Antisemitisme. Naar aanleiding van een brief aan bei Hdiêll. van een katholiek, die bet stok van pastoor Thissen in de Lim burger Koerier afkeurt, schrijft de beer Lieftinck in het Handelsblad Aan Een Katholiek „Gy geeft in een ingezonden arti kel in het Handelsblad uwe scherpe afkeuring te kennen over het ..ge schrijf1 van een uwer geestelijken, in casu. den pastoor Thissen. „Gy zult onder de katholieken in Nederland hier niet alleen .staan. Dat u eten wn protestanten, die, wat ons ook op dogmatisch terrein verdeeld hondt, de Verdraagzaamheid en de waardeeriug als eerste eischen stellen voor de goede verstandhouding tus schen zonen van 't zelfde vaderland. „Ga uu, ter wille der waarheid, en om satisfactie te geven aan de ver ontwaardiging door dat geschrijf op gewekt in gansch het land, iets ver der, ik vraag het u in het belang der zaak. en plaats nogmaals uw protest, met uw naam er onder. „De naam van een vrij man heeft grooten invloed en groote* waarde. „Na reeds met achting Uw Dr. „Fit. LIEFTINCK. ^Haarlem, 22 Febr. '98." Het antwoord in het Hbld. van „Een Katholiek" is als volgt: Aan den heer Fr. Lieflinck- Ik onderteekende mijn schrijven niet met mijn vollen naam, omdat ik meende* dat deze noch het doel, noch de waarde ervan zou baten. En ik ben niet onafhankelijk genoeg om mij. zonder noodzaak, bloot te geven aan het laken van den een of het prijzen van den ander. Zoo deze nood zakelijkheid wel bestaan bad, zou ik geen moment geaarzeld hebben. Uw verzoek kau deze meening niet wijzigen, evenmin liet worde schert send en niet hatelijk opgemerkt uw indirecte belofte van nóg meer, dan uw achting reeds, te zullen ver werven. Bovendien heeft o.m. onze nobele voorman, dr. Sehaepman. klaar en ridderlijk gesproken. Katholieken, die anders spreken, of wat nog erger is, anders schrijven over deze quaestie, strijden tegen wat zij verdedigen moesten de eerlijkheid. Hoogachtend, Uw dr., Een Katholiek. Amst.. 23 2 '98. Spori en Wedsïrijden. Voetbal. Ingeschreven zijn voor de Nederl. bekerwedstrijden de voigende clubs Ajas, te Leiden; Victoria, te Rot terdam H. F. C., te HaarlemHer cules, te Utrecht; Be-Quick, te Gro ningen; H. V. V., te Den Haag; Vitesse, te Arnhem; Prinses Wilhel- mina. te Enschedé; R. A. P., te Am sterdam Quick, te Nijmegen en H. P. C. H., te Haarlem. Wellicht komen er hier nog een paar bij, omdat de gevei- van den beker afgezien heeft van zijD eisch den eindstrijd te Am sterdam te laten plaats hebben. RECHTSZAKEN. Een duur proces! Aan het verslag der Indische Re kenkamer is het volgende fraaie ver- haai ontleend: De nalatenschap van een Europeaan, die eene inlandsche vrouw had be noemd tot erfgenaam zijner in Indië aanwezige goederen en tot executrice van den boedel, werd door de wees kamer te Soerabaja als onbeheerd aanvaard. Vandaar eeu proces, wie executrice zijn moest De Raad van .Justitie te Soerabaja stelde de in landsen» vrouw in 't gelijk, maar in hooger beroep besliste het noog ge rechtshof dat zij ongelijk had. Kosten der beide processen f 1437.6] lh. Aangezien de inlandsehe vrouw niets bezat, konden de kosten niet op haar worden verhaald en kwa men zjf ten laste van 's lands kas. De totale aarde der nalatenschap bedroegf 3.98, „niet eens vol doende om de kosten van beheer te dekken." GEMENGD NIEUWS Het proces-Zola. Door het in vry ruime mate verspreiden van een bulletin heb ben wij Woensdagavond te half negen uur onze stadgenootcn in de gelegenheid gesteld kennis te ne men van de uitspraak van het Hof van Assizen te Parijs in zake dit proces. Het vonnis voor Zola 1 jaar gevangenisstraf en 3000 francs boete vertegenwoordigt het maxi mum der straf, welke hem kon wor den opgelegd. Hoewel er niet aan te twijfelen viel, dat hij veroordeeld zou wTorden zal toch stellig dit zware von nis velen hebben verrast, evenals de mededeeling van Zola, dat hij geen cassatie zal aanteekenen. Hieronder volgt het verloop van den laatsten zittingsdag. Te 11,45 kwam Zola, zonder inci dent, aan het paleis van justitie aan. De menigte was zeer bewegelijk. De zitting wordt te 121/* uur ge opend. Advocaat Labori zet zijn pleitrede voort. H<j leest het stenographisch ver slag voor der woorden van generaal De Pellieux, die beweerde licht te zullen brengen in de zaaken die sprak over "liet stuk waarin gezegd wordt„Zeg toch vooral nooit dat wij met dien Joodrin betrekking heb ben gestaan." „Dat is het treurigste incident van dit geheele proces," zegt Labori, „want men heeft erop gerekend, dank zij dit bewijs, het debat te doen ver- loopen." Labori tracht daarna de valsch- heid van het stuk aan te toonen. Na gezegd te hebben, dat Esterhazy een medeplichtige moet hebben, gaat hjj voort „Indien het bewijsstuk waarvan men sprak zoo frappant was geweest," zegt hij, „waarom zou men het dan niet aan Picquart hebben getoond om hem zijn onderzoekingen te doen ein digen. De goede trouw van generaal De Pellieux is overrompeld. De re geering vreesde, dat zij belachelijk zou worden, als zy het stuk toonde." Labori betoogt, dat het bordereau van Esterhazy moet zijnhij wyst daarbij °P de inconsequentie der ex perts. Dat er geheime stukken aan den krijgsraad zijn medegedeeld, is niet te loochenen. Dit wordt erkend, zoo wel in tal van artikelen in dagbladen als in het rapport van majoor Ra- varv. Na het bestaan van geheime stuk ken te hebben vastgesteld, zegt La bori, dat toeu bij de interpellatie van Jaurès de minister Méline zich be paalde tot het antwoord„dat bij niet door over de zaak Dreyfus te spreken, de berekeningen van Jaurès wilde dienen." „Is dit niet het antwoord eener re geering die iets te verbergen heeft?" (Beweging). Labori herinnerde aan de leden der jury het stilzwijgen in die zitting in acht genomen door generaal Mercier, over alles wat de mededeeling van het geheime stuk betreft. Als loyaal sol daat wilde hij zijn geweten niet be zwaren met een leugenzyn stilzwij gen is een bekentenis. Het bewys is geleverd. Toch blijft voor generaal Mercier de wroeging nog over, dat hy aan de rechters een vonnis ontrukte, dat hij rechtvaardig kon achten, maar dat hij met minachting van alle wettig heid verkreeg. Indien het land den ernst dezer dingen zal gaan begrijpen, za! het slechts kunnen opstaan en protestee ren uit naam van de eeuwige moraal. Dat is het wat Zola deed In zeer treffende bewoordingen, die een gedeelte van zyn gehoor sterk ontroeren, spreekt Labori van Drev- fus7 huiselyken haard; hy brengt hulde aan den moed van mevrouw Dreyfus en leest een brief van den veroordeelde voor. Men heeft Drey fus beschuldigd, kapitein Degouy ge lasterd te hebben. De broeder van dezen olficier is mij Dinsdag komen zeggen om my ie machtigen, in zyn naam te verklaren dat hy geen ge loof hecht aan dezen laster tegen j zijn broeder. (Langdurige beweging), j Hij spreekt de meening uit, dat het proces de figuur van Picquart edeler gemaakt zal hebben; hy zwaait hem lof toe, en spreekt vervolgens over de betrekkingen van Esterhazy met een ambassade, welke bewezen zijn. De president verzoekt hem, daarop niet door te gaan. De zitting wordt te tien minuten over drie ge schorst. Na het incident Degouv, wyst La bori er, met een beroep óp een arti kel van de C-assagnac, op, dat rech terlijke dwalingen als die met Pierre Yaux en Cuavin altijd mogelijk zyn. Welnu, myne heeren gezworenen vervolgt Labori de Dreyfus-cam- pagne is uit dat artikel van de Cas- sagnae voortgekomen. Dit artikel was een hevig antwoord op dat in de Eclair, die dorst beweren dat Drey fus' naam gedrukt stond in het stuk. dat gij kent, en daarmede een ware onbeschaamdheid beging. Labori verwijt vervolgens geueraal de Pellieux overste Picquart „een meneer" genoemd te hebben, verge tende, dat hy van een ondergeschikte sprak. Wat was er gebeurd vraagt Labori als Picquart, zich niet meester gebleven, daartegen met een gebaar in opstand wüs gekomen I k wil niet zeggen, dat men Picquart een strik heeft gespannen, maar hy is blijven zwijgen en heeft zich op gesloten in het ijzeren consigne, dat hy als soldaat eerbiedigde (Goed keuring). Daarna steekt Labori Picquarts lof. Om vijf minuten over half drie wordt de zitting weder geopend. Sprekende van de huiszoeking by Esterhazy, zegt Labori dat deze be trapt is op het zeggen van een on nauwkeurigheid, toen hy voor den krijgsraad sprak van een wezenlijke inbraak. Voorts rechtvaardigt de ad vocaat die huiszoeking. Déroulède komt op liet gerechts hof. Hij kan niet in de zaal binnen dringen. 't Verwondert me niet dat Clé- mencean, die agent van Engeland, bij dit procés is, zegt bij. Iemand antwoordt hem: Dat moet u vooral zeggen, u die Boulan- ger in het leven hebt geroepen! Daar beroem ik me op, antwoordt Déroulède. Als het land minder ge wikt en gewogen had, zou heteroe ter aan toe zijn. Maar u hebt nu toch wel afge daan, antwoordt de ander, die te lyden krijgt van de omstanders. Hij maakt zich bekend als de advocaat Agyriades, van de Parysche balie. U tracht Frankrijk te misleiden, zegt Clémenceau, en de Fransche revolutie weg te moffelen. Labori verwijt aan de regeering, dat zij niet het initiatief tot de revisie van het proces heeft genomen. Men was bang voor den volkshoop. Ester hazy heeft zich met geestkracht ver dedigd, maar het beste wat hij ver dient is medelijden. Labori komt terug op Dreyfus, wien hij warmen lof brengt. Zonder be wijzen heeft men de hand gelegd op dien officier. Het borderel is niet van hem. Tegenover de uitspraak der deskundigen van den krijgsraad stel ik die van de hoogstaande mannen, die gij gehoord hebt, en die allen nhet is het schrift van Ester hazy. Sprekend van Esterhazy's brieven aan Mme de Boulancy, roept Labori uitDat waren allemaal redenen, waarom Fransche officieren niet meel de hand van overste Esterhazy moes ten drukken. (Langdurige beweging.) Sprekende van Esterhazy's geheim zinnige beschermers en 'daarna van de brieven met gefingeerde ondertee- kening aan Picquart gericht, met name van die geteekend Spéranza, zegt Labori, dat juist de wetenschap, dat die Spéranza in.betrekking staat tot den generalen staf, hem met ontzet ting vervalt. Picquart, wien onbe scheidenheid wordt verweten, is de eenige die nooit iets heeft gezegd of losgelaten, behalve vóór de justitie en de jury. Van Zola sprekend: Toen is er een man opgestaan, die om te J doen wat hij gedaan heeft, al zyn moed heeft noodig gehad en den kraehtigen drang van zyn gansche hart. (Gemompel,) Daar is hy vóór u. Welnu, laten we, om over zynej daad te oordeelen, inderdaad ons1 plaatsen op het enge terrein, dat del minister van oorlog zelf ons heeft af gebakend. Daar zien we een man die niets was dan een voorbygaaud minis- ter, en die te goeder trouw op zich heeft durven nemen een anderen man te vonnissen. Laat u toch geen schrik aanjagenMen heeft gesproken van oorlogsgeruchten, die er niet zyn. Maar bovendien, hebt toch geen vrees, want we zyn toch nog niet zonder zedelijke kracht in Frankryk, en het is met de toewyding der eerlyke vaderlanders dat veldslagen worden gewonnen. Geeft dan nu een voorbeeld van flink heid, want gy voelt toch wel, dat de man over wien gy hebt te beslissen, Frankryk's eer heeft hoog gehouden. Men verzekert, dat de minister van oorlog aan Esterhazy machtiging zou hebben gegeven, om eeu vervolging in te stellen tegen Mathieu Dreyfus. Uitvoerig staat Labori stil bij het, onderzoek der schriftkundigen en dry ft den spot met hunne uitspraak. Zin spelende op de brieven van Esterhazy aan Mme de Boulancy, herinnert hy aan Esterhazy's verdachte manier van doen. Wie is het dan toch, die dien man beschermt, zoodat deze de ves tingstraf heeft kunnen ontloopen Want het is niets dan een fabeltje, dat hij heel een correspondentie zou hebben in handen gehad tusschen den Duitschen Keizer en Dreyfus. Labori gispt streng de wijze van berechting van den krijgsraad, die Esterhazy heeft vrijgesproken. Hy eindigt met een schitterende peroratie, hulde brengend aan Emile Zola, wiens vrijspraak beteekenen zal Leve het Leger! Leve de Republiek Leve Frankrijk Een welonderhouden applaus volgt op de pleitrede. Maar het wordt beantwoord met gefluit en het geroep vanLeve het Leger! Leve de Republiek! Weg met de Joden Nadat de zitting is hervat, heeft Clémenceau het woord, om te pleiten voor den gérant der Anrore. Mr. Labori, zegt by, heeft u het groote drama uiteengezet. Hy heeft u gesproken tan iemand, die m is- schien een groot misdadiger is en ver van hier boet voor zyn daad, maar misschien ook onschuldig L en lydt, slachtoffer van menschelyke feil baarheid. Mr. Labori heeft u, die de natie vertegenwoordigt, opgeroepen om tot de revisie van het proces de beslissing te nemen. Dit wil ik doen op mijne beurt, myn woord voegen bij het zijne en bij dat van Zola, in het belang van recht en waarheid. Clémenceau leest het artikel voor, vroeger door hem tegen Dreyfus ge schreven, en dat men hem nu heeft tegengeworpen. Integendeel zegt hij strekt juist dat artikel tot myn volkomen rechtvaardiging. In dien er een vermoeden bestaat dat Dreyfus onschuldig is, moet men de zaak nog eens behandelen. De menigte om het gerechtshof heen wordt hoe langer hoe grooter 6n dichter. Het consigne hoe langer hoe strenger, want men is bang voor volksbeweging. Gardes te paard be waken al "de" uitgangen van het pa leis, waar Zola uit zou kunnen ko men. De agenten dwingen de men- schen niet stil te staan. De opwinding is zoo hoog mogelyk gespannen. In bet gerechtshof onder vraagt een commissaris van politie, door twee agenten ter zjjde gestaan, alle personen die hem verdacht voor komen de voorzitter van de Jeunesse Autisemite en verscheidene andere personen worden uit het gebouw ver wijderd. De Place Dauphine wordt geheel schoon geveegd. Weer nieuwe maatregelen om de orde te handha ven. De republikeinsche garde is vol tallig aanwezig. De politieposten zyn verdubbeld. Clémenceau voegt zijn woord by dat van Labori in het belang van recht en waarheid, en zegt. dat, indien het rechtsgeding wordt overgedaan, dit ge schieden moet met volle licht, in volle klaarheid. Het vonnis tegen Dreyfus is op onwettige wyze gewezen.'Hy herinnert aan den af keer dien kolonel Sandherr van de Joden heeft en vraagt dat Esterhazy uit het leger zal wor den verwijderd. Het gaat er thans om, te weten of de waarborgen die de wet biedt ten opzichte van Dreyfus zyn in acht genomen, en of hy al dan niet daarginds zal moeten blijven, in wee«'wil van den bestaandeu twyfel. Het bewijs moet nu geleverd. En Zola's vrijspraak zal beteekenen: revisie van het proces. Wordt Zola veroordeeld, dan zal de onrust voort duren. Clémenceau eindigt met de jury te bezwereD, toeh alle gevaar voor godsdienstoorlogen van Frankryk te verwijderen. De advocaat-generaal repliceert. Zy die het leger hebben beleedigd, roepen nu: Leve het leger! Er is een vergoeding noodig naar verhouding van de beleediging. Labori protesteert tegen wat de advocaat-generaal heeft gezegd over beleediging van het leger. Zola heeft gestreden voor recht en waarheid. Toen Clémenceau sprak van Sand- herr's afkeer van de Joden en rijQ duidelyke vooringenomenheid, ging er gemompel op. Het is meer dan tyd, zei Clémen ceau, Esterhazy uit het leger te ver wijderen. Allen hebben wij eerbied voor bet leger. Hjj verwondert zich over zekere woorden hier gesproken. Hij doet de jury opmerken, dat er meer tyd noodig 'is om aan de schuld van Esterhazy te twijfelen dan om er aan te gelóovcn. De twyfel is het eerst ontstaan in het leger. Kolonel Picquart is de eerste geweest, die gewetensbezwaar voelde. Generaal Pellieux heeft gevraagd, dat men vertrouwen stelle in hét leger. Spr. kan niet laten te bedenken, hoe men jaren lang vertrouwen heeft gesteld in liet keizerrijk, en nu, in weerwil van alles, de onheilen niet kan ver geten waaraan men heeft blootge staan. Maar waartoe het leger gemengd in de rechtsbelangen Dreyfus is al of niet een verrader. Dat men ons het bewy.s toone, waarop hy is ver oordeeld En zich keerende naar den Christus, achter de rechters gehan gen opdat niet ieder dat Beeld kan zien, roept Clémenceau uit: Zie daar wat er blijft van het gewijsde! In een democratie mag nietderaison d'ótat overheersehen, maar de vrij heid moet het doen: het stelsel van vrijheid en gerechtigheid. De advocaat-generaal herinnert aan wat Zola dezer dagen heeft gezegd, dat de jury order had gekregen om hem te veróordeelen. Gij weet, mijne heeren, wat gij denken moet van deze beschuldiging. Maar ik constateer, dat na de ver schillende beleedigingeu van bet leger men er nu toe is moeten karnen den lof van het leger te zingen, opdat men nog geduld worde. De beleedi- gers zyn thans verplicht, zich te ver bergen achter het leger en: Leve het leger! te roepen. Een donder van applaus volgde- Een lang kabaal. Kreten van allerlei aard komen uit bet publiek. De Jury antwoordt Ja op alle vra gen. Het Hof gaat in raadkamer om de straffen te bepalen. Het Hoi' veroordeelt Zola tot een jaar gevangenisstraf en 3000 francs boete; den gérant van de Aürore tot vier maanden gevangenisstraf en 30001 francs boete. Tijdens de schorsing van de zitting verklaart Zola dat hij niet in cassatie zal gaan. Het vonnis is met langdurige bra- vo's ontvangen. De uitspraak der jury is bevesti gend en neemt geen verzachtende om standigheden aan. Dus is het maxi mum der straf toegepast. Toen het publiek het vonnis ver nam, volgde een onbeschrijfelijk be toog. Toen Zola het paleis verliet, was daar één ontzettend gebrul van Leve het legeren Weg met Zola Een algemeen uitsteken van armen en handen. Hevige ruzie's en hand tastelijkheden wat gedoe met wan delstokken, en twee arrestaties. Bij het veruemen van het vonnis groote betooging van het publiek Men roept1 ^eve het legeren in erge opgewondenheid verlaten de men.-chon zaal en gebouw. Maar het geschreeuw vanWeg met Zolaver minderde toch. Generaal Gonse werd toegejuicht. Eén mensch werd gevan gen genomen. Heviger en heviger werd de opgewondenheid, algemeen het hoedeugezwaai en sterker en ster ker bet geroep van: Leve het leger! Moeilijk was de ontruiming van de Galerij Harlay. Buiten zijn de bruggen afgezet Toen Zola, tien minuten vóór ach ten, het gebouw verliet, veel geroep van Weg met Zola en A mort Het was een waar gehuil van men- schen. Men wil het rijtuig achterna, maar de politie beschermt het rijtuig. Toer. het vonnis was uitgesproken, vielen verscheidene mensehen, Labori in de eerste plaats, Zola om den hals. En 't publiek maar Leve het leger Weg met de Joden De officieren deden opgeld. Geest drift zonder grens voor hen. Ze wer den gedragen in triomf. De secretaris van het hoofd der gemeentepolitie is in het gewoel licht gekwetst. Zola is kwart vóór twaalven thuis gekomen, zonder verdere moeilijk heden. De stad is rustig. Eerequaestie. De Augsburgscheschepenrecktbai heeft een boekhouder, Degenhardtg naamd, wegens beleediging van luitenant tot 12 dagen gevangenissti veroordeeld. Degenbardt was in een restaura op de plaats gaan zitten van eeu luis nant Mannlein toen deze even wi was. Toen Mannlein hiertegen pro; steerde, ging de boekhouder me't dj rug naar hem toe op het tafeltje zi ten, Een welverdiende terechtwijzi; over zyn onbeschoftheid door dj officier beantwoordde de boekhoud met een oorvijg. De officier, de t aan zich houdende, ging met zij vrienden heen en bracht de zaak vc den rechter. De militaire eer sti echter andere eischen. De luiteua werd door den raad van eer uit d dienst ontslagen, omdat hy zicoz niet dadelyk genoegdoening had y< schaft. (Toch was de boekhoudi hoorende een officier beleedigd hebben, den luitenant nog nageloope om hem zyne verontschuldigingen maken). Miiunleiu had een gelad revolver bij zich en had dus om militaire eer to wreken Degenhar dadelyk met dit wapen neerschiet of met den vuist voor den grond mo ten slaan. Want. Degenhardt we: tegenover een officier niet in sta geacht om satisfactie te geve Op stuk van zaken is dus deoflici het slachtoffer geworden van zi kalme, bezadigde handelwijze. Door zulke vonnissen van eer raden wordt, merkt de „Frankfurt Zeitung" terecht op, het vuistree! de burgermoord geproclameerd zyn een verloochening van de by wet vastgestelde staatsorde. Uit Transvaal. De Volksstem schryft over diamantnijverheid Een dividend van 20 percent is do de De Beers Company verklaard ot het tweede halfjaar'vau 1897. I inkomsten voor dat halfjaar bedn gen (de voorhanden diamanten rat gerekend) 1.649000 pd. st. de uitgav waren 682,000 pd. st. De bruto-wi: was dus 967,000, terwijl op de lala van 30 Juni nog een batig slot v 683,047p.st werd overgebracht tofs dus anderhalf millioen ponden. V deze enorme winsten, welke getro ken worden uit den ïnineralenrykdi der Kaapkolonie, komt nagenoeg nit aan de Kaapkolonische staats-g meenschap. DeKiraberleymynen wo den op zyn zuinigst beheerd en vi de opbrengsten der compounds is e fonds gemaakt, waaruit politieke o kosten worden bestreden en waarin wordt ge-„squared". De rest koi terecht in de zakken der meest Europa wonende aandeelhoudersei belasting op de diamant-industrie lj staat er in do Kaapkolonie niet. Het is mogelijk, ja zelfs waarschij lijk, dat onze Republiek eerlang 11 een belangrijke diamant-industrie krijgenzoowel te Cliristiania nabij Pretoria zyn gegevens gevondi welke doen vermoeden, dat edelg steenten in groote hoeveelheid in Transvaalschen bodem aanwezig zij Met het oog hierop heeft onze wi gevende macht en regeering voor op twee dingen te letten. Ten een dat de vermoedelijke diamantmijn niet in handen vallen van lieden ze opzettelijk onbewerkt zullen lat liggen, ten einde het monopolie i De Beers Company onaangetast laten. Ten tweede, dat opde'diama: industrie een zoodanige belasting wor gelegd, dat de staat, d. w. z. de meenschap der Tranvaalsche burge niet buiten in de koude wordt gó ten, gelijk met de Kaapkolonie 1 geval is. Hoe deze twee oogmerk te bereiken zijn, is de taak van wetgevende macht om uit te vind Niettegenstaande alle voorzon maatregelen blijft de runderpest zi op de stadsgronden van Durban om het vee verspreiden. Eenige veebr ren hebben door inenten een ma succes verkregen. In het geheel 120 beesten gestorven. Ln O J or nat do Commercio, v Lissabon, geeft iemand die beke is met de toestauden in de Porl geesche provincie Angola, den v genden uitleg van de troebelen, wei gepaard moeten gegaan zyn aan sneuvelen van kapitein de Almost „De Boeren van de hoogvlakte f neraals en magistraten. Die koffers, welke gy daar ziet staan, bevatten edelgesteenten, die te zamen wel eenige millioenen waard zyn en de aristocratische dames, die ze mij brachten, dragen er nu valsche voorin de plaats. Ziehier, mynheer de hertog, 50,000 frs. Ik zal uw schil derijen een jaar bewaren. Wilt gij deze akte even teekenen. Na veel geluk er mede, maar geloof my, ik geef u een goeden raad: speel niet meer." De heer de Villedieu gaf zoo weinig gehoor aan de raadgevingen van den heer Koellen, dat hij zich regel recht naar zyn clnb begaf en een diner bestelde. „Die Koellen is goed van alles op de hoogte," dacht hij onderwyl hy at, „hij weet veel te veel... veel te veel... Die woning van hem is een waar museum van kunst schatten. Wat een dief 1 Als ik hem ooit te pakken kryg... Lk zal dadelijk aan den procureur der Republiek schrfivcn om myn vrouw op te sporen." Hy schreef een briefje en nadat hy zyn schalden voldaan had, begaf hy zich tegen middernacht naar de speelzaal. Om vyf uur ging hij naar hnis met 70,000 frs wiüSt in zyn zak. „Als het vertrek van myn vrouw my zooveel geluk aanbrengt," mompelde hy, „dan had zy maar eerder moeten wegloopen." HOOFDSTUK HL Een behulpzaam jongmensch. De jonge vrouw, die in het hnisje te Cachau lo geerde, had eerst laat den slaap kunnen vatten, en ont waakt! reeds vroeg in den morgen. Zy had het koud gehad. Ofschoon de lente haar in trede reeds gedaan had, was het huis toeh nog niet bewoondhet was vochtig, dat kon men trouwens aan de uitgeslagen muren wei zien. De jongeling had haar gezegd: ge moet good stoken. De ochtenden zijn nog koud." Zij stond op en maakte de kachel aan, die zy den geheelen dag gloeiend liet staan, trok de gordijnen open, en zette het venster op een kier. De musschen vlogen verschrikt weg, toeu zy de luiken hoorden knarsen. Men verstoorde hun vreedzame rust. De jonge vrouw zag naar buiten en liet baar oogen dwalen over bet groene grasveld, waarin tallooze bloemp jes hun kopjes verhieven, naar het dichtbegroeide bosch en ademde* met volle lengen de frissche morgen lucht iu. „Wat ziet zoo'n huishonden vaneen vrijgezel er grap pig uit," dacht zy. „Want het is zeker, dat ik my in de woning van een jonggezel bevindt. Een bed, een kast en een kachel en dat heet een aparteraent. O wat een harde leuningstoelEn die canapéHet lybt wel of er muziek in zit Maar ik ben waarlyk ondank baar om zoo den spot te dryven met bet ameublement van dien armen jongen man. Wie zou hy zyn Dit huis is zyn eigendom heeft hij mij gezegd. Als hy niets dan dit huisje en den inboedel bezit, kan zyn in- i komen niet groot zijn. Laat eens zien. Hy heeft drie kamers in het huis, dat ik op de boulevard Malesher- bes bewoonde; die doen twaalfhonderd francs huur. Een jonge man, die zooveel verwoont en eigenaar van een huisje is, kan niet arm zijn. Hy heeft edelmoedig te genover my gehandeld. Bij den eersten oogopslag zag ik, dat hij een loyaal karakter had eD ik geloof dat ik my ten volle aan hem kan toevertrouwen. Ik wilde wel, dat hy reeds hier was. Zijn wyn is goed. Hij had wel gelyk met te zeggen, dat ik er veel suiker in moest- doen, dat stilt den honger een weinig. Toch kryg ik trek! Wat een gezicht zal mynheer de Villedieu gezet hebben, toen hy gisterenavond thuis kwamHy is na tuurlijk als gewoonlijk naar myn kamer gegaan. Maar het vogeitje was gevlogenOhoe verlicht gevoel ik my, nn ik buiten het bereik van dien ellendeling ben Gy wildet, dat ik de vrouw van een hertog werd, va der! Tk voelde mij ook gelukkig, omdat ik alleen aan de kringen dacht, waarin ik mij dan zou bewegen Maar belaas! aan welk een man hebt gy my verbon den. Een man zonder hart eri karakter, ruw en boos aardig! O! wat heeft het mij een moeite en geduld ge kost twee jaar zijn onbeschaafde maniereu en mishan delingen te verdragen. Ohertog de Villedieu, hoe haat ik u!" Zy wandelde langzaam het vertrek op en neder. „Nu ben ik vry. Van éen ding ben ik zeker, nooit wil ik hem terngzien, en zelfs niet over hem hooren spreken. Owat een geluk zou het zyn nooit dien naam meer te hooren noemen, en hem zelf niet meer hein ven te dragen en niets, niets te bezitten, wat mij a hem herinnert!" De hertogin viel in den leuningstoel neder en bh met het hoofd in de handen gesteund eenige oogenblikk in haar gepeins verzonken. Zy herinnerde zich zoo goed die vier gelukkige, bezorgde jaren, van haar achttiende tot haar twee twintigste, welke zy met haar goeden, besten vader, i eiken wensch en gril van zyn dierbaar kind vervul had doorgebracht Toen verscheen de hertog de Vil dieu, een duivel, die haar vader geheel naar zyn ba zette en haar martelde. Haar vader, die dikwyls getuige was van de hevi scènes tusschen haar en haar man, werd zwaarmoec en kwynde weg, totdat hy eindelyk na een hevig lyd stierf. En zij, die nu geiiecl alleen zonder verdediger stoi en door haar echtgenoot al meer en moer lastig gev len werd, genoot slechts dan, wanneer haar man nJ de club was om zyn geluk te probeeren met haar fi tuin, eenige uren rust. „Men moet zyn tyd niet verbruiken met lamenteer en herinneringen voor den geest te halen, dat raaa laf," zeide zy hardop, „en ik moet myn geestkracht n verliezen." {Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2