In doodsangst.
Nooit heb ik iemaud ter wereld iets
verteld, hoe dicht ik in dien nacht
het is een jaar geleden den dood
naby wasmaar daar ik nu juist in
aiie kalmte iedere gedachte, iedere
handeling, ieder woord van toep my
te binnen kan brengen, schryf ik de
geschiedenis neer.
Vooreerst dan: myn naam is Fre-
derik Patham. Ik ben sinds de laatste
tien jaar bnreauchef en eersto boek
houder aan den grooten bonthandel
van Willem Winston en Co. en ik
hoop het in de eerstvolgende tien jaren
te zullen bly ven of eene betere positie
te krijgen. De heer Winston is ver
tegenwoordiger der firma in de zaken,
die het bearbeiden van het ruwe ma
teriaal betreffen. De andere leden der
zaak, ten getale van twee, leven in
de Citv en zorgen voor den verkoop
van het bout, dat wij per schip toe
zenden.
Toen ik op een avond iu den strengen
winter mij juist gereed maakte om het
bureau te verlaten, hoorde ik buiten
op de krakende sneeuw voetstappen,
en onmiddellijk daarop vloog de deur
open, alsof iemand er een haastigen
duw tegen had gegeven. Hy, die daar
binnentrad, was een statig, welgekleed
man. in de eene hand een reiskoffer
houdende en over den anderen arm
een plaid dragende. Ik was alleen,
daar de heer Winston reeds vooreen
half uur naar huis was gegaan, nadat
hy als gewoonlijk, zijn lessenaar,
waarin wij boeken en papieren be
waarden, gesloten en den sleutel by
zich gestoken had. Ik had de hand naar
de lamp opgeheven, om bet licht uit
te draaien, maar nu liet ik dat natuur
lijk na.
„Goeden avond, mynheer", zei de
vreemdeling, naar de kachel gaand9
en het deurtje ervan met den voet
openstootend, „is Winston al weg?"
Ik antwoordde bevestigend.
„HmIk was er al bang voor."
Hij haalde zyn horloge, een prachtig
stuk, zooals ik bemerkte voor
den dag. „Ik zal niet kunnen terug
komen," zeide hy, „de trein gaat bin
nen tien minuten weg."
„Kan ik ook iets voor u doen?"
vroeg ik.
„Och, ik moest Winston eenig geld
geven. Ik wilde een of twee dagen
hier blyveo, maar kreeg juist een
telegram, die my naar huis roept."
„Eu uw naam, mynheer?"
„Anderson, uit Andersonville."
Thanc kende ik hem, ofschoon ik
hem slechts eenmaal had gezien. Hy
was een van onze beste klanten ge
weest. Geweest, zeg ik. omdat zyne
betalingen in het afgeloopen jaar niet
zoo geregeld als anders hadden plaats
goh ad. Hij was beduidend in achter
stand, en juist heden had Winston
verzocht, hem te schry ven, een beetje
aan te dryven." Den bedoelden brief
bad ik reeds in den borstzak van
mijn overjas. „U kont my het geld
wel geven," zei ik, „en ik zal u eene
quitantie ervan geveu."
Hy scheen te aarzelen, wat my een
weinig hinderde.
„Hoeveel bedraagt myne rekening?
vroeg hy eindelyk. my scherp aan
ziende. Ik was in de gelegenheid hem
dadelyk te antwoorden.
„Elfduizend zevenhonderd en vijf
tig dollars, 23 cents."
„Hm!" bromde hy, „minder dan ik
dacht. Goed, schryf dan maar eeu
quitantie voor my."
Hij ging van de kachel weg, kwam
bij mij 'staan en zag, terwyl ik schreef,
over mijne schouder heen.
„Alles in orde, mijnheer Puthara,"
Haarlemmer HaiSeijes
Een Zaierdaga vondpraaije.
cccrv.
Lang geleden heeft iemand eens ge
zegd, dat welbekeken alle mensclion
goedaardig zyn, wanneer men ze een
voor een ontmoet, maar o wee, wan
neer er meer bij elkander zyn ou ge
krijgt daarmee te doen. „De massa,"
zei die schrijver, „is voor hare daden
ontoerekenbaar,omdat iedereen de ver
antwoordelijkheid, zonder het zelf te
weten, schuift op zyn buurmau. „Ik,"
zoo zai hij zeggen, „heb het niet ge
daan, we deden het met ous allen."
Maar hy vergeet, dat „ons allen" toch
niets anders is dan een verzameling
van iks.
Ik houd het er voor, dat in doz.e
eigenaardigheid van'tmenschelijk ka
rakter de reden ligt, waarom soms in
bestuursvergaderingen besluiten wor
den genomen, waarvan de heele wereld
gebluft staat, 't Spreekwoord zegt
wel, dat twee meer weten dan een,
maar ever de gezamenlykc bekwaam
heden van drie, vier, vijf en hooger
laat het zich wyselyk niet uit. Ik ben
daarom, laat ik het ronduit erkennen,
een beetje bang van Commissies, omdat
ze soms zoo heel anders doen, dan je
denken zondt. En een vau die com
missies die me schrik aanjaagt, is de
Commissie voor den Hout en de Plant
soenen. Ze bestaat uit drie leden, die
elk op zich zelf de beste man is, welke
men zich kan denken, maar als Com
missie doen deze heeren mij altijd een
weinig denken aan den wolbekenden
brullenden leeuw, die rondgaat zoe
kende wat hy zou kannen verslin
den.
Van die commissoriale eetlust heb
ben we deze week weer een staal lje
genoten. Er stond in den Hortus een
boom. Laat ik er aan herinneren, dat
de Hortus de vierkante tuin is, die
begrensd wordt door het gymnasium,
zeide hy. „Ik ken u thans, u zyt
sinds lang by Winston; nn zou ik
u wel herkennen."
Tegelyk haalde by uit een binnen
zak een groote, zware portefeuille te
voorscbyn, die er zeer rond en vol
uitzag, legde elf hoopjes banknoten
en eenig geld op de tafel en verzocht
my het bedrag na te tellen. Dit was
spoedig gedaan, want ieder hoopje
bedroeg juist 100 tiendollars-biljetten.
Op dat oogenblik hoorden wy het
fluitje, dat het spoedig vertrek van
den trein verkondigde. Anderson greep
naar zyn koffertje en was na een
haastigen handdruk verdwenen.
Ik sloot de deur en telde nogmaals
bet geld. Daar ik het weer volkomen
in orde bevond, pakte ik het in een
stuk courantenpapier en stak het in
den zak van myn overjas. Ik vond
het eigeulyk onaangenaam, zooveel
geld by mij te hebben, doch daar
Winston's huis een myl ver was. be
sloot ik, de som tot morgen te bewa
ren en dau op de Bank af te geven.
Ik trok mijne handschoenen aan,
nam den kantoorsleutel en maakte
my gereed, de lamp uit te draaien.
Op dat oogenbük bemerkte ik op
den grond een stuk papier, en toen
ik het opnam, zag ik, dat het de voor
den heer Anderson geschreven qui
tantie was. Hy had haar in zyn haast
laten vallen. Ik stak deze in myn
zak en nam my voor, baar den vol
genden dag aan den heer Anderson
te zenden. Want ook ik was dien
avond wat haastig, daar ik een af
spraak had. Ik zou namelijk eene jonge
dame ontmoeten, die ik binnen weinige
maanden myne vrouw hoopte te zullen
noemen.
Ik ylde naar myne kamers, ge
bruikte myn souper en begaf my
vervolgens naar Warners, de familie
rnyner aanstaande. Ik trad er de
huiskamer binnen, nadat ik myn over
jas, waarin het geld was geborgen,
in deu gang had uitgetrokken. Snei
verliep het uur van onderhoud met
myne Carrie, en het was voor my
tyd tot heengaan. Carrie ging de
kamer uit om myn overjas en hoed
te halen, opdat ik my in het warme
vertrek zou kunnen aankleeden; doch
toen zij terugkwam, had zy slechts
myn hoed in de hand.
„Maar, Fred", zeide zy zacht ver
wijtend, „hoe kun-je op zoo'u bitter
kouden avond nog zonder overjas
uitgaan?"
„Zonder overjas!" riep ik uit. De
gedachte aan het geld vloog plotse
ling door mijn hoofd en deed my
doodelyk ontstellen. Het volgende
oogenblik stormde ik als een waan
zinnige den gang in. De jas was
weg.
Ik verloor alle zelfbeheersching. Ik
greep nog juist bijtyds den kleeren-
slandaard, anders zou ik op deu grond
zyn gestort. Carrie kwam my ach
terna, bleek van ongerustheid.
„O, Fred, je bent ougesteld! Ik
zal mama roepen en om den dokter
zenden! Je bent zoo bleek als een
doek
„Neen, neen, Carrie," zei ik, „zie
maar, nu gaat het al beter!"
En zoo was het ook. Plotseling
was ik sterk, wanhopig sterk gewor
den. En wat had die verandering
veroorzaakt De gedachte aan de
quitantie, die ik in den zak van mijn
overjas wist. Anderson kon geen be
wijs ervoor geven, dat het geld be
taald was: en was mya woord niet
even goed als liet zyne? Ik was op
dat oogenblik dwaas genoeg te ge-
looven. dat ik de bewering, niets ont
vangen te hebben, zou kunnen hand
haven, en gevoelde mij plotseling on
aantastbaar.
„Werkelyk, Carrie, bet gaat al veel
beter. De kamer was te warm, weet-je.
De een of andere dief is hier das iu-
geloopen en heeft myn jas gestolen?
Goed laat hem maar loopen."
het Prinsenhof, de Hoogere Burger
school en het gebouw van Publieke
Werken. Dat plekje behoorde vroe
ger by de klinische school, de oplei
dingsplaats van de zoogenaamde „pil
len" en moet er toen ten lyde heel
aardig hebben uitgezieD. Dat moet
zyn geweest in den tyd toen het
peristyle, de, laat ik maar zeggen,
theekoepel die in den hoek staat, nog
niet als nu door den tand des tyds
was afgeknabbeld, de tyd toen hot
standbeeld van Coster er nog niet
stond nief den vragenden trek op zyn
steenen facie: „wat doe ik eigenlyk
in den Hortus?" Een tyd kortom,
toen het plekje nog deoogenlustva:*
de omwonenden zal zijn geweest en
niet, als nu, een voorwerp van ver
bazing voor landgenoot en vreemde
ling, die zich afvraagt welke bestem
ming deze zonderlinge combiuatie van
een grasperk, inet veel boomen. een
halfvergaan peristyle en een driekwart
verworden steenen beeld, wel hebben
kan. Hy kan tot zyn dood toe zich
dat blijven afvragen, want de Hortus
heeft geen bestemming.
Ik zei dus, dat er boomen stonden
in den Hortus. Welnu, er staan er
wel wat veel. Het schijnt, dateruiet
genoog licht kon vallen in een van
do vier gebouwen die den tuin omrin
gen. Of misschien hiuderde de eene
boom den ander. Dat koint voor in
de boomensamenleviug, zoogoed als
in do menschenmaatsehappij. Her ver
schil is alleen, dat een hinderlijke
boom wordt omgehakt en een hinder
lijk inensch niet.
Midden in den Hortus staat een
boom, dien ik me altijd heb veroor
loofd, verbazend leelyk te vinden.
Wat voor eon het er is weet ik niet,
maar er komt bepaald bet woord
„treur" voor zyn naam. Eeu treurwilg
is 't niet, misschien is het een iieur-
escli, een treureik, een treuriep of
een treur watanders. Moest ik dit
groeisel by iets vergelijken, dan zou
het wezen bij eeu juffrouw mot los
hangende haren, want om deu stam
„Maar was er niets in de zakken?";
vroeg zy.
„Neen," antwoordde ik, „niets van
beteekonis, Carrie. Een paar hand
schoenen en eenige kleinigheden,
lucifers, zakdoek, en zoo, anders
niet"
„Daar ben ik bly om, Fred, dat
het niet erger is. Maar je kunt niet
zoo naar huis gaan. Wacht even, dan
zal ik een van papa's overjassen
halen."
Zij bracht het kleedingstuk, ik
trok het aan en ging naar huis. Nooit
heb ik een verschrikkelijker nacht
doorgebracht, en des ochtends moest
ik opmerkingen over mijn spookach
tig voorkomen hooreu.
„Maar zeg toch eens, kerel", zei
Wiuston. „Hebt ge van nacht een
legioen geesten gezien Wat scheelt
er toch aan
„Ik heb inderdaad een slechten
nacht gehad," antwoordde ik met een
gemaakt lachje.
„Dan hadtge een dag rustig thuis
moeten blijven. A propos, hebt ge
aan Anderson geschreven
Die vraag deed mij van het hoofd
tot de voeten beven. Ik zal wel be
vestigend hebben geantwoord, want
de chef zeide„Dan zullen wy wel
gauw iets van hem hooren."
Onmiddellijk daarop begon hij weer:
"Maar man, je beeft alsof je het koud
hebt, en nog daarbij loopt bet zweet
je over het hoofdJe bent bepaald
ziek. Kom, ga mee in mijn rijtuig,
dan breng ik je naar huis."
Ik was bly te kunnen heengaan.
Toen ik thuis was gekomen, sloot ik
my op en begon na te denken. O,
hoe verschrikkelijk waren de uren,
die ik zoo doorbracht. Het begon te
schemeren, de avond viel, en geen
troost naderde. Ik, lafaard, kwam tot
het besluit, dat slechts éen ding mij
te doen overbleef, en dat eene te vol
brengen daartoe was ik vast be
sloten my te dooden. Wat moest er
van my worden De ontvangst van
het geld te ontkennen, dat had ik
niet gekund; de eerste gedachte om
het te doen was slechts een opwel
ling geweest, eene ingeving van ra
deloosheid. Het verlies moest bekend,
moest vergoed worden, en dan Dan
was alles weg, wat ik van het leven
had gehoopt, dan was ik een bede
laar, die Carrie nooit de myne zen
kunuen noemenNeen, liever ster
ven.
Ik maakte myne toebereidselen,
schreef een korte verklaring aan Car
rie, eene andere aan den heer Winston,
een derde aan myne moeder. Daarop
ging ik naar de schrijftafel en haalde
een revolver te voorschijn. Ik zag op
myn horloge, het was bijna elf uur...
als de wyzers middernacht zouden
aangeven, zou ik het wapen tegen
myn hoofd drukken.
Een kivariier had ik zitten peinzen,
daar hoorde ik aan de deur kloppen.
Ik riep, snel het wapen verbergend:
„Belet
„Ook voor my, Fred
Het was Carrie's stem. Een smach
tend verlangen om haar nog eens te
zien gaf mij de zelfbeheersching.
Kalm stak ik de brieven, zooeven
geschreven, in myn zak en opende de
deur.
„O, Fred, gevoelt ge u thans iets
beter riep zij uit, toon zij was bin
nengekomen, en het licht op mijn ge
zicht viei.
„Neen, integendeel, erger," ant
woordde ik somber. „MaarCarrie!
Goedeu HemelBy dezen uit
roep staarde ik op éen puntover
haren arm hing mijn overjas
Met sidderende handen nam ik haar
de jas af, tastte naarde portefeuille
6D haalde het pakje eruit, dat ik gis
teren had geborgen: 11,750 dollars
23 cents, het kwam precies uit!
heen haugen al de uitspruitsels, dikke
en dunne, druiptakkend naar beneden.
Daarnaast stond een kastanje, eeu
zeldzame, een gele, die in 't voorjaar
gauw bloeide en een heele verheuging
was voor de voorbijgangers. Weiuu,
deze zeldzame boom is gesneuveld
Dinsdagmiddag lagen zijn takken er
bij neer en Woensdagochtend was
ook de stam niet meer. Maar de juf
frouw met de hangende haren staat
er nog als een beeld van de droef-
geestigbeid, die me bevangt by de
overdenking, dat het de eerste mooie
boom niet is en ook de laatste wel
niet zal wezen, die ons aldus voor
den neus wordt omgehakt.
En nu ik toch van boomen spreek,
past een woordje over een anderen
boom, den herinueriugsboom, dien de
Maats. v. Tuinbouw en Plantkunde
afd. Haarlem heeft vereerd aan de
Feestcommissie voor den Kodnvin-
uedajy, ten einde die ter lierinueriug
aan net feest der inhuldiging ergens
in Haarlem te planten. Weliswaar
is aan die planting een bezwaar ver-
bondeu. Myn neef Wonter tenminste
zegt, dat je een linde niet in Augus
tus kunt planten (ai is 't dan ook op
den laatslen van de maand) maar op
zyn vroegst in October. En aange
zien Wouter drie jaar lang schuins
tegenover een lid van de Commissie
voor den Houten de Plantsoenen heeft
gewoond, kan hy er alles van
weten.
Maar dat nu daargelaten, wou ik
maar vragen: waar moet die linde ge
plant worden? 'k Heb het Verwulft
al hooren noemen, maar daar is op
marktdag de ruimte wel noodigook
een plek voor 't Proveniershuis, maar
aaar zal by de rytuigen en karren
die van of naar de Gierstraat komen,
leelyk in deu weg staanhet Nas-
sauplein, midden |in 't plantsoentje,
maar daar tocht het zoo. Het over
lijden van de gele Hortua-kastaoje
maakt daar een plekje open, maar zoo
lang ik leef zal ik met al do kracht
die in ine is, tegengaan, dat de her-
Te oordeelen naar hetgeen Carrie
mjj later vertelde en den toestand van
myn eigen kamer, moest ik gelooveu,
dat ik my als krankzinnig had aan
gesteld. Eerst na een poosje werd ik
kalm, jnist te rechter tyd, om Car
ries dierbaar hoofd voor een zeer on
zachte aanraking met den stoel te
bewaren, dien ik by myn waanzinni
gen vreugdedans boven my zwaaide.
Hoe was de overjas verdwenen, hoe
teruggevonden Het was zoo eeuvou-
dig mogelyk gebeurd. Waarom had
ik aan het meest by de baud liggende
niet gedacht Het was een vergissing
van Carrie's vader geweest. Hij wilde,
zonder my eerst te begroeten, zyn
gewone avondwandeling maken, had
myn overjas voor de zyne gehouden
en was er mee uitgegaan, zonder te
vermoeden, dat een lclein vermogen
in een der zakken was verborgen.
Ik zond den heer Anderson de qui
tantie, gaf deu heer Wiustou liet geld
en nam myne plichten weer blijmoe
dig op als een wijzer en ook wel een
beter man, dan ik geweest was.
BI N W £*M. A&Ö
Hofberichten.
Op verzoek der Kouingin is be
paald, dat 31 Augustus aanstaande,
voormiddags 10 uur, een kerkdienst
zal} plaats hebben in de Groote Kerk
te 's-Gravenhage, waarby zal worden
voorgegaan door den hofprediker dr.
Van der Flier.
De Koninginnen hebben Donderdag
een diner gegeven,^ waarbij aanzaten
de luitenant-generaal Vetter, oud-
eommaudant van het Indisch leger;
de luitenant-generaal Kool, chef van
den generaten stafde kapitein-tcr-
zee Zegers Yeeckecs, adjudant der
Koningin en mevrouw zyne echtge-
noote, beuevens baron Suouckaert
van Sehauburg, directeur van het
huisarchief der Koningin.
Atjeh.
De correspondent te Batavia der
N. R. Ct. seint onder dagteekening
van Vrydag
Er zyn ongunstige berichten van
Kroeng Raja. Vyftig man gaan daar
heen.
De gouverneur vertrekt morgen van
Batavia.
Luitenant Sclioemaker is in het
hospitaal te lvota Radja aan koorts
overleden.
Een adres van branders.
Wy ontvingen het afschrift van
een adres, dat vierden branders te
Maastricht, Tilburg, 's Hertogenbosch
en Breda hebben gericht "aan den
minister van Financiën, Zy verzoe
ken daario, het ingediend wetsvoor
stel tot wijziging der wet op het. ge
distilleerd niet ongewijzigd in behan
deling te doen nemen, of wel deSzelfs
toepasselijkheid te willen beperken tot
de na den dag van invoering der wet
eventueel op te richten branderijen,
en voorts daarin eene overgangsbe
paling te willen doen opneme:;, waarbij
eene wettelijke regeling' van het per
centage in de plaats der nu genoten
overmaat zal verleend worden, zooals
in het adres is ontwikkeld, en ook
in België geschiedt, en waarvan de
billijkheid, naar bunne overtuiging,
door de betrokken inspecteurs zeiven
zal erkend worden.
Een Ruide aan Zola.
Eenige oesterkweekers en andere
ingezetenen te Ierseke zuilen eene
eigenaardige nulde brengen aan Zola
zij zullen namelijk hem een gesciienk
in oesters aanbieden, waaraan zullen
inueringsboom naast zoo'n huil boom
wordt geplant. Mijnerzijds wil ik ook
niet achterblijven, om eenige candi-
daat plantpiaatsen voor den boom
op te noemen. Wat dunkt u bijvoor
beeld van bet Frans Halsploin, dat
wel een vergoeding hebben mag om
dat Hals' standbeeld er niet komt en
dat we dan Koninginneplein konden
noemen Of van een plek in 't Ke
naupark Mag misschien het Wilsons-
plein genoemd worden Wanneer
daar de boom eenmaal stond, dan
kwam er misschien wel een beetje-
tuiuaanleg omheen, die in deze gras-
woestenij zoo hoog noodig is. Kau
het Ripperdapark ook dienen?
Enfin, ik vraag maar eu de geleer
den zullen het wel uitmaken. Alleen
ligt er nog een steen op ray'n hare,
dien ik daar wel graag zou afwente
len. Wat moet er gebeuren met hel
toezicht op den boom Loopen we
ook gevaar, dat de Commissie voor
den Hout en de Plantsoenen vandaag
of morgen voorstelt, den herinnerings
boom om te hakken Do Commissie
heeft immers indertijd wel een heele
ry boomen aan de Dreef laten kappen
Praktisch lijkt het me dus nuttig,
om wanneer er een heriimeringsboom
geplant wordt, te bepalen dat die
boom wordt verklaard boven de wet
te zijn en niet te behooreu onder het
toezicht van de Commissie, die (ik
zeg het nog eens) bestaat uit hoogst
respectabele mannen, maar als Com
missie het devies zon kunnen voeren:
„Hakken is mijn lust, kappen is mijn
leven."
De Redactie Jvan dit Blad heeft
my deze week een Raadsstuk gezon
den, waarin becijferingen voorkomen
van liet Raadslid, den heer J. A.
Lodewyks, over de nieuwe belasting
plannen. „Beste vrieud," zoo schreef
de redactie erbij, weten, dat ge'
nogal van statistiek houdt en van
een reeks van cijfers niet licht ver-
wordeu toegevoegd eenige portretten
en groepen op de kunstmatige oester
teelt betrekking hebbende. Een album
met fraai gecalligrafeerde opdracht
zal de namen der bewonderaars be
vatten.
Exodus.
Het „Onafh. Israël. Orgaan"meldt:
Verscheiden joodsche familiën te
Parys en andere plaatsen in Frank
rijk hebben Amsterdam als het gast
vrije oord opgezocht en in de Sarpha-
tistraat reeds woningen gehuurd om
zich blijvend aldaar te vestigen.
Ook vernemen wy, dat onze voor
malige stadgenooten, de heereu Gebr.
Boas, de grootste juweliers te Parys,
hunne koffers pakken om naar hier
te retourneeren.
Het gerucht is tevens verspreid,
dat Baron Rothschild en familie het
stellige voornemen heeft Parijs te ver
iaten eu zich eveneens in Holland te
vestigen.
Verloting.
De hoofdprijzen in de verloting
van de Vereeniging voor Landbouw.
Handel en Nijverheid, gehouden op
22, 23, 21 dezer in het Paleis voor
Volksvlijt, zijn gevallen als volgt:
No. 4296 prijs 1. de villa „Excol-
sior" te Bussurn, geplaatst door den
heer A. Egmond, boekhandelaar te
Enkhuizen.
No. 5613, pry's 2. Een éénpaards
dorsch-machine, geplaatst door de
heeren S. Ochtman Zn., Zieriksee.
No. 6398, prijs 3. Een kruissnarige
pianino, geplaatst door de vereeniging
zelf.
No. 5381, prys 4. Een salon-
ameublement, geplaatst door de hee
ren Sanders Co. te 's Gravenbage.
No. 10456, prys 5. Eod eikenhou
ten huis kamer-ameublement, geplaatst
door den heer H. A. Boerema, Win-
sum (Gron).
No. 46, prys 6. Een wanmolon,
geplaatst door de firma Egb. Smit,
Hoogezand.
No. 361, prijs 7. Een pianino, ge
plaatst door de vereeniging.
De door haar als extra premie
aangeboden dogcart met paard en tuig
is gevallen op No. S322, geplaatst
door den heer A. Knaap, te Appinga-
datn.
Eene stranding.
Men meldt van Marken
Donderdagnacht circa 12 uur strand
de hier by den vuurtoren de Volen-
(iarnmer botter, genaamd „Wilhelmina
Schokke", toebeiioorende en bevaren
door Gerrit Hijtman te Volendam.
Er scliyut een lek in het vaartuig te
zijn gekomen op deu weg van Urk
naar hier. De lading die geheel ver
loren is bestond uit2500 halve kilo's
spiering.
De schipper Hijtman, zijn 70jarige
knecht Gerrit Schilder en diens klein
zoontje Hendrik Tuip (de laatste was
voor plezier inedegegaan), zyu met
moeite tegen 3 uur van het schip ge
zwommen. daar de golven hoog over
het vaartuig heen sioegen en zij liet
daar niet konden houden, vanwege
het vele water. De burgemeester beeft
gezorgd, dat zij warm voedsel kregen
en vao droge kleeren werden voor
zien en heeft hen in den namiddag
naar Volendam laten brengen
Op last van den Burgemeester zyn
enkele goederen, her tuig van het.
vaartuig enz. geborgen. Het schip
was niet verzekerd en zit niet in het
vaarwater. In de boeg van het schip
is een lek geslageu, zoodat het vol
water is geloopen.
Donderdagochtend liep te Bergou
op Zoom een 14-jarige weesjongen
met. een glasruit onder den ar m langs
vaard zult raken." „Let op", zei
ik tegen mijn vrouw, ,.'t is zeker mach
tig ongenietbaar, want anders zou de
redactie er geen compliment bij af
steken. Enfin, ik zal zien wat ik er
van terecht breng."
Het stuk beslaat negen bladzijden,
waarvan acht vol en vol met cijfer
tjes, vlak naast elkaar en zóo klein, dat
je je er over verwoudert hoe een dok
ter, die dan toch weet hoe teèr iemands
oogen zijn, daarmee durft aankomen.
Op iedere bladzij staan veertien a
vijftien kolommetjes leg je dus het
stuk open voor je, dan zie je er der
tig tegelijk. Boven al die kolomme
tjes staat wat ze te beduiden heb
ben. maar om plaats te winnen, staat
da? l.t zóo gedrukt maar over
dwars zoo j Deze listige rangschik
king heeft ten gevolge, dat wanne r
je een cijfer ziet en wilt weten wat
het beduidt, je of telkens je nek
spieren moet verdraaien, watpyulyk,:
of het blad moet omkeeren. wat lastig
is. Je ziet bijvoorbeeld iri de cijfer-
zee staau 10.10 dat beteckent 4e
klasse van d n boofdelijkon omslag
en opcenten volgens het voorstel van
de Comm. van financiën dan ver
draai je je hals en ziet dat er boven
staat: gehuwd.
Wil je weten wat je in diezelfde
klasse betaalt als je 2, 4, 6 of 8 kin
deren bebt, dan tuur je je viermaal
blind op die cijfertjes, verdraait even
veel keer je nekspieren eu dau 'oen
je er achter, 'tls nog eeu zegen, dat
de belastingschuldigen van den heer
Lodewyks niet meer dan acht kin
dereu mogen hebben, anders kivam
er aan dö reeks heelemaal geen end.
Ik mag verklaren, dat ikmetmau-
neumoed aan 't studeeren ben gegaan,
maar ten slotte heb ik het moeten
opgeven. Ze begonnen voor me te
dansen en te draaien, die cijfers
een was er, in do 33o klasse, dat
finaal begon te huppelen; ja dacht ik
in die klasse hebben de belasting
schuldigen makkelijk huppelen, maar
die daar beneden, die ze nu zoo wil
de straat. Door de gladheid had lij
het ongeluk te valien, met het g&j
volg, dat het glas hem zoodanig*}
wonder, aan den hals toebracht, dai
er geen hoop op het behoud van zjjE
leven bestaat.
Koloniën.
Atjeh.
Aan het verslag omtrent de voor-
nnamste gebeurtenissen in het gou.
verneraent Atjeh euOnderhoorighed*
loopende van 1 tot en met 14 Januari
wordt door de „Java Ct." het volgend*
ontleend
Groot-Atjeh. Het in het vorig ver-
slag genoemde onderbendehoofd van
T. Oemar, Pang Hasan, kreeg ver
giffenis voor hetgeen hy tegen hel
gouvernement heeft ondernomen, maa:
werd met twee zyner volgelingen op
eene moesapat veroordeeld tot boet*
wegens het verwonden van Si Poetiii.
De mede iu het vorig verslag ge
melde T. Hoesin, zoon van Ketjik
Amin, van Lampoe-Oek, bleef zich
in liet Paran-gebergte ophouden. Aan-
gezien het bekend was, dat hy hei
voornemen had zich te onderwerpen,
werden geen pogingen tot zijne op-
vatting gedaan. Een der laatste da
gen van dezen verslagtijd deed hij
daartoe stappen.
Kleine benden van Oemar blijven
Lhong onveilig maken, en berooven
lieden die uit Lepong in Lhong
inkoopen komen doen.
ggOmtrent Oemar's plannen is niet
veel met zekerheid bekend. Het be
stuur vernam dat hij, na een groote
kandoeri te Lam Noh gehouden eu
panglima's aangesteld te hebben,
langs de Tjot Empée in de richting
der XXH moekims opgerukt zon
zijn. Onwaarschijnlijk is dit niet, daar
het doel van zijn tocht eene ontmoe
ting met den pretendent sultan zou
zyn, die omstreeks denzelfdeu tijd uit
Kemala naar de XXII moekims ge
trokken is.
In de sagi der XXVI moekims
bleef het geheel rustig, en valt daar
van alleen te vermelden, dat Teng-
koe Öjech Tjot Poetoes een schryven
ontving van het bendeboofd T. Iver-
koen, die hem daarin om onderstand
vroeg.
In de Vlle moekims Baid hadden
eenige roofpartyen plaats door kleine
gewapende bendeu: zoo werd eene
woning in kampong Kliëng (moekim
Anak Daté) door eene bende van tien
man, waaronder een zwager van
Aii Baid overvallen en daarin voor
eene waarde van ongeveer 130 dollars
geroofd. Op den lOen Jan. werd
Keljik in van Teuh, met vijf kam-
ponggenooien van de pasarte S'aina-
har.i terogkeerende, tu^sehen Lenong
en Teuh aam-evaliea door eene bende
van tien a vijftien man, volgeliugen
van den Imam van Lam Ara, en van
de ingekochte goederen beroofd. De
roovers zonden den vluchtenden lieden
van Teuh nog eeBige schoten na en
keerden over den Tjot Dj'a naar het
gebergte terug. T. Doerahman, aan
verwant van T. Moeda Baid eu be
ruchte veedief, wist zich meester ie
maken van eeD tweetal karbouwen,
toebchoorendo aan een inwoner van
Lepong Rajoet. Ter hoogte van Anak
Glé werden lieden, die een vecktram
van Tongkoe -Sjech Tjot Poetoes
vervoerden, door volgelingen van den
Imam van Laui Ara van diea ram
beroofd. Terstond achterna gezonden
lieden gelukte het dien ram weer af
handig te maken.
Het geiukto den marechaussee te
Lam Bira eeu volgeling van T. Ali
Baid op te vatten, die zich aldaar
bevond zonder iu het bezit-te zijn van
een kampongpas, maar wel van een
geladen revolver, Beaumont-patrönen
eu blanke wapens.
len deuken, die zyn wel anders ge
stemd.
Enfin, ik kon er niet uitkomen en
ik heb het heele stuk dus maar aan
Wouter gestuurd, met hetzelfde com
plimentje, dat de redactie mij maakte.
Juist zooevon heb ik het stuk te
ruggekregen met een briefje van den
volgenden inhoud„Waarde neef
Hiérby gaan de becijferingen van de
inkomstenbelasting terug. Ik bob er
een hoofdpijn van gekregen, die ik
niet kan kwijtraken eu als ik een
,ran de raadsleden tegenkom, die om
deze becijferingen hebben gevraagd,
ben ik tot alles' in staat. Vaa Gen-
deren Stort- en Waller Zeper zullen
er em slordigen duit aan verdienen.
Ik heb in radeloosheid het stuk ge
zonden aan een ambtenaar van de
belastUigea, een cijferaar van beteeke-
uis en ik heb het compu.naatje, dat je
mij maakte er maar by gedaan. Wei-
nu, zooeven is zyn vróuw me het
si uk komen terugbrengen met de
boodschap, dat ze het haar man had
afgenomen, want hij zat er uren achter
een op te zwoegen en als hij 't uit
had begon bjj weer opnieuwvan
nacht had hy er van gedroomd. Ze
stond dus voor de gevolgen niet in, zei
ze en of ik dat gevaarlijke stuk maar
terug wou nemen.
A Is je weer eens wat weet, hou ik
me aanbevolen
t. t.
WOUTER.
Ik heb het duizelingwekkende stuk
achter slot gezet, uit vrees dat m'n
kindereu het in handen zouden kry-
gen. Eén ding is maar gelukkig en
wel, dat de drukker, die de cyfers
drukte, ons teuminste de graphische
voorstellingen die er by hooren, heeft-
bespaard.
FIDELIO.