Antisemitisme.
Naar aanleiding van een brief aan
bei Hdiêll. van een katholiek, die bet
stok van pastoor Thissen in de Lim
burger Koerier afkeurt, schrijft de
beer Lieftinck in het Handelsblad
Aan Een Katholiek
„Gy geeft in een ingezonden arti
kel in het Handelsblad uwe scherpe
afkeuring te kennen over het ..ge
schrijf1 van een uwer geestelijken, in
casu. den pastoor Thissen.
„Gy zult onder de katholieken in
Nederland hier niet alleen .staan. Dat
u eten wn protestanten, die, wat ons
ook op dogmatisch terrein verdeeld
hondt, de Verdraagzaamheid en de
waardeeriug als eerste eischen stellen
voor de goede verstandhouding tus
schen zonen van 't zelfde vaderland.
„Ga uu, ter wille der waarheid, en
om satisfactie te geven aan de ver
ontwaardiging door dat geschrijf op
gewekt in gansch het land, iets ver
der, ik vraag het u in het belang
der zaak. en plaats nogmaals uw
protest, met uw naam er onder.
„De naam van een vrij man heeft
grooten invloed en groote* waarde.
„Na reeds met achting
Uw Dr.
„Fit. LIEFTINCK.
^Haarlem, 22 Febr. '98."
Het antwoord in het Hbld. van
„Een Katholiek" is als volgt:
Aan den heer Fr. Lieflinck-
Ik onderteekende mijn schrijven
niet met mijn vollen naam, omdat ik
meende* dat deze noch het doel, noch
de waarde ervan zou baten. En ik
ben niet onafhankelijk genoeg om
mij. zonder noodzaak, bloot te geven
aan het laken van den een of het
prijzen van den ander. Zoo deze nood
zakelijkheid wel bestaan bad, zou ik
geen moment geaarzeld hebben.
Uw verzoek kau deze meening niet
wijzigen, evenmin liet worde schert
send en niet hatelijk opgemerkt
uw indirecte belofte van nóg meer,
dan uw achting reeds, te zullen ver
werven.
Bovendien heeft o.m. onze nobele
voorman, dr. Sehaepman. klaar en
ridderlijk gesproken. Katholieken, die
anders spreken, of wat nog erger is,
anders schrijven over deze quaestie,
strijden tegen wat zij verdedigen
moesten de eerlijkheid.
Hoogachtend,
Uw dr.,
Een Katholiek.
Amst.. 23 2 '98.
Spori en Wedsïrijden.
Voetbal.
Ingeschreven zijn voor de Nederl.
bekerwedstrijden de voigende clubs
Ajas, te Leiden; Victoria, te Rot
terdam H. F. C., te HaarlemHer
cules, te Utrecht; Be-Quick, te Gro
ningen; H. V. V., te Den Haag;
Vitesse, te Arnhem; Prinses Wilhel-
mina. te Enschedé; R. A. P., te Am
sterdam Quick, te Nijmegen en H. P.
C. H., te Haarlem. Wellicht komen
er hier nog een paar bij, omdat de
gevei- van den beker afgezien heeft
van zijD eisch den eindstrijd te Am
sterdam te laten plaats hebben.
RECHTSZAKEN.
Een duur proces!
Aan het verslag der Indische Re
kenkamer is het volgende fraaie ver-
haai ontleend:
De nalatenschap van een Europeaan,
die eene inlandsche vrouw had be
noemd tot erfgenaam zijner in Indië
aanwezige goederen en tot executrice
van den boedel, werd door de wees
kamer te Soerabaja als onbeheerd
aanvaard. Vandaar eeu proces, wie
executrice zijn moest De Raad van
.Justitie te Soerabaja stelde de in
landsen» vrouw in 't gelijk, maar in
hooger beroep besliste het noog ge
rechtshof dat zij ongelijk had.
Kosten der beide processen
f 1437.6] lh. Aangezien de inlandsehe
vrouw niets bezat, konden de kosten
niet op haar worden verhaald en kwa
men zjf ten laste van 's lands kas.
De totale aarde der nalatenschap
bedroegf 3.98, „niet eens vol
doende om de kosten van beheer te
dekken."
GEMENGD NIEUWS
Het proces-Zola.
Door het in vry ruime mate
verspreiden van een bulletin heb
ben wij Woensdagavond te half
negen uur onze stadgenootcn in de
gelegenheid gesteld kennis te ne
men van de uitspraak van het Hof
van Assizen te Parijs in zake dit
proces. Het vonnis voor Zola 1
jaar gevangenisstraf en 3000 francs
boete vertegenwoordigt het maxi
mum der straf, welke hem kon wor
den opgelegd. Hoewel er niet aan te
twijfelen viel, dat hij veroordeeld zou
wTorden zal toch stellig dit zware von
nis velen hebben verrast, evenals de
mededeeling van Zola, dat hij geen
cassatie zal aanteekenen.
Hieronder volgt het verloop van
den laatsten zittingsdag.
Te 11,45 kwam Zola, zonder inci
dent, aan het paleis van justitie aan.
De menigte was zeer bewegelijk.
De zitting wordt te 121/* uur ge
opend.
Advocaat Labori zet zijn pleitrede
voort.
H<j leest het stenographisch ver
slag voor der woorden van generaal
De Pellieux, die beweerde licht te
zullen brengen in de zaaken die
sprak over "liet stuk waarin gezegd
wordt„Zeg toch vooral nooit dat
wij met dien Joodrin betrekking heb
ben gestaan."
„Dat is het treurigste incident van
dit geheele proces," zegt Labori,
„want men heeft erop gerekend, dank
zij dit bewijs, het debat te doen ver-
loopen."
Labori tracht daarna de valsch-
heid van het stuk aan te toonen. Na
gezegd te hebben, dat Esterhazy een
medeplichtige moet hebben, gaat hjj
voort
„Indien het bewijsstuk waarvan men
sprak zoo frappant was geweest,"
zegt hij, „waarom zou men het dan
niet aan Picquart hebben getoond om
hem zijn onderzoekingen te doen ein
digen. De goede trouw van generaal
De Pellieux is overrompeld. De re
geering vreesde, dat zij belachelijk
zou worden, als zy het stuk toonde."
Labori betoogt, dat het bordereau
van Esterhazy moet zijnhij wyst
daarbij °P de inconsequentie der ex
perts.
Dat er geheime stukken aan den
krijgsraad zijn medegedeeld, is niet
te loochenen. Dit wordt erkend, zoo
wel in tal van artikelen in dagbladen
als in het rapport van majoor Ra-
varv.
Na het bestaan van geheime stuk
ken te hebben vastgesteld, zegt La
bori, dat toeu bij de interpellatie van
Jaurès de minister Méline zich be
paalde tot het antwoord„dat bij
niet door over de zaak Dreyfus te
spreken, de berekeningen van Jaurès
wilde dienen."
„Is dit niet het antwoord eener re
geering die iets te verbergen heeft?"
(Beweging).
Labori herinnerde aan de leden der
jury het stilzwijgen in die zitting in
acht genomen door generaal Mercier,
over alles wat de mededeeling van het
geheime stuk betreft. Als loyaal sol
daat wilde hij zijn geweten niet be
zwaren met een leugenzyn stilzwij
gen is een bekentenis. Het bewys is
geleverd.
Toch blijft voor generaal Mercier
de wroeging nog over, dat hy aan
de rechters een vonnis ontrukte, dat
hij rechtvaardig kon achten, maar dat
hij met minachting van alle wettig
heid verkreeg.
Indien het land den ernst dezer
dingen zal gaan begrijpen, za! het
slechts kunnen opstaan en protestee
ren uit naam van de eeuwige moraal.
Dat is het wat Zola deed
In zeer treffende bewoordingen, die
een gedeelte van zyn gehoor sterk
ontroeren, spreekt Labori van Drev-
fus7 huiselyken haard; hy brengt
hulde aan den moed van mevrouw
Dreyfus en leest een brief van den
veroordeelde voor. Men heeft Drey
fus beschuldigd, kapitein Degouy ge
lasterd te hebben. De broeder van
dezen olficier is mij Dinsdag komen
zeggen om my ie machtigen, in zyn
naam te verklaren dat hy geen ge
loof hecht aan dezen laster tegen j
zijn broeder. (Langdurige beweging), j
Hij spreekt de meening uit, dat
het proces de figuur van Picquart
edeler gemaakt zal hebben; hy zwaait
hem lof toe, en spreekt vervolgens
over de betrekkingen van Esterhazy
met een ambassade, welke bewezen
zijn. De president verzoekt hem,
daarop niet door te gaan. De zitting
wordt te tien minuten over drie ge
schorst.
Na het incident Degouv, wyst La
bori er, met een beroep óp een arti
kel van de C-assagnac, op, dat rech
terlijke dwalingen als die met Pierre
Yaux en Cuavin altijd mogelijk zyn.
Welnu, myne heeren gezworenen
vervolgt Labori de Dreyfus-cam-
pagne is uit dat artikel van de Cas-
sagnae voortgekomen. Dit artikel was
een hevig antwoord op dat in de
Eclair, die dorst beweren dat Drey
fus' naam gedrukt stond in het stuk.
dat gij kent, en daarmede een ware
onbeschaamdheid beging.
Labori verwijt vervolgens geueraal
de Pellieux overste Picquart „een
meneer" genoemd te hebben, verge
tende, dat hy van een ondergeschikte
sprak. Wat was er gebeurd vraagt
Labori als Picquart, zich niet
meester gebleven, daartegen met een
gebaar in opstand wüs gekomen I k
wil niet zeggen, dat men Picquart
een strik heeft gespannen, maar hy
is blijven zwijgen en heeft zich op
gesloten in het ijzeren consigne, dat
hy als soldaat eerbiedigde (Goed
keuring). Daarna steekt Labori
Picquarts lof.
Om vijf minuten over half drie
wordt de zitting weder geopend.
Sprekende van de huiszoeking by
Esterhazy, zegt Labori dat deze be
trapt is op het zeggen van een on
nauwkeurigheid, toen hy voor den
krijgsraad sprak van een wezenlijke
inbraak. Voorts rechtvaardigt de ad
vocaat die huiszoeking.
Déroulède komt op liet gerechts
hof. Hij kan niet in de zaal binnen
dringen.
't Verwondert me niet dat Clé-
mencean, die agent van Engeland, bij
dit procés is, zegt bij.
Iemand antwoordt hem: Dat
moet u vooral zeggen, u die Boulan-
ger in het leven hebt geroepen!
Daar beroem ik me op, antwoordt
Déroulède. Als het land minder ge
wikt en gewogen had, zou heteroe
ter aan toe zijn.
Maar u hebt nu toch wel afge
daan, antwoordt de ander, die te
lyden krijgt van de omstanders. Hij
maakt zich bekend als de advocaat
Agyriades, van de Parysche balie.
U tracht Frankrijk te misleiden,
zegt Clémenceau, en de Fransche
revolutie weg te moffelen.
Labori verwijt aan de regeering,
dat zij niet het initiatief tot de revisie
van het proces heeft genomen. Men
was bang voor den volkshoop. Ester
hazy heeft zich met geestkracht ver
dedigd, maar het beste wat hij ver
dient is medelijden.
Labori komt terug op Dreyfus, wien
hij warmen lof brengt. Zonder be
wijzen heeft men de hand gelegd op
dien officier. Het borderel is niet van
hem. Tegenover de uitspraak der
deskundigen van den krijgsraad stel
ik die van de hoogstaande mannen,
die gij gehoord hebt, en die allen
nhet is het schrift van Ester
hazy.
Sprekend van Esterhazy's brieven
aan Mme de Boulancy, roept Labori
uitDat waren allemaal redenen,
waarom Fransche officieren niet meel
de hand van overste Esterhazy moes
ten drukken. (Langdurige beweging.)
Sprekende van Esterhazy's geheim
zinnige beschermers en 'daarna van
de brieven met gefingeerde ondertee-
kening aan Picquart gericht, met name
van die geteekend Spéranza, zegt
Labori, dat juist de wetenschap, dat
die Spéranza in.betrekking staat tot
den generalen staf, hem met ontzet
ting vervalt. Picquart, wien onbe
scheidenheid wordt verweten, is de
eenige die nooit iets heeft gezegd of
losgelaten, behalve vóór de justitie en
de jury. Van Zola sprekend: Toen
is er een man opgestaan, die om te J
doen wat hij gedaan heeft, al zyn
moed heeft noodig gehad en den
kraehtigen drang van zyn gansche
hart. (Gemompel,) Daar is hy vóór
u. Welnu, laten we, om over zynej
daad te oordeelen, inderdaad ons1
plaatsen op het enge terrein, dat del
minister van oorlog zelf ons heeft af
gebakend. Daar zien we een man die
niets was dan een voorbygaaud minis-
ter, en die te goeder trouw op zich
heeft durven nemen een anderen man
te vonnissen. Laat u toch geen schrik
aanjagenMen heeft gesproken van
oorlogsgeruchten, die er niet zyn. Maar
bovendien, hebt toch geen vrees, want
we zyn toch nog niet zonder zedelijke
kracht in Frankryk, en het is met de
toewyding der eerlyke vaderlanders
dat veldslagen worden gewonnen.
Geeft dan nu een voorbeeld van flink
heid, want gy voelt toch wel, dat de
man over wien gy hebt te beslissen,
Frankryk's eer heeft hoog gehouden.
Men verzekert, dat de minister van
oorlog aan Esterhazy machtiging zou
hebben gegeven, om eeu vervolging
in te stellen tegen Mathieu Dreyfus.
Uitvoerig staat Labori stil bij het,
onderzoek der schriftkundigen en dry ft
den spot met hunne uitspraak. Zin
spelende op de brieven van Esterhazy
aan Mme de Boulancy, herinnert hy
aan Esterhazy's verdachte manier van
doen. Wie is het dan toch, die dien
man beschermt, zoodat deze de ves
tingstraf heeft kunnen ontloopen
Want het is niets dan een fabeltje,
dat hij heel een correspondentie zou
hebben in handen gehad tusschen den
Duitschen Keizer en Dreyfus. Labori
gispt streng de wijze van berechting
van den krijgsraad, die Esterhazy
heeft vrijgesproken.
Hy eindigt met een schitterende
peroratie, hulde brengend aan Emile
Zola, wiens vrijspraak beteekenen zal
Leve het Leger! Leve de Republiek
Leve Frankrijk
Een welonderhouden applaus volgt
op de pleitrede.
Maar het wordt beantwoord met
gefluit en het geroep vanLeve het
Leger! Leve de Republiek! Weg met
de Joden
Nadat de zitting is hervat, heeft
Clémenceau het woord, om te pleiten
voor den gérant der Anrore.
Mr. Labori, zegt by, heeft u het
groote drama uiteengezet. Hy heeft
u gesproken tan iemand, die m is-
schien een groot misdadiger is en
ver van hier boet voor zyn daad,
maar misschien ook onschuldig L en
lydt, slachtoffer van menschelyke feil
baarheid. Mr. Labori heeft u, die de
natie vertegenwoordigt, opgeroepen
om tot de revisie van het proces de
beslissing te nemen. Dit wil ik doen
op mijne beurt, myn woord voegen
bij het zijne en bij dat van Zola, in
het belang van recht en waarheid.
Clémenceau leest het artikel voor,
vroeger door hem tegen Dreyfus ge
schreven, en dat men hem nu heeft
tegengeworpen. Integendeel zegt
hij strekt juist dat artikel tot
myn volkomen rechtvaardiging. In
dien er een vermoeden bestaat dat
Dreyfus onschuldig is, moet men de
zaak nog eens behandelen.
De menigte om het gerechtshof
heen wordt hoe langer hoe grooter
6n dichter. Het consigne hoe langer
hoe strenger, want men is bang voor
volksbeweging. Gardes te paard be
waken al "de" uitgangen van het pa
leis, waar Zola uit zou kunnen ko
men. De agenten dwingen de men-
schen niet stil te staan.
De opwinding is zoo hoog mogelyk
gespannen. In bet gerechtshof onder
vraagt een commissaris van politie,
door twee agenten ter zjjde gestaan,
alle personen die hem verdacht voor
komen de voorzitter van de Jeunesse
Autisemite en verscheidene andere
personen worden uit het gebouw ver
wijderd. De Place Dauphine wordt
geheel schoon geveegd. Weer nieuwe
maatregelen om de orde te handha
ven. De republikeinsche garde is vol
tallig aanwezig. De politieposten zyn
verdubbeld.
Clémenceau voegt zijn woord by
dat van Labori in het belang van recht
en waarheid, en zegt. dat, indien het
rechtsgeding wordt overgedaan, dit ge
schieden moet met volle licht, in volle
klaarheid. Het vonnis tegen Dreyfus
is op onwettige wyze gewezen.'Hy
herinnert aan den af keer dien kolonel
Sandherr van de Joden heeft en vraagt
dat Esterhazy uit het leger zal wor
den verwijderd. Het gaat er thans
om, te weten of de waarborgen die
de wet biedt ten opzichte van Dreyfus
zyn in acht genomen, en of hy al
dan niet daarginds zal moeten blijven,
in wee«'wil van den bestaandeu twyfel.
Het bewijs moet nu geleverd. En
Zola's vrijspraak zal beteekenen:
revisie van het proces. Wordt Zola
veroordeeld, dan zal de onrust voort
duren. Clémenceau eindigt met de
jury te bezwereD, toeh alle gevaar
voor godsdienstoorlogen van Frankryk
te verwijderen.
De advocaat-generaal repliceert.
Zy die het leger hebben beleedigd,
roepen nu: Leve het leger!
Er is een vergoeding noodig naar
verhouding van de beleediging.
Labori protesteert tegen wat de
advocaat-generaal heeft gezegd over
beleediging van het leger. Zola heeft
gestreden voor recht en waarheid.
Toen Clémenceau sprak van Sand-
herr's afkeer van de Joden en rijQ
duidelyke vooringenomenheid, ging
er gemompel op.
Het is meer dan tyd, zei Clémen
ceau, Esterhazy uit het leger te ver
wijderen. Allen hebben wij eerbied
voor bet leger. Hjj verwondert zich
over zekere woorden hier gesproken.
Hij doet de jury opmerken, dat er
meer tyd noodig 'is om aan de schuld
van Esterhazy te twijfelen dan om
er aan te gelóovcn. De twyfel is het
eerst ontstaan in het leger. Kolonel
Picquart is de eerste geweest, die
gewetensbezwaar voelde. Generaal
Pellieux heeft gevraagd, dat men
vertrouwen stelle in hét leger. Spr.
kan niet laten te bedenken, hoe men
jaren lang vertrouwen heeft gesteld
in liet keizerrijk, en nu, in weerwil
van alles, de onheilen niet kan ver
geten waaraan men heeft blootge
staan.
Maar waartoe het leger gemengd
in de rechtsbelangen Dreyfus is
al of niet een verrader. Dat men ons
het bewy.s toone, waarop hy is ver
oordeeld En zich keerende naar den
Christus, achter de rechters gehan
gen opdat niet ieder dat Beeld kan
zien, roept Clémenceau uit: Zie
daar wat er blijft van het gewijsde!
In een democratie mag nietderaison
d'ótat overheersehen, maar de vrij
heid moet het doen: het stelsel van
vrijheid en gerechtigheid.
De advocaat-generaal herinnert aan
wat Zola dezer dagen heeft gezegd,
dat de jury order had gekregen om
hem te veróordeelen.
Gij weet, mijne heeren, wat gij
denken moet van deze beschuldiging.
Maar ik constateer, dat na de ver
schillende beleedigingeu van bet leger
men er nu toe is moeten karnen den
lof van het leger te zingen, opdat
men nog geduld worde. De beleedi-
gers zyn thans verplicht, zich te ver
bergen achter het leger en: Leve het
leger! te roepen.
Een donder van applaus volgde-
Een lang kabaal. Kreten van allerlei
aard komen uit bet publiek.
De Jury antwoordt Ja op alle vra
gen.
Het Hof gaat in raadkamer om de
straffen te bepalen.
Het Hoi' veroordeelt Zola tot een
jaar gevangenisstraf en 3000 francs
boete; den gérant van de Aürore tot
vier maanden gevangenisstraf en 30001
francs boete.
Tijdens de schorsing van de zitting
verklaart Zola dat hij niet in cassatie
zal gaan.
Het vonnis is met langdurige bra-
vo's ontvangen.
De uitspraak der jury is bevesti
gend en neemt geen verzachtende om
standigheden aan. Dus is het maxi
mum der straf toegepast.
Toen het publiek het vonnis ver
nam, volgde een onbeschrijfelijk be
toog. Toen Zola het paleis verliet,
was daar één ontzettend gebrul van
Leve het legeren Weg met Zola
Een algemeen uitsteken van armen
en handen. Hevige ruzie's en hand
tastelijkheden wat gedoe met wan
delstokken, en twee arrestaties.
Bij het veruemen van het vonnis
groote betooging van het publiek
Men roept1 ^eve het legeren in
erge opgewondenheid verlaten de
men.-chon zaal en gebouw. Maar het
geschreeuw vanWeg met Zolaver
minderde toch. Generaal Gonse werd
toegejuicht. Eén mensch werd gevan
gen genomen. Heviger en heviger
werd de opgewondenheid, algemeen
het hoedeugezwaai en sterker en ster
ker bet geroep van: Leve het leger!
Moeilijk was de ontruiming van de
Galerij Harlay.
Buiten zijn de bruggen afgezet
Toen Zola, tien minuten vóór ach
ten, het gebouw verliet, veel geroep
van Weg met Zola en A mort
Het was een waar gehuil van men-
schen. Men wil het rijtuig achterna,
maar de politie beschermt het rijtuig.
Toer. het vonnis was uitgesproken,
vielen verscheidene mensehen, Labori
in de eerste plaats, Zola om den hals.
En 't publiek maar Leve het leger
Weg met de Joden
De officieren deden opgeld. Geest
drift zonder grens voor hen. Ze wer
den gedragen in triomf.
De secretaris van het hoofd der
gemeentepolitie is in het gewoel licht
gekwetst.
Zola is kwart vóór twaalven thuis
gekomen, zonder verdere moeilijk
heden.
De stad is rustig.
Eerequaestie.
De Augsburgscheschepenrecktbai
heeft een boekhouder, Degenhardtg
naamd, wegens beleediging van
luitenant tot 12 dagen gevangenissti
veroordeeld.
Degenbardt was in een restaura
op de plaats gaan zitten van eeu luis
nant Mannlein toen deze even wi
was. Toen Mannlein hiertegen pro;
steerde, ging de boekhouder me't dj
rug naar hem toe op het tafeltje zi
ten, Een welverdiende terechtwijzi;
over zyn onbeschoftheid door dj
officier beantwoordde de boekhoud
met een oorvijg. De officier, de t
aan zich houdende, ging met zij
vrienden heen en bracht de zaak vc
den rechter. De militaire eer sti
echter andere eischen. De luiteua
werd door den raad van eer uit d
dienst ontslagen, omdat hy zicoz
niet dadelyk genoegdoening had y<
schaft. (Toch was de boekhoudi
hoorende een officier beleedigd
hebben, den luitenant nog nageloope
om hem zyne verontschuldigingen
maken). Miiunleiu had een gelad
revolver bij zich en had dus om
militaire eer to wreken Degenhar
dadelyk met dit wapen neerschiet
of met den vuist voor den grond mo
ten slaan. Want. Degenhardt we:
tegenover een officier niet in sta
geacht om satisfactie te geve
Op stuk van zaken is dus deoflici
het slachtoffer geworden van zi
kalme, bezadigde handelwijze.
Door zulke vonnissen van eer
raden wordt, merkt de „Frankfurt
Zeitung" terecht op, het vuistree!
de burgermoord geproclameerd
zyn een verloochening van de by
wet vastgestelde staatsorde.
Uit Transvaal.
De Volksstem schryft over
diamantnijverheid
Een dividend van 20 percent is do
de De Beers Company verklaard ot
het tweede halfjaar'vau 1897. I
inkomsten voor dat halfjaar bedn
gen (de voorhanden diamanten rat
gerekend) 1.649000 pd. st. de uitgav
waren 682,000 pd. st. De bruto-wi:
was dus 967,000, terwijl op de lala
van 30 Juni nog een batig slot v
683,047p.st werd overgebracht tofs
dus anderhalf millioen ponden. V
deze enorme winsten, welke getro
ken worden uit den ïnineralenrykdi
der Kaapkolonie, komt nagenoeg nit
aan de Kaapkolonische staats-g
meenschap. DeKiraberleymynen wo
den op zyn zuinigst beheerd en vi
de opbrengsten der compounds is e
fonds gemaakt, waaruit politieke o
kosten worden bestreden en waarin
wordt ge-„squared". De rest koi
terecht in de zakken der meest
Europa wonende aandeelhoudersei
belasting op de diamant-industrie lj
staat er in do Kaapkolonie niet.
Het is mogelijk, ja zelfs waarschij
lijk, dat onze Republiek eerlang 11
een belangrijke diamant-industrie
krijgenzoowel te Cliristiania
nabij Pretoria zyn gegevens gevondi
welke doen vermoeden, dat edelg
steenten in groote hoeveelheid in
Transvaalschen bodem aanwezig zij
Met het oog hierop heeft onze wi
gevende macht en regeering voor
op twee dingen te letten. Ten een
dat de vermoedelijke diamantmijn
niet in handen vallen van lieden
ze opzettelijk onbewerkt zullen lat
liggen, ten einde het monopolie i
De Beers Company onaangetast
laten. Ten tweede, dat opde'diama:
industrie een zoodanige belasting wor
gelegd, dat de staat, d. w. z. de
meenschap der Tranvaalsche burge
niet buiten in de koude wordt gó
ten, gelijk met de Kaapkolonie 1
geval is. Hoe deze twee oogmerk
te bereiken zijn, is de taak van
wetgevende macht om uit te vind
Niettegenstaande alle voorzon
maatregelen blijft de runderpest zi
op de stadsgronden van Durban om
het vee verspreiden. Eenige veebr
ren hebben door inenten een ma
succes verkregen. In het geheel
120 beesten gestorven.
Ln O J or nat do Commercio, v
Lissabon, geeft iemand die beke
is met de toestauden in de Porl
geesche provincie Angola, den v
genden uitleg van de troebelen, wei
gepaard moeten gegaan zyn aan
sneuvelen van kapitein de Almost
„De Boeren van de hoogvlakte f
neraals en magistraten. Die koffers, welke gy daar ziet
staan, bevatten edelgesteenten, die te zamen wel eenige
millioenen waard zyn en de aristocratische dames, die
ze mij brachten, dragen er nu valsche voorin de plaats.
Ziehier, mynheer de hertog, 50,000 frs. Ik zal uw schil
derijen een jaar bewaren. Wilt gij deze akte even
teekenen. Na veel geluk er mede, maar geloof my, ik
geef u een goeden raad: speel niet meer."
De heer de Villedieu gaf zoo weinig gehoor aan de
raadgevingen van den heer Koellen, dat hij zich regel
recht naar zyn clnb begaf en een diner bestelde.
„Die Koellen is goed van alles op de hoogte," dacht
hij onderwyl hy at, „hij weet veel te veel... veel te veel...
Die woning van hem is een waar museum van kunst
schatten. Wat een dief 1 Als ik hem ooit te pakken
kryg... Lk zal dadelijk aan den procureur der Republiek
schrfivcn om myn vrouw op te sporen."
Hy schreef een briefje en nadat hy zyn schalden
voldaan had, begaf hy zich tegen middernacht naar de
speelzaal. Om vyf uur ging hij naar hnis met 70,000
frs wiüSt in zyn zak.
„Als het vertrek van myn vrouw my zooveel geluk
aanbrengt," mompelde hy, „dan had zy maar eerder
moeten wegloopen."
HOOFDSTUK HL
Een behulpzaam jongmensch.
De jonge vrouw, die in het hnisje te Cachau lo
geerde, had eerst laat den slaap kunnen vatten, en ont
waakt! reeds vroeg in den morgen.
Zy had het koud gehad. Ofschoon de lente haar in
trede reeds gedaan had, was het huis toeh nog niet
bewoondhet was vochtig, dat kon men trouwens aan
de uitgeslagen muren wei zien.
De jongeling had haar gezegd: ge moet good stoken.
De ochtenden zijn nog koud." Zij stond op en maakte
de kachel aan, die zy den geheelen dag gloeiend
liet staan, trok de gordijnen open, en zette het venster
op een kier. De musschen vlogen verschrikt weg, toeu
zy de luiken hoorden knarsen. Men verstoorde hun
vreedzame rust.
De jonge vrouw zag naar buiten en liet baar oogen
dwalen over bet groene grasveld, waarin tallooze bloemp
jes hun kopjes verhieven, naar het dichtbegroeide bosch
en ademde* met volle lengen de frissche morgen
lucht iu.
„Wat ziet zoo'n huishonden vaneen vrijgezel er grap
pig uit," dacht zy. „Want het is zeker, dat ik my in
de woning van een jonggezel bevindt. Een bed, een
kast en een kachel en dat heet een aparteraent. O
wat een harde leuningstoelEn die canapéHet lybt
wel of er muziek in zit Maar ik ben waarlyk ondank
baar om zoo den spot te dryven met bet ameublement
van dien armen jongen man. Wie zou hy zyn
Dit huis is zyn eigendom heeft hij mij gezegd. Als hy
niets dan dit huisje en den inboedel bezit, kan zyn in-
i komen niet groot zijn. Laat eens zien. Hy heeft drie
kamers in het huis, dat ik op de boulevard Malesher-
bes bewoonde; die doen twaalfhonderd francs huur. Een
jonge man, die zooveel verwoont en eigenaar van een
huisje is, kan niet arm zijn. Hy heeft edelmoedig te
genover my gehandeld. Bij den eersten oogopslag zag
ik, dat hij een loyaal karakter had eD ik geloof dat ik
my ten volle aan hem kan toevertrouwen. Ik wilde wel,
dat hy reeds hier was. Zijn wyn is goed. Hij had wel
gelyk met te zeggen, dat ik er veel suiker in moest-
doen, dat stilt den honger een weinig. Toch kryg ik
trek! Wat een gezicht zal mynheer de Villedieu gezet
hebben, toen hy gisterenavond thuis kwamHy is na
tuurlijk als gewoonlijk naar myn kamer gegaan. Maar
het vogeitje was gevlogenOhoe verlicht gevoel ik
my, nn ik buiten het bereik van dien ellendeling ben
Gy wildet, dat ik de vrouw van een hertog werd, va
der! Tk voelde mij ook gelukkig, omdat ik alleen aan
de kringen dacht, waarin ik mij dan zou bewegen
Maar belaas! aan welk een man hebt gy my verbon
den. Een man zonder hart eri karakter, ruw en boos
aardig! O! wat heeft het mij een moeite en geduld ge
kost twee jaar zijn onbeschaafde maniereu en mishan
delingen te verdragen. Ohertog de Villedieu, hoe haat
ik u!"
Zy wandelde langzaam het vertrek op en neder.
„Nu ben ik vry. Van éen ding ben ik zeker, nooit
wil ik hem terngzien, en zelfs niet over hem hooren
spreken. Owat een geluk zou het zyn nooit dien naam
meer te hooren noemen, en hem zelf niet meer hein
ven te dragen en niets, niets te bezitten, wat mij a
hem herinnert!"
De hertogin viel in den leuningstoel neder en bh
met het hoofd in de handen gesteund eenige oogenblikk
in haar gepeins verzonken.
Zy herinnerde zich zoo goed die vier gelukkige,
bezorgde jaren, van haar achttiende tot haar twee
twintigste, welke zy met haar goeden, besten vader, i
eiken wensch en gril van zyn dierbaar kind vervul
had doorgebracht Toen verscheen de hertog de Vil
dieu, een duivel, die haar vader geheel naar zyn ba
zette en haar martelde.
Haar vader, die dikwyls getuige was van de hevi
scènes tusschen haar en haar man, werd zwaarmoec
en kwynde weg, totdat hy eindelyk na een hevig lyd
stierf.
En zij, die nu geiiecl alleen zonder verdediger stoi
en door haar echtgenoot al meer en moer lastig gev
len werd, genoot slechts dan, wanneer haar man nJ
de club was om zyn geluk te probeeren met haar fi
tuin, eenige uren rust.
„Men moet zyn tyd niet verbruiken met lamenteer
en herinneringen voor den geest te halen, dat raaa
laf," zeide zy hardop, „en ik moet myn geestkracht n
verliezen."
{Wordt vervolgd).