeningen hield. Doch de
baldadigheden werden eiken avond
van ernstiger aard; vooral Vrijdag-,
Zaterdag-, en Maandagavond. De be
volking der genoemde buurt belegde
vergadering in de open lucht, waarin
werd besloten om al de woningen der
gegoede burgerij te beschadigen.
Dit is dan ook Zaterdag- en Maan
dag-avond geschied. Het was een
formeele opstand. Ongeveer 60 per
sonen, waaronder ook vrouwen, trok
ken Zaterdag-, en MaaDdag-avond
onder ketelmuziek bet dorp in. Geen
enkele woning werd gespaard, vooral
die van den loco-burgemeester en den
secretaris moesten het ontgelden. De
twee rijksveldwachters waren niet bij
machte de ongeregeldheden tegen te
gaan. Het regende steenen tegen en
op de huizen. Wijl men bevreesd was
voor herhaling dezer ernstige balda
digheden, zyn Donderdag ter hand
having der rust in het dorp gestation-
neerd 1 luitenant bonevens 5 mare
chaussees te paard en 4 te voer.
Wel was er gisteren-avond veel
volk op de been, doch het bleef vry
rustig.
goedhartige, altijd bereidvaar-
arrowak indiaan Fr
GENSENGD NIEUWS
Brieven van Dreyfus.
De Eclair heeft in een paar arti
kelen geinsinueerd dat de schuld van
Dreyfus zelfs zou blijken uit diens
brieven aan zyn vrouw en zyn familie.
In antwoord op deze aantijging zal
nu de Siècle alle brieven van den ver
oordeelde, zoowel die uit de gevange
nis van Cherche Midi als die van het
Duivelseiland publiceeren.
In haar nummer van 19 Januari
geeft zij een eerste reeks van brieven
nit de gevangenis van Cherche Midi.
Natuurlijk bevatten deze brieven niets
nieuws, maar men leest in eiken brief,
naast treffende betuigingen van op
rechte genegenheid voor zyn vrouw
en zijn kinderen een krachtig protest
tegen de ongehoorde beschuldiging,
welke tegen hem was ingebracht, en
een vertrouwenwekkende verzekering
van zijn onschuld.
De „Matin" vertelt dat Zola reeds
geheel gereed is voor zyn proces dat
zooals men weet, 7 Februari voor-
komt. Hij zal niet minder dan onge-
i veer 250 getuigen doen hooren, waar-
onder een zeer groot aantal schrift-
Ongeregeldheden. j kandigen.
Men meldt uit Wijk by HeusdenJ De betoogingen in de provinciën
dd. 19 Januari aan de N. R. Ct..: en te Parijs zijn ook Woensdag op
De
dige arrowak indiaan Frederik Ja-
kary was de gast van zijn even goed
aardige stambroeders die verblijven
op Zwampoe-kondre, 6 uur boven
Albina.
Een kleine indiaan was lijdende
aan dyssenteriehy had wat verster
kend 'voedsel noodig. Frederik, een
goed jager, neemt zyn dubbelloop-
jachtgeweer en trekt het boscli in,
wellicht vindt hij iets voor zijn klei
nen stamgenoot, Na lang omzwerven
ziet hij een boschvogel. Langzaam
schrijdt hy voort om den schuwen
vogel onder schot te krijgen.
Helaashy vermoedt niet, dat twee
fonkelende oogen op hem gericht zyn
en hem volgen. Een kolossale tijger
maakt zich gereed hem aan te vallen.
Langzamerhand gaat de jager voort
en heft- zyn geweer op om den Yogel
te schieten. Plotseling werpt zich
de tijger op hem, slaat de vreeseljjke
klauwen in z\jn vleesch en brengt
hem een gapende wonde toe in hoofd
en hals.
Frederik's geweer is gevallen, hy
trekt zijn jachtmes en stoot het ondier
het vlymend wapen tusschen de rib
ben; de jager roept om hulp en ver
dedigt zich met den moed der wan
hoop. Maar de strijd is te ongelijk.
Badende in zyn bloed zinkt bij ineen
toen zijn broeders aansnelden om den
woedenden tijger een kogel door den
kop te jagen en af te maken.
De arme Jakary wordt voorzichtig
opgenomen, men legt hem ineencor-
jaal en vangt de reis aan naar het
quarantaine-etablissement naby Al
bina, om geestelijke en geneeskundige
hulp. De geneesheer doet wat mo
gelijk is maar wisselt bedenkelijke
blikken met den módecin de l'ame
aan wien hy zyn patient overgeeft.
De priester knielt naast den schier
stervenden Indiaan en dient hem de
laatste HH. Sacramenteu toe, waar
schijnlijk hem moed en vertrouwen
influisterend op Hem die gezegd heeft:
Wat gij voor den minsten der inynen
hebt gedaan, dat hebt gij aan My
gedaan.
Den ganschen nacht waakt de ge
neesheer aan zijn zijde, 't mocht niet
baten, de kunst vermocht hier niets
meer. In den morgen blies Jakary
in zekeren zin 't offer zyner naasten
liefde, den laatsten adem uit
FE U ILLF.TON.
Naar hetjengélsch.
„Arme, oude Molly," zooals Hilary May altijd noemt
flut zeer in de achting van haar broeder en verandert
„.Goede, oude Molly, met nog een aantal lieve bij-
legelyke naamwoordjes, die by zoo goed is haar te
ereeren.
,Dat gaat maar niet ineens, daarvoor moet men elkaar
mg kennen," zegt Amber haar ernstige oogen op May
BStigend.
„Om vriendschap te sluiten Omaar," en zij steekt
aar handje toe, „bij ons zal er wel niet zooveel tjjd
fer heen behoeven te gaan." Zij zegt dit zóó vriendelijk,
at er plotseling een glimlach op Amber's gelaat ver-
chynt, zoodat zij er liefelijker uitziet dan ooit; die
irtelykheid kan zy niet wederstaan en gul legt zy
in ook haar hand in die van haar nichtje.
,Dit is dos afgesproken," zegt May vroolyk.
is het waarschijnlijkste, wy
jJa zelfs indien, en dit
kaar nimmer meer ontmoeten."
„O! wacht maar, stellig zien wy elkaar terug," zegt
May. „Gaat gy heen? Onthoud ons vriendschapsver
bond. ik zal u gauw, heel gauw komen opzoeken."
1 In spijt van mevrouw O'Flaherty's tegenwerpingen
maken alle gasten zich tot vertrekken gereed; „tot
spoedig," roept zy hun toe. Wanneer dat spoedig zal
zijn is moeielyk te beslissen, maar af te leiden uit het
teedere afscheid, dat zij neemt, zou dit wel den jong-
sten dag kunnen worden.
Mrs. Clarence, die zich een beetje verveelde, heeftal
lang willen heengaan, maar Owen was ongelukkiger
wyze nergens te vindén. De heer Everard, die hem is
gaan zooken, vindt hem na heel veel moeite in een af
gelegen hoekje van de buitenplaats terng, waar hy, naar
het schijnt, eenige prettige oogenblikken heeft doorge
bracht met juffrouw Bailey, een alleraardigst meisje dat
in de nabunrtschap woont.
Everard wordt een beetje nieuwsgierig als hij ziet,
dat Mc Grath het schoentje van miss Bailey in de hand
houdt. Natuurlijk zit haar voet er niet meer in
maar
Juffrouw Bailey neemt het geval nog al luchthar
tig op.
„Ik verloor hem, toen wy bramen zochten," zegt zy
kalm, zich tot Everard wendend, ofschoon niet wetend
wie hy is, „en nu wil hü hem weder aandoen. Maar
ik wil het niet hebben. Ik, en zij vestigt haar buiten
gewone lieve oogen op Owen, „wil het niet, verstaat
gij, zelfs al bleeft gy daar nog zoolang zitten."
„Ik ben bang, dat gij niet heel lang hier zult kun
nen blijven." zegt Everard spjjtig. „Ik betreur het zeer je
van zulk lief gezelschap te moeten weghalen, maar je
zuster wacht op je. Zy gaat naar huis.
„Geen
afbrengen.
innemend en de wenkbrauwen fronsend.
„Het is verschrikkelijk," zegt Everard. „Kan ik
niet van dienst zyn? Kan ik," en hy ziet naar den
schoen.
„Oals gy hem te zamen wilt aandoen." zegt juf
frouw Bailev, „dat kan my niet zooveel schelen. Maar
ik sta er op, dat gij het zamen doet."
Mc Grath stemt in dit voorstel toe en de schoen,
een heel lief schoentje, wordt aan het nog aardiger
voetje gestoken en juffrouw Bailey staat op.
„Goeden dag," zegt zij ernstig, Owen haar hand
toestekend.
„Laten wy u naar huis brengen," stelt Everard voor.
„Neen, dank u, ik geloof, dat ik mijn moeder zie
aankomen. Ik zal baar maar tegemoet gaan."
„Zult gy de derde wals niet vergeten," fluistert
Owen op innigen toon.
„Dat hangt er van af."
Luchtig trippelt zy heen.
„Een wals r zegt Everard. „Wie is van pian hier
een dansparty te geven?"
„Mevrouw denkt er over, als sir Lucien het ook
doet."
„Daar besluit ik uit, dat de wals met dat by uitstek
lieve meisje nog ver, ver in 't verschiet is."
„Niet zoo heel ver," antwoordt Mc Grath. „Ik zal
dien ouden man wel overhalen. En in het ergste geval
binden wy hem vast en zenden zelf de invitaties
rond."
Everard heeft geen tijd om van zyn verbazing over
zuster zal my van myn eensgenomen beeluit dit ongehoorde plan te bekomen, want het rijtuig staat
verklaart Mc Grath, zyn zitplaats weder voor en mrs Clarence gebiedt haar broeder spoedig in
An ea £e stijgen.
Zy schijnt zeer gehaast en verlangend te zijn om naar
het diner en haar deftige omgeving zooals zy het uit
drukt, terug te keeren. „Werkelijk die menschen waren
met te genieten. Ik beklaagde ons allen. Die mevrouw
O'Flaherty behoorde onder toezicht gesteld te worden
„Onder het uwe?" vraagt haar broeder onnoozel.
„l.k geloof wel, dat een season in Londen onder uw
leiding
Maar het wordt Owen nooit vergund zyn gevoelous
tot het einde toe nit te spreken.
HOOFDSTUK YII.
Enkel en alleen tijdverspilling.
„Ik zai haar een bezoek gaan brengen." zegt May.
Het diner is afgeloopensir Lucien heeft zich in zijn
bibliotheek teruggetrokken, zoodat zij dus weer vry zijn
om met elkaar over het een of ander onderwerp te du-
cussieeren. „Zult ge mee gaan, Dolly?"
„Het zal me een waar genoegen zijn," zegt mrs. Cla
rence. „Dat zal tenminste eenige afleiding geven. Wan-