X Posthuma, te HaarlemEmile Regout> te Maastricht mr. A. Royaards, te ZeistB. Paine Strieker, te Baarn mr. W. Elink Schaurman, te Utrecht P. G. van Tienhoven, te Haarlem John D. Twiss, te RotterdamG. D. Uhlenbroek, te s-GravenhageJ. F. Wilkens, te Rotterdam. mid. De vluchteling. Uit den Haag wordt gemeld, dat het vermoeden bestaat, dat de uit de gevangenis ontvluchte B. de wijk heeft genomen naar Duitschland, alwaar hy vroeger werkzaam is geweest. Ratten-plaag. Op het eiland Terschelling zyn zooveel ratten, datereene premie van een dubbeltje gesteld is op het van gen en dooden van zulk een dier. Een der raadsleden betaalt de premie «it. Ernstige brand. Zondagavond ontstond te IJsselstein brand in de hofstede van den land bouwer Benschop. Tot in Montfoort waren de vlammen duidelijk zicht baar. De geheele hofstede met hooi bergen, 19 koeien, 2 paarden en een honderdtal kippen werden een prooi der vlammen. Den bewoners gelukte het Hechts half gekleed het gevaar te ontkomen. Oorzaak waarschijnlijk het onvoorzichtig omgaan met licht in de schuur. Alles was verzekerd. welke uit een jong vulkanisch ge steente bestaat, is eeu gedeelte ten gevolge van ontstane en door regen en ander water verwijde spleten naar beneden gestort, waardoor een klein gedeelte der Dajaksche ladangs on bruikbaar is geworden en 2 personen het leven verloren. Halverwege den top van dien berg is geen plateau en waren dien tengevolge ook geen ladangs, terwijl tijdens liet ongeval geen 100 maar slechts 9 personen op den berg zich bevondeu, waarvan een zevental, toen verdachte geluiden gehoord werden, naar de kampong Nanga Laoeng terugging. Het geraas van den val werd sléchts tot Nangah Menarim (20 K.M. afstand) gehoord en niet ook te Nanga Boenoet, welke plaats ongeveer 3 maal zoover van den Ban- goen-Danoem gelegen is. Daar het ongeluk des nachts plaats rond en iedereen in de naburige kam pong sliep, heeft niemand iets ge zien, zoodat de eenige vademen hooge watergolf, welke uit een spleet te voorschijn zou zijn gekomen, slechts in de verbeelding van den bericht gever zal hebben bestaan. Alleen zijn een drietal kleine beekjes door het neergevallen puin eenigen tijd opge stuwd om daarna sneller dan gewoon lijk hun loop te hervatten. Koloniën Lombok. Uit Ampenan is dd. 28 December aan het Sóer. Hbld. onder meer ge schreven, dat het blokhuis daar ter plaatse, waarvoor steeds een bezetting van pl.m. 80 man noodig was, sedert enkele dagen was opgeheven. Bij gouvernements besluit is thans uitvoering gegeven aan het koninklijk besluit van 19 Juni 1897, no. 29, voor zooveel betreft de benoeming tot rid der der vierde klasse in de Militaire Willemsorde van den sedert tot cava lerist 2e klasse teruggestelden Euro- peeschen wachtmeester der cavalerie A. W. F. F. Weringloer. ter zake van zijn gedrag bn bet terugdrijven eener vijandelijke bende, die op den 30en September 1896 de controleurs woning te Sisi (Lombok) bedreigde. Het heeft, volgens de J.-B. destijds bij het legerbestuur een ernstig punt van overweging uitgemaakt of ge noemde militair, die gedegradeerd was en bovendien slecht oppaste, voor de eenmaal toegekende onderscheiding in aanmerking mocht komen. Ten slotte heeft men den man een proef tijd gelaten om zich te beteren eu dit schijnt het noodige effect te heb ben gehad. Weringloer heeft nu recht op de riddersoldij als wachtmeester, daar het kruis hem in dien graad werd toegekend. De beruchte rooverlioofdman Kas- sanali, die indertijd met een vakge noot «ïe residentie D.jokdjakartadoor roof en diefstal onveilig maakte, is, volgens het Centrum, eindelijk gevat nadat hij voor zijn misdaden tot twin tig jareu dwangarbeid was veroor deeld en te Tjilatjap, waar hij die straf moest ondergaan, wist te ont snappen. De inlandsche bevolking was zoo zeer ingenomen met deze arre statie, dat velen den bandiet in op tocht met vlaggen en muziek naar de gevangenis begeleidden en nog lang na diens opsluiting voor het gebouw bleven scholen. De waarnemende resident der Wes- terafdeeling van Borneo deelt vol gens de „Java Ct.", mede, dat bij onderzoek is gebleken, dat het door den bestuurder van liet landschap Boenoet aan den controleur der oo- derafdeeling Boven Kapoeas gedaan verhaal nepens de plaats gehad heb- benden instorting van den berg Ban- goen-Danoem sterk overdreven is en slechts de volgende eenvoudige fei ten als jnist moeten worden beschouwd, Van genoemden berg, die een der toppen vormt van een bergreeks. De ramp te Ambon. De Gouverneur-Generaal ontving een eergisteren uit 's-Gravenhage ver zonden telegram, waarbij HH. MM. de beide Koninginnen te kennen ga ven met groot leedwezen de ramp t€ Amboina vernomen te hebben. „Hoewel wij niet betwijfelen, zegt het Bat. Nbld., of het Gouvernement zal het mogelijke doen om het zoo zwaar geteisterde Ambon te hulp te komen, zijn wij toch zoo vrij de aan dacht te vestigen op hetgeen ons he den door een der oudste ingezetenen van Batavia, maar die te Ambon is geboren, wordt medegedeeld. Het is nl. de omstandigheid, dat eeds na hevige aardbevingen te Ambon een kwaadaardige, koortsepi demie uitbreekt, welke by vroegere gelegenheden herhaaldelijk voorkwam, terwijl men dan gebrek had aan ge neesmiddelen. In 1838, zoo deelde ons de heer M. mede, was het na een aardbeving zóo, dat er geen le venden genoeg waren om de dooden te begra en en men later, de gesloten woningen openend, onbegraven lijken vond. Ten einde een herhaling van zulk een vreeselyken toestand zooveel doen lijk te voorkomen, zal het goed zijn, als van regeeringswege groote hoe veelheden koortswerende uiiddeleu naar Ambon worden gezonden." En in een volgend nummer „Met zeer veel waardeering verne men wy, dar de Regeering goed bljift voorgaao in de leniging van de ellende, die te Ambon door de aardbeving werd veroorzaakt. „Zoo zal nu per eerste boot van hier een groote hoeveelheid provisiën en versterkende middelen uit den mariue-voorraad naar Amboina wor den verscheept en ter beschikking van het bestuur worden gesteld. Dat niets ten halve wordt gedaan, bewijzen wel de groote quantiteiten gezonden worden o.a. 70.000 K.G. Australisch vleesch en een daaraan geëvenredigde hoeveelheid wyn, enz. Zaterdagmorgen zijn van Soerabaja liet gouvernementsstoomschip Zeeduif en twee gouvernementsstoomers, hier ter reede aanwezig, naar Ambon ver trokken in verbaud met de laatste gebeurtenissen aldaar. Een commissie heeft zich te Batavia gevormd, ten einde middelen bijeen te brengen om de ramp, welke Amboina getroffen heeft, te helpen lenigen. Er wordt druk geteekend. Onder andere heeft het Amboneesche begrafenis fonds „Moehabat", te Batavia, f500 gegeven. Aan een telegram der Loc. ontlee- nen wij nog, dat mevrouw Marcus eu de cipiersvrouw om het leven zyn gekomen dat achttien artilleristen en vele gevangenen onder het puin werden bedolven, en dat met het stoomscliip Arend te Macassar vier gewonde, mindere militairen werden aange bracht, waarvan een onderweg was overleden. Letteifect en Kunst. UIT AMSTERDAM. Kon. Ver. „het Ned. Tooneel Weet ge wat het zeggen wil, ge achte lezer, gedurende vy'f en twintig jaren, gedurende 25 maal 365 dagen tooneelartisten te kappen, pruiken te maken, uit alle denkbare perioden, die pruiken te plaatsen op de hoofden van actrices en acteurs of wel der- zelver hoofdtooi de meest uiteenloo- pende vormen te doen aannemen Beseft ge welk een gewichtig per sonage een tooneelkapper is, die ge durende vyf en twintig jaren artiaten van eu zonder naam. van en zonder talent heeft gekapt, gefriseerd, ge- shamponneerd, die het factotum, neen, één der factotums is van die geheim zinnige tooneelwereld, van welker dichte sluier slechts eenige weinige bevoorrechten nu en dan in de gele genheid zyn een tipje op te lichten en die al goed au fait denken te zijn, wanneer zy nog maar een zeer Hauwen indruk hebben gekregen van het boute leven in die wereld. Wanneer ge eenig besef hebt van wat de leden van een tooneelgezel- schap aan den kapper verplicht zyn, dan snapt ge met my eerst recht de snoode ondankbaardeid van de leden der Koninklijke (ik cursiveer,) Veree- niginqdie, toen ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum van den tooneel kapper, den beer van den Beugel, Maandagavond „Vasautasena" werd opgevoerd, dit stuk van hoog moreele strekking verbroddelden en verminkten en de op sommige plaatsen schitte rende vertaling van den heer Alb. J. J. Seidel door erger dan het slijk schenen te willen sleuren. De heer de Jong (Karoedatta) zonder de ge ringste notie van verzen-zeggen, dc fraaie dichtregelen monotoon opdreu nend op een wijze, die een ouden voorzanger alle eer zou doen, ga voorloopig eens in de leer bij inevr. Holtrop—van Gelder, de eenige der optredenden, die de kunst verstaat foede verzen mooi te zeggen en die lijken geeft niet te bljjven staan op het punt, waarop het laissez-aller van „och, ik heb er m'n brood" den trage plaatst, maar het niet beneden zich acht, ondanks zooveel goeds naai beter te streven. Weinig (er was hem daar toe trouwens niet veel gelegenheh geboden) presteerde de heer Clous, die blijkbaar van oordeel, lat een vers niet mooi klinkt, wanneer de klinkers niet minstens zes maal te lang worden gerekt, nog al gek deed, terwijl mevr. Brondgeest—Bouwmees ter (Vasantasena) my,als steeds, weinig imponeeren kon. De heer Louis Bouw meester dien ik, wellicht zeer ten on rechte, steeds grooter komische dan dramatische kracht heb toegekond, verzorgde op allervermakelykste wyze lach- en afschuwwekkende rol van Sauisthanaka en deed de niet talrijk opgekomen bezoekers vaak hartelijk lachen. Het dooi- Emil Pobl bewerkte en door Seidel vertaalde drama „Vasau tasena" is vrij bewerkt naar een ge dicht van den oud-indischen Koning Soedraka. Het gegeven is voor ons vol strekt niet „uit den tijd" en ik heb werken van minder respectabelen ouderdom zien opvoeren, die veel min der van onzen tijd waren; quaesties, toestanden en verwikkelingen, die ons publiek nog zeer interesseeren, komen er vaak in voor, zelfs (je verwacht zoo iets niet van een oud-indischen koning!) wordt de vrouweuquaestie (ik zeg „de" quaestia, dameser ter loops in aangestipt. Het is heusch niet de schuld van den stokouden Soedraka, dat slechts eeu enkel bedrijf „pakte" en „Va santasena" slechts van een kort ver blijf op onze stedelijke planken zal kunnen genieten. Rest ons ten slotte nog te vermel den, dat voor deu aanvang der pauze alle optredenden zich schaarden om den regisseur de Leuren een met bloe men en geschenken beladen tafel, die aandoenlijk begon te speechen, (d.w.z. de heer de Leur) en mededeelde, dat „het Neérlandsch" benefiet- en eere- voorstellingeu weliswaar had afge- schaft, doch zyn personeel gaarne hun 25-jarig feest deed herdenken. Hy bood den heer van den Beugel vele geschenken en bloemen aau van de gezamenlijke artisten, van Royaards, van „eene kunstzuster, die onlangs in allen eenvoud het tooneel had verla ten", Van cliëntèle van den feestvie renden coiffeur, van deszelfs broeders enz. enz. Het was een genotvolle avondvoor den heer van den Bengel. By de Dinsdag in de Brakke Grond te Amsterdam gehouden schilderijen- veiling van do verzamelingen van wy len de heeren S. W. Josephus Jitta en Dr. J. Zürcher, werden de vol gende pryzen besteed: Aug. Allebé, een zonnestraal, f 1000; A. H. Bakker Korff, een beroep op de Liefdadigheid, f 490David Bles, Het Doet, f 700dezelfde, De Krekel en de Mior, f 560A. Calame, Zonsop gang in de Alpen, f 1350; Gustave Courbet, rotsen en beek. f 500Henry Daumier, Ecce Homo, f775; Du Chat tel, boerderij aan een vaart, f 450 Dysselhof, Kamerschut, f 590; Latour, Zomeravond, f440; Jozef Israels ver diept in het Verleden, f 3825: Lagye, Vlaamsehe Bruiloft in de 16de eeuw f500; Anton Mauve, herfst, f4200; Roelofs, Aan den Rijn f1250; Hen- riëtte Ronner, Moeder met hare kin deren f550; Untenberger, Venetië f490; Verboekhoven, Schapen en Lammeren f 1855; Jan Weissenbruch, Een rustig hoekje f 470. Van de daarop geveilde aquarellen deed no. 14 Bosboom, de Groote Kerk te Haarlem f 600, de andere deden minder dan f100. Leges* en Vloot De Minister van oorlog heeft be paald, dat alle thans nóg bij de korp sen aanwezige Beaumout-geweren in de artillerie-magazijnen moeten wor den ingeleverd. Het aantal nieuwe geweren (M. 9">) wordt by alle regimenten infanterie gebracht op 5600, torwyl bovendien in de standplaatsen der depóts nog 350 geweren znllen worden opgelegd. RECHTSZAKEN. Dinsdag stond terecht voor het 3e kanton te Amsterdam de colporteur Samson, wegens het veroorzaken van een volksoploop in de Kalverstraat. Het O.M. eischte eene boete van f 1 of 1 dag hechtenis. Hy verdedigde zich zelf. Geen hulp geboden. Voor de arrond. rechtbank te Rot terdam diende Dinsdag in hoogerbe roep de zaak van Jan Korpel, 49 jaar oud, geboren te Brielle, kolen- rijder te Schiedam, die bij vonnnis van het kantongerecht te Schiedam tot 3 maanden hechtenis werd ver oordeeld, ter zake dat hy den 30 Oct. 1897 te Schiedam in zyn woning al daar in de Hagastraat, zyne huisvrouw Pieternella Gommel, met wie hy reeds 25 jaar gehuwd is, wier kleeren in brand waren geraakt en die daardoor in oogenblikkelyk levensgevaar ver keerde, geen hulp heeft pogen te ver schaffen, die hy door ee.n deken om haar heen te slaan of water over haar uit te storten zonder gevaar voor zich- zelven of anderen had kunnen ver- leenen, terwijl de vrouw later tenge volge der bekomen brandwonden is overleden. Op grond van art. 450 Wetboek van Strafrecht werd bekl. door het kantongerecht veroordeeld, daar uit de getuigenverklaringen gebleken was, dat hy in staat was hulp te verlee- neu aan zyne vrouw, die in levens gevaar verkeerde. Negen getuigeD, waaronder dr. E. J.! M. Nolet als deskundige werden door de rechtbank gehoord, drie ge tuigen waren a déeharge. Dr. Nolet verklaarde dat beklaag- des vrouw 2 uur 's middags in het ziekenhuis is gekomen. Zij had wonden aan armen, buik, dyen en aangezicht door brand ver oorzaakt, zooals uit den aard der wonden en de verbrande kleederen bleek. De wonden waren met lappen met olie bedekt. De buik was voor een deel verkoold evenals een der dijen. Getuige had dadelijk gezien, dat de toestand der gewonde zeer gevaarlijk was, daar zulke verbranding door gaans doodelijk is. Den volgenden dag is de vrouw ten 1 uur overleden. Het O. M., bij monde van ïnr. De Josselin de Jong, achtte de verkla ringen van bekl. dat hy door schrik verlamd was, leugenachtig op grond van het getuigenverhoor en eischtte bevestiging van het vonnis van den kantonrechter, gezien art. 450 Wetb. van Strafrecht De verdediger vau bekl., mr. Jos. van Raalte, voerde aan, dat indien bekl. werkelijk kalm was geweest., een der eerste zedewetten met voeten getreden was. Doch pleiter was van meening, dat bekl. werkelijk door schrik verlamd was om hulp te ver- leenen. Men ziet zoo dikwijls dat by brand door de agitatie nietigheden gered worden, om kostbaarheden voorby te loopen. Bovendien is de vrouw uiet gestor ven door gemis aan hulp, integendeel die is toch spoedig genoeg verleend, en werd er reeds gebluscht ook. Bekl. heeft zich wellicht niet har telijk getoond, doch hy zal moeten worden vrijgesproken, daar de feiten, aan bekl. len laste gelegd, niet ge toetst Kunnen worden aan art. 450 Wetb. van Strafrecht. Uispraak over 8 dagen. INGEZÖN3JEN. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de redactie zich niet aansprakelijk. Van ingezonden stukkengeplaatst of niet geplaatstwordt de copvj niet aan den inzender terug gegeven. Mijnheer de Redacteur! Dinsdagmiddag omstreeks 12'/« uur de Gedempte Oudegracht passeerende was de lievei schooljeugd, van af de Jacqbynestraat tot aan de Raaks bezig, zich te vermaken om over de groote zandhoopen, die aldaar tenge volge der ontgraving voor het leggen der pijpen voor de waterleiding op de straat liggen, te loopen en te spriu- jn. Dit spelletje, dat juist een kolfje naar de hand is onzer jeugd, ontaardde in baldadigheid. Door grootore jongens werden klei nere in de zeker l'/i M. diepe geul gedrongen. Eene jonge juffrouw die ditzelfde lot had ondergaan, werd door my er uitgeholpen. Juist toen ik de Jacobijnestraat passeerde klonk achter mij een doffe slag. Mij omkeerende zag ik een 8 a 10 jarig knaapje achterover in die geul liggen. Hij was geheel bewuste loos, want door een ander zeker in den rug geduwd, was liy met het hoofd op een gemetseld steenen riool terecht gekomen. In minder dan geen tyd was ik by hem, en gaf hem in bewusteloozen toestand aan iemand over, die met hem by den bewoner van het perceel Jacobynestr. hoek Oude Gracht is ingegaan. Verder heb ik er nog niets van vernomen; hoop alleen dat eene daad van zoo jeugdige lichtzinnigheid als hier was bedreven, voor hei kind en zijne ouders geene treurige gevolgen zullen hebben. Naar aanleiding van het boven staande, M. de Redacteur, doe ik by deze de vraag: Waarom is er, ge durende de schafttijden der werklie den, geen behoorlijk toezicht, hetzij van wege den aannemers oi' van de politie? Mij dunkt zoo doordrongen als men te Haarlem is van de bal dadigheid der jeugd^ waardoor in de laatste jaren, een afzonderlijk korps derj politie is opgericht,met specialen last, hier op toe ie zien, daar is dunkt my allereerst dat toezicht noodig, op die plaatsea als hiervoren beschre ven. Onder dank voor de opname Uwe dienstwillige DE JONGH. particulier in deè'e quaestie aangesla gen. Achtend HET BESTUUR. Geachte Redactie! In het Haarl. Dagbh, evenals in vele andere bladen kan men lezen dat door den heer W. Küppers, Jans straat, Haarlem, tegen mij een aan klacht is ingediend. Het eene blad zegt wegens huisvredebreuk, het an dere omdat ik niet op de eerste aan maning den winkel van den heer K. heb verlaten. Welnu, noch het een noch het an der kan waar zijn en heb ik persoon lijk ook nog niets van een aanklacht vernomen. Mocht dus volgeus boven bedoelde handelingen een aanklacht zyn ingediend, dan is deze valseh. In dat geval zal zeker niemand het my kwalyk nemen wanneer ik my tegen al hot geschrijf in de N. H. Ct. omtrent myn optreden enz. verzet. Dankend voor de opname teekentj Hoogachtend. P. HOLS, Voorz. Haarl. Looncomiiê» Mijnheer de Redacteur. Beleefd verzoeken wy u plaatsing voor liet volgende: In uw blad van Zaterdag 1.1. komt een berichtje voor behelzende o. m. dat van de zyde der werklieden op de door hun verzonden en door de stneadoors-patroons beantwoorde cir culaire aan bedoelde patroon nog geen antwoord is toegezonden. Op de gistervond gehouden be- stuursverg. der afd. Haarlem van den GELENSD NIEUWS Proces—Zola. Voor den aanvang van de zitting had Dinsdag niets bijzonders plaats. Het Hof verwerpt de couclusiën van de verdediging, daartoe strekkend dat ieder expert verklaringen zal kunnen afleggen ten aanzien van zyn getuigenis voor den krijgsraad met gesloten deuren. Gonse protesteert tegen de bewe ring van Jaurès, dat de generale staf het licht geschuwd heefthy ont kent beslist dat de generale staf Es- terbazy het stuk bezorgd heeft dat tot diens vrijspraak leidde. Labori somt daarna eenige vragen op, aan den minister van oorlog te stellen, daar men immers het licht wil laten schijnenGonse antwoordt dat hy niet bevoegd is, deze vragen aan den minister van oorlog over te brengen, waarop Labori de opmerking maakt dat men geen licht verlanct. De reeks van vragen, welke mr. Labori generaal Gonse verzocht aan het ministarie van oorlog over te bren gen is als volgt: lo. den generaal Mercier machti ging te verleenen een verklaring af te leggen nopens het geheime stuk, „hetwelk wy weten, dat aan den krijgsraad van 1894 in raadkamer is overgelegd 2o, den kolonel Picquart te onthef fen van bewaring van het ambtsge heim 3o. het origineel van '-et borderel bij het hof te deponeeren 4o. de stukken die by de proeven van Bertillon zijn gebruikt, ter zit ting over te breDgen 5o. Bertillon uit te noodigen getui genis af te leggen 6o. de experts van het ï.roces— Esterhazy insgelijks uit te noodigen tot getuigen. Labori, in de couloirs van het pa leis daarover ondervraagd, heeft ge zegd dat i:et proces nog vyf of zes dagen zal duren, en dat hij niets voorspellen kan ten aanzien van den uitslag. Crépieux-Janin protesteert ten sterkste tegen de bewering van den schriftkundige Teyssonnièresdie zegi hy. zijn romantisch verhaal een voudig uit den duim gezogen en een gemeene streek uitgehaald heeft. Hij verzekert, dal men aan het cliché niets heeft kunnen veranderen, en hy zegt dat men den een of anderen dag wel zal zien, wie de waarheid gespro ken heeft. Paul Meyer, directeur van de Ecole des Charlesbegint met te zeggen dat hij katholiek is. Hij verzekert voorts, dat het facsimile van het bor derel zoo nauwkeurig mogelijk is. Hy betreurt dat men een schriftkun dig onderzoek van zoo ernstigen aard toevertrouwd heeft aan Bertillon. Het schrift van Esterhazy, zegt. hy, ge lijkt volkomen op dat van het borderel. Oepieux zegt vervolgens„Niet Bertillon heeft de veroordeeling van Dreyfus bewerkt. Bertillon is een gelt. Ik, ik heb het licht ontstoken Nederl. Btuc. Bond is besloten ter kennisse te brengen van belangheb- mil11 rapport, en op myn rapport al bsnden, dat zif door de voorbereidende lee?1 is Dreyfos veroordeeld.'' (Uit werkzaamheden aan een definitief roepen.) Volgens den deskundige is de dood1 besluit verbonden nog geen antwoord Crepieux verwijt, aan Teyssonnières het gevolg geweest van de brandwon-hebben kunnen zenden. Tevens be- deze aan de Libre "Parole zyn den. treurt zij den scherpen toon door een heele briefwisseling heeft gegeven, „OprechtGijEn my dan zoo te bedriegen door met Everard van avond," hy wyst naar de steenen trap, die naar boven leidt, „daar heen te gaan." „Ik begrijp niet» wat ge legen mynheer Everard hebt. Naar ik geloof, hebt gij en de uwen hem toch als een vriend behandeld, zoolang ik hier ben. En nu spreekt ge over hem alsof.... Maar," minachtend, „mijn heer Everard kan my niet veel schelen. Toen myn moeder my Amber noemde, deed zy dit zeker met 't oog op myn teint en niet op myn hart! Gij moet we ten," spottend, „dat dit bij mijn geboorte bijna gebeel doorschijnend was. En wat het nu is of myn hart..." zy haalt haar schouders op. Een aanval vau woede over meestert haar, en al het goede in haar wordt op dit oogenblik verstikt door een gevoel van wraak, dat zy jegens den eenigen man, dien zy liefheeft, koestert. Haar houding en manieren doen zijn kwaadheid ten top stijgen. „Hoe durft ge zóo tegen my sprekenroept hy uit haar plotseling by de schouders pakkend en met ijzeren hand vasthoudend. „Laat my los!" Haar stem klinkt vast eu ofschoon zacht, volkomen onbevreesd. Zy rukt zich los en loopt naar de trap. Dit alles is in éen oogweDk geschied, maar nauwe lijks heeft zy eenige stappen gedaan, of hy bevindt zich reeds naast haar. Zyn gelaat drukt nog wantrouwen en woede uit maar... hy is haar gevolgd. „Amber! Ga niet heen! Was ik krankzinnig of niet, toen ik zóo sprak?" „Dat," koel, „van my te denken „Ik denk er nog precies hetzelfde over. Hoe zou ik ook anders, tenminste.... Misschien was ik waanzinnig," roept bij hartstochtelijk uit. „Maar als gy wilt spreken my uitleggen..." „Ik verklaar u niets." Haar gelaat ziet doodsbleek. „Weigert ge my éen enkel woord?" Hy is voor haar op de kniec-Q gevallen. Niets in de woreld is hein zoo veel waard als dit kleine, tengere meisje! Zy duwt zyn handen weg. „Zelfs éen," zegt zij. i Hy staat langzaam op, zeer langzaam, zelfs zóo lang- zaaui, dat sir LucieD, die de gang opkomt nog juist den tyd heeft hem voor Amber op de knieën te zien liggen, j „Ha!" roept by uit haastig naar hen toeloopend, en i reeds sprekend voordat hy hen nog bereikt. Zyn scherpe stem klinkt vreemd in de stilte van den nacht. „Heb ik je dan einddyk gevonden. Groote Hemel! Hilary, zyt ge dan blind voor al uw belangen Als gy dat meisje tronwt," eu hy wijst met zijn hand, die van haat en woede beeft, op Amber, „zult gy geen sbiiliug van my erven. Wat u betreft!" zoo wendt hy zich meteen gelaat, dat donkerrood van toorn ziet, naar Amber, „het spijt my, dat ik u geïnviteerd heb. Morgen zult gij...." Als bedwongen door een macht, sterker dan de zijne zwygt by plotseling. Amber heeft hem met een gebie dende beweging van haar hand het zwijgen opgelegd. Als een beleedigde vorstin staat zij voor hem, met fon- 1 kelende oogen en trillende neusvleugels. Zy wil niet, dat hy zyn beleediging voleinden zal. „Morgen vertrek ik van hier," zegt zy. Zij doet een stap voorwaarts eü sir Loeien, als bevreesd voor haar hooghartige houding, wykt achteruit. Er is iets gebiedends in baar toom. „En voordat ik heenga wil ik u doen begrijpen, dat ik geen verlangen heb," by deze woorden werpt zy een verpletterenden blik op Hilary, „kapitein Adare te trou wen. Hij is de laatste man, wiens vrouw' ik zou willen worden Zy keert zich om, haar hoofd met een trotsche be weging achterover werpend en zonder hem nog éen enkel woord toe te voegeD, of met een blik te verwaar digen begeeft zij zich nu zonder eenige haast te maken, naar de trap, die naar beneden leidt. Adare, de wanhoop nabij, wil haar nasnellen. Sir Lucien houdt hem terug. „Blijfik gebied het je 1" roept hy uit.1 „Laat dat brutale schepsel gaan. Hilary" (als de jonge man zyn hand wegduwt) „bedenk wat je doetAis ge my on gehoorzaam ztjt, onterf ik je en een titel zonder geld Geef haar op, jongen, geef baar op, zeg ik jeOf ik zweer je...." „Loop naar den duivel, mijnheer!" roept Hilary, de hand wegduwend, die opnieuw op zijn arm rust. „Denkt ge dat uw geld al bet geld van de wereld mij dat meisje zou vergoeden H;j gooit sir Lucien byna op zyde en snelt naar de trap, waarlangs Amber naar beneden is gegaan. Maai bij is te laat om haar in te halen. Hy komt nog net bytyds om haar den sleutel van haar kamerdeur te hooren omdraaien. Hy keert terug. "WelnuMorgen is zy nog hier. Morgen zal hij haar spreken HOOFDSTUK XXVI. „leder ontvangt het loon voor zijn eigen dadta." Maar de volgende morgen brengt niet veel goeds. Amber heeft the Oastle verlaten. Wanneer zij vertrok ken is of hoe, weet niemand. En bij al zijn verdriet komt nu nog de gedachte, dat zy den geheeien weg naar mevrouw, waar zy verwacht wordt of naar haar eigen woning, te voet heeft moeten afleggen, hem kwel len. V' elk een wreede haast heeft zy getoond om weg te komen. May verzekert ook. dat zy niets van Amber afweet en is werkelyk zeer bedroefd. Zal zy naar den molen rijden om tè zien of zy daar ook is? Neen, daar wil Hilary niet van hooren. In stilte had hy het plan opgevat haar zelf op te zoeken en.... Maar hel zon toch tot niets leiden, dat voeit by eu toch.... Een onstuimig verlaDgen, dat hy byna niet bedwingen kan, den ouden molen op te zoeken, de plaats, waar hy haar het eerst ontmoette, vervult zijn hart. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2