Jean van de galeien. Hoofdbureau van Politie FE b' IL L E T O N. pv-v rirAAin 7ncfor geweekt iau zouden ze wellicht ge- U w QlOOÏt? t-Ubld weend hebben. De altyd geljjk matige Zeg, Lucien, hou je mondik wil 't niet hebben, je doet me zeer. Toen ze den kus gekregen had, ver borg Leone het hoofd in de handen, met bloed roode wangen, weggedoken in een dicht hazelboscbje, waarvan de grillige, omgebogen takken haar streel deD. Loeien bleef bedremmeld staan met den mond vol tanden, nu zyn ver langen bevredigd was. En een onver wachte omstandigheid maakte hen nog verlegener er ontstond opeens groot geraas van bewogen bladeren op tien meters van ben af. Zy rieden wat 't wasAdriana, de groote zuster, die opzettelijk k wijtgeraakt waren om samen het dichte bosch in te loopen. Ze had het pad verlaten, dat ze kalmp jes gevolgd was in plaats van zooals zy, blindelings door de struiken te stormen. En nu was ze vastberaden het kreupelhout ingegaan; zü liep recht op hen af door het gebladerte en maakte zich een doortocht door 't jonge bout, met de beweging van goedheid van de groote zuster, haar meer dan moederlijke toegevendheid, haar bescheiden toewjjding die zich nooit verloochende, de opgeruimdheid, die ze als een sluier over de verloren droomen van haar jeugd wierp, ont roerden plotseling hua hart. Zjj voel den in zich een ontroerende bewon dering rijzen voor het edelmoedige en wakkere meisje, vóór den tyd ver ouderd door de ontgoochelingen van het celibaat, doch welks hart onge deerd was gebleven. Leoue wist er vagelijk iets van ook Adriana had eens lief gehad het was een geschiedenis, die men verbor gen hield en waarvan ze brokstukken had opgevangen, op een winteravond toen de ouders er fluisterend over spraken, niet wetende, dat zy er by was. Adriana liep nog altjjd voorop, om hen door haar kijken niet te hinderen. Zy voelden zich niet op hun gemak en dachten er niet aan van do aau- geboden gelegenheid gebruik te maken. De groote zuster had haar opge ruimdheid teruggekregen, overstelpte hen met een stortvloed van woordeu, maanden later vastgesteld, toen Lu cien zyn doktersdiploma had. Van i toen af kwam hy me eiken Zondag i opzoeken. Den vyfden Maart bracht de diligence hem als gewoonlijk, 't was vyf weken voor zijn examen, tegen 11 unr in den morgen. Al leefde i ik duizend jaren, den namiddag, dien 1 we samen hebben doorgebracht, zal ik nooit vergeten. Het scheen me toen, dat ik een dubbel leven leidde. We maakten plannen en droomen, wel voor twintig boekdoelen, 's Avonds na het souper stelde papa hem eon wandeling voor. Het was droog en koud, een Maartnacht, zonder mane schijn. Er werd veel van stroopen gesprokenpapa wilde weten of er in de hagen van Mavacbe strikken gezet waren. Ik zie ze nog weggaan hy kuste me op het voorhoofd in tegenwoordigheid van mama, doch zoo lang, dat me een groote onrust beving, die my'n hart ineen kneep... Ze zou den om negen uur terugkomeu. Ik stond aan 't venster van mijn kamer, ora 't eerst hun schreden te hooren. De gierende Noordenwind bracht ge luiden van Mavaclie. Plotseling hoorde ik een doften verren slag, die als pang klonk doch zoo vaag, zoo gedempt, dat 't byaa niets was. Toen nog een pang! nog onduide lijker. Ik dacht aan geweerschoten en werd doodsbleek, 't Was ge beurd Een half uur later bracht papa Lucien op zyn schouders thuis: zyn hemd was roodzijn hoofd hing achterover; hy had een lading hagel in het hart gekregen, hy was dood. Hij was reeds heelemaal koud. Het was verschrikkelijk. Men spreekt er nooit overdat is nu twaalf jaar geledener zijn dagen, dat ik het voor een kwaden droom houd..." Dit opgerakeld verleden bracht tranen in Adriana's oogenzy vloei den in stroomen. 'tWas de eerste maal, dat Leone haar, de moedige, zag weenen. De groote zuster gaf zich blootal de bitterheid van het leven vulde haar gemoed. Zy hield Leone omstrengeld en weende, over wonnen, met snikken, die haar uit de keel opstegen, als waren alle smarten haars levens, langen tyd en langzaam toegenomen, saamgesmolten in dit oogenblik van zwakheid. Lan gen tyd bleven ze zoo gezeten, schok kend van snikken, zonder woorden te vinden, hunne tranen vermengend. Adriana richtte zich het eerst op. Zy wischte zich de oogen af, en keek voor zich uit met droge harde blik ken, het lot trotseerend. En heeft men nooit geweten wie? zeide Leone. Neen, zeide zy aarzelend, men heeft lang gezocht. Weer welde de stroom van bitter heid naar haar lippen Ik ken hemhy is 't me komen zeggen't is een strooper, die meende op een bok te schieten. Hij heeft me zich de haren uitrukkend, alles be kend. Nooit heb ik een man in zoo'n toestand gezien. Ik heb hem laten gaan. Hy stroopt niet meer, hy heeft de streek verlaten. En laDgzaam met mededoogen voegde zy er in de onuitputtelijke barmhartigheid van haar heldhaftig gemoed by Het was een jonge manhy moest trouwen binnen enkele weken en zyn bruid wachtte hem. E. die de armen uitslaat.1 't hinderde haar, dat ze niets zeiden. het speet haar, dat ze een schaduw had geworpen op hun ontluikende liefde. Over haar schouder riep ze hun grapjes toe en trachtte hen aan 't lachen te maken. Ze sprak hen van een land-edelman uit die streek, een groot jager, een heuschen baron, dien ze zooeveu ontmoet had, toen ze weggeloopen scholieren zocht. Hy ranselde zyn hond af, wanneer deze het wild miste, wat hem trouwens negen van de tien keeren overkwam, daar hy door zyn bijziendheid een slecht jager was. Toen ik by de Drie-Eiken kwam, roste hy Fox af, die plat op den grond lag en er geen zi r aan kon doen Fox huilde als een bezetene. Toen bij my zag, nam de baron zijn hoed af, zonder met slaan op te houden. Ik vroeg hem, waarom hy zijn dier zoo mishandelde, die voor een der beste jachthonden van zyn land door ging. Weet je wat hy zeide, kinde ren Om hem manieren te leeren Ik antwoordde, dat hy ongelijk had en dat Fox van de jacht genoeg zou krijgen. Hoezoo vroeg hy. Omdat je hem met zweepslagen overtuigd zult hebben, dat het baan tje van hond een hondenbaantje is! Hy begon te lachen en Fox maakte er gebruik van om weg te loopen, zonder de rest af te wachten. Leone luisterde niet meer. Ze vroeg op eens met de vrijmoedigheid van een jongere zuster, voor wie de oudere niets verbergt Adriana, heb jy nooit iemand lief een zwemmer, In drie tellen had zy hen bereikt Aanstonds raadde zy, hen zoo ver legen ziende, den kus. Leone hoog blozend en zonder hoed, Lucien, die probeerde te glimlachen. Ze roept hun vroolyk toe Let maar niet op mijIk heb niets gezien Ed daar het ondeugende van deze woorden hen nog meer onbeholpen maakte, maakte ze 't goed met de liefheid van een oudere toegevende zoster Ik heb noch Alice, noch Jules, noch Gaston, noch Martha gezien. Weggevlogen! verdwenen! Och, ze profiteeren van hun vaeantieOm hen op te zoeken ben ik het heele pad tot den vyver van Halines afgegaan- en niets, niets gezien. Adriana, zeide Leone plotseling besloten en uit het boschje komende, Lucien heeft me gekust! Lucien sloeg de oogen neer. Adri- aaa geraakte van haar stuk bij die openhartige bekentenis, welke ze niet uitgelokt had. Toen verklaarde ze zonder omslag: Hy heeft groot gelijk, hoor Ec plotseling mijmerend met bit terheid terugdenkend aan haar ver leden, aan haar eenzaamheid van ongetrouwd oud geworden meisje, dat de" liefde niet gekend heeft, voegde zy er, den gedachtengang volgend, hy Komaanhy, achttien jaar en jij zestien en beiden alleen in het bosch van t'alanges, het mooiste bosch van de Condroz, midden in de maand AugustusÓf hy gelijk had! Leone wierp zich om haar hals, kuste haar by het oor en zeide: Adriana, myn goede Adriana, ttyn goede zus! Lucien keek naar haar, met een zoete ontroering in het hart. Hy nam de groote zuster bij de handen en op eens, overvloeiende van erkentelijk heid en liefde, duwde hy Leone op zij en gaf Adriana twee kussen op de wangen. Ze gaf ze hem terug, als een moeder. Wees niet jaloersch, Leone, zeide zy. 't is uit goede vriendschap vooreerst ben ik te oud, er zyn nog menschen. die van me houden, doch niet met liefde Toen ik zoo oud was als jij, heeft de lietde me stnursch behandeld Nu ben ik er over heen, en vind deze nog alleen maar iets waard voor anderen. En ze lachte luidkeels, met een lach die toch wnartelijk klonk, ze voegde hun handen samen, maakte een groot zegenend gebaar en riep: Weest vereenigd En nu op weg, laten we de anderen gaan zoeken. Alle drie zochten het pad weer op en schreden naar den vijver. Men moest, de rest vau de bende terug vinden. neven en nichten, die in de vacantiedagen door de bosschen zwierven en met fladderende haren in de Waalsche dreven stoeiden. n. Zij liep snel vooruit en zonder een plek als jeluiverder op in het mast-1 woord te zeggen. Leone en Lucien j bosch van Yehaines, dat wy elkaar volgden haar. naast elkaar, te bedeesd voor het eerst kosten. Ik herinner! om elkaar een arm te durven geven.meniet meer, ik heb me nooit kun- Docli hun blikkeu ontmoetten elkaar neu herinneren, langs welke wegen en ze lazen in eikaars oogen een we teruggekeerd zyn. Toen we thuis droevige aandoening van medelijdende waren, heb ik mama alles verteld, hij j dankbaarheid jegens de groote zus, deed aanzoek bij papa.'t was aanstonds die geen vriyer bad. Waren ze alleen in orde- Het huwelijk werd op zes Adriana stond stil, met bleek ge laat, ernstig, strakke lippen. Hemel, zeide Leone ontsteld, heb ik je verdriet gedaan Men kwam by den vijver. De scholieren waren er niet. Alle drie zetten zy zich op een grooten steen met Adriana in het midden. UI. Jawel, zeide zy eindelijk, ik heb ook iemand lief gehad. Vertel 't ons maar niet, Adri ana, zeide Lucien, die gevoelde dat het verhaal oude smart zou doen her leven. Het is slecht van Leone, dat ze je verdriet aandoet Leone is niet slecht, Lucien; Leone heeft gelijk; ik voel, dat'tme goed zal doen u die oude geschiede nis te vertellenik houd erg veel van jelui:t zal me niet zwaar vallen Ze zwegen, geprikkeld door mede lijdende nieuwsgierigheid. Hij heette Lucien Chamaix Lucien... net als jij. Daarom houd ik misschien veel van je. Hy was up zekeren dag tnuisgekomen van de jacht, neef Paul had hem meegebracht Dadelijk hadden wy elkaar begrepen en gedacht, lat wij elkaar zouden toebehooren. Hij ging weg en kwam terugik was achttien, by twee en j twintig jaar. 't Was ook in het bosch van Calanges, maar niet op dezelfde te Haarlem Naar de teekeuing ran den heer Jacques Leijh, gêmeente-arelritect, alhier STADSNIEUWS Haarlem, 19 Maart 1898. Tentoonstelling van V rou wenarbeid. Voor velen die belangstellen in liet werk van de a.s. tentoonstelling van Vrouwenarbeid, zal 't zeker aan genaam zyn af en toe iets daarover te kunnen lezen. Het Haarl. comitc hoopt daarom van tijd tot tijd wat mede te deelen uit verslageu van on derzoekingen die nog in vollen gang zyn, van verkregen uitkomsten van enquêtes die op kleine schaal plaats hadden (in de "plaatsen waar eomuc's zyn), over plannen, prijsvragen, enz. eDZ.een en ander zal zeker hydra- gen tot beter begrijpen van het ten- toonsteïlingswerk en daarvoor grooter en algemeener belangstelling wek ken. Moge het meegedeelde soms een bevredigend antwoord geven op de vele bezwaren van hendie niet instemmen met de plannen voor de tentoonstelling, die hoofdschuddend vragenwat zal dat alles helpen en voor vele onverschilligen een op wekking zyn tot nadere kennismaking met werk en plannen Wy beginnen met de mededeeling van een zeer verblijdend bericht n.l. de toezegging van den heerGratama te Delft tot het in bruikleen afstaan van een locomobiel en dynamo, benoo- digd voor de Industriézaal, Wascta- inrichting en Zuivelfabriek/Hier be hoeft nauwelijks bijgevoegd, hoe zeer deze hulp wordt gewaardeerd. Mocht zy navolging vindenMedewerking van allerlei aard wordt gevraagd en zeer dankbaar aangenomen. Zoo o.a. van dames Photografen, van wie voor namelijk vakwerk tot 't verkrijgen van degelijke inzendingen gewenscht is, maar fraai amateurswerk zal niet zijn buitengesloten. Dames Photogra- feu in deze stad worden zéér tot in zenden aangemoedigdcirculaires met nadere bepalingen zyn tegen toezen ding van f 0.10 te verkrijgen by Mej. Polbyn te Ginniken. 'Doorpersoonlijk onderhoud geven de leden van plaat selijke comité's in de meeste gevallen de gewenschte richting aan reeds be staande plannen tot inzending of zoo die nog niet bestaan worden ze daar door gevormd, maar er zyn, behalve 't vinden van den noodigen tyd, tegen die bezoeken nog andere bezwaren zou 't daarom niet mogelyk zyn, dat zy die iets wenschen in te zenden van welken aard ook, of willen mede dingen by een prijsvraag, haar adres opgaven aan één der leden van het plaatselijk comité? Zoo meenen wy, dat zeker véél vrouwen zich inieresseeren zullen voor de prijsvraag uitgeschreven door de Rubriek Hygiëne overhet verkrijgen van een weinig omslachtige en toch doelmatige kleeding voor zuigelingen en kinderen van ouderen leeftijd. Be langstellenden (en die zullen hiervoor zeker niet gezocht moeten worden) worden opgewekt hunne gedachten over dit onderwerp te laten gaan. Alle nadere bepalingen worden later gepubliceerd. Wy eindigen met het bericht van het hoofdbestuur, dat de tentoonstel ling des Zondags eerst te 12 ure ge opend zal zyn. Het meent hiermee te toonen aan de belangen der Zon dagsrust zooveel doenlyk te willen tegemoet komen, waar geheele inacht neming daarvan een volstrekte onmo gelijkheid is, met het oog op de velen, voor wie juist, de Zondag de eenig beschikbare dag is voor een bezoek aan de tentoonstelling. Namens het plaats.-comité. Mevr. DE CLERCQ— Teding van Berkhout, Pres. Mej. L. DE CLERCQ. VAN WEEL, Secr. De heer J. Krol Kzlid van deu' gemeenteraad eD Voorzitter der Ver. j tot bev. v. h. Vreemdelingenverkeer, j heeft alsnog zitting genomen in liet Eere-Comité van den wedstrijd, uit» schreven door de liedertafel „Hu lem's Zanggenot. Algem. Nedarl. Werklieden Verbond. Afdeeliog Haarlem. In de Donderdagavond gehoudi ledenvergadering van bovengenoen verbond," werd eene bespreking g houden van de agenda der jaar va gadering en werden benoemd tot af? vaardigden hiervoor de heeren J. v\ Wyde, president en H. v. Brederod secretaris. Verder werd nog beslou dat de vereeniging niet zal ingaani eene uitnoodiging vervat in een schr ven van den Socialistenbond, afde ling Haarlem, tot medewerking i viering van den 1-Mei-dag, alhier. D zal het bestuur dier afdeeling schri telyk ter kennis worden gebracht® bijvoeging dat men wel hun begins len is toegedaan wat betreft den ve: korten arbeidsdag. Verder werd medegedeeld, dat pro Treub eene lezing zal houden ovi Coöperatie, waarschijnlijk op April e. k. W eldadigheid naar VermogeL Aan extra-giften werden ontv&i gen; Van 25 December 1897 tot 1 Maart 1898 27610 Van 1—15 Maart 1898. Van ,,twee onbekenden" 5. W. S5, J. W. A. B.. 40, 2814.Ö In het vorig dienstjaar 1896/7 werd aan extra-giften oqtvangen pl. m„680o. Nadcelig verschil 3985.9 Museum van Kunstnij verhei; Op het Museum van Kunstnjjvi heid zullen aanstaanden Zondag teekeningen en photograliën betre king hebbende op de tempels Parambanan op midden Java vo het laatst tentoongesteld zyn. De verzameling van het Musea werd dezer dagen aangevuld met li afgietsel van een rijk versierden lez naar uit het einde der 15e eeuw dit decoratieve kunstwerk, waarvi het origineel in koper gegoten thai nog voorhanden is in de Lieve-Vroi wekerk te Hal in België, geeft bij van de hooge vlucht, die het kuns ambacht der kopergieters in genoen tijdperk heeft bereikt. Zondag is de toegang vry, Christ. Nat. Werkmans Bom Vrijdagavond hield de heer Dr. F. van Leunep alhier eene lezing vot de leden der haarlemscbe af'deeliii van bovengenoemden bond, in een i|{ zalen van Felix-Fa vore. Als ondei werp bad spreker gekozen: Prio Willem I. Na de vergadering met gebed ëW pend te hebben, las spreker Psali 202 „do Heere verlioore u in d{ dag der benauwdheid"vervolge; zeide hij dat het hem aangenaam ws deze eerste lezing voor de afdeelin te houden, waarna hy tot zyne lezin overging. Als er liefde is voor het Evangelii zei spreker, dan is er ook liefde voc het vaderland, en daarom heb ik di onderwerp gekozen. Deze geschiedenis is by allen de kelyk genoeg bekend, dan dat wjj hier zouden laten volgen. De lezing, die met belangstellin door een niet groot aantal persone werd gevolgd, was ongeveer om uur afgeloopen. Nadar, spreker den wensch had ui' gedrukt, dat de leden van den Chi Nat. Werkmans Boud nooit zulle vergeten wat Oranje voor ods g> heeft en een steun voor dat Huis zal len zijn, eindigde hy met den uitroe „God zégene Öraüje, Nederland end Koningin waarmede allen door ap plaus instemden. De voorzitter, die daarna het woor nam, zeide eerst spreker voor zijp lezing dank, waarna hy de hoop sprak, dat de heer van Lennep dikwyls in eene lezing voordeafdet ling mocht optreden. Vervolgens sloc hy, na een gebed, waarin hy Oraaj herdacht, de vergadering. Uit liet fransch. Eu niettegenstaande dit venster zoo moeilijk te bereiken was, had Gerin zich den vorigen nacht, dien hy ook in de gevangenis „la Conciergerie" genaamd, had doorgebracht, als een spin aan de tralies weten vast te kleven en in die positie, door middel van een stalen ïaagje, dat hy ia een balletje by zich droeg en voor de politie *had weten te verbergen, een paar tralies bij na doorgezaagd, zoodat ze met een krachtigen ruk ver wijderd waren, Van zyn kleeren had by een soort van pop gemaakt en die onder zyn deken in het bed gelegd, opdat de cipier in den waan zou verkeeren, dat by lag te slapen. En toen by den schildwacht zich hoorde verwijderen, gaf hy een stoot tegen de tralies. Maar de opening was zoo klein, dat hy zich afvroég, of by er zich wel door zou kannen wriDgeu, hoewel by zeer mager en lenig was. Eerst ontdeed hy zich van zijn gevaugeniskleereu, die men hem dadelijk by den eersten dag van zyn gevangenschap had aangetrokken en wrong zich door het venster; toen de schildwacht het raampje passeerde, greep hy hem met beide han den by de keel, wurgde hem en smeet het lijk in een hoek. Daarop klom hij met zijn bloote voeten tegen den muur op, die de gevangenis van het in aanbouw zijnde gebouw scheidde. Boven gekomen zag hij twee agenten staan, die de steenhoopen moesten bewaken en juist naar den muur keken. -Ik ben verloren," mompelde hy. Én terstond liet hij zich weer op de binnenplaats zakken. „O, kon ik het dak maar bereiken", dacht hy. Toen liep hij naar den tegenovergestclden hoek, plaatste zich met den rug naar den muur gekeerd en begon iangzaam naar boven te klauteren, zich hierbij bedienende van zyn voeten, knieën en ellebogenmen zou gezegd hebben, dat hij een dolk telkens iets booger tusscben de voegen der steenen stak en die als een ladder gebruikte. Maar drie verdiepingen hoog moest hy klimmen. De vermoeidheid overmande hem. „Ik kan niet meer." steunde hij. Nog eens verzamelde hy zyn krachten. Byna had hy het dak bereikt. Plotseling werd de deur, die op de binnenplaats uit kwam, geopend. Een cipier trad met een lantaarn naar buiten en stak het gas aan*. Op datzelfde oogenblik weerklonk er een schot en een kogel vloog langs Gérin's hoofd. De cipier zag naar boven én ontdekte een man. die met een laatste wam- hopige poging op het dak klom. De bewaker sloeg alarm, terwijl de agent, die het, in aanbouw 2ynde gebouw bewaakte en een gedaante te gen den muur bad zien klimmen nog eens op goed ge luk af vuur gaf. „Domkop!" riep Jean van de Galeien uit. „Maarzij hebben reeds alarm geslagen, ik heb dus geen tyd te verliezen. Nergens is een plaats, waar ik my kan ver schuilen. By den hemel, het is beter hier om bet leven te komen, terwyl ik my tracht te redden, dan mijn eindje op het schavot te balen." Hij kwam aan een bek, dat het dak in tweeën deel de, klom hierover been en an bereikte toen het torentje, waar de bibliothecaris van het Hof van appèl in ge huisvest was. „De Seine?" mompelde hy. „Ik bevind my hier beel hoog maar... enfin, wij znlleu het probeeren." Eén moedige sprong en hij bevond zich in bet water. Door den hoogen sprong, dien hy gewaagd had, zonk hy wel eenige meters onder water en toen hy boven kwam bemerkte hy, dat bij zich reeds in het midden der Heine bevond. In de verte boorde bij zyn bewakers vloeken en schreeuwen, woedend dat hun gevangene hun te slim was afgeweest. Gérin achtte het dus raad zaam in het midden der rivier te blijven, daar de agen ten hem zonder twijfel zonden nazetten en by aan den kant meer kans had van ontdekt te worden. Hy besloot dus in de richting van de brag te zwemmen, wier gas lantaarns hem den weg aanduidden. Maar niet zoodra had hy éen slag gedaan, of hy voelde een hevige pijn in zijn rechterbeen, dat waar schijnlijk tengevolge van den val ontwricht was. On danks zyn moed en wilskracht moest hij het opgevei zyn onderste ledematen te gebruiken en het eenige vra hem dus overbleef was met den stroom mede te drfl ven en alleen met zyn armen te zwemmen. De stroo miug was juist bijzonder sterk, dus vorderde hy vr sDel, maar hij gevoelde ook maar al te goed, dat, a! hy niet spoedig de brug bereikte, de uitputting hemdi baas zou worden. Helder verspreidden de gaslantaarns hun licht ove het water en schenen den bandiet moed in te wille spreken. „Geredjuichte Gérinhy was nu nog eenige me ters van de brug verwijderd. Maar Gérin was er niet op bedacht geweest, dat d( stroom, die dieu avond bijzonder sterk was, het noj tienmaal sterker in de nabijheid der brug werd, en b de pilaren, die de brug ondersteunden, draaikolkö vormde, die reeds menig drenkeling naar de diepte g* sleurd liad. Dit herinnerde hy zich, toen bij oog ODg® veer tien meter van zijn einddoel verwijderd was e begrijpende, dat alleen een laatste wanhopige kraebts inspanning hem nog redden kon, deed hy een paar fentf slagen. Toen overmanden vermoeidheid en pijn den gehardei mau en zelfs zonder zich te verweren moest hy eei prooi van den dood worden. Een soort van verlammiDj maakte zich van hem meester en met een gelaat akelif verwrongen door doodsangst dreef hy zyn doed tegt moet. Het volgende oogenblik weerklonk er een vreest lyke gil door de nachtelijke stilte, en Gérin werd do» den stroom met geweld tegen de pilaren geslingerd de draaikolk sleurde hem naar den bodem der ri vier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6