hoff, tbaus vaste knecht; by de Alge- tusschen de H. F. O.
meene Rekenkamertot referendaris.
de hoofdcommies P. C. G. Eugel-
bregttot bode, de adsistent-bode J.
J. Bonman.
Mr. A. AY de Vries, referen
daris by het Departement van Justi
tie, benoemd tot lid der Staatscom
missie tot het doen van voorstellen
omtrent de wijzigingen of voorzienin
gen die ir. de wetgeving van Neder-
•andsch-Iniiië op privaatrechterlijk
gebied noodig zijn.
De heeren H. B. C. Gieben, S. E.
Boorsma, A. L. Warnier en J.
H. Kok. benoemd en aangesteld tot
militair apotheker der 2e klasse bij
het personeel van den geneeskundigen
dienst van het leger in Ned.-Indië.
Aan dr. J. J. baron Mackav, op
zijn verzoek, ontslag verleend uitzijne
betrekking van gezantschapsattaché
in algemeenen dienst.
Pensioen verl. aan G. H. Filet, kom
mies 2de klasse bij 's Rijks belastin
gen, f 426, aan H. H. Linskens, kom
mies Jste klasse bij 's Rijks belastin
gen, f 454.
Aan den kapitein der infanterie van
het leger in Ned.-Indië A. E. Piers,
vergunning verleend tot het aannemen
van de versierselen der 5de klasse
van de orde van de Rjjzende Zon,
hem door den keizer van Japan ge
schonken.
Aan jhr. Mr. D. A. W. van Tets
van Goudriaan. gezant van H. M. de
Koningin te Berlijn, vergunning ver
leend tot het aannemen der medaille
ter heriunering aan den lOOsten ge
boortedag van Z. M. keizer Wilhelm
I van Duitschland geschonken.
..Haarlem" en
de Rott F. C. „Sparta" niet door.
Beide clubs waren echter verschenen
en besloten een vriendschappelijk spel
te spelen, dat door de Haarlemmers
met 4 tegen 1 werd gewonnen.
Te Rotterdam sloeg R. A. P. „Ra-
piditas" met 5 tegen 1. Do wedstrijd
van „Celeritas" tegen de ïïaagsche
V. V. ging niet door.
Jaap Eden heeft het contract van
Tom Eek, voor een tournee in Ame
rika, geteekend.
De Europeesche ploeg zal dus be
staan uitde Franschen Cissac, Piette
en het tandempaar Jallu, Jaap Eden,
Pontecchi, Italiaan, Chinn en Micliaël
Jr.. Engelschen.
Eden en Pieite vertrekken reeds 2
Maart a.s. naar New-York.
Jubileum prof. Tiele.
Met grooie belangstelling werd Zom
dag bet .jubileum gevierd van dr. C.
P. Tiele, hoogleeraar in de godge
leerdheid te Leiden, die 25 jaar ge
leden het professoraat aanvaardde van
het Remonstrantsch Seminarium.
In den ..Huize Wvtenbürg" werd
door den jubilaris Zondag receptie
gegeven, waar zeer velen hem kwa
men complimenteeren.
Namens de Remonstrantsche Broe
derschap bood de lieer mr.de J.J. Mey-
ier hem eene schilderij aan, door den
heer Josselin de Jongh geschilderd
en prof. Tiele in toga voorstellende.
Vele sprekers voerden hierna nog
het woord, waarna de jubilaris zija
dank uitte voor de hem gebrachte
bewyzen van vriendschap en dank
baarheid.
Prof. dr. G. .Schlegel, te Leiden,
is benoemd tot ridder in de orde van
den Dubbelen Draak van China.
Een zonderlinge daad.
üp het Oudkerkhoff te Utrecht
werden de bewoners dier straat Vrij
dagavond 10 uur ongeveer, plotseling
opgeschrikt door een drietal revolver
schoten. die, naar het bleek, gelost
werden door een jongmensch, die één
kogel op zichzelf en twee in de lucht
afschoot, doch zonder eenig ander
gevolg dan een geweldige opschud
ding. Hjj scheen trouwens niet het
voornemen te hebben zichzelf verder
letsel toe te brengen. Hij vluchtte
daarna by iemand in, op een van
wiens dochters hij verliefd schijnt te
zijn, en werd met geweld door eenige
politieagenten verwijderd. Zijn doel
was door zijn heldendaad de ouders
van het meisje te bewegen hun toe
stemming te geven tot een engage
ment. Het jonge mensch is nog geen
achttien jaar.
Een treurige samenloop.
Men schrijft aan de Veend. Ct. uit
Kielwindeweer
Merk waardige samenloop van om
standigheden. Een vrouw alhier had
een geit. Die geit deed zich verleden
week te goed aan boonendoppen, zij
was echter al te gulzig en stikte. De
bedroefde vrouw liet het dier slach
ten. Zij bereidde het vleeseh, at daar
van misschien ook te gulzig en stikte
eveneens. Voorzeker een droevig géval.
Goudvelden,
De W. 1. klaagt steen en been1
over het optreden van sommige be-
ambten op de buitenposten by liet
onderzoek van booten en reizigers
Het was gisteren de derde Zondag,van en naar de goudvelden,
waarop drie keer achtereen het slechte j Voor behoorlijk logies 's nachts voor
weer de wedstrijden in de voetbal- j hem die ua zonsondergang het onge- j
competities belette. luk hebber: een der posten aan te
Hier te Haarlem ging de wedstrijd doen, is niet gezorgd; toch is men
Sport en Wedstrijden.
Voetbal.
Leger en Vloot
Zeemacht in Indië.
De St.-Ci. bevat het koninklijk be
sluit waarbij de vice-admiraal G.
Kruys eervol ontheven is van de be
trekking van commandant der zee
macht en chef van het departement
der mariue in Nederlandsch-Indië,
met den datum waarop hij zijne func-
tiën aan zyn opvolger zal overgeven,
en zulks onder dankbetuiging voor
zyne in die betrekking bewezen dien
sten gemelde betrekking is opgedra
gen aan den schout-bij-nacht F. J.
Stokbnvzen.
De nieuw benoemde commandant
der zeemacht zal 21 April met zijne
familie per stoomschip Sophie naar
Batavia vertrekken. Zija adjudant
is luitenant ter zee 1ste klasse D. P.
A. Honing.
Kapitein ter zee W. I. P. van Wa
ning vertrekt half Maart naar Indië
ter vervanging van kapitein ter zee
A. P. Tadema, als commandant der
scheepsmacht in Atjeb. Laatsge-
noemde zal als chef van den marine
staf in den Haag optreden.
Koloniën.
West-Indiê.
De bladen l-oopen tot 20 Jan.
Tentoonstelling Vrouwen
arbeid.
Onze West heeft een kijkje geno
men op de door de subcommissie van
de Vereeniging Nationale Tentoon
stelling van Vrouwenarbeid te Para
maribo bijeengebrachte voorwerpen
voor de in Nederland te houden expo
sitie.
„De collectie", zegt het blad, „is
inderdaad der bezichtiging waard.
Voor zooverre wy 't konden beoor-
deelen. zyn de kleederdraehten van
de bevolking vrij wei volledig. Dienst
boden, marktvrouwen, Indianen, bosch
negers eu koelie-vrouwen zyn allen
vertegenwoordigd.
„Ook sommige braids- en rouw-
toiletteu. Zelfs was er een begrafe
nisstoet in het klein. De Indiaansche
afdeeling kwam ons zoo goed als vol
ledig voor, en bijgevolg belangwek
kend. Rijk ook de afdeeling der bosch-
negersvrouwen. Aanvulling van
de collectie confituren werd nog inge-
wacht. i
In hoeverre de bijeengebrachte
voorwerpen, die zeer merkwaardig
zijn, een beeld geven van deu vrouwen
arbeid in onze kolonie willen wij niet
beoordeelen maar als het beeld juist
dan blijft op dit gebied nog veel
doen."
Inhuldigingsfeest.
Blijkens een advertentie in de W. 1.
hebben eenige jongelui wielrijders
te Parimaribo het voornemen opge
vat om by de as. feesten een histo-
rischend) optocht te houden opbicy-
verplicht deu nacht op den post door
brengen.
Treft men er een welwillenden
hoofdman aan, en is het aantal per
sonen, dat huisvesting behoeft niet
al te groot, dau ruimt zoo'n hoofd
man het wachtkamertje op en men
kan er verblijvenanders moet men
zich tevreden stellen tusschen de ar
beiders iu, waaronder dikwijls zieken,
ia het open kamp aan den Water
kant te logeeren.
Het lyfonderzoek vindt dikwijls op
aanstootgevende wijze plaats.
Maar dat is nog niets by de ivyze
waarop voodingsartikelen, die men
voor de reis noodig heeft en nergens
op de reis te koop zyn by het onder
zoek onbruikbaar worden gemaakt.
Een stopflesch met suiker wordt
door den beambte in de ongewasschen
handen van den een of anderen roeier
uitgestort, om te zien of ook daarin
goad is geborgen.
Kan de geheele inhoud vau de flesch
niet worden uitgestort, dan grijpt, de
beambte naar het eerste het boste stuk
bevuild papier, dat bij het kauip
door de een of andere omstandigheid
terecht is gekomen, en daarop wordt
dan maar het resteerende gedaan.
Natuurlijk is na zoo'n onderzoek
niemand er op gesteld van de suiker
verder gebruik te maken.
Brood, dat het hoofdvoedsel vormt
gedurende de reis, wordt doorprikt
met de eerste de beste vork, die voor
de hand ligt of in twee of meer stuk
ken doorsneden, iets dat zeker niet
behoeft, omdat liet houden in de hand
van liet brood voldoende aanwyst of
daarin goud geborgen is al dan niet.
Tandpoeder, toiletzeep, alles wordt
onbruikbaar gemaakt.
Photograpoiën, die nog ontwikkeld
moeten worden, worden zoo maar aan
het licht blootgesteld, met het gevolg
dat zy totaal bedorven worden.
Thans hooren wy dat eenige dagen
geleden een beambte op den post
Mindrinetti een party tailings (uitge-
wasschen goudhoudend grond) die voor
onderzoek in Europa bestemd was en
wel om te weten te komen iu hoe
verre een nadere bewerking van den
grond loonend zou kunnen zijn, een
voudig in de rivier heeft gesmeten.
Algemeen klaagt men over de onge
schiktheid der beambten.
Nu er toch I inspecteurs zyn aan
gesteld. zon men moeten denken dat
theoretisch onderricht van het mindor
politiepersoneel niet te wenschen zou
laten; maar het tegendeel is waar.
Hierin moet verbetering komen.
Een voortgaan in de thans gevolgde
richting is voor de goudindustrie on
houdbaar en goudconcessionarissen
zouden dan beter doen om hot be
stuur te verzoeken de tegenwoordige
goudwet in te trekken en tot vroegere
toestanden terug te keeren.
Kan het hoofd der politie in Suri
name deze zaak niet eens ter harte
nemen
De Maatschappij La Compagnie
des mines d'or de la Guya?ie Hol-
landoAsedie tot nogtoe haar kantoor
hield te Cayenne, heeft besloten van
Paramaribo uit de onderneming te
le.den. Met die opdracht is alhier aan
gekomen de administrateur délégné,
de heer Mail het.
GEftiENQD NIEUWS
Proces Zola.
De drukte en betoogingen te Parijs
buiten het Paleis van "Justitie waren
Zaterdag van eenigszins kalmer aard
dan de vorige dagen. Het voornaamste
van het in de rechtszaal behandelde
waren de verklaringen van overste
Picquart, welke zeer ongunstig waren
voor Esterhazy.
Zola kwam tegen den middag iü
het paleis van justitie, begroet door
het geschreeuw: „Ter dood! In 't
water Weg met (ie omgekochte ke
rels Weg met de joden!" Onderweg
hadden agenten de menigte moeten
verspreiden. Picquart wordt ontvan
gen met het geseüreeuw: „Weg met
Picquart! Weg met de verraders!"
Esterhazy wordt begroet met het ge
roep „Leve het legerLeve Ester
hazy Als Picquart voorbijkomt,
roept één stem„Leven de menschen
die niet bang zyn!"
Er zyn wat minder advocaten aan
wezig dan Yrijdag. Om twintig mi
nuten over twaalven wordt de zitting
geopend. Picquart, de beteekenis van
zyn getuigenis van Yrydag toelich
tende, zegt: „ik geloof dat Zola zich
sterker heeft uitgedrukt dan zyn be
doeling was, toen by zeide dat de
krygsraad Esterhazy op bevel heeft
vrijgesproken. Ik Vermeen dat de
krygsraad heeft geoordeeld op onvol
ledige of onvoldoende stukken."
Picquart voegt erbij dat een lid
van den krygsraad gezegd heeftIk
zie dat de eigenlijke beklaagde
Picquart is, en ik verzoek dat hem
wordt toegestaan rekenschap te ge
ven."
Mr. Labori spreekt vervolgens van
een nota van het agentschap Havas,
die zonder twijfel officieus was en
de juiste punten opgaf waarop luite
nant-kolonel Picquart zich voor den
raad van onderzoek had te verant
woorden.
Picquart erkent, dat de nota van
Havas de waarheid nabijkomt, maar
weigert er meer van te zeggen.
Na een nieuwe tegenover-el kander-
stel ling van Lauth en Picquart be
treffende de verscheurde depêche laat
de voorzitter eenig ongeduld blijken.
Mr. Clémenceau zegt dat het hem
erg spyt, als hy iemand verveelt. De
voorzitter antwoordt: „U verveelt
niemaud, maar de verdediging heeft
wat voel tyd noodig."
In antwoord op een vraag van den
voorzitter zegt Picqnart, dat de foto
grafie van het borderel zóó nauwkeu
rig was, dat zy aan de schriftkun
digen werd gegeven. Hy zegt verder
dat hy Leblois een keer of vijftien
heeft ontvangen, en dat hij het ge
heime stuk met de woorden: „Cette
cauaille de Dniet onder oogen
heeft gehad.
Kolonel Henry houdt zyn vroegere
beweringen vol. Het dossier lasr op
tafel, eu de omslag met het bedoelde
stuk erin lag naar Leblois toe.
Generaal Gonse wordt teruggeroe
pen en verklaart dat het dossier in
wanorde was.
Kolonel Henry erkent dat de tekst
van het dossier in den omslag lag.
Mr. Labori voert hem tegen, dat
er tegenstrijdigheid bestaat tusschen
de woorden van Henry en die in
Ravarv's rapport. Kolonel Henry doet
een pas vooruit, naar de verdediging
toe, en zegt niet te zullen dulden, dat
iemand aan de waarheid van zijn ge
tuigenis twyfelt.
Picquart protesteert tegen de woor
den van Henry en houdt zyne ont-
kenteuis stijf en strak vol. Kolonel
Henry roept uit„Ik houd formeel
vol dat Picquart heeft gelogen". Pic
quart vraagt zich nader te mogen
verklaren en zegt: „Kolonel Henry,
de majoor Lauth en anderen hebben
geholpen door Du Paty de Clam,
tegen mij afschuwelijke beschuldigin
gen ingebracht, omdat zij niet wilden
dat er aan hun werk geraakt werd.
Ik voor mij meen dat er licht ont
stoken moet worden. Na met smaad
redenen overstelpt te zijn, op het
punt van uit het leger gejaagd te
worden, beweer ik dat ik het slacht
offer ben van myn goede trouw en
mijn onkreukbare houding.
Als Clémenceau tracht de punten
nader toe te lichten, waarover Henry
en Picquart niet overeenstemmen,
verzet de president er zich tegen.
Clémenceau protesteert en zegt dat
hy de waarheid aan het licht wil
brengen. „Indien gij dit niet wilt,
ontneem mij dan het woord."
De president ontneemt hem metter
daad het woord. (Geraas).
Labori staat op en zegt„Indien
gij meent ons het woord niet te mo
gen verleenen, zal ik maatregelen
nemen om de rechten van de verde
diging te iaten eerbiedigen."
Na tal van incidenten verklaart
kolonel Henry ten slotte, dat het
stuk, waarin de woorden „Cette ca
naille de D voorkwamen, nooit
iets te maken bad met de zaak Drey
fus. (Beweging).
Mr. Demange wordt gehoord. Labori
vraagt hem. of hy wil spreken over
de zaak Zola in haar betrekking tot
de zaak Esterhazy.
Demange geeft een historische uit
eenzetting en verklaart waarom hij
zich niet tot den minister van justitie
gewend heeft. Hy had de zaak aan
do regeering uiteengezet, maar be
merkte dat deze geene revisie wilde
ondernemen.
Labori vraagt hem, waarom bij een
revisie mogelijk achtte.
Hij antwoordtOmdat ik meende
na de door Sales gedane onthullin-
gen dat de wet geschonden was.
Clémenceau vraagt Demange of hij
daarby niet steunt op een vertrouwe
lijke mededeeling van Sales, wien een
lid van den krygsraad had gezegd
j dat een geheim stuk was meegedeeld.
Demange roeptZeker wel. (Ont
roering).
De president zegtIk zal deze
vraag niet stellen. (Langdurige vroo-
lykheid).
Labori vraagt aan mr. Demange,
of het facsimile van het door de Ma-
tin openbaar gemaakte borderel in
het oog loopende gelykonis vertoont
met het origiusel, wat door Peilieux
was ontkend.
Mr. Demange zegt: „De gelijkenis
was treffend."
Het publiek spreekt met opgewon
denheid over het belangrijke feit, dat
door Demange naar aanleiding van de
verklaring van Sales is uitgebracht.
Sommigen gelooven dat het getuigenis
van Demange een revisie zal ten ge
volge hebben, anderen betwisten bun
dat de bewijzen voor een revisie vol
doende zouden zyn.
Ranc beijvert zich om de goede
trouw van Zola aan te toonen.
Aan het einde van zyn verklarin
gen zegt Picquart dat kolonel Saud-
herr als een testament aan de heeren
do zorg had nagelaten ora dit dossier
te verdedigen, dat, zeide liy, de eer
van het bureau was. „Wel nu, ik
heb gedacht dat het van belang was
om het licht en de gerechtigheid te
voorschijn te laten komen."
Generaal Gonse, teruggeroepen,
protesteert tegen de beschuldiging,
door een blad tegen hem ingebracht,
dat hy kolonel Picquart zyn dood
te gemoet had willen zenden] door
hem naar Tripolis te expedieeren, waar
ernstige gebeurtenissen aan de Ma-
rokkaanscbe grens zyn tegenwoordig
heid konden vereischen.
Na het protest van Labori zegt
ClémenceauIk vraag vergunning
om aan de jury artikel 319 van het
wetboek van crimineele instructie te
mogen voorlezen.
De president zegt: Daar heeft de
jury niet mee te maken.
Clémenceau protesteert en zegtlk
zal niet toelateu, dat men voor de ge-
zworenen zegt dat wat hier gebeurt hen
niet raakt. Ten slotte stelt Clémencean
zijn vraag, die betrekking heeft op
datums, die moeilijk overeeu te bren
gen zijn.
Bij de heropening deponeert Labori
conclusiën. omdat het openbaar minis
terie geen requisitoir heeft genomen
tegen Henry, die Picquart zoo ern
stig beleedigde.
Jaurès zegt, verhoord wordende,
dat hij de zitting van deu krygsraad
heeft bijgewoond, die Esterhazy vrij
sprak. Uit. de vrijspraak valt een*ïiooge
leering te trekken, in moreelen en
socialen zin, die de ongerustheid van
vele menschen rechtvaardigt. Jaurès
laakt de machteloosheid der regeering,
komt op tegen de behandeling mét
gesloten deuren, die. niet goed te recht
vaardigen was. Een ernstig feit is,
zegt hy, hot nalaten van elk ernstig
onderzoek naar de gesluierde dame en
de overhandiging van een geheim stuk
door deze.
Jaurès zyn getuigenis vervolgende
zegtSedert, het oogenblik, dat het
gerucht liep dat een geheim stuk op
onwettige wijze was meegedeeld, was
het een eerste plicht van onze regeer
ders en het parlement om naar de
juistheid van dit gerucht een onder
zoek iu te stellen. In het parlement
zeide my MélineMen zal u elders
antwoord geven. Maar ik weet niet,
dat één lid van de regeering hier voor
de jury opheldering is komen geven.
Er heerscht nog altjjd duisternis. Er
zjjn meer dan veertig députés, die ge
looven, dat er een onwettigheid is be
gaan. Waarom eischen zy geen licht?
In de Kamer hebben slechts veertig
van myne vrienden my gesteund, maar
in de wandelgangen zeiden my vele
anderen, tot verschillende groepen he-
hoorende: Gy hebt gelijk! Wat jam
mer dat die zaak niet gekomen is na
de verkiezingen. Maar als de vrijheid
de neerlaag moet lijden, is hot beter
met haar de neerlaag te lyden dan
zich modeplichtig te maken aan dub
belzinnigheid en wetsverkrachting.
Sprekende van den hoon, waaraan
Zola heeft blootgestaan, zegt Jaurès
dat men iu bem een man vervolgt die
aan den generalen staf de jammerlijke
onverautwoordelykheid heeft ontrukt,
welke voor lateren tyd rampen voor
bereidt, (Kreten van protest onder
het gehoor). Ik buig eerbiedig het
hoofd voor Zola's houding.
Jaurès gaat weer naar zijn plaats
te midden van manifestaties van ver
schillenden aard.
Labori zegtAangezien de Peilieux
heeft verklaard dat het schrift van
Esterhazy en dat van het borderel
niet op elkaar gelijken, moet, opdat
de juiy met kennis van zaken kunne
oordeelen, het borderel in de debatten
gebracht worden om de beide band
schriften met elkaar te vergelijken.
Clémenceau zegt: Ik constateer,
dat niemand ons wil helpen om de
waarheid aan het. licht te brengen.
De presidentHet is aan u om haar
aan liet licht te brengen.
De advocaat-generaalWat de
overlegging van het borderel betreft,
heb ik myn meeuing reeds neergelegd
in geschreven conclnsiën.
Labori kondigt aan dat liy nieuwe
conclusies zal depoueereu, waarin hy
formeel verlangt dat liet stuk vau
vergelijking aan de jury zal worden
Het hof neemt als eerste beschik
king akte te geven aan de verdediging
van wat Henry tot overste Picquart
heeft gezegd. („Gy hebt gelogen.")
By een tweede beschikking ver
werpt het hof de conclusiën ten aan
zien van het overleggen van het bor
derel.
Bertillon komt; voor hot getnigen-
hekje. Labori: Gy hebt liet origi
neel van het borderel onder de oogeu
gehad.
BertillonZeker.
Labori vraagt den getnige of hot
borderel kan geschreven zijn door een
ander dan Drevfus.
Bertillon. Het is volstrekt zeker
dat men niet zal kunnen bewyzen
dat een ander persoon dan de eerste
veroordeelde het. borderel heeft kun
nen schryven. (Langdurige bewe
ging.)
Labori vraagt hem of hij dit be
wijs kan leveren.
Bertillon antwoordt, dat hij dit be
wijs kan leveren met het vloeiboek
van den eersten veroordeelde. Laat
mij de overtuigingsstukken geven, die
tijdens het proces van 1S94 te zynen
huize in beslag zijn genomen en ik
zal het bewijs leveren.
Labori legt den getuige een klein
plan voor. een hoekje van Dreyfus'
vloeiboek voorstellende. Daarop'gaat-
hy voort: AA'at kunt gy intusschen
zeggen van de zaak Esterhazv?
Getuige verklaart niet bij deze zaak
betrokken geweest te zijn. Ik zal u
slechts over de andere zaak kunnen
spreken. Maar als gjjj my de stukken
geeft, welke ik vraag, zal ik met
mijn schema het volstrekte bewjjs
kunnen leveren. Dit zal misschien
een beetje lang zyn. Het zou ten
minste twee zittingen in beslag ne
men.
Labori antwoordtZoover als wy
nu zijn, maakt dit niets uit. (Ge
lach.)
Nieuw gelach weerklinkt als de
verdediger spreekt van hot arsenaal,
de geweren, schietschijven, grachten
enz. die op het schema geteekend
zijn.
Men zegt dat Picquart moet beslo
ten hebben om aan Henry zijne ge
tuigen te zenden.
In den omtrek van het paleis van
justitie zyn, ten einde manifestaties
te voorkomen, tal van maatregelen
genomen tot handhaving van de órde.
Om 3 uur komeu zich twee compag
nieën van de repnblikeinsche garde
in de rue Harlay schareD.
Yerscheidene compagnieën van de
republikeinsche garde zyn aangeko
men voor het paleis van justitie. Tot
dusver is nog geen enkel incident
voorgevallen. De wandelaars zyn
even talrijk als gewoonlijk.
Zola verliet het paleis om tien mi
nuten over zessen. Zyn rytuig ging
over den Pont Neuf, waar een over-
groote menigte stond saamgepakt. Op
het oogenblik dat hy buitenkwam
weerklonken een geweldig geschreeuw
en schel gefluit. Een eigen rijtuig,
waar men dacht dat Zola in zat.
werd met gejouw ontvangen. Er zyn
10 menschen opgepakt, die weigerden
door te loopen en agenten beïeedig-
den. Bij zijn aankomst in de rue
Bruxelles wordt Zola ontvangen met
het geroep van: „Weg mei; Zola!
Te water met hem!" Er worden daar
nog twee personen in hechtenis geno
men.
De minister van justitie heeft Za
terdagochtend aan den minister van
oorlog de processen-verbaal overhan
digd over hetgeen Yrydag in het pa
leis van justitie is voorgevallen met
den advocaat Courot aan het einde
van de zitting. Generaal Billot zal
een aanklacht indienen tegen Courot
wegens beleediging van het leger.
„Ik heb het grooiste gedeelte van myn leven alleen
gewoond." Haar stem klinkt treurig eu verachtelijk.
„Die eenzaamheid zal uiy niet vreemd zyn."
„Gij liegt 1" roept hy woedend uit. „Gij zult niet alleen
wonen zelfs al tronwt ge hem niet.... ge...." Zyn
stem begeeft hem. Een zeker iets in de onuitsprekelijke
verbazing op haar gelaat de vragende blik m haar
oogeu, maakt hem sprakeloos.
„tri èen opzicht zal ik niet alleen achterblijven," zegt
ze' met waardigheid, terwijl de verwondering over
zyn laatste uitbarsting nog op haar gelaat te lezen
staat. „Ik heb nog geen tijd gehaier goed ovor te den
ken ook vergat ik. da; Esther mee terugkeert. Maar
ik ben er zeker vaa, dat de oude mevrouw Blate en
haar dochter ge weet hoe arm en welke achtens
waardige menschen het zija wel bjj mij willen komen
inwonen om voor de huishouding en my te zorgen. Het
zyn aardige mensehen en zij zullen 't mij niet lastig
maken en daarbij meteen geholpen zyn. Zio ziet ge,"
met eenigszins hooghartigen, ofschooo verlegen blik
(want wat ter wereld had hy toch bedoeld) „dat ge je
in 't geheel niet ongernst behoeft te maken."
HOOFDSTUK XXIY.
Men was zeer valsch onder het uiterlijk vertoon van
vroomheid.
„Weet ge," zegt Owen met een onheilspellend gelaat
naar May ziende, die in eenigszins lustelooze maar be
vallige houding in een gemakkelijk stoeltje zit, „ik heb
al tyd gehoord, dat onze Iersche broeders en zusters be
kend stonden ora hun bescheidenheid."
„Wel. wat hebben ze je gedaan?" vraagt het aardige
jonge meisje, „en waarom kijk je my zoo aan?"
Het is tien uur ea ofschoon zy allen verklaard heb
ben dood op 6Q niet in staat te zyn hun oogen open te
houden na mevroaw's bal, toch bevinden zy zich nog
allen in de zitkamer, druk pratend over de gebeurte
nissen van den vorigoa avond.
„In dit geval alleen," zegt Mc. Grath, die bemsrkt
dat Gilbert woedend wordt, „doel ik nn eens niet op jua,
mijn lieve May." Grey werpt hem een blik toe, als wil
hij hem vermoorden. „Ik heb een oudere persoon op het
oog. Ik hoop alleen, lief kind, dat als ge op leeftijd
komt, gij niet zóo zult worden ofschoon naar myn
meening er wel een heele man toe noodig is om jou op
het rechte pad...."
„Waar ter wereld hebt ge het toch over, Owen?"
valt Dolly hem een weinig boos in de rede. Zy voor
komt hierdoor do uitbarsting, die in Grey's gemoed
broeit. „Kuut ge niet zeggen, wat ge bedoelt. Wie
heeft iets vermakelijks ik meen onbetamelijks uitge
voerd
„Ik houd er anders niet van namen te noemen," zegt
Owen met een bescheiden lachje. „Ten eerste me
vrouw Bailey kent ge mevrouw Bailey?" Hy werpt
een vragenden blik in 't rond. „Een zeer zeer dikke
vrouw heb ik hooren zeggen."
„Owen," zegt zyn zuster gestreng, ik verbied je ver
der te gaan."
„Toch geloof ik, dat ik beter doe het ie te vertollen,"
zegt Owen met het air van iemand, die'gedrukt wordt
door een gevoel van verantwoordelijkheid. „Ik wenschie
n.m. voor te slaan of het niet het best zou zyn een
kruistochtje op touw te zetten (ge weet, dat dergelijke
tochten tegenwoordig zeer populair zyn, vooral omdat
men zyn eigen naam in druk ziet verschijnen) om haar
het lieve meisje afhandig te maken."
„Wat een nonsens, Owen. Ga een spelletje biljarten
met May en Gilbert als", met een glimlachje, dat voor
Grey bestemd is, „tenminste een van de drie niet over
bodig is," zegt zijn zuster.
May's engagement is na aan alle huisgenooten bekend
gemaakt Mir Lucien, die er natuurlijk eenige moeite
mede heeft, omdat het engagement in zijn eigen hnis
tot staad is gekomen, heeft op zyn eigen vriendelijke
manier zyn raeening er over te kennen gegeven.
„GrevGilbert Grev Zoo gaat ze met dien idioot
trouwen Welnu, het is aan mij er iets van te zeggen,
maar ik wi! niet dat ze hem „Gilby" noemt. Dat is een
verwonschte naam.... Waarom kan 'zy hem niet met eeu
gepasten naam betitelen, zooals ieder ander fatsoenlijk
mensch doet."
„O! neen, laten wij als 'tje blieft niet gaan biljarten,
ik ben veel te moe," zegt Mav. „Ik zou veel liever, als
wy dan tocli iets moeten doen, naar den toren gaan om
naar de sterren te kijkenhet is de avond er voor."
„Zooals je wilt," zegt Dolly lusteloos. Zij strekt haar
mooie armen uit met gemaakte natuurlijkheid en op
staande begeeft zy zich naar de tuindeur. Deze loopt
diep in en is geheel verborgen achter kanten en flu-
weeien gordijnen; zij weet dat Everard op het balcoa
is om van zyn sigaar te genieten. Hij loopt heen en
weer, maar haar ziende komt by naar haar toe.
„Zoo, dus ge zijt verliefd op die Amber zegt zy op
eens zonder eenige aanleiding.
Hy uit zyn verlegenheid alleen door plotseling stilte
staan en de asch van zjjü sigaar mot bijzondere zorg
af te kloppen.
„Myn beste Dolly! AYat een bespottelijke dwaas
heid Niemand kan hem hooien, dus spreekt hy op
dien familiaren toon tegen haar, welke wy alleen tegen
vertrouwden van ons bezigen.
Zij bedwingt haar spotzucht en glimlacht vrien
delijk.
„Toch wel een beetje épris, niet waar
„Dat is een beter woord," zegt hy. „Liefde is een
te sterke uitdrukking. Ik moet bekennen, dat ik haar
aardig vind."
Wordt vervolgd.