X
Posthuma, te HaarlemEmile Regout>
te Maastricht mr. A. Royaards, te
ZeistB. Paine Strieker, te Baarn
mr. W. Elink Schaurman, te Utrecht
P. G. van Tienhoven, te Haarlem
John D. Twiss, te RotterdamG. D.
Uhlenbroek, te s-GravenhageJ. F.
Wilkens, te Rotterdam.
mid.
De vluchteling.
Uit den Haag wordt gemeld, dat
het vermoeden bestaat, dat de uit de
gevangenis ontvluchte B. de wijk heeft
genomen naar Duitschland, alwaar hy
vroeger werkzaam is geweest.
Ratten-plaag.
Op het eiland Terschelling zyn
zooveel ratten, datereene premie van
een dubbeltje gesteld is op het van
gen en dooden van zulk een dier.
Een der raadsleden betaalt de premie
«it.
Ernstige brand.
Zondagavond ontstond te IJsselstein
brand in de hofstede van den land
bouwer Benschop. Tot in Montfoort
waren de vlammen duidelijk zicht
baar. De geheele hofstede met hooi
bergen, 19 koeien, 2 paarden en een
honderdtal kippen werden een prooi
der vlammen. Den bewoners gelukte
het Hechts half gekleed het gevaar
te ontkomen. Oorzaak waarschijnlijk
het onvoorzichtig omgaan met licht
in de schuur. Alles was verzekerd.
welke uit een jong vulkanisch ge
steente bestaat, is eeu gedeelte ten
gevolge van ontstane en door regen
en ander water verwijde spleten naar
beneden gestort, waardoor een klein
gedeelte der Dajaksche ladangs on
bruikbaar is geworden en 2 personen
het leven verloren.
Halverwege den top van dien
berg is geen plateau en waren dien
tengevolge ook geen ladangs, terwijl
tijdens liet ongeval geen 100 maar
slechts 9 personen op den berg zich
bevondeu, waarvan een zevental, toen
verdachte geluiden gehoord werden,
naar de kampong Nanga Laoeng
terugging. Het geraas van den val
werd sléchts tot Nangah Menarim
(20 K.M. afstand) gehoord en niet
ook te Nanga Boenoet, welke plaats
ongeveer 3 maal zoover van den Ban-
goen-Danoem gelegen is.
Daar het ongeluk des nachts plaats
rond en iedereen in de naburige kam
pong sliep, heeft niemand iets ge
zien, zoodat de eenige vademen hooge
watergolf, welke uit een spleet te
voorschijn zou zijn gekomen, slechts
in de verbeelding van den bericht
gever zal hebben bestaan. Alleen zijn
een drietal kleine beekjes door het
neergevallen puin eenigen tijd opge
stuwd om daarna sneller dan gewoon
lijk hun loop te hervatten.
Koloniën
Lombok.
Uit Ampenan is dd. 28 December
aan het Sóer. Hbld. onder meer ge
schreven, dat het blokhuis daar ter
plaatse, waarvoor steeds een bezetting
van pl.m. 80 man noodig was, sedert
enkele dagen was opgeheven.
Bij gouvernements besluit is thans
uitvoering gegeven aan het koninklijk
besluit van 19 Juni 1897, no. 29, voor
zooveel betreft de benoeming tot rid
der der vierde klasse in de Militaire
Willemsorde van den sedert tot cava
lerist 2e klasse teruggestelden Euro-
peeschen wachtmeester der cavalerie
A. W. F. F. Weringloer. ter zake
van zijn gedrag bn bet terugdrijven
eener vijandelijke bende, die op den
30en September 1896 de controleurs
woning te Sisi (Lombok) bedreigde.
Het heeft, volgens de J.-B. destijds
bij het legerbestuur een ernstig punt
van overweging uitgemaakt of ge
noemde militair, die gedegradeerd was
en bovendien slecht oppaste, voor de
eenmaal toegekende onderscheiding
in aanmerking mocht komen. Ten
slotte heeft men den man een proef
tijd gelaten om zich te beteren eu
dit schijnt het noodige effect te heb
ben gehad. Weringloer heeft nu recht
op de riddersoldij als wachtmeester,
daar het kruis hem in dien graad
werd toegekend.
De beruchte rooverlioofdman Kas-
sanali, die indertijd met een vakge
noot «ïe residentie D.jokdjakartadoor
roof en diefstal onveilig maakte, is,
volgens het Centrum, eindelijk gevat
nadat hij voor zijn misdaden tot twin
tig jareu dwangarbeid was veroor
deeld en te Tjilatjap, waar hij die
straf moest ondergaan, wist te ont
snappen. De inlandsche bevolking was
zoo zeer ingenomen met deze arre
statie, dat velen den bandiet in op
tocht met vlaggen en muziek naar de
gevangenis begeleidden en nog lang
na diens opsluiting voor het gebouw
bleven scholen.
De waarnemende resident der Wes-
terafdeeling van Borneo deelt vol
gens de „Java Ct.", mede, dat bij
onderzoek is gebleken, dat het door
den bestuurder van liet landschap
Boenoet aan den controleur der oo-
derafdeeling Boven Kapoeas gedaan
verhaal nepens de plaats gehad heb-
benden instorting van den berg Ban-
goen-Danoem sterk overdreven is en
slechts de volgende eenvoudige fei
ten als jnist moeten worden beschouwd,
Van genoemden berg, die een der
toppen vormt van een bergreeks.
De ramp te Ambon.
De Gouverneur-Generaal ontving
een eergisteren uit 's-Gravenhage ver
zonden telegram, waarbij HH. MM.
de beide Koninginnen te kennen ga
ven met groot leedwezen de ramp t€
Amboina vernomen te hebben.
„Hoewel wij niet betwijfelen, zegt
het Bat. Nbld., of het Gouvernement
zal het mogelijke doen om het zoo
zwaar geteisterde Ambon te hulp te
komen, zijn wij toch zoo vrij de aan
dacht te vestigen op hetgeen ons he
den door een der oudste ingezetenen
van Batavia, maar die te Ambon is
geboren, wordt medegedeeld.
Het is nl. de omstandigheid, dat
eeds na hevige aardbevingen te
Ambon een kwaadaardige, koortsepi
demie uitbreekt, welke by vroegere
gelegenheden herhaaldelijk voorkwam,
terwijl men dan gebrek had aan ge
neesmiddelen. In 1838, zoo deelde ons
de heer M. mede, was het na een
aardbeving zóo, dat er geen le
venden genoeg waren om de dooden
te begra en en men later, de gesloten
woningen openend, onbegraven lijken
vond.
Ten einde een herhaling van zulk
een vreeselyken toestand zooveel doen
lijk te voorkomen, zal het goed zijn,
als van regeeringswege groote hoe
veelheden koortswerende uiiddeleu
naar Ambon worden gezonden."
En in een volgend nummer
„Met zeer veel waardeering verne
men wy, dar de Regeering goed bljift
voorgaao in de leniging van de ellende,
die te Ambon door de aardbeving
werd veroorzaakt.
„Zoo zal nu per eerste boot van
hier een groote hoeveelheid provisiën
en versterkende middelen uit den
mariue-voorraad naar Amboina wor
den verscheept en ter beschikking
van het bestuur worden gesteld.
Dat niets ten halve wordt gedaan,
bewijzen wel de groote quantiteiten
gezonden worden o.a. 70.000 K.G.
Australisch vleesch en een daaraan
geëvenredigde hoeveelheid wyn, enz.
Zaterdagmorgen zijn van Soerabaja
liet gouvernementsstoomschip Zeeduif
en twee gouvernementsstoomers, hier
ter reede aanwezig, naar Ambon ver
trokken in verbaud met de laatste
gebeurtenissen aldaar.
Een commissie heeft zich te Batavia
gevormd, ten einde middelen bijeen te
brengen om de ramp, welke Amboina
getroffen heeft, te helpen lenigen. Er
wordt druk geteekend. Onder andere
heeft het Amboneesche begrafenis
fonds „Moehabat", te Batavia, f500
gegeven.
Aan een telegram der Loc. ontlee-
nen wij nog, dat mevrouw Marcus eu
de cipiersvrouw om het leven zyn
gekomen
dat achttien artilleristen en vele
gevangenen onder het puin werden
bedolven, en dat met het stoomscliip
Arend te Macassar vier gewonde,
mindere militairen werden aange
bracht, waarvan een onderweg was
overleden.
Letteifect en Kunst.
UIT AMSTERDAM.
Kon. Ver. „het Ned. Tooneel
Weet ge wat het zeggen wil, ge
achte lezer, gedurende vy'f en twintig
jaren, gedurende 25 maal 365 dagen
tooneelartisten te kappen, pruiken te
maken, uit alle denkbare perioden,
die pruiken te plaatsen op de hoofden
van actrices en acteurs of wel der-
zelver hoofdtooi de meest uiteenloo-
pende vormen te doen aannemen
Beseft ge welk een gewichtig per
sonage een tooneelkapper is, die ge
durende vyf en twintig jaren artiaten
van eu zonder naam. van en zonder
talent heeft gekapt, gefriseerd, ge-
shamponneerd, die het factotum, neen,
één der factotums is van die geheim
zinnige tooneelwereld, van welker
dichte sluier slechts eenige weinige
bevoorrechten nu en dan in de gele
genheid zyn een tipje op te lichten
en die al goed au fait denken te zijn,
wanneer zy nog maar een zeer Hauwen
indruk hebben gekregen van het boute
leven in die wereld.
Wanneer ge eenig besef hebt van
wat de leden van een tooneelgezel-
schap aan den kapper verplicht zyn,
dan snapt ge met my eerst recht de
snoode ondankbaardeid van de leden
der Koninklijke (ik cursiveer,) Veree-
niginqdie, toen ter gelegenheid van
het 25 jarig jubileum van den tooneel
kapper, den beer van den Beugel,
Maandagavond „Vasautasena" werd
opgevoerd, dit stuk van hoog moreele
strekking verbroddelden en verminkten
en de op sommige plaatsen schitte
rende vertaling van den heer Alb. J.
J. Seidel door erger dan het slijk
schenen te willen sleuren. De heer
de Jong (Karoedatta) zonder de ge
ringste notie van verzen-zeggen, dc
fraaie dichtregelen monotoon opdreu
nend op een wijze, die een ouden
voorzanger alle eer zou doen, ga
voorloopig eens in de leer bij inevr.
Holtrop—van Gelder, de eenige der
optredenden, die de kunst verstaat
foede verzen mooi te zeggen en die
lijken geeft niet te bljjven staan op
het punt, waarop het laissez-aller van
„och, ik heb er m'n brood" den trage
plaatst, maar het niet beneden zich
acht, ondanks zooveel goeds naai beter
te streven. Weinig (er was hem daar
toe trouwens niet veel gelegenheh
geboden) presteerde de heer Clous,
die blijkbaar van oordeel, lat een
vers niet mooi klinkt, wanneer de
klinkers niet minstens zes maal te
lang worden gerekt, nog al gek deed,
terwijl mevr. Brondgeest—Bouwmees
ter (Vasantasena) my,als steeds, weinig
imponeeren kon. De heer Louis Bouw
meester dien ik, wellicht zeer ten on
rechte, steeds grooter komische dan
dramatische kracht heb toegekond,
verzorgde op allervermakelykste wyze
lach- en afschuwwekkende rol
van Sauisthanaka en deed de niet
talrijk opgekomen bezoekers vaak
hartelijk lachen.
Het dooi- Emil Pobl bewerkte en
door Seidel vertaalde drama „Vasau
tasena" is vrij bewerkt naar een ge
dicht van den oud-indischen Koning
Soedraka. Het gegeven is voor ons vol
strekt niet „uit den tijd" en ik heb
werken van minder respectabelen
ouderdom zien opvoeren, die veel min
der van onzen tijd waren; quaesties,
toestanden en verwikkelingen, die ons
publiek nog zeer interesseeren, komen
er vaak in voor, zelfs (je verwacht
zoo iets niet van een oud-indischen
koning!) wordt de vrouweuquaestie
(ik zeg „de" quaestia, dameser ter
loops in aangestipt.
Het is heusch niet de schuld van
den stokouden Soedraka, dat slechts
eeu enkel bedrijf „pakte" en „Va
santasena" slechts van een kort ver
blijf op onze stedelijke planken zal
kunnen genieten.
Rest ons ten slotte nog te vermel
den, dat voor deu aanvang der pauze
alle optredenden zich schaarden om
den regisseur de Leuren een met bloe
men en geschenken beladen tafel, die
aandoenlijk begon te speechen, (d.w.z.
de heer de Leur) en mededeelde, dat
„het Neérlandsch" benefiet- en eere-
voorstellingeu weliswaar had afge-
schaft, doch zyn personeel gaarne hun
25-jarig feest deed herdenken. Hy
bood den heer van den Beugel vele
geschenken en bloemen aau van de
gezamenlijke artisten, van Royaards,
van „eene kunstzuster, die onlangs in
allen eenvoud het tooneel had verla
ten", Van cliëntèle van den feestvie
renden coiffeur, van deszelfs broeders
enz. enz. Het was een genotvolle
avondvoor den heer van den
Bengel.
By de Dinsdag in de Brakke Grond
te Amsterdam gehouden schilderijen-
veiling van do verzamelingen van wy
len de heeren S. W. Josephus Jitta
en Dr. J. Zürcher, werden de vol
gende pryzen besteed:
Aug. Allebé, een zonnestraal, f 1000;
A. H. Bakker Korff, een beroep op
de Liefdadigheid, f 490David Bles,
Het Doet, f 700dezelfde, De Krekel
en de Mior, f 560A. Calame, Zonsop
gang in de Alpen, f 1350; Gustave
Courbet, rotsen en beek. f 500Henry
Daumier, Ecce Homo, f775; Du Chat
tel, boerderij aan een vaart, f 450
Dysselhof, Kamerschut, f 590; Latour,
Zomeravond, f440; Jozef Israels ver
diept in het Verleden, f 3825: Lagye,
Vlaamsehe Bruiloft in de 16de eeuw
f500; Anton Mauve, herfst, f4200;
Roelofs, Aan den Rijn f1250; Hen-
riëtte Ronner, Moeder met hare kin
deren f550; Untenberger, Venetië
f490; Verboekhoven, Schapen en
Lammeren f 1855; Jan Weissenbruch,
Een rustig hoekje f 470.
Van de daarop geveilde aquarellen
deed no. 14 Bosboom, de Groote Kerk
te Haarlem f 600, de andere deden
minder dan f100.
Leges* en Vloot
De Minister van oorlog heeft be
paald, dat alle thans nóg bij de korp
sen aanwezige Beaumout-geweren in
de artillerie-magazijnen moeten wor
den ingeleverd.
Het aantal nieuwe geweren (M. 9">)
wordt by alle regimenten infanterie
gebracht op 5600, torwyl bovendien
in de standplaatsen der depóts nog
350 geweren znllen worden opgelegd.
RECHTSZAKEN.
Dinsdag stond terecht voor het 3e
kanton te Amsterdam de colporteur
Samson, wegens het veroorzaken van
een volksoploop in de Kalverstraat.
Het O.M. eischte eene boete van
f 1 of 1 dag hechtenis. Hy verdedigde
zich zelf.
Geen hulp geboden.
Voor de arrond. rechtbank te Rot
terdam diende Dinsdag in hoogerbe
roep de zaak van Jan Korpel, 49
jaar oud, geboren te Brielle, kolen-
rijder te Schiedam, die bij vonnnis
van het kantongerecht te Schiedam
tot 3 maanden hechtenis werd ver
oordeeld, ter zake dat hy den 30 Oct.
1897 te Schiedam in zyn woning al
daar in de Hagastraat, zyne huisvrouw
Pieternella Gommel, met wie hy reeds
25 jaar gehuwd is, wier kleeren in
brand waren geraakt en die daardoor
in oogenblikkelyk levensgevaar ver
keerde, geen hulp heeft pogen te ver
schaffen, die hy door ee.n deken om
haar heen te slaan of water over haar
uit te storten zonder gevaar voor zich-
zelven of anderen had kunnen ver-
leenen, terwijl de vrouw later tenge
volge der bekomen brandwonden is
overleden.
Op grond van art. 450 Wetboek
van Strafrecht werd bekl. door het
kantongerecht veroordeeld, daar uit
de getuigenverklaringen gebleken was,
dat hy in staat was hulp te verlee-
neu aan zyne vrouw, die in levens
gevaar verkeerde.
Negen getuigeD, waaronder dr. E.
J.! M. Nolet als deskundige werden
door de rechtbank gehoord, drie ge
tuigen waren a déeharge.
Dr. Nolet verklaarde dat beklaag-
des vrouw 2 uur 's middags in het
ziekenhuis is gekomen.
Zij had wonden aan armen, buik,
dyen en aangezicht door brand ver
oorzaakt, zooals uit den aard der
wonden en de verbrande kleederen
bleek. De wonden waren met lappen
met olie bedekt. De buik was voor
een deel verkoold evenals een der
dijen.
Getuige had dadelijk gezien, dat de
toestand der gewonde zeer gevaarlijk
was, daar zulke verbranding door
gaans doodelijk is. Den volgenden dag
is de vrouw ten 1 uur overleden.
Het O. M., bij monde van ïnr. De
Josselin de Jong, achtte de verkla
ringen van bekl. dat hy door schrik
verlamd was, leugenachtig op grond
van het getuigenverhoor en eischtte
bevestiging van het vonnis van den
kantonrechter, gezien art. 450 Wetb.
van Strafrecht
De verdediger vau bekl., mr. Jos.
van Raalte, voerde aan, dat indien
bekl. werkelijk kalm was geweest.,
een der eerste zedewetten met voeten
getreden was. Doch pleiter was van
meening, dat bekl. werkelijk door
schrik verlamd was om hulp te ver-
leenen. Men ziet zoo dikwijls dat by
brand door de agitatie nietigheden
gered worden, om kostbaarheden
voorby te loopen.
Bovendien is de vrouw uiet gestor
ven door gemis aan hulp, integendeel
die is toch spoedig genoeg verleend,
en werd er reeds gebluscht ook.
Bekl. heeft zich wellicht niet har
telijk getoond, doch hy zal moeten
worden vrijgesproken, daar de feiten,
aan bekl. len laste gelegd, niet ge
toetst Kunnen worden aan art. 450
Wetb. van Strafrecht.
Uispraak over 8 dagen.
INGEZÖN3JEN.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt
de redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukkengeplaatst
of niet geplaatstwordt de copvj
niet aan den inzender terug
gegeven.
Mijnheer de Redacteur!
Dinsdagmiddag omstreeks 12'/« uur
de Gedempte Oudegracht passeerende
was de lievei schooljeugd, van af de
Jacqbynestraat tot aan de Raaks
bezig, zich te vermaken om over de
groote zandhoopen, die aldaar tenge
volge der ontgraving voor het leggen
der pijpen voor de waterleiding op
de straat liggen, te loopen en te spriu-
jn.
Dit spelletje, dat juist een kolfje
naar de hand is onzer jeugd, ontaardde
in baldadigheid.
Door grootore jongens werden klei
nere in de zeker l'/i M. diepe geul
gedrongen. Eene jonge juffrouw die
ditzelfde lot had ondergaan, werd door
my er uitgeholpen.
Juist toen ik de Jacobijnestraat
passeerde klonk achter mij een doffe
slag. Mij omkeerende zag ik een 8
a 10 jarig knaapje achterover in die
geul liggen. Hij was geheel bewuste
loos, want door een ander zeker in
den rug geduwd, was liy met het
hoofd op een gemetseld steenen riool
terecht gekomen. In minder dan geen
tyd was ik by hem, en gaf hem in
bewusteloozen toestand aan iemand
over, die met hem by den bewoner
van het perceel Jacobynestr. hoek
Oude Gracht is ingegaan.
Verder heb ik er nog niets van
vernomen; hoop alleen dat eene daad
van zoo jeugdige lichtzinnigheid als
hier was bedreven, voor hei kind en
zijne ouders geene treurige gevolgen
zullen hebben.
Naar aanleiding van het boven
staande, M. de Redacteur, doe ik by
deze de vraag: Waarom is er, ge
durende de schafttijden der werklie
den, geen behoorlijk toezicht, hetzij
van wege den aannemers oi' van de
politie? Mij dunkt zoo doordrongen
als men te Haarlem is van de bal
dadigheid der jeugd^ waardoor in de
laatste jaren, een afzonderlijk korps
derj politie is opgericht,met specialen
last, hier op toe ie zien, daar is dunkt
my allereerst dat toezicht noodig, op
die plaatsea als hiervoren beschre
ven.
Onder dank voor de opname
Uwe dienstwillige
DE JONGH.
particulier in deè'e quaestie aangesla
gen.
Achtend
HET BESTUUR.
Geachte Redactie!
In het Haarl. Dagbh, evenals in
vele andere bladen kan men lezen dat
door den heer W. Küppers, Jans
straat, Haarlem, tegen mij een aan
klacht is ingediend. Het eene blad
zegt wegens huisvredebreuk, het an
dere omdat ik niet op de eerste aan
maning den winkel van den heer K.
heb verlaten.
Welnu, noch het een noch het an
der kan waar zijn en heb ik persoon
lijk ook nog niets van een aanklacht
vernomen. Mocht dus volgeus boven
bedoelde handelingen een aanklacht
zyn ingediend, dan is deze valseh.
In dat geval zal zeker niemand het
my kwalyk nemen wanneer ik my
tegen al hot geschrijf in de N. H. Ct.
omtrent myn optreden enz. verzet.
Dankend voor de opname teekentj
Hoogachtend.
P. HOLS,
Voorz. Haarl. Looncomiiê»
Mijnheer de Redacteur.
Beleefd verzoeken wy u plaatsing
voor liet volgende:
In uw blad van Zaterdag 1.1. komt
een berichtje voor behelzende o. m.
dat van de zyde der werklieden op
de door hun verzonden en door de
stneadoors-patroons beantwoorde cir
culaire aan bedoelde patroon nog geen
antwoord is toegezonden.
Op de gistervond gehouden be-
stuursverg. der afd. Haarlem van den
GELENSD NIEUWS
Proces—Zola.
Voor den aanvang van de zitting
had Dinsdag niets bijzonders plaats.
Het Hof verwerpt de couclusiën van
de verdediging, daartoe strekkend
dat ieder expert verklaringen zal
kunnen afleggen ten aanzien van zyn
getuigenis voor den krijgsraad met
gesloten deuren.
Gonse protesteert tegen de bewe
ring van Jaurès, dat de generale staf
het licht geschuwd heefthy ont
kent beslist dat de generale staf Es-
terbazy het stuk bezorgd heeft dat
tot diens vrijspraak leidde. Labori
somt daarna eenige vragen op, aan
den minister van oorlog te stellen,
daar men immers het licht wil laten
schijnenGonse antwoordt dat hy
niet bevoegd is, deze vragen aan den
minister van oorlog over te brengen,
waarop Labori de opmerking maakt
dat men geen licht verlanct.
De reeks van vragen, welke mr.
Labori generaal Gonse verzocht aan
het ministarie van oorlog over te bren
gen is als volgt:
lo. den generaal Mercier machti
ging te verleenen een verklaring af
te leggen nopens het geheime stuk,
„hetwelk wy weten, dat aan den
krijgsraad van 1894 in raadkamer is
overgelegd
2o, den kolonel Picquart te onthef
fen van bewaring van het ambtsge
heim
3o. het origineel van '-et borderel
bij het hof te deponeeren
4o. de stukken die by de proeven
van Bertillon zijn gebruikt, ter zit
ting over te breDgen
5o. Bertillon uit te noodigen getui
genis af te leggen
6o. de experts van het ï.roces—
Esterhazy insgelijks uit te noodigen
tot getuigen.
Labori, in de couloirs van het pa
leis daarover ondervraagd, heeft ge
zegd dat i:et proces nog vyf of zes
dagen zal duren, en dat hij niets
voorspellen kan ten aanzien van den
uitslag.
Crépieux-Janin protesteert ten
sterkste tegen de bewering van den
schriftkundige Teyssonnièresdie
zegi hy. zijn romantisch verhaal een
voudig uit den duim gezogen en een
gemeene streek uitgehaald heeft. Hij
verzekert, dal men aan het cliché
niets heeft kunnen veranderen, en hy
zegt dat men den een of anderen dag
wel zal zien, wie de waarheid gespro
ken heeft.
Paul Meyer, directeur van de Ecole
des Charlesbegint met te zeggen
dat hij katholiek is. Hij verzekert
voorts, dat het facsimile van het bor
derel zoo nauwkeurig mogelijk is.
Hy betreurt dat men een schriftkun
dig onderzoek van zoo ernstigen aard
toevertrouwd heeft aan Bertillon. Het
schrift van Esterhazy, zegt. hy, ge
lijkt volkomen op dat van het borderel.
Oepieux zegt vervolgens„Niet
Bertillon heeft de veroordeeling van
Dreyfus bewerkt. Bertillon is een gelt.
Ik, ik heb het licht ontstoken
Nederl. Btuc. Bond is besloten ter
kennisse te brengen van belangheb- mil11 rapport, en op myn rapport al
bsnden, dat zif door de voorbereidende lee?1 is Dreyfos veroordeeld.'' (Uit
werkzaamheden aan een definitief roepen.)
Volgens den deskundige is de dood1 besluit verbonden nog geen antwoord Crepieux verwijt, aan Teyssonnières
het gevolg geweest van de brandwon-hebben kunnen zenden. Tevens be- deze aan de Libre "Parole zyn
den. treurt zij den scherpen toon door een heele briefwisseling heeft gegeven,
„OprechtGijEn my dan zoo te bedriegen door
met Everard van avond," hy wyst naar de steenen
trap, die naar boven leidt, „daar heen te gaan."
„Ik begrijp niet» wat ge legen mynheer Everard
hebt. Naar ik geloof, hebt gij en de uwen hem toch
als een vriend behandeld, zoolang ik hier ben. En nu
spreekt ge over hem alsof.... Maar," minachtend, „mijn
heer Everard kan my niet veel schelen. Toen myn
moeder my Amber noemde, deed zy dit zeker met 't
oog op myn teint en niet op myn hart! Gij moet we
ten," spottend, „dat dit bij mijn geboorte bijna gebeel
doorschijnend was. En wat het nu is of myn hart..."
zy haalt haar schouders op. Een aanval vau woede over
meestert haar, en al het goede in haar wordt op dit
oogenblik verstikt door een gevoel van wraak, dat zy
jegens den eenigen man, dien zy liefheeft, koestert.
Haar houding en manieren doen zijn kwaadheid ten
top stijgen.
„Hoe durft ge zóo tegen my sprekenroept hy uit
haar plotseling by de schouders pakkend en met ijzeren
hand vasthoudend.
„Laat my los!" Haar stem klinkt vast eu ofschoon
zacht, volkomen onbevreesd. Zy rukt zich los en loopt
naar de trap.
Dit alles is in éen oogweDk geschied, maar nauwe
lijks heeft zy eenige stappen gedaan, of hy bevindt zich
reeds naast haar. Zyn gelaat drukt nog wantrouwen en
woede uit maar... hy is haar gevolgd.
„Amber! Ga niet heen! Was ik krankzinnig of niet,
toen ik zóo sprak?"
„Dat," koel, „van my te denken
„Ik denk er nog precies hetzelfde over. Hoe zou ik
ook anders, tenminste.... Misschien was ik waanzinnig,"
roept bij hartstochtelijk uit. „Maar als gy wilt spreken
my uitleggen..."
„Ik verklaar u niets." Haar gelaat ziet doodsbleek.
„Weigert ge my éen enkel woord?" Hy is voor haar
op de kniec-Q gevallen. Niets in de woreld is hein zoo
veel waard als dit kleine, tengere meisje!
Zy duwt zyn handen weg.
„Zelfs éen," zegt zij. i
Hy staat langzaam op, zeer langzaam, zelfs zóo lang-
zaaui, dat sir LucieD, die de gang opkomt nog juist den
tyd heeft hem voor Amber op de knieën te zien liggen, j
„Ha!" roept by uit haastig naar hen toeloopend, en i
reeds sprekend voordat hy hen nog bereikt. Zyn scherpe
stem klinkt vreemd in de stilte van den nacht. „Heb
ik je dan einddyk gevonden. Groote Hemel! Hilary,
zyt ge dan blind voor al uw belangen Als gy dat
meisje tronwt," eu hy wijst met zijn hand, die van haat
en woede beeft, op Amber, „zult gy geen sbiiliug van
my erven. Wat u betreft!" zoo wendt hy zich meteen
gelaat, dat donkerrood van toorn ziet, naar Amber, „het
spijt my, dat ik u geïnviteerd heb. Morgen zult gij...."
Als bedwongen door een macht, sterker dan de zijne
zwygt by plotseling. Amber heeft hem met een gebie
dende beweging van haar hand het zwijgen opgelegd.
Als een beleedigde vorstin staat zij voor hem, met fon- 1
kelende oogen en trillende neusvleugels. Zy wil niet, dat
hy zyn beleediging voleinden zal.
„Morgen vertrek ik van hier," zegt zy. Zij doet een
stap voorwaarts eü sir Loeien, als bevreesd voor haar
hooghartige houding, wykt achteruit.
Er is iets gebiedends in baar toom.
„En voordat ik heenga wil ik u doen begrijpen, dat
ik geen verlangen heb," by deze woorden werpt zy een
verpletterenden blik op Hilary, „kapitein Adare te trou
wen. Hij is de laatste man, wiens vrouw' ik zou willen
worden
Zy keert zich om, haar hoofd met een trotsche be
weging achterover werpend en zonder hem nog éen
enkel woord toe te voegeD, of met een blik te verwaar
digen begeeft zij zich nu zonder eenige haast te maken,
naar de trap, die naar beneden leidt. Adare, de wanhoop
nabij, wil haar nasnellen.
Sir Lucien houdt hem terug.
„Blijfik gebied het je 1" roept hy uit.1 „Laat dat
brutale schepsel gaan. Hilary" (als de jonge man zyn
hand wegduwt) „bedenk wat je doetAis ge my on
gehoorzaam ztjt, onterf ik je en een titel zonder geld
Geef haar op, jongen, geef baar op, zeg ik jeOf ik
zweer je...."
„Loop naar den duivel, mijnheer!" roept Hilary, de
hand wegduwend, die opnieuw op zijn arm rust. „Denkt
ge dat uw geld al bet geld van de wereld mij
dat meisje zou vergoeden
H;j gooit sir Lucien byna op zyde en snelt naar de
trap, waarlangs Amber naar beneden is gegaan. Maai
bij is te laat om haar in te halen. Hy komt nog net
bytyds om haar den sleutel van haar kamerdeur te
hooren omdraaien.
Hy keert terug. "WelnuMorgen is zy nog hier.
Morgen zal hij haar spreken
HOOFDSTUK XXVI.
„leder ontvangt het loon voor zijn eigen dadta."
Maar de volgende morgen brengt niet veel goeds.
Amber heeft the Oastle verlaten. Wanneer zij vertrok
ken is of hoe, weet niemand. En bij al zijn verdriet
komt nu nog de gedachte, dat zy den geheeien weg
naar mevrouw, waar zy verwacht wordt of naar haar
eigen woning, te voet heeft moeten afleggen, hem kwel
len. V' elk een wreede haast heeft zy getoond om weg
te komen. May verzekert ook. dat zy niets van Amber
afweet en is werkelyk zeer bedroefd. Zal zy naar den
molen rijden om tè zien of zy daar ook is? Neen,
daar wil Hilary niet van hooren. In stilte had hy het
plan opgevat haar zelf op te zoeken en.... Maar hel
zon toch tot niets leiden, dat voeit by eu toch.... Een
onstuimig verlaDgen, dat hy byna niet bedwingen kan,
den ouden molen op te zoeken, de plaats, waar hy haar
het eerst ontmoette, vervult zijn hart.
Wordt vervolgd.