Tweede Editie. Hel meisje van Gen Iota. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Onze Agenten. J. C. Peereboom, FEUILLETON. 15e Jaargang. Vrijdag 4 Februari 1898, Ito 4478 HAARLEMS DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1.30 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden„1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post 0.371/o AT) V-hJi^TEa^r'-L'I h i ET: 1 - 5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naai' plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Ad venen tien worden aangenomen deor onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14. Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de PubUcité Etrang'ere G. L. LAÜBE <t- Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betredende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën var. 15 regels f0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel ƒ0,30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: Bloemendaal, Sandpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij d© tol; Spaamdam, C. HARTENDORP; Zandvoort. G. ZWEMMER: W. J. RUIJTER Beverwijk,,J. HOORNS; HülegomARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. Aan Haarlem's Dagblad zijn de navolgende vaste Agenten verbonden: Voor het kwartier Amsterdamsche Poort 0. VINK, A. L. Dyserinckstr. 17 Voor het Rozenpriëel K. VOS, Bozenpriëelstraat 30. Voor het Leidschekwartier W. ZWART, Clercqstraat 136. Advertentiën worden zonder ver hooging van prys door hen aangeno men, terwijl ook voor Abonnementen op de Courant door hen wordt zorg gedragen. Hoof dkantoor Kleine Houtstraat 14. Directeur- Uitgever. Qffïcieele Berichten» De Burgemeester van Haarlem, Brengt by deze ter algemeene ken nis, dat in Februari a.s. zal worden aangevangen met de opneming der veranderingen in de gebouwde en on gebouwde eigendommen onder deze gemeente gelegen en wel door den landmeter B. J. C. L. Schregardns, in de sectiën A—C en door den land meter D. Vonk in de sectiën D—G. Haarlem, 31 Januari 1898. De Burgemeester voornoemd, BOREEL. Opheffing der Meisjesschool. Een der groDden, waarmee de wijzi ging der verordening op den Hoofdely- ken Omslag door een der Wethouders werd aanbevolen, wasde achteruit gang der schoolgelden. Het schynt nu, dat B.en W. daartegen toch geen ernstig bezwaar hebben, als er maar kan aangetoond worden, dat er op eene andere manier voor de finan- tiën der gemeente wat uit te halen is. Niet alleen toch, dat zy op het ter rein van het Middelbaar Onderwijs door de vereeniging van 5-jarigen en 3-jarigen cursus H. B. School voor jongens een toestand geschapen heb ben die dit onderwijs ten zeerste benadeelt, maar zij laten op datzelfde gebied en op dat van het Hooger On derwijs toestanden voortbestaan, die voor meergegoeden allerminst aanlok kelijk zijn om Haarlem als woonplaats te kiezen. Dat hierin de oorzaak ligt van de kolossale toename van het bij zonder onderwijs, er de schoolgelden op die manier uit de stadskas verhui zen naar de zakken van particulie ren, hebben wy in ons laatste artikel „Zonderlinge Redeneeringen" reeds aangetoond. B. en W. gaan nn op dezen weg voort door allemaal met zuinigheids- en bezuinigingsargumen ten, een voorstel te doen tot ver knoeiing van ons Lager Onderwijs, en wij vinden deze poging duidelijk om schreven in de gedrukte stukken uo. 13, den 13n Januari 1898 door B.en W. bij den gemeenteraad ingezonden. Er zijn hier 3 opleidingsscholen, 2 voor jongens en ééne voor meisjes. Als B. en W. zeggen, dat dit te veel is voor de behoeften, dan willen wy dit op gezag van dit college aanne men. Wel is de 2e opleidingsschool voor jongens nog pas kort geleden gesticht, doch wy begrijpen levendig, dat beide scholen met stoom zijn ach teruitgegaan sedert het Middelbaar Onderwijs in het hart getroffen werd door de laatste wijzigin gen in de organisatie en de toestand van het gymnasium steeds minder leer lingen doet aankomen. Had men dan ook by het stichten dier 2e opleidings school reeds kunnen vermoeden wat B. en W. met het M. O. in het schild voerden, zeker zou het stichten van die 2e opleidingsschool wel achter wege zijn gebleven. De scherpzinni- gen onder onze raadsleden zouden dan hebben gewaarschuwd en gezegd maak die kosten niet, uwe plannen met het M. O. zullen de school van den heer Hubregtse van zelf wel zóo ontvolken, dat de overvloed van leer lingen, waarover gij nu klaagt, geheel zal komen te vervallen. En de feiten, die wy thans beleven, zouden hen volledig in het gelijk hebben gesteld. Natuurlijk zouden wij nu het liefst, met het oog op de toekomst onzer stad, voorstellen van B. en W. te onderzoeken krijgen, die ten doel had den herstel van ons Middelbaar-, re formatie van ons Hooger Onderwijs, en dan zou men eens zien hoe de toenemende bevolking van meerge goeden die twee scholen van de hee- ren Hubregtse en Brouwer weder deed aanzwellen, en hoe de wethou der van onderwijs zich verkneukelen zou in toenemende schoolgelden. Doch hoe gaat het met zaken, die men door misplaatste zuinigheid heeft laten ver worden wil men ze daarna weer in orde brengen, dan kosten zij oneindig veel meer, dan wanneer men ze naar den eisch in goeden staat had gehou den. Wy vreezen, dat de man die later geroepen zal worden, om dezen steeds acbteruitgaanden boedel te aan vaarden als hy tenminste een open oog heeft voor de gebreken en het 'goede wil heel wat kwade noten 'met den gemeenteraad zal hebben te kraken. Wy durven echter niet te hopen, dat onze beschouwingen het 'bestaande college van B. en W. tot heter inzicht zullen brengen, en vol- staan dus met wat de principieele quaestie betreft dit weinige over het voorstel in het midden te bren gen. By wat wy er aan toevoegen, plaatsen wy ons op het standpunt .van B. en W. en zeggen alleen: a's 1 gjj toch wilt doorgaan op den per- nicieusen wegwaarop gij u bevindt, doet het dan beter, eenvoudiger en zuiniger. Het bouwen en inrichten van de 2e opleidingsschool is, met het oog op de uitgevoerde plannen betreffende het M. O. en het intact laten van het gymnasium, een fout geweest. Gy verkeert nu in den toestand, dat de 3 opleidingsscholen te weinig leer lingen hebben, en gij hebt behoefte aan eene 2e Burgerschool. Welnu, brengt de jongen van den heer Brou wer terug naar den heer Hubregtse, laat de opleidingsschool voor meisjes iDtact, en plaatst den heer Brouwer met zyn personeel in de 2e Burger school. Dan zjjt gy gereed op de meest eenvoudige wijze, en gij kunt de verbouwing van de meisjesschool besparen. Wy vinden in de toelichting op het voorstel van B. en W. niets, dat hiertegen pleit. Het zit over het ge heel zeer luchtigjes in elkaar en cijfers worden aan de Raadsleden zorgvul dig onthouden. Wy lezen alleen in de toelichting, dat er een zekere ver menging van meisjes en jongens zal plaats hebben, en dat er klassen zul len ontstaan, gedeeltelijk bestaande uit jongens èn meisjes, gedeeltelijk uit jongens en meisjes ieder afzon derlijk. Hoeveel klassen? Geen ant woord. „De leerlingen der lagere „klassen van de Meisjesschool wor- „den ingedeeld in de klassen der „twee Jongensscholen.In welke klassen? Geen antwoord. „terwijl die der hoogere klas- „sen voorloopig, als overgangsmaat regel, stellig als afzonderlijke klas- „sen moeten blijven bestaan." Dus, als overgangsmaatregel voorloopigmaar stellig. B. en W. schynen die vermenging van jon gens en meisjes dus allerminst secuur te vinden. Doch hoe dan later? „Of en in hoever later ook de meis jes der hoogere klassen met de jon gens in eene en dezelfde klasse zullen vereenigd worden, blyve overgelaten aan de ervaringHoe is het mo gelijk Lezen wy dan niet eenige regels vroeger in de toelichting, dat „de vroeger reeds meermalen gevoerde ..gedachtenwisseling over de vereeni- „ging van jongens en meisjes in eene „school ons (dat wil zeggen B. en W. i „bevestigd heeft in onze overtuiging, „dat daartegen geene gegronde bezwa ren bestaan." Waar is hier de logica Eerst zegt menwy hebben de stellige overtui ging, dat op de lagere scholen ver eeniging van jongens en meisjes uit stekend kan, en men laat er onmid dellijk op volgen voorloopigmaar stelligin de hoogere klassen de meisjes alleen. Doch 't is waarB. en W. wen- schen in dit opzicht ook iets over te laten aande ervaring. Wel klopt dit weer niet precies met de reeds genoemde „stellige overtuiging", maar, wie een beroep doet op te verkrijgen ervaring vindt altijd een geopend oor. Doch wy vragen alweerwelke er varing? En dan antwoorden B. en W.„de ervaring, die by de vast stelling van het leerplan in dit op- „zicht uitspraak zal moeten doen." Dat is eene ervaring dusbij voorbaat. Want het leerplan stelt men vast als de school begint. Als de Raad dit zonderlinge voorstel mocht goedkeuren, moeten er voor de twee scholen Hubregtse en Brouwer, scho len met jongens èn meisjes „in de lagere klassen", voorloopigdoch stelligondanks eene gevestigde overtuiging dat 't best anders kan in de hoogere klassen meisjes afzon derlijk en jongens afzonderlijk leerplannen vastgesteld worden. En nu bestaat er twijfel of dat later wel zoo blijven zal. Welnu, zeggen B.en W„ wy moeten beginnen met leer plannen op te maken, en by het vast stellen van die leerplannen doen wy ervaring op, en die ervaring zal uit spraak doen, of van het plan dat wij u voordrasren ook voor de toekomst iets terecht zal komen. Stapt nu maar in 't schuitje heeren raadsleden, en vaart maar rustig mee. Waar gjj te land komt zal de ervaring, by 't vaststellen der leerplannen op te doen, u wel doen zien. Doch 't kan toch ook zijn, dat gy 't gevaarlijk vindt zoo maar den blauwen nevel in te varen, met een stuurman aan :t roer, die n belooft, dat de ervaring hem wel den weg zal wyzen, welnu leest dan eerst eens het krachtig adres van meer dan 100 ouders en voogden der op de school van mej. Klomp gaande kin deren, en deDkt dan daarbij eens aan de part. scholen die deze leerlingen bijzonder gaarne zullen ontvangen, en hoe er nog huizen genoeg leegstaan, om nieuwe bijzondere scholen daarin op te richten. Of ook, vraagt den wethouder van onderwijs eens, of hy die meergenoemde ervaring, by 't vaststellen van de leerplannen op te doen niet eens nog wat vroeger op zou willen doen, vóór de raad zich aan dit noodlottig voorstel heeft ver hangen, en of hy het voorstel van B. en W. met de toelichting niet zou willen aanvullen door op te geven: le hoeveel leerlingen gaan er op de 3 opleidingsscholen, die nu in twee scholen zullen worden vereenigd? 2e welke klassen wilt gij op die twee scholen inrichten voor jongens en meisjes samen, en hoe is daar de verhouding van jongens tot meisjes? 3e hoeveel klassen op iedere school zullen bestaan nit enkel jongens en enkel meisjes; hoeveel leerlingen zul len elk dier klassen hebben? 4e hoe ziet het leerplan voor ieder dier scholen er uit. en wat zegt „de ervaring by het vaststellen van dat leerplan opgedaan" over den maat regel, die voorloopigmaar stellig tot afscheiding van jongens en meisjes in die klassen moet genomen worden Zyn die vier vragen beantwoord, dan is er ten minste eenige kans dat de raadsleden wat weten van den koers, dien men uitzeilt. En dan kan men te vens beoordeelen of 't noodig is de pl. m. f 9000, die er na aftrek der Rykssub- sidie zal te betalen blyven, nit te geven voor de verbouwing van de meisjesschool, terwijl die absoluut onnoodig zyn, als men de scholen van de heeren Brouwer en Hubregtse kan combineeren. Vergeet het ook niet, mijne heeren raadsleden ai is dit betrekkelijk een particulier belang dat het ge volg van den maatregel wezen zal ontslag aan 10 vrouwelijke ambtena ren, nml. het hoofd der school» 3 on derwijzeressen le klasse, 5 onderwij zeressen 2e klasse en eene vakonder wijzeres. Wel zegt de toelichting: „dat dit niet wil zeggen, dat geene „van die onderwijzeressen na 1 Sep tember 1898 in dienst der gemeente „zou kunnen blijven" doch wat heb ben die dames aan dezen schralen troost? Zy zitten op een schop stoel. en de besten zullen spoedig een ffoed heenkomen zoeken. Heeft men dus uog enkelen van haar noodig, dan zal men de minder goeden weer moeten aanstellen. En de anderen Zy ontvangen by hun ontslag een wachtgeld, wat het hoofd betreft voor 5 jaren, wat de andere onderwijzeressen betreft voor 2 jaren, beloopende de helft van haar tractement. Zy ontvangen dit van Rijkswege volgens art. 39 der school wet. En dan daD staan zy aan den idyk. Verdient het geen onderzoek, en hebben de raadsleden niet te we ten, en nog veel meer, hebben die dames geen recht te weten, wel weer voor aanstelling in aanmerking te ko men De „ervaring bij het vaststellen van de leerplannen op te doen" kan hierover te gel ijker tijd wel uitspraak doen. Wy herhalen dus, laat men be ginnen met die leerplannen te eischen. Eindelijk. Hoe denken de school opzieners, hoe denkt de schoolcom missie over dit plan Er blijkt vol strekt niet, dat B. en W. met hen hebben geraadpleegd. Wy weten het wel, dat dit niet te pas komt by bo vengenoemde „stellige overtuiging" waarvan B. en W. uitgaan, doch die autoriteiten zyn er nu toch eenmaal, ons dunkt, het zou de argumenten van de toelichting aai zienlijk verster ken, indien B. en W. hunne adviezen konden overleggen, en het bleek daar uit, dat deze heeren het met B. en W. eens waren, 't Zou aanbeveling ver dienen die adviezen alsnog in te win nen. ST AOS NIEUWS eerste en derde pagina. Haarlem, 3 Febr. 1898. Geslaagd voor de diploma's A en B der Nederl. Stenografen-Vereeni ging „I. Pitman", Mej. F. Vaarzon Morel alhier. e. dat de visschery met het staande spieringnet zal zyn gesloten van 1 Maart tot 1 November 1898; f. dat de visschery met alle overige vischtuigen, uitgezonderd die met aalkorven, aaldobbers eu palingfuiken, die met het schepnet of de gebbe voor kleine vischjes te vangen voor de aa".- dobbers en die op snoek in de ge meente Texel zal zyn gesloten van 15 Maart tot 1 Juli 1898 en g. dat gedurende den gesloten visch- tyd sub f vermeld ook het visschen met den hengel in de hand is ver boden. Naar wy vernemen zyn de ver schillende voorwerpen, die by het bou wen van de nieuwe sluis te Spaam dam gevonden zyn, als bijlen, zwaar den, degens, helmen etc. in handen gesteld van den stedelijk archivaris, den heer C. J. Gonnet. Zy zullen eerlang in het Stedelyk Museum op 't Stadhuis een plaatsje vinden. Boekerij Museum van Kunst nijverheid. Gedurende de maand Januari wer den 202 boek- en plaatwerken naar verschillende plaatsen in ons land in bruikleen gezonden. De heer H. C. Louwerse alhier is door de Arrond. Rechtbank benoemd tot lid van de Cummissie tot herzie ning der grondlasten voor het district Haarlem. Woensdagavond vergaderden een aantal bewoners van de eerste Kleine Houtstraat (van de Anegang tot de Ged. Oude Gracht) in Café Brink- mann, tot bespreking van de versie ring en verlichting van die straat by de a. s. Kroningsfeesten. Tot Bestuur werden gekozen de heeren (alphab.) P. Baggerman, A. J. C. van Gemund, J. M. Heck, J. C. Peereboom eu H. Reinbardt. Binnen kort zullen de bewoners weer wor den opgeroepen, tot het beoordeelen van plannen en teekeningen. j Door den Commissaris der Konin gin in N. H. wordt ter kennis ge- bracht a. dat de jacht op houtsnippen zal worden gesloten 30 April 1898 met zonsondergang b. dat de jacht op eenden zal wor den gesloten 28 Febrnari 1898 met zonsondergang c. dat de jacht op ander waterwild zal worden gesloten 26 Maart 1898 met zonsondergang d. dat het weispel van kwartelen met steekgaren of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van 2 Mei toten met 15 Juli 1898; BINNENLAND Dit de „Staats-Courant". Kon. besluiten. Benoemd tot burgemeestervan de gemeente Barradeel L. W. de Vries van de gemeente Wyk en Aalburg en de gemeente Veen R. J. van Da veren van de gemeente Wanneper- veen C. van de Ötadt Wzn. Pensioen verleend ten laste van den Staat A. Koenders, ten bedrage van 335 'sjaars. Aan A. G. Westerouen van Mee- teren, notaris te 's-Gravenhage, ver- Hof verleend tot het aannemen der j versierselen van ridder in de orde van Isabella la Catolica, hem door de Koningin-Regentes van Spanje ge- I schonken. 20) Naar het engelsch. „O 1 dat is onmogelijk," roept May uit, „hy zou de muziek hooren en zeker naar beneden komen." „Maar hy is in bed." „Dat doet er niet toe. Hy zou toch beneden komen in zyn prachtige „Kamerjapon" vult Owen bozorgd aan. „O, houd op! Laten wy dat voorkomen!" „Werkelyk Owen, nu moet ik toch zeggen," begint zyn zuster zeer verontwaardigd. „Dat hoeft niet. Er komt geen „moet" by te pas; gy kunt het overige wel by u honden. „Maar luister nn eens, ik weet een prachtig spel, en hy kan ons dan onmogelyk hooren." „Och we kennen je spelen wel," zegt Grey veront waardigd. „Ik meen het nu werkelyk eerlijk. Het is een heel grappig spel. Twee van ons gaan nit de kamer en be denken een spreekwoord of zoo iets het doet er niet toe welk verkleeden zich en komen dan weer bin nen." „Okomen zij terug Everard vraagt dit op zeer belangstellenden toon, maar Owen neemt geen notitie van zyn woorden. „Zy komen dan verkleed binnen, en de anderen moe ten dan het sprekwoord of de charade raden, weet ge 't niet?" „Ik geloof, dat we dit spel allemaal kennen," zegt Dolly. „Het is zeer vervelend, en ik kan my den Iaat- sten keer, toen we 't speelden zeer goed herinneren. Het ligt my nog versch in 't geheugen. Gy gingt met Edie Bathurst de kamer nit en beneden bleeft ge wel een half uur weg. Wy verveelden ons intusschen doodelyk, want je hadt ons in ryen geplaatst en wel zoo, dat ieder naast iemand zat, waarmee hy niet kon op schieten." „Maar dat is een verschrikkelijke geschiedenis !"rjept Owen verontwaardigd uit. „Maar in elk geval Edie is hier van avond niet." „Neen, den hemel zy dank," zegt mrs Clarence. „Verstoppen is een veel aardiger spel," zegt May opkykend. „Twee van ons moeten hier blyven om te zoeken en d anderen gaan zich twee aan twee ver stoppen en als wy stil zyn en sir Lucien is in bed, dan zal by nooit bemerken wat wy uitvoeren." „Dat is het prachtigste spel van de heele wereld," zegt Grey opstaande. Is het een afspraakje tusschen hen beiden „Wil je je met my verstoppen, May May had nog maar half uitgesproken, als Everard vrymoedig op Amber toestapt. „Ik meen dat ik gehoord heb, dat gy met onze spelen niet heel goed bekend zyt, juffrouw O'Connell." Zyn stem klinkt zacht en z er vriendelijk. „Dat ben ik ook niet glimlachend. Hilary, die naast haar zit, houdt zyn adem in. Hy weet, wat er volgen zal. „Laat my u dit dan leeren." Hij zwijgt, om op 't effect te werken. „Juffrouw Adare heeft gezegd, dat wy ons twee aan twee moeten verstoppen. Wilt gy met mij gaan?" „Gaarne," zegt Amber, met een gelukkig gelaat de kamer rondkijkend, waar de heeren berig zyn zich een dame te kiezen, wat aanleiding geeft tot groote vroo- lykheid. „Welnu, kom dan," zegt Everard. Hy neemt haar by de hand en samen begeven zy zich naar de deur, waardoor reeds een ander paar, May en Owen, is verdwenen. Dolly's gelaat is grappig om te zien. Stom van ver bazing kijkt rij naar May; slechts vyf minuten gele den had zy het verzoek van Grey aan May gehoord. Had zy geweigerd Klein dwaas kindof heeft die lastige Owen alles in de war gebracht? Nu is zy dich ter by de waarheid. Het tête-a-tète van Gilbert en May had Owen verstoord en niet in staat zynde om het* verlangen den band tusschen haar en Grey nog nauwer te halen, had zy er in toegestemd zich met Owen te verstoppen. Op dit oogenblik biedt Hilary Dolly den arm en zegt„Kom." Daar Grey haar bjjna tegelijkertijd is genaderd en dezelfde bedoeling schijnt te hebben, duwt zij Hilary vriendelijk op zyde. „Neen, ik zal maar met Grey gaan. Blyft gy hier en bewaak de eindpaalDie eindpaal is oen van sir Lucien's mooiste divans, welke zy voor 't gemak in 't midden der kamer hebben geplaatst. Eigenlijk zegt zij dit met de bedoeling, om hem gelegenheidtegevenover het verstoppen van Amber met Everard na te denken. Want dat zal spoediger dan iets anders, de verhouding tnsschen hem Amber tot een crisis brengen. „Ik dacht dat het bepaald was, dat er twee achter bleven, om te zoekenDat is niet mooi," zegt Hilary glimlachend. Hy heeft getracht den aanval van mis noegen te onderdrukken en dit is hem volkomen gelakt. „Er is niemand voor je overgebleven," roept zy vroo- lyk uit met Grey de kamer verlatend. „Kom, zoek ons maar, maar niet eerder voor ik roepklaar." Met gefronst voorhoofd loopt Hilary de kamer op en neer in afwachting van het atgesprokken sein. Eindelijk weerklinkt het lang verwachte woord door de gang (zoo zacht mogelijk, opdat het sir Lucien's kamer niet bereiken zal) en hy begint met een vuur, als hij nog nooit zoo by dit spel heeft getoond, te zoe ken. Voorzichtig maar vlag kykt by nu eens ondereen tafel, dan weder achter een deur of gordijn. Eindelyk op een onderdrukt gilletje afgaande, J ontdekt hij de schuilplaats van May en Owen, die zich achter de gor dijnen in de bibliotheek hebben verborgen maar als Hilary haar grijpen wil, duwt zy hem ondeugend ge noeg Owen in de armen en sluipt achter hen om naar de kamer en bereikt het eerst de eindpaal. „Gevangenzegt Hilary tot Owen, en begint op nieuw te zoeken. Dolly, die" altijd heel ving is. zon ze ker ontsnapt zijn als zy niet met den kant van haar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1