hoff, tbaus vaste knecht; by de Alge- tusschen de H. F. O. meene Rekenkamertot referendaris. de hoofdcommies P. C. G. Eugel- bregttot bode, de adsistent-bode J. J. Bonman. Mr. A. AY de Vries, referen daris by het Departement van Justi tie, benoemd tot lid der Staatscom missie tot het doen van voorstellen omtrent de wijzigingen of voorzienin gen die ir. de wetgeving van Neder- •andsch-Iniiië op privaatrechterlijk gebied noodig zijn. De heeren H. B. C. Gieben, S. E. Boorsma, A. L. Warnier en J. H. Kok. benoemd en aangesteld tot militair apotheker der 2e klasse bij het personeel van den geneeskundigen dienst van het leger in Ned.-Indië. Aan dr. J. J. baron Mackav, op zijn verzoek, ontslag verleend uitzijne betrekking van gezantschapsattaché in algemeenen dienst. Pensioen verl. aan G. H. Filet, kom mies 2de klasse bij 's Rijks belastin gen, f 426, aan H. H. Linskens, kom mies Jste klasse bij 's Rijks belastin gen, f 454. Aan den kapitein der infanterie van het leger in Ned.-Indië A. E. Piers, vergunning verleend tot het aannemen van de versierselen der 5de klasse van de orde van de Rjjzende Zon, hem door den keizer van Japan ge schonken. Aan jhr. Mr. D. A. W. van Tets van Goudriaan. gezant van H. M. de Koningin te Berlijn, vergunning ver leend tot het aannemen der medaille ter heriunering aan den lOOsten ge boortedag van Z. M. keizer Wilhelm I van Duitschland geschonken. ..Haarlem" en de Rott F. C. „Sparta" niet door. Beide clubs waren echter verschenen en besloten een vriendschappelijk spel te spelen, dat door de Haarlemmers met 4 tegen 1 werd gewonnen. Te Rotterdam sloeg R. A. P. „Ra- piditas" met 5 tegen 1. Do wedstrijd van „Celeritas" tegen de ïïaagsche V. V. ging niet door. Jaap Eden heeft het contract van Tom Eek, voor een tournee in Ame rika, geteekend. De Europeesche ploeg zal dus be staan uitde Franschen Cissac, Piette en het tandempaar Jallu, Jaap Eden, Pontecchi, Italiaan, Chinn en Micliaël Jr.. Engelschen. Eden en Pieite vertrekken reeds 2 Maart a.s. naar New-York. Jubileum prof. Tiele. Met grooie belangstelling werd Zom dag bet .jubileum gevierd van dr. C. P. Tiele, hoogleeraar in de godge leerdheid te Leiden, die 25 jaar ge leden het professoraat aanvaardde van het Remonstrantsch Seminarium. In den ..Huize Wvtenbürg" werd door den jubilaris Zondag receptie gegeven, waar zeer velen hem kwa men complimenteeren. Namens de Remonstrantsche Broe derschap bood de lieer mr.de J.J. Mey- ier hem eene schilderij aan, door den heer Josselin de Jongh geschilderd en prof. Tiele in toga voorstellende. Vele sprekers voerden hierna nog het woord, waarna de jubilaris zija dank uitte voor de hem gebrachte bewyzen van vriendschap en dank baarheid. Prof. dr. G. .Schlegel, te Leiden, is benoemd tot ridder in de orde van den Dubbelen Draak van China. Een zonderlinge daad. üp het Oudkerkhoff te Utrecht werden de bewoners dier straat Vrij dagavond 10 uur ongeveer, plotseling opgeschrikt door een drietal revolver schoten. die, naar het bleek, gelost werden door een jongmensch, die één kogel op zichzelf en twee in de lucht afschoot, doch zonder eenig ander gevolg dan een geweldige opschud ding. Hjj scheen trouwens niet het voornemen te hebben zichzelf verder letsel toe te brengen. Hij vluchtte daarna by iemand in, op een van wiens dochters hij verliefd schijnt te zijn, en werd met geweld door eenige politieagenten verwijderd. Zijn doel was door zijn heldendaad de ouders van het meisje te bewegen hun toe stemming te geven tot een engage ment. Het jonge mensch is nog geen achttien jaar. Een treurige samenloop. Men schrijft aan de Veend. Ct. uit Kielwindeweer Merk waardige samenloop van om standigheden. Een vrouw alhier had een geit. Die geit deed zich verleden week te goed aan boonendoppen, zij was echter al te gulzig en stikte. De bedroefde vrouw liet het dier slach ten. Zij bereidde het vleeseh, at daar van misschien ook te gulzig en stikte eveneens. Voorzeker een droevig géval. Goudvelden, De W. 1. klaagt steen en been1 over het optreden van sommige be- ambten op de buitenposten by liet onderzoek van booten en reizigers Het was gisteren de derde Zondag,van en naar de goudvelden, waarop drie keer achtereen het slechte j Voor behoorlijk logies 's nachts voor weer de wedstrijden in de voetbal- j hem die ua zonsondergang het onge- j competities belette. luk hebber: een der posten aan te Hier te Haarlem ging de wedstrijd doen, is niet gezorgd; toch is men Sport en Wedstrijden. Voetbal. Leger en Vloot Zeemacht in Indië. De St.-Ci. bevat het koninklijk be sluit waarbij de vice-admiraal G. Kruys eervol ontheven is van de be trekking van commandant der zee macht en chef van het departement der mariue in Nederlandsch-Indië, met den datum waarop hij zijne func- tiën aan zyn opvolger zal overgeven, en zulks onder dankbetuiging voor zyne in die betrekking bewezen dien sten gemelde betrekking is opgedra gen aan den schout-bij-nacht F. J. Stokbnvzen. De nieuw benoemde commandant der zeemacht zal 21 April met zijne familie per stoomschip Sophie naar Batavia vertrekken. Zija adjudant is luitenant ter zee 1ste klasse D. P. A. Honing. Kapitein ter zee W. I. P. van Wa ning vertrekt half Maart naar Indië ter vervanging van kapitein ter zee A. P. Tadema, als commandant der scheepsmacht in Atjeb. Laatsge- noemde zal als chef van den marine staf in den Haag optreden. Koloniën. West-Indiê. De bladen l-oopen tot 20 Jan. Tentoonstelling Vrouwen arbeid. Onze West heeft een kijkje geno men op de door de subcommissie van de Vereeniging Nationale Tentoon stelling van Vrouwenarbeid te Para maribo bijeengebrachte voorwerpen voor de in Nederland te houden expo sitie. „De collectie", zegt het blad, „is inderdaad der bezichtiging waard. Voor zooverre wy 't konden beoor- deelen. zyn de kleederdraehten van de bevolking vrij wei volledig. Dienst boden, marktvrouwen, Indianen, bosch negers eu koelie-vrouwen zyn allen vertegenwoordigd. „Ook sommige braids- en rouw- toiletteu. Zelfs was er een begrafe nisstoet in het klein. De Indiaansche afdeeling kwam ons zoo goed als vol ledig voor, en bijgevolg belangwek kend. Rijk ook de afdeeling der bosch- negersvrouwen. Aanvulling van de collectie confituren werd nog inge- wacht. i In hoeverre de bijeengebrachte voorwerpen, die zeer merkwaardig zijn, een beeld geven van deu vrouwen arbeid in onze kolonie willen wij niet beoordeelen maar als het beeld juist dan blijft op dit gebied nog veel doen." Inhuldigingsfeest. Blijkens een advertentie in de W. 1. hebben eenige jongelui wielrijders te Parimaribo het voornemen opge vat om by de as. feesten een histo- rischend) optocht te houden opbicy- verplicht deu nacht op den post door brengen. Treft men er een welwillenden hoofdman aan, en is het aantal per sonen, dat huisvesting behoeft niet al te groot, dau ruimt zoo'n hoofd man het wachtkamertje op en men kan er verblijvenanders moet men zich tevreden stellen tusschen de ar beiders iu, waaronder dikwijls zieken, ia het open kamp aan den Water kant te logeeren. Het lyfonderzoek vindt dikwijls op aanstootgevende wijze plaats. Maar dat is nog niets by de ivyze waarop voodingsartikelen, die men voor de reis noodig heeft en nergens op de reis te koop zyn by het onder zoek onbruikbaar worden gemaakt. Een stopflesch met suiker wordt door den beambte in de ongewasschen handen van den een of anderen roeier uitgestort, om te zien of ook daarin goad is geborgen. Kan de geheele inhoud vau de flesch niet worden uitgestort, dan grijpt, de beambte naar het eerste het boste stuk bevuild papier, dat bij het kauip door de een of andere omstandigheid terecht is gekomen, en daarop wordt dan maar het resteerende gedaan. Natuurlijk is na zoo'n onderzoek niemand er op gesteld van de suiker verder gebruik te maken. Brood, dat het hoofdvoedsel vormt gedurende de reis, wordt doorprikt met de eerste de beste vork, die voor de hand ligt of in twee of meer stuk ken doorsneden, iets dat zeker niet behoeft, omdat liet houden in de hand van liet brood voldoende aanwyst of daarin goud geborgen is al dan niet. Tandpoeder, toiletzeep, alles wordt onbruikbaar gemaakt. Photograpoiën, die nog ontwikkeld moeten worden, worden zoo maar aan het licht blootgesteld, met het gevolg dat zy totaal bedorven worden. Thans hooren wy dat eenige dagen geleden een beambte op den post Mindrinetti een party tailings (uitge- wasschen goudhoudend grond) die voor onderzoek in Europa bestemd was en wel om te weten te komen iu hoe verre een nadere bewerking van den grond loonend zou kunnen zijn, een voudig in de rivier heeft gesmeten. Algemeen klaagt men over de onge schiktheid der beambten. Nu er toch I inspecteurs zyn aan gesteld. zon men moeten denken dat theoretisch onderricht van het mindor politiepersoneel niet te wenschen zou laten; maar het tegendeel is waar. Hierin moet verbetering komen. Een voortgaan in de thans gevolgde richting is voor de goudindustrie on houdbaar en goudconcessionarissen zouden dan beter doen om hot be stuur te verzoeken de tegenwoordige goudwet in te trekken en tot vroegere toestanden terug te keeren. Kan het hoofd der politie in Suri name deze zaak niet eens ter harte nemen De Maatschappij La Compagnie des mines d'or de la Guya?ie Hol- landoAsedie tot nogtoe haar kantoor hield te Cayenne, heeft besloten van Paramaribo uit de onderneming te le.den. Met die opdracht is alhier aan gekomen de administrateur délégné, de heer Mail het. GEftiENQD NIEUWS Proces Zola. De drukte en betoogingen te Parijs buiten het Paleis van "Justitie waren Zaterdag van eenigszins kalmer aard dan de vorige dagen. Het voornaamste van het in de rechtszaal behandelde waren de verklaringen van overste Picquart, welke zeer ongunstig waren voor Esterhazy. Zola kwam tegen den middag iü het paleis van justitie, begroet door het geschreeuw: „Ter dood! In 't water Weg met (ie omgekochte ke rels Weg met de joden!" Onderweg hadden agenten de menigte moeten verspreiden. Picquart wordt ontvan gen met het geseüreeuw: „Weg met Picquart! Weg met de verraders!" Esterhazy wordt begroet met het ge roep „Leve het legerLeve Ester hazy Als Picquart voorbijkomt, roept één stem„Leven de menschen die niet bang zyn!" Er zyn wat minder advocaten aan wezig dan Yrijdag. Om twintig mi nuten over twaalven wordt de zitting geopend. Picquart, de beteekenis van zyn getuigenis van Yrydag toelich tende, zegt: „ik geloof dat Zola zich sterker heeft uitgedrukt dan zyn be doeling was, toen by zeide dat de krygsraad Esterhazy op bevel heeft vrijgesproken. Ik Vermeen dat de krygsraad heeft geoordeeld op onvol ledige of onvoldoende stukken." Picquart voegt erbij dat een lid van den krygsraad gezegd heeftIk zie dat de eigenlijke beklaagde Picquart is, en ik verzoek dat hem wordt toegestaan rekenschap te ge ven." Mr. Labori spreekt vervolgens van een nota van het agentschap Havas, die zonder twijfel officieus was en de juiste punten opgaf waarop luite nant-kolonel Picquart zich voor den raad van onderzoek had te verant woorden. Picquart erkent, dat de nota van Havas de waarheid nabijkomt, maar weigert er meer van te zeggen. Na een nieuwe tegenover-el kander- stel ling van Lauth en Picquart be treffende de verscheurde depêche laat de voorzitter eenig ongeduld blijken. Mr. Clémenceau zegt dat het hem erg spyt, als hy iemand verveelt. De voorzitter antwoordt: „U verveelt niemaud, maar de verdediging heeft wat voel tyd noodig." In antwoord op een vraag van den voorzitter zegt Picqnart, dat de foto grafie van het borderel zóó nauwkeu rig was, dat zy aan de schriftkun digen werd gegeven. Hy zegt verder dat hy Leblois een keer of vijftien heeft ontvangen, en dat hij het ge heime stuk met de woorden: „Cette cauaille de Dniet onder oogen heeft gehad. Kolonel Henry houdt zyn vroegere beweringen vol. Het dossier lasr op tafel, eu de omslag met het bedoelde stuk erin lag naar Leblois toe. Generaal Gonse wordt teruggeroe pen en verklaart dat het dossier in wanorde was. Kolonel Henry erkent dat de tekst van het dossier in den omslag lag. Mr. Labori voert hem tegen, dat er tegenstrijdigheid bestaat tusschen de woorden van Henry en die in Ravarv's rapport. Kolonel Henry doet een pas vooruit, naar de verdediging toe, en zegt niet te zullen dulden, dat iemand aan de waarheid van zijn ge tuigenis twyfelt. Picquart protesteert tegen de woor den van Henry en houdt zyne ont- kenteuis stijf en strak vol. Kolonel Henry roept uit„Ik houd formeel vol dat Picquart heeft gelogen". Pic quart vraagt zich nader te mogen verklaren en zegt: „Kolonel Henry, de majoor Lauth en anderen hebben geholpen door Du Paty de Clam, tegen mij afschuwelijke beschuldigin gen ingebracht, omdat zij niet wilden dat er aan hun werk geraakt werd. Ik voor mij meen dat er licht ont stoken moet worden. Na met smaad redenen overstelpt te zijn, op het punt van uit het leger gejaagd te worden, beweer ik dat ik het slacht offer ben van myn goede trouw en mijn onkreukbare houding. Als Clémenceau tracht de punten nader toe te lichten, waarover Henry en Picquart niet overeenstemmen, verzet de president er zich tegen. Clémenceau protesteert en zegt dat hy de waarheid aan het licht wil brengen. „Indien gij dit niet wilt, ontneem mij dan het woord." De president ontneemt hem metter daad het woord. (Geraas). Labori staat op en zegt„Indien gij meent ons het woord niet te mo gen verleenen, zal ik maatregelen nemen om de rechten van de verde diging te iaten eerbiedigen." Na tal van incidenten verklaart kolonel Henry ten slotte, dat het stuk, waarin de woorden „Cette ca naille de D voorkwamen, nooit iets te maken bad met de zaak Drey fus. (Beweging). Mr. Demange wordt gehoord. Labori vraagt hem. of hy wil spreken over de zaak Zola in haar betrekking tot de zaak Esterhazy. Demange geeft een historische uit eenzetting en verklaart waarom hij zich niet tot den minister van justitie gewend heeft. Hy had de zaak aan do regeering uiteengezet, maar be merkte dat deze geene revisie wilde ondernemen. Labori vraagt hem, waarom bij een revisie mogelijk achtte. Hij antwoordtOmdat ik meende na de door Sales gedane onthullin- gen dat de wet geschonden was. Clémenceau vraagt Demange of hij daarby niet steunt op een vertrouwe lijke mededeeling van Sales, wien een lid van den krygsraad had gezegd j dat een geheim stuk was meegedeeld. Demange roeptZeker wel. (Ont roering). De president zegtIk zal deze vraag niet stellen. (Langdurige vroo- lykheid). Labori vraagt aan mr. Demange, of het facsimile van het door de Ma- tin openbaar gemaakte borderel in het oog loopende gelykonis vertoont met het origiusel, wat door Peilieux was ontkend. Mr. Demange zegt: „De gelijkenis was treffend." Het publiek spreekt met opgewon denheid over het belangrijke feit, dat door Demange naar aanleiding van de verklaring van Sales is uitgebracht. Sommigen gelooven dat het getuigenis van Demange een revisie zal ten ge volge hebben, anderen betwisten bun dat de bewijzen voor een revisie vol doende zouden zyn. Ranc beijvert zich om de goede trouw van Zola aan te toonen. Aan het einde van zyn verklarin gen zegt Picquart dat kolonel Saud- herr als een testament aan de heeren do zorg had nagelaten ora dit dossier te verdedigen, dat, zeide liy, de eer van het bureau was. „Wel nu, ik heb gedacht dat het van belang was om het licht en de gerechtigheid te voorschijn te laten komen." Generaal Gonse, teruggeroepen, protesteert tegen de beschuldiging, door een blad tegen hem ingebracht, dat hy kolonel Picquart zyn dood te gemoet had willen zenden] door hem naar Tripolis te expedieeren, waar ernstige gebeurtenissen aan de Ma- rokkaanscbe grens zyn tegenwoordig heid konden vereischen. Na het protest van Labori zegt ClémenceauIk vraag vergunning om aan de jury artikel 319 van het wetboek van crimineele instructie te mogen voorlezen. De president zegt: Daar heeft de jury niet mee te maken. Clémenceau protesteert en zegtlk zal niet toelateu, dat men voor de ge- zworenen zegt dat wat hier gebeurt hen niet raakt. Ten slotte stelt Clémencean zijn vraag, die betrekking heeft op datums, die moeilijk overeeu te bren gen zijn. Bij de heropening deponeert Labori conclusiën. omdat het openbaar minis terie geen requisitoir heeft genomen tegen Henry, die Picquart zoo ern stig beleedigde. Jaurès zegt, verhoord wordende, dat hij de zitting van deu krygsraad heeft bijgewoond, die Esterhazy vrij sprak. Uit. de vrijspraak valt een*ïiooge leering te trekken, in moreelen en socialen zin, die de ongerustheid van vele menschen rechtvaardigt. Jaurès laakt de machteloosheid der regeering, komt op tegen de behandeling mét gesloten deuren, die. niet goed te recht vaardigen was. Een ernstig feit is, zegt hy, hot nalaten van elk ernstig onderzoek naar de gesluierde dame en de overhandiging van een geheim stuk door deze. Jaurès zyn getuigenis vervolgende zegtSedert, het oogenblik, dat het gerucht liep dat een geheim stuk op onwettige wijze was meegedeeld, was het een eerste plicht van onze regeer ders en het parlement om naar de juistheid van dit gerucht een onder zoek iu te stellen. In het parlement zeide my MélineMen zal u elders antwoord geven. Maar ik weet niet, dat één lid van de regeering hier voor de jury opheldering is komen geven. Er heerscht nog altjjd duisternis. Er zjjn meer dan veertig députés, die ge looven, dat er een onwettigheid is be gaan. Waarom eischen zy geen licht? In de Kamer hebben slechts veertig van myne vrienden my gesteund, maar in de wandelgangen zeiden my vele anderen, tot verschillende groepen he- hoorende: Gy hebt gelijk! Wat jam mer dat die zaak niet gekomen is na de verkiezingen. Maar als de vrijheid de neerlaag moet lijden, is hot beter met haar de neerlaag te lyden dan zich modeplichtig te maken aan dub belzinnigheid en wetsverkrachting. Sprekende van den hoon, waaraan Zola heeft blootgestaan, zegt Jaurès dat men iu bem een man vervolgt die aan den generalen staf de jammerlijke onverautwoordelykheid heeft ontrukt, welke voor lateren tyd rampen voor bereidt, (Kreten van protest onder het gehoor). Ik buig eerbiedig het hoofd voor Zola's houding. Jaurès gaat weer naar zijn plaats te midden van manifestaties van ver schillenden aard. Labori zegtAangezien de Peilieux heeft verklaard dat het schrift van Esterhazy en dat van het borderel niet op elkaar gelijken, moet, opdat de juiy met kennis van zaken kunne oordeelen, het borderel in de debatten gebracht worden om de beide band schriften met elkaar te vergelijken. Clémenceau zegt: Ik constateer, dat niemand ons wil helpen om de waarheid aan het. licht te brengen. De presidentHet is aan u om haar aan liet licht te brengen. De advocaat-generaalWat de overlegging van het borderel betreft, heb ik myn meeuing reeds neergelegd in geschreven conclnsiën. Labori kondigt aan dat liy nieuwe conclusies zal depoueereu, waarin hy formeel verlangt dat liet stuk vau vergelijking aan de jury zal worden Het hof neemt als eerste beschik king akte te geven aan de verdediging van wat Henry tot overste Picquart heeft gezegd. („Gy hebt gelogen.") By een tweede beschikking ver werpt het hof de conclusiën ten aan zien van het overleggen van het bor derel. Bertillon komt; voor hot getnigen- hekje. Labori: Gy hebt liet origi neel van het borderel onder de oogeu gehad. BertillonZeker. Labori vraagt den getnige of hot borderel kan geschreven zijn door een ander dan Drevfus. Bertillon. Het is volstrekt zeker dat men niet zal kunnen bewyzen dat een ander persoon dan de eerste veroordeelde het. borderel heeft kun nen schryven. (Langdurige bewe ging.) Labori vraagt hem of hij dit be wijs kan leveren. Bertillon antwoordt, dat hij dit be wijs kan leveren met het vloeiboek van den eersten veroordeelde. Laat mij de overtuigingsstukken geven, die tijdens het proces van 1S94 te zynen huize in beslag zijn genomen en ik zal het bewijs leveren. Labori legt den getuige een klein plan voor. een hoekje van Dreyfus' vloeiboek voorstellende. Daarop'gaat- hy voort: AA'at kunt gy intusschen zeggen van de zaak Esterhazv? Getuige verklaart niet bij deze zaak betrokken geweest te zijn. Ik zal u slechts over de andere zaak kunnen spreken. Maar als gjjj my de stukken geeft, welke ik vraag, zal ik met mijn schema het volstrekte bewjjs kunnen leveren. Dit zal misschien een beetje lang zyn. Het zou ten minste twee zittingen in beslag ne men. Labori antwoordtZoover als wy nu zijn, maakt dit niets uit. (Ge lach.) Nieuw gelach weerklinkt als de verdediger spreekt van hot arsenaal, de geweren, schietschijven, grachten enz. die op het schema geteekend zijn. Men zegt dat Picquart moet beslo ten hebben om aan Henry zijne ge tuigen te zenden. In den omtrek van het paleis van justitie zyn, ten einde manifestaties te voorkomen, tal van maatregelen genomen tot handhaving van de órde. Om 3 uur komeu zich twee compag nieën van de repnblikeinsche garde in de rue Harlay schareD. Yerscheidene compagnieën van de republikeinsche garde zyn aangeko men voor het paleis van justitie. Tot dusver is nog geen enkel incident voorgevallen. De wandelaars zyn even talrijk als gewoonlijk. Zola verliet het paleis om tien mi nuten over zessen. Zyn rytuig ging over den Pont Neuf, waar een over- groote menigte stond saamgepakt. Op het oogenblik dat hy buitenkwam weerklonken een geweldig geschreeuw en schel gefluit. Een eigen rijtuig, waar men dacht dat Zola in zat. werd met gejouw ontvangen. Er zyn 10 menschen opgepakt, die weigerden door te loopen en agenten beïeedig- den. Bij zijn aankomst in de rue Bruxelles wordt Zola ontvangen met het geroep van: „Weg mei; Zola! Te water met hem!" Er worden daar nog twee personen in hechtenis geno men. De minister van justitie heeft Za terdagochtend aan den minister van oorlog de processen-verbaal overhan digd over hetgeen Yrydag in het pa leis van justitie is voorgevallen met den advocaat Courot aan het einde van de zitting. Generaal Billot zal een aanklacht indienen tegen Courot wegens beleediging van het leger. „Ik heb het grooiste gedeelte van myn leven alleen gewoond." Haar stem klinkt treurig eu verachtelijk. „Die eenzaamheid zal uiy niet vreemd zyn." „Gij liegt 1" roept hy woedend uit. „Gij zult niet alleen wonen zelfs al tronwt ge hem niet.... ge...." Zyn stem begeeft hem. Een zeker iets in de onuitsprekelijke verbazing op haar gelaat de vragende blik m haar oogeu, maakt hem sprakeloos. „tri èen opzicht zal ik niet alleen achterblijven," zegt ze' met waardigheid, terwijl de verwondering over zyn laatste uitbarsting nog op haar gelaat te lezen staat. „Ik heb nog geen tijd gehaier goed ovor te den ken ook vergat ik. da; Esther mee terugkeert. Maar ik ben er zeker vaa, dat de oude mevrouw Blate en haar dochter ge weet hoe arm en welke achtens waardige menschen het zija wel bjj mij willen komen inwonen om voor de huishouding en my te zorgen. Het zyn aardige mensehen en zij zullen 't mij niet lastig maken en daarbij meteen geholpen zyn. Zio ziet ge," met eenigszins hooghartigen, ofschooo verlegen blik (want wat ter wereld had hy toch bedoeld) „dat ge je in 't geheel niet ongernst behoeft te maken." HOOFDSTUK XXIY. Men was zeer valsch onder het uiterlijk vertoon van vroomheid. „Weet ge," zegt Owen met een onheilspellend gelaat naar May ziende, die in eenigszins lustelooze maar be vallige houding in een gemakkelijk stoeltje zit, „ik heb al tyd gehoord, dat onze Iersche broeders en zusters be kend stonden ora hun bescheidenheid." „Wel. wat hebben ze je gedaan?" vraagt het aardige jonge meisje, „en waarom kijk je my zoo aan?" Het is tien uur ea ofschoon zy allen verklaard heb ben dood op 6Q niet in staat te zyn hun oogen open te houden na mevroaw's bal, toch bevinden zy zich nog allen in de zitkamer, druk pratend over de gebeurte nissen van den vorigoa avond. „In dit geval alleen," zegt Mc. Grath, die bemsrkt dat Gilbert woedend wordt, „doel ik nn eens niet op jua, mijn lieve May." Grey werpt hem een blik toe, als wil hij hem vermoorden. „Ik heb een oudere persoon op het oog. Ik hoop alleen, lief kind, dat als ge op leeftijd komt, gij niet zóo zult worden ofschoon naar myn meening er wel een heele man toe noodig is om jou op het rechte pad...." „Waar ter wereld hebt ge het toch over, Owen?" valt Dolly hem een weinig boos in de rede. Zy voor komt hierdoor do uitbarsting, die in Grey's gemoed broeit. „Kuut ge niet zeggen, wat ge bedoelt. Wie heeft iets vermakelijks ik meen onbetamelijks uitge voerd „Ik houd er anders niet van namen te noemen," zegt Owen met een bescheiden lachje. „Ten eerste me vrouw Bailey kent ge mevrouw Bailey?" Hy werpt een vragenden blik in 't rond. „Een zeer zeer dikke vrouw heb ik hooren zeggen." „Owen," zegt zyn zuster gestreng, ik verbied je ver der te gaan." „Toch geloof ik, dat ik beter doe het ie te vertollen," zegt Owen met het air van iemand, die'gedrukt wordt door een gevoel van verantwoordelijkheid. „Ik wenschie n.m. voor te slaan of het niet het best zou zyn een kruistochtje op touw te zetten (ge weet, dat dergelijke tochten tegenwoordig zeer populair zyn, vooral omdat men zyn eigen naam in druk ziet verschijnen) om haar het lieve meisje afhandig te maken." „Wat een nonsens, Owen. Ga een spelletje biljarten met May en Gilbert als", met een glimlachje, dat voor Grey bestemd is, „tenminste een van de drie niet over bodig is," zegt zijn zuster. May's engagement is na aan alle huisgenooten bekend gemaakt Mir Lucien, die er natuurlijk eenige moeite mede heeft, omdat het engagement in zijn eigen hnis tot staad is gekomen, heeft op zyn eigen vriendelijke manier zyn raeening er over te kennen gegeven. „GrevGilbert Grev Zoo gaat ze met dien idioot trouwen Welnu, het is aan mij er iets van te zeggen, maar ik wi! niet dat ze hem „Gilby" noemt. Dat is een verwonschte naam.... Waarom kan 'zy hem niet met eeu gepasten naam betitelen, zooals ieder ander fatsoenlijk mensch doet." „O! neen, laten wij als 'tje blieft niet gaan biljarten, ik ben veel te moe," zegt Mav. „Ik zou veel liever, als wy dan tocli iets moeten doen, naar den toren gaan om naar de sterren te kijkenhet is de avond er voor." „Zooals je wilt," zegt Dolly lusteloos. Zij strekt haar mooie armen uit met gemaakte natuurlijkheid en op staande begeeft zy zich naar de tuindeur. Deze loopt diep in en is geheel verborgen achter kanten en flu- weeien gordijnen; zij weet dat Everard op het balcoa is om van zyn sigaar te genieten. Hij loopt heen en weer, maar haar ziende komt by naar haar toe. „Zoo, dus ge zijt verliefd op die Amber zegt zy op eens zonder eenige aanleiding. Hy uit zyn verlegenheid alleen door plotseling stilte staan en de asch van zjjü sigaar mot bijzondere zorg af te kloppen. „Myn beste Dolly! AYat een bespottelijke dwaas heid Niemand kan hem hooien, dus spreekt hy op dien familiaren toon tegen haar, welke wy alleen tegen vertrouwden van ons bezigen. Zij bedwingt haar spotzucht en glimlacht vrien delijk. „Toch wel een beetje épris, niet waar „Dat is een beter woord," zegt hy. „Liefde is een te sterke uitdrukking. Ik moet bekennen, dat ik haar aardig vind." Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2