In doodsangst. Nooit heb ik iemaud ter wereld iets verteld, hoe dicht ik in dien nacht het is een jaar geleden den dood naby wasmaar daar ik nu juist in aiie kalmte iedere gedachte, iedere handeling, ieder woord van toep my te binnen kan brengen, schryf ik de geschiedenis neer. Vooreerst dan: myn naam is Fre- derik Patham. Ik ben sinds de laatste tien jaar bnreauchef en eersto boek houder aan den grooten bonthandel van Willem Winston en Co. en ik hoop het in de eerstvolgende tien jaren te zullen bly ven of eene betere positie te krijgen. De heer Winston is ver tegenwoordiger der firma in de zaken, die het bearbeiden van het ruwe ma teriaal betreffen. De andere leden der zaak, ten getale van twee, leven in de Citv en zorgen voor den verkoop van het bout, dat wij per schip toe zenden. Toen ik op een avond iu den strengen winter mij juist gereed maakte om het bureau te verlaten, hoorde ik buiten op de krakende sneeuw voetstappen, en onmiddellijk daarop vloog de deur open, alsof iemand er een haastigen duw tegen had gegeven. Hy, die daar binnentrad, was een statig, welgekleed man. in de eene hand een reiskoffer houdende en over den anderen arm een plaid dragende. Ik was alleen, daar de heer Winston reeds vooreen half uur naar huis was gegaan, nadat hy als gewoonlijk, zijn lessenaar, waarin wij boeken en papieren be waarden, gesloten en den sleutel by zich gestoken had. Ik had de hand naar de lamp opgeheven, om bet licht uit te draaien, maar nu liet ik dat natuur lijk na. „Goeden avond, mynheer", zei de vreemdeling, naar de kachel gaand9 en het deurtje ervan met den voet openstootend, „is Winston al weg?" Ik antwoordde bevestigend. „HmIk was er al bang voor." Hij haalde zyn horloge, een prachtig stuk, zooals ik bemerkte voor den dag. „Ik zal niet kunnen terug komen," zeide hy, „de trein gaat bin nen tien minuten weg." „Kan ik ook iets voor u doen?" vroeg ik. „Och, ik moest Winston eenig geld geven. Ik wilde een of twee dagen hier blyveo, maar kreeg juist een telegram, die my naar huis roept." „Eu uw naam, mynheer?" „Anderson, uit Andersonville." Thanc kende ik hem, ofschoon ik hem slechts eenmaal had gezien. Hy was een van onze beste klanten ge weest. Geweest, zeg ik. omdat zyne betalingen in het afgeloopen jaar niet zoo geregeld als anders hadden plaats goh ad. Hij was beduidend in achter stand, en juist heden had Winston verzocht, hem te schry ven, een beetje aan te dryven." Den bedoelden brief bad ik reeds in den borstzak van mijn overjas. „U kont my het geld wel geven," zei ik, „en ik zal u eene quitantie ervan geveu." Hy scheen te aarzelen, wat my een weinig hinderde. „Hoeveel bedraagt myne rekening? vroeg hy eindelyk. my scherp aan ziende. Ik was in de gelegenheid hem dadelyk te antwoorden. „Elfduizend zevenhonderd en vijf tig dollars, 23 cents." „Hm!" bromde hy, „minder dan ik dacht. Goed, schryf dan maar eeu quitantie voor my." Hij ging van de kachel weg, kwam bij mij 'staan en zag, terwyl ik schreef, over mijne schouder heen. „Alles in orde, mijnheer Puthara," Haarlemmer HaiSeijes Een Zaierdaga vondpraaije. cccrv. Lang geleden heeft iemand eens ge zegd, dat welbekeken alle mensclion goedaardig zyn, wanneer men ze een voor een ontmoet, maar o wee, wan neer er meer bij elkander zyn ou ge krijgt daarmee te doen. „De massa," zei die schrijver, „is voor hare daden ontoerekenbaar,omdat iedereen de ver antwoordelijkheid, zonder het zelf te weten, schuift op zyn buurmau. „Ik," zoo zai hij zeggen, „heb het niet ge daan, we deden het met ous allen." Maar hy vergeet, dat „ons allen" toch niets anders is dan een verzameling van iks. Ik houd het er voor, dat in doz.e eigenaardigheid van'tmenschelijk ka rakter de reden ligt, waarom soms in bestuursvergaderingen besluiten wor den genomen, waarvan de heele wereld gebluft staat, 't Spreekwoord zegt wel, dat twee meer weten dan een, maar ever de gezamenlykc bekwaam heden van drie, vier, vijf en hooger laat het zich wyselyk niet uit. Ik ben daarom, laat ik het ronduit erkennen, een beetje bang van Commissies, omdat ze soms zoo heel anders doen, dan je denken zondt. En een vau die com missies die me schrik aanjaagt, is de Commissie voor den Hout en de Plant soenen. Ze bestaat uit drie leden, die elk op zich zelf de beste man is, welke men zich kan denken, maar als Com missie doen deze heeren mij altijd een weinig denken aan den wolbekenden brullenden leeuw, die rondgaat zoe kende wat hy zou kannen verslin den. Van die commissoriale eetlust heb ben we deze week weer een staal lje genoten. Er stond in den Hortus een boom. Laat ik er aan herinneren, dat de Hortus de vierkante tuin is, die begrensd wordt door het gymnasium, zeide hy. „Ik ken u thans, u zyt sinds lang by Winston; nn zou ik u wel herkennen." Tegelyk haalde by uit een binnen zak een groote, zware portefeuille te voorscbyn, die er zeer rond en vol uitzag, legde elf hoopjes banknoten en eenig geld op de tafel en verzocht my het bedrag na te tellen. Dit was spoedig gedaan, want ieder hoopje bedroeg juist 100 tiendollars-biljetten. Op dat oogenblik hoorden wy het fluitje, dat het spoedig vertrek van den trein verkondigde. Anderson greep naar zyn koffertje en was na een haastigen handdruk verdwenen. Ik sloot de deur en telde nogmaals bet geld. Daar ik het weer volkomen in orde bevond, pakte ik het in een stuk courantenpapier en stak het in den zak van myn overjas. Ik vond het eigeulyk onaangenaam, zooveel geld by mij te hebben, doch daar Winston's huis een myl ver was. be sloot ik, de som tot morgen te bewa ren en dau op de Bank af te geven. Ik trok mijne handschoenen aan, nam den kantoorsleutel en maakte my gereed, de lamp uit te draaien. Op dat oogenbük bemerkte ik op den grond een stuk papier, en toen ik het opnam, zag ik, dat het de voor den heer Anderson geschreven qui tantie was. Hy had haar in zyn haast laten vallen. Ik stak deze in myn zak en nam my voor, baar den vol genden dag aan den heer Anderson te zenden. Want ook ik was dien avond wat haastig, daar ik een af spraak had. Ik zou namelijk eene jonge dame ontmoeten, die ik binnen weinige maanden myne vrouw hoopte te zullen noemen. Ik ylde naar myne kamers, ge bruikte myn souper en begaf my vervolgens naar Warners, de familie rnyner aanstaande. Ik trad er de huiskamer binnen, nadat ik myn over jas, waarin het geld was geborgen, in deu gang had uitgetrokken. Snei verliep het uur van onderhoud met myne Carrie, en het was voor my tyd tot heengaan. Carrie ging de kamer uit om myn overjas en hoed te halen, opdat ik my in het warme vertrek zou kunnen aankleeden; doch toen zij terugkwam, had zy slechts myn hoed in de hand. „Maar, Fred", zeide zy zacht ver wijtend, „hoe kun-je op zoo'u bitter kouden avond nog zonder overjas uitgaan?" „Zonder overjas!" riep ik uit. De gedachte aan het geld vloog plotse ling door mijn hoofd en deed my doodelyk ontstellen. Het volgende oogenblik stormde ik als een waan zinnige den gang in. De jas was weg. Ik verloor alle zelfbeheersching. Ik greep nog juist bijtyds den kleeren- slandaard, anders zou ik op deu grond zyn gestort. Carrie kwam my ach terna, bleek van ongerustheid. „O, Fred, je bent ougesteld! Ik zal mama roepen en om den dokter zenden! Je bent zoo bleek als een doek „Neen, neen, Carrie," zei ik, „zie maar, nu gaat het al beter!" En zoo was het ook. Plotseling was ik sterk, wanhopig sterk gewor den. En wat had die verandering veroorzaakt De gedachte aan de quitantie, die ik in den zak van mijn overjas wist. Anderson kon geen be wijs ervoor geven, dat het geld be taald was: en was mya woord niet even goed als liet zyne? Ik was op dat oogenblik dwaas genoeg te ge- looven. dat ik de bewering, niets ont vangen te hebben, zou kunnen hand haven, en gevoelde mij plotseling on aantastbaar. „Werkelyk, Carrie, bet gaat al veel beter. De kamer was te warm, weet-je. De een of andere dief is hier das iu- geloopen en heeft myn jas gestolen? Goed laat hem maar loopen." het Prinsenhof, de Hoogere Burger school en het gebouw van Publieke Werken. Dat plekje behoorde vroe ger by de klinische school, de oplei dingsplaats van de zoogenaamde „pil len" en moet er toen ten lyde heel aardig hebben uitgezieD. Dat moet zyn geweest in den tyd toen het peristyle, de, laat ik maar zeggen, theekoepel die in den hoek staat, nog niet als nu door den tand des tyds was afgeknabbeld, de tyd toen hot standbeeld van Coster er nog niet stond nief den vragenden trek op zyn steenen facie: „wat doe ik eigenlyk in den Hortus?" Een tyd kortom, toen het plekje nog deoogenlustva:* de omwonenden zal zijn geweest en niet, als nu, een voorwerp van ver bazing voor landgenoot en vreemde ling, die zich afvraagt welke bestem ming deze zonderlinge combiuatie van een grasperk, inet veel boomen. een halfvergaan peristyle en een driekwart verworden steenen beeld, wel hebben kan. Hy kan tot zyn dood toe zich dat blijven afvragen, want de Hortus heeft geen bestemming. Ik zei dus, dat er boomen stonden in den Hortus. Welnu, er staan er wel wat veel. Het schijnt, dateruiet genoog licht kon vallen in een van do vier gebouwen die den tuin omrin gen. Of misschien hiuderde de eene boom den ander. Dat koint voor in de boomensamenleviug, zoogoed als in do menschenmaatsehappij. Her ver schil is alleen, dat een hinderlijke boom wordt omgehakt en een hinder lijk inensch niet. Midden in den Hortus staat een boom, dien ik me altijd heb veroor loofd, verbazend leelyk te vinden. Wat voor eon het er is weet ik niet, maar er komt bepaald bet woord „treur" voor zyn naam. Eeu treurwilg is 't niet, misschien is het een iieur- escli, een treureik, een treuriep of een treur watanders. Moest ik dit groeisel by iets vergelijken, dan zou het wezen bij eeu juffrouw mot los hangende haren, want om deu stam „Maar was er niets in de zakken?"; vroeg zy. „Neen," antwoordde ik, „niets van beteekonis, Carrie. Een paar hand schoenen en eenige kleinigheden, lucifers, zakdoek, en zoo, anders niet" „Daar ben ik bly om, Fred, dat het niet erger is. Maar je kunt niet zoo naar huis gaan. Wacht even, dan zal ik een van papa's overjassen halen." Zij bracht het kleedingstuk, ik trok het aan en ging naar huis. Nooit heb ik een verschrikkelijker nacht doorgebracht, en des ochtends moest ik opmerkingen over mijn spookach tig voorkomen hooreu. „Maar zeg toch eens, kerel", zei Wiuston. „Hebt ge van nacht een legioen geesten gezien Wat scheelt er toch aan „Ik heb inderdaad een slechten nacht gehad," antwoordde ik met een gemaakt lachje. „Dan hadtge een dag rustig thuis moeten blijven. A propos, hebt ge aan Anderson geschreven Die vraag deed mij van het hoofd tot de voeten beven. Ik zal wel be vestigend hebben geantwoord, want de chef zeide„Dan zullen wy wel gauw iets van hem hooren." Onmiddellijk daarop begon hij weer: "Maar man, je beeft alsof je het koud hebt, en nog daarbij loopt bet zweet je over het hoofdJe bent bepaald ziek. Kom, ga mee in mijn rijtuig, dan breng ik je naar huis." Ik was bly te kunnen heengaan. Toen ik thuis was gekomen, sloot ik my op en begon na te denken. O, hoe verschrikkelijk waren de uren, die ik zoo doorbracht. Het begon te schemeren, de avond viel, en geen troost naderde. Ik, lafaard, kwam tot het besluit, dat slechts éen ding mij te doen overbleef, en dat eene te vol brengen daartoe was ik vast be sloten my te dooden. Wat moest er van my worden De ontvangst van het geld te ontkennen, dat had ik niet gekund; de eerste gedachte om het te doen was slechts een opwel ling geweest, eene ingeving van ra deloosheid. Het verlies moest bekend, moest vergoed worden, en dan Dan was alles weg, wat ik van het leven had gehoopt, dan was ik een bede laar, die Carrie nooit de myne zen kunuen noemenNeen, liever ster ven. Ik maakte myne toebereidselen, schreef een korte verklaring aan Car rie, eene andere aan den heer Winston, een derde aan myne moeder. Daarop ging ik naar de schrijftafel en haalde een revolver te voorschijn. Ik zag op myn horloge, het was bijna elf uur... als de wyzers middernacht zouden aangeven, zou ik het wapen tegen myn hoofd drukken. Een kivariier had ik zitten peinzen, daar hoorde ik aan de deur kloppen. Ik riep, snel het wapen verbergend: „Belet „Ook voor my, Fred Het was Carrie's stem. Een smach tend verlangen om haar nog eens te zien gaf mij de zelfbeheersching. Kalm stak ik de brieven, zooeven geschreven, in myn zak en opende de deur. „O, Fred, gevoelt ge u thans iets beter riep zij uit, toon zij was bin nengekomen, en het licht op mijn ge zicht viei. „Neen, integendeel, erger," ant woordde ik somber. „MaarCarrie! Goedeu HemelBy dezen uit roep staarde ik op éen puntover haren arm hing mijn overjas Met sidderende handen nam ik haar de jas af, tastte naarde portefeuille 6D haalde het pakje eruit, dat ik gis teren had geborgen: 11,750 dollars 23 cents, het kwam precies uit! heen haugen al de uitspruitsels, dikke en dunne, druiptakkend naar beneden. Daarnaast stond een kastanje, eeu zeldzame, een gele, die in 't voorjaar gauw bloeide en een heele verheuging was voor de voorbijgangers. Weiuu, deze zeldzame boom is gesneuveld Dinsdagmiddag lagen zijn takken er bij neer en Woensdagochtend was ook de stam niet meer. Maar de juf frouw met de hangende haren staat er nog als een beeld van de droef- geestigbeid, die me bevangt by de overdenking, dat het de eerste mooie boom niet is en ook de laatste wel niet zal wezen, die ons aldus voor den neus wordt omgehakt. En nu ik toch van boomen spreek, past een woordje over een anderen boom, den herinueriugsboom, dien de Maats. v. Tuinbouw en Plantkunde afd. Haarlem heeft vereerd aan de Feestcommissie voor den Kodnvin- uedajy, ten einde die ter lierinueriug aan net feest der inhuldiging ergens in Haarlem te planten. Weliswaar is aan die planting een bezwaar ver- bondeu. Myn neef Wonter tenminste zegt, dat je een linde niet in Augus tus kunt planten (ai is 't dan ook op den laatslen van de maand) maar op zyn vroegst in October. En aange zien Wouter drie jaar lang schuins tegenover een lid van de Commissie voor den Houten de Plantsoenen heeft gewoond, kan hy er alles van weten. Maar dat nu daargelaten, wou ik maar vragen: waar moet die linde ge plant worden? 'k Heb het Verwulft al hooren noemen, maar daar is op marktdag de ruimte wel noodigook een plek voor 't Proveniershuis, maar aaar zal by de rytuigen en karren die van of naar de Gierstraat komen, leelyk in deu weg staanhet Nas- sauplein, midden |in 't plantsoentje, maar daar tocht het zoo. Het over lijden van de gele Hortua-kastaoje maakt daar een plekje open, maar zoo lang ik leef zal ik met al do kracht die in ine is, tegengaan, dat de her- Te oordeelen naar hetgeen Carrie mjj later vertelde en den toestand van myn eigen kamer, moest ik gelooveu, dat ik my als krankzinnig had aan gesteld. Eerst na een poosje werd ik kalm, jnist te rechter tyd, om Car ries dierbaar hoofd voor een zeer on zachte aanraking met den stoel te bewaren, dien ik by myn waanzinni gen vreugdedans boven my zwaaide. Hoe was de overjas verdwenen, hoe teruggevonden Het was zoo eeuvou- dig mogelyk gebeurd. Waarom had ik aan het meest by de baud liggende niet gedacht Het was een vergissing van Carrie's vader geweest. Hij wilde, zonder my eerst te begroeten, zyn gewone avondwandeling maken, had myn overjas voor de zyne gehouden en was er mee uitgegaan, zonder te vermoeden, dat een lclein vermogen in een der zakken was verborgen. Ik zond den heer Anderson de qui tantie, gaf deu heer Wiustou liet geld en nam myne plichten weer blijmoe dig op als een wijzer en ook wel een beter man, dan ik geweest was. BI N W £*M. A&Ö Hofberichten. Op verzoek der Kouingin is be paald, dat 31 Augustus aanstaande, voormiddags 10 uur, een kerkdienst zal} plaats hebben in de Groote Kerk te 's-Gravenhage, waarby zal worden voorgegaan door den hofprediker dr. Van der Flier. De Koninginnen hebben Donderdag een diner gegeven,^ waarbij aanzaten de luitenant-generaal Vetter, oud- eommaudant van het Indisch leger; de luitenant-generaal Kool, chef van den generaten stafde kapitein-tcr- zee Zegers Yeeckecs, adjudant der Koningin en mevrouw zyne echtge- noote, beuevens baron Suouckaert van Sehauburg, directeur van het huisarchief der Koningin. Atjeh. De correspondent te Batavia der N. R. Ct. seint onder dagteekening van Vrydag Er zyn ongunstige berichten van Kroeng Raja. Vyftig man gaan daar heen. De gouverneur vertrekt morgen van Batavia. Luitenant Sclioemaker is in het hospitaal te lvota Radja aan koorts overleden. Een adres van branders. Wy ontvingen het afschrift van een adres, dat vierden branders te Maastricht, Tilburg, 's Hertogenbosch en Breda hebben gericht "aan den minister van Financiën, Zy verzoe ken daario, het ingediend wetsvoor stel tot wijziging der wet op het. ge distilleerd niet ongewijzigd in behan deling te doen nemen, of wel deSzelfs toepasselijkheid te willen beperken tot de na den dag van invoering der wet eventueel op te richten branderijen, en voorts daarin eene overgangsbe paling te willen doen opneme:;, waarbij eene wettelijke regeling' van het per centage in de plaats der nu genoten overmaat zal verleend worden, zooals in het adres is ontwikkeld, en ook in België geschiedt, en waarvan de billijkheid, naar bunne overtuiging, door de betrokken inspecteurs zeiven zal erkend worden. Een Ruide aan Zola. Eenige oesterkweekers en andere ingezetenen te Ierseke zuilen eene eigenaardige nulde brengen aan Zola zij zullen namelijk hem een gesciienk in oesters aanbieden, waaraan zullen inueringsboom naast zoo'n huil boom wordt geplant. Mijnerzijds wil ik ook niet achterblijven, om eenige candi- daat plantpiaatsen voor den boom op te noemen. Wat dunkt u bijvoor beeld van bet Frans Halsploin, dat wel een vergoeding hebben mag om dat Hals' standbeeld er niet komt en dat we dan Koninginneplein konden noemen Of van een plek in 't Ke naupark Mag misschien het Wilsons- plein genoemd worden Wanneer daar de boom eenmaal stond, dan kwam er misschien wel een beetje- tuiuaanleg omheen, die in deze gras- woestenij zoo hoog noodig is. Kau het Ripperdapark ook dienen? Enfin, ik vraag maar eu de geleer den zullen het wel uitmaken. Alleen ligt er nog een steen op ray'n hare, dien ik daar wel graag zou afwente len. Wat moet er gebeuren met hel toezicht op den boom Loopen we ook gevaar, dat de Commissie voor den Hout en de Plantsoenen vandaag of morgen voorstelt, den herinnerings boom om te hakken Do Commissie heeft immers indertijd wel een heele ry boomen aan de Dreef laten kappen Praktisch lijkt het me dus nuttig, om wanneer er een heriimeringsboom geplant wordt, te bepalen dat die boom wordt verklaard boven de wet te zijn en niet te behooreu onder het toezicht van de Commissie, die (ik zeg het nog eens) bestaat uit hoogst respectabele mannen, maar als Com missie het devies zon kunnen voeren: „Hakken is mijn lust, kappen is mijn leven." De Redactie Jvan dit Blad heeft my deze week een Raadsstuk gezon den, waarin becijferingen voorkomen van liet Raadslid, den heer J. A. Lodewyks, over de nieuwe belasting plannen. „Beste vrieud," zoo schreef de redactie erbij, weten, dat ge' nogal van statistiek houdt en van een reeks van cijfers niet licht ver- wordeu toegevoegd eenige portretten en groepen op de kunstmatige oester teelt betrekking hebbende. Een album met fraai gecalligrafeerde opdracht zal de namen der bewonderaars be vatten. Exodus. Het „Onafh. Israël. Orgaan"meldt: Verscheiden joodsche familiën te Parys en andere plaatsen in Frank rijk hebben Amsterdam als het gast vrije oord opgezocht en in de Sarpha- tistraat reeds woningen gehuurd om zich blijvend aldaar te vestigen. Ook vernemen wy, dat onze voor malige stadgenooten, de heereu Gebr. Boas, de grootste juweliers te Parys, hunne koffers pakken om naar hier te retourneeren. Het gerucht is tevens verspreid, dat Baron Rothschild en familie het stellige voornemen heeft Parijs te ver iaten eu zich eveneens in Holland te vestigen. Verloting. De hoofdprijzen in de verloting van de Vereeniging voor Landbouw. Handel en Nijverheid, gehouden op 22, 23, 21 dezer in het Paleis voor Volksvlijt, zijn gevallen als volgt: No. 4296 prijs 1. de villa „Excol- sior" te Bussurn, geplaatst door den heer A. Egmond, boekhandelaar te Enkhuizen. No. 5613, pry's 2. Een éénpaards dorsch-machine, geplaatst door de heeren S. Ochtman Zn., Zieriksee. No. 6398, prijs 3. Een kruissnarige pianino, geplaatst door de vereeniging zelf. No. 5381, prys 4. Een salon- ameublement, geplaatst door de hee ren Sanders Co. te 's Gravenbage. No. 10456, prys 5. Eod eikenhou ten huis kamer-ameublement, geplaatst door den heer H. A. Boerema, Win- sum (Gron). No. 46, prys 6. Een wanmolon, geplaatst door de firma Egb. Smit, Hoogezand. No. 361, prijs 7. Een pianino, ge plaatst door de vereeniging. De door haar als extra premie aangeboden dogcart met paard en tuig is gevallen op No. S322, geplaatst door den heer A. Knaap, te Appinga- datn. Eene stranding. Men meldt van Marken Donderdagnacht circa 12 uur strand de hier by den vuurtoren de Volen- (iarnmer botter, genaamd „Wilhelmina Schokke", toebeiioorende en bevaren door Gerrit Hijtman te Volendam. Er scliyut een lek in het vaartuig te zijn gekomen op deu weg van Urk naar hier. De lading die geheel ver loren is bestond uit2500 halve kilo's spiering. De schipper Hijtman, zijn 70jarige knecht Gerrit Schilder en diens klein zoontje Hendrik Tuip (de laatste was voor plezier inedegegaan), zyu met moeite tegen 3 uur van het schip ge zwommen. daar de golven hoog over het vaartuig heen sioegen en zij liet daar niet konden houden, vanwege het vele water. De burgemeester beeft gezorgd, dat zij warm voedsel kregen en vao droge kleeren werden voor zien en heeft hen in den namiddag naar Volendam laten brengen Op last van den Burgemeester zyn enkele goederen, her tuig van het. vaartuig enz. geborgen. Het schip was niet verzekerd en zit niet in het vaarwater. In de boeg van het schip is een lek geslageu, zoodat het vol water is geloopen. Donderdagochtend liep te Bergou op Zoom een 14-jarige weesjongen met. een glasruit onder den ar m langs vaard zult raken." „Let op", zei ik tegen mijn vrouw, ,.'t is zeker mach tig ongenietbaar, want anders zou de redactie er geen compliment bij af steken. Enfin, ik zal zien wat ik er van terecht breng." Het stuk beslaat negen bladzijden, waarvan acht vol en vol met cijfer tjes, vlak naast elkaar en zóo klein, dat je je er over verwoudert hoe een dok ter, die dan toch weet hoe teèr iemands oogen zijn, daarmee durft aankomen. Op iedere bladzij staan veertien a vijftien kolommetjes leg je dus het stuk open voor je, dan zie je er der tig tegelijk. Boven al die kolomme tjes staat wat ze te beduiden heb ben. maar om plaats te winnen, staat da? l.t zóo gedrukt maar over dwars zoo j Deze listige rangschik king heeft ten gevolge, dat wanne r je een cijfer ziet en wilt weten wat het beduidt, je of telkens je nek spieren moet verdraaien, watpyulyk,: of het blad moet omkeeren. wat lastig is. Je ziet bijvoorbeeld iri de cijfer- zee staau 10.10 dat beteckent 4e klasse van d n boofdelijkon omslag en opcenten volgens het voorstel van de Comm. van financiën dan ver draai je je hals en ziet dat er boven staat: gehuwd. Wil je weten wat je in diezelfde klasse betaalt als je 2, 4, 6 of 8 kin deren bebt, dan tuur je je viermaal blind op die cijfertjes, verdraait even veel keer je nekspieren eu dau 'oen je er achter, 'tls nog eeu zegen, dat de belastingschuldigen van den heer Lodewyks niet meer dan acht kin dereu mogen hebben, anders kivam er aan dö reeks heelemaal geen end. Ik mag verklaren, dat ikmetmau- neumoed aan 't studeeren ben gegaan, maar ten slotte heb ik het moeten opgeven. Ze begonnen voor me te dansen en te draaien, die cijfers een was er, in do 33o klasse, dat finaal begon te huppelen; ja dacht ik in die klasse hebben de belasting schuldigen makkelijk huppelen, maar die daar beneden, die ze nu zoo wil de straat. Door de gladheid had lij het ongeluk te valien, met het g&j volg, dat het glas hem zoodanig*} wonder, aan den hals toebracht, dai er geen hoop op het behoud van zjjE leven bestaat. Koloniën. Atjeh. Aan het verslag omtrent de voor- nnamste gebeurtenissen in het gou. verneraent Atjeh euOnderhoorighed* loopende van 1 tot en met 14 Januari wordt door de „Java Ct." het volgend* ontleend Groot-Atjeh. Het in het vorig ver- slag genoemde onderbendehoofd van T. Oemar, Pang Hasan, kreeg ver giffenis voor hetgeen hy tegen hel gouvernement heeft ondernomen, maa: werd met twee zyner volgelingen op eene moesapat veroordeeld tot boet* wegens het verwonden van Si Poetiii. De mede iu het vorig verslag ge melde T. Hoesin, zoon van Ketjik Amin, van Lampoe-Oek, bleef zich in liet Paran-gebergte ophouden. Aan- gezien het bekend was, dat hy hei voornemen had zich te onderwerpen, werden geen pogingen tot zijne op- vatting gedaan. Een der laatste da gen van dezen verslagtijd deed hij daartoe stappen. Kleine benden van Oemar blijven Lhong onveilig maken, en berooven lieden die uit Lepong in Lhong inkoopen komen doen. ggOmtrent Oemar's plannen is niet veel met zekerheid bekend. Het be stuur vernam dat hij, na een groote kandoeri te Lam Noh gehouden eu panglima's aangesteld te hebben, langs de Tjot Empée in de richting der XXH moekims opgerukt zon zijn. Onwaarschijnlijk is dit niet, daar het doel van zijn tocht eene ontmoe ting met den pretendent sultan zou zyn, die omstreeks denzelfdeu tijd uit Kemala naar de XXII moekims ge trokken is. In de sagi der XXVI moekims bleef het geheel rustig, en valt daar van alleen te vermelden, dat Teng- koe Öjech Tjot Poetoes een schryven ontving van het bendeboofd T. Iver- koen, die hem daarin om onderstand vroeg. In de Vlle moekims Baid hadden eenige roofpartyen plaats door kleine gewapende bendeu: zoo werd eene woning in kampong Kliëng (moekim Anak Daté) door eene bende van tien man, waaronder een zwager van Aii Baid overvallen en daarin voor eene waarde van ongeveer 130 dollars geroofd. Op den lOen Jan. werd Keljik in van Teuh, met vijf kam- ponggenooien van de pasarte S'aina- har.i terogkeerende, tu^sehen Lenong en Teuh aam-evaliea door eene bende van tien a vijftien man, volgeliugen van den Imam van Lam Ara, en van de ingekochte goederen beroofd. De roovers zonden den vluchtenden lieden van Teuh nog eeBige schoten na en keerden over den Tjot Dj'a naar het gebergte terug. T. Doerahman, aan verwant van T. Moeda Baid eu be ruchte veedief, wist zich meester ie maken van eeD tweetal karbouwen, toebchoorendo aan een inwoner van Lepong Rajoet. Ter hoogte van Anak Glé werden lieden, die een vecktram van Tongkoe -Sjech Tjot Poetoes vervoerden, door volgelingen van den Imam van Laui Ara van diea ram beroofd. Terstond achterna gezonden lieden gelukte het dien ram weer af handig te maken. Het geiukto den marechaussee te Lam Bira eeu volgeling van T. Ali Baid op te vatten, die zich aldaar bevond zonder iu het bezit-te zijn van een kampongpas, maar wel van een geladen revolver, Beaumont-patrönen eu blanke wapens. len deuken, die zyn wel anders ge stemd. Enfin, ik kon er niet uitkomen en ik heb het heele stuk dus maar aan Wouter gestuurd, met hetzelfde com plimentje, dat de redactie mij maakte. Juist zooevon heb ik het stuk te ruggekregen met een briefje van den volgenden inhoud„Waarde neef Hiérby gaan de becijferingen van de inkomstenbelasting terug. Ik bob er een hoofdpijn van gekregen, die ik niet kan kwijtraken eu als ik een ,ran de raadsleden tegenkom, die om deze becijferingen hebben gevraagd, ben ik tot alles' in staat. Vaa Gen- deren Stort- en Waller Zeper zullen er em slordigen duit aan verdienen. Ik heb in radeloosheid het stuk ge zonden aan een ambtenaar van de belastUigea, een cijferaar van beteeke- uis en ik heb het compu.naatje, dat je mij maakte er maar by gedaan. Wei- nu, zooeven is zyn vróuw me het si uk komen terugbrengen met de boodschap, dat ze het haar man had afgenomen, want hij zat er uren achter een op te zwoegen en als hij 't uit had begon bjj weer opnieuwvan nacht had hy er van gedroomd. Ze stond dus voor de gevolgen niet in, zei ze en of ik dat gevaarlijke stuk maar terug wou nemen. A Is je weer eens wat weet, hou ik me aanbevolen t. t. WOUTER. Ik heb het duizelingwekkende stuk achter slot gezet, uit vrees dat m'n kindereu het in handen zouden kry- gen. Eén ding is maar gelukkig en wel, dat de drukker, die de cyfers drukte, ons teuminste de graphische voorstellingen die er by hooren, heeft- bespaard. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6