vry algemeen erg onbemind was. Om zyne ontoegankelijkheid voor kame raadschap en verdere daarbij komende zaken had een spotvogel hem den bijnaam gegeven van Nijlpaard, een bijnaam, die weldra door het gelieele Werfdepot herhaald werd, en natuur lijk ook 's mans ooren bereikte. Hoe wel men zeer dikwerf in zijne tegen woordigheid toespelingen op dezen bijnaam maakte, was toch niemand zoo brutaal hem openlijk tegen den persoon te noemen. Het toeval wilde echter, dat een jong sergeant, die om zijn vrijmoedig heid niet al te best by den dienst ij verigen adjudant stond aangeschre ven, eens door toedoen van „het Nijl paard" volgens zijn meening onver diend gestraft was. Hy nam voor zich te wreken en deed dit op eene eigenaardige wijze. Op zekeren Augustusdag zat men 's middags in de eetzaal dor onder officieren byeen oui den maaltijd te gebruikenbovenbedoelde sergeant die ouder het eten al meermalen glim lachend naar „liet Nijlpaard", den president der tafel, had opgekeken, vroeg bij het dessert het woord, schouk zich een glas water in en stelde voor gezamenlijk te drinken op de gezondheid van het Nijlpaard, dat heden voor zooveel jaren geboren was. Wetende, dat dien dag de adjudant verjaarde, bleef ieder in stomme ver bazing zien naar hetgeen zou gebeu ren de aangevallen persoon werd vuurrood in het gelaat, stond op en sprak den sergeant toe met de woor den „kwajongen, ik zal je wel krij gen." De sergeant bleef zeer kalm en opponeerde dat de adjudant hem be- leedigde. Het gevolg van deze zaak was, dat de adjudant rapport maakte, de com pagnies-commandant van den sergeant dezen niet wilde straffen, omdat hy beweerde gespeecht te hebben op een der nijlpaarden in Natura Artis Magistra te Amsterdam en de com mandant van het Werfdepot besloot een onderzoek in te stellen naar de waarheid dezer bewering. Als slot van de geschiedenis be rust in de archieven èn van Natura Artis Magistra en van het plaatselijk commando te Amsterdam èn van het Werfdepot eene officieeie correspon dentie. waarbij de plaatselijke com mandant der hoofdstad als tusscheu- persoon diende, waarin deze zaak haarfijn werd ouderzocht. Overtuigend voor de onschuld van den sergeant was zy echter niet, daar het bestuur van Artis met deu bes ten wil oumogelyk het juiste jaar van de geboorte der dikhuiden kon op geven. De sergeant werd dan ook licht gestraft wegens „ongepaste uitdruk kingen aan tafel." (Historisch). Brand te Rotterdam. Ben pogeuschyulyk oubeteekenende brand, waarvoor zelfs niet gealar meerd werd, kostte Vrijdagnacht te Rotterdam een menschenleven. Eenige voorbijgangers bemerkten nl. om streeks half twee dat rook kwam uit de achterzijde van pand 15 Rem- brandtstraat. Het personeel der in die straat gestationneerde spuit werd gewaarschuwd en droDg onmiddellijk m het door vele gezinnen bewoond buis binnen, waar het vuur ontdekt werd in het. achtervertrek der eerste verdieping, waarvan de bewoonster, een ongehuwde vrouw, M. Gilet ge- heeten, afwezig heette te ziju. Zich daarvan te vergewissen, ging niet, omdat de vlammen overal uitsloegen. Door een straal pijp te leiden door een in den zijwand gehakt gat, biusebte _rcmen binnen een uur bet vuur. Toen Monnikendam, dicht bvT de plaats'daarop de brandweer binnenkwam, waar het ongeluk plaats had, opge- j vond men in de bedstede bet gruwe- haald. j lijk verminkt lyk van de bewoonster. Daar in de nabijheid een opengesla- Een Nijlpaarden-geschiedenis j tf?, S De Dolftscbe correspondent der j het vermoeden voor de hand, dat de Tel. deelt het volgende mede: iongelukkige vrouw iu bed heeft lig- lu verband met het bericht dat delgen lezen en daarna de lamp is om- Amsterdamsche diergaarde wederom gevallen. Denkelijk is zij door schrik twee Nijlpaarden is rjjk geworden, isverlamd en daarna gestikt, het misschien wel meldeaswaard een I Daaruit is weer gebleken de ge- voorval mede te deelen, waarin eenbrekkige regeling van een onderdeel der vorige Nijlpaarden zooai niet een der Rotterdamsche brandweer, nl.i hoofdrol, dan tocli onbewust een zeer I het reddingswezen. De zoogenaamde groots, speeidc. j reddingsbrigade wordt alleen gowaar- Het was iu 18(betjuiste jaar-sehuwd bij uitslaande branden waar- ia'; doet. niets ter zake) dat. bij het voor gealarmeerd wordt. In dit ge- Koloniaal Werfdepot te Harderwijk val was dus van officieel waarschu- ceu adjudant-onderofficier diende, die wen geen sprake. Door particulieren Toen ik tot bewustzijn kwam voelde ik koele regen druppels op myn brandend hoofd vallen, die mijn pyu eeu weinig stilden. Ik leed aan een hevigen dorst en beproefde op te staan om te trachten een weinig water te bemachtigen; maar ik kon mij niet bewegen en wrong my van pijn en angst in allerlei bochten. Dc regon hield spoedig op, waarna er een frissehe bries begon te waaien. Het was nacht geworden en de maan stond helder aan den hemel, die evenwel dikwijls door de wolken, welke wispelturig als de wenschen van een kind, heen en weder werden gedreven, aan mijn oog onttrokken werd. Mijn hoofd scheen alleen nog in orde te zyn 8n ik vroeg mjj zelf af hoe lang ik nog zou liggen sterven, voor mijn einde daar was. Ik verlangde dat, als het toch moest komen, het dan maai- gauw zou gebeuren, en eeu geheime stem duisterde mij in te bidden. Zoo zal ik zoo ongeveer een half uur hebben gelegen, terwijl de maan intusschen geheel verduisterd was. Bomtyds hoorde ik den een of audereu ongelukkige kermen, terwijl nu en dan het pijnlijk gehinnek van een gewond paard de stilte verbrak geluiden, zoo akelig, als degenen, die nooit zoo iets Lebben gehoord, zich niet kunnen voorstellen. Toen duurde het uiet lang of ik zag eenige lichtjes over hot slagveld dwalen. Soms naderden zy, dan weer verwijderden zij zich of bleven op dezelfde plaats. Ein delijk kwamen twee der lichter, dichter by en toen de dragers tien pas van my af stilstonden zag ik dat het lykenpluuderaars waren en wist, dat iu weinige oogeu- blfkkon een der schurken my uit mijn lijden zou heb- vril wel erkeuneu, dat ik bang ben e« ik tleDk, dat de helft der kinderen waarop meu rekent, slechts komen zal. Het feestcomité wurmt nog altijd rond. Aan het denkbeeld eener cen trale verlichting, door den architect Jurriaan Kok in de bladen verdedigd, schynt geen gevolg te worden gege ven. „Pecunia causa" want er is nog altijd geen geld genoeg en het comité moet nog" ongeveer 50 mille noodig hebben om bij benadering nit te komen. Zy schynt er ^eker van om door een lot nu toe geheim gehouden middel deze halve ton te zullen vinden. TerwyljEm ma Nevadagisterenavond in onze opera een dubbelen triumf vierde als zaugeres en tooneelspe8h ster, in „Mignon", waren in verschil lende lokalen kiezers bijeen om can- didaten uit te zoeken, te monsteren en aan te wijzen voor drie zetels in onzen gemeenteraad. Aangezien er van eenstemmigheid ook ditmaal geen sprake is, schynt hot vrij zeker, dat we er niet zonder herstemmingen zul len afkomen. Intusschen wordt het steeds be zwaarlijker kiezers te vinden, die van 8 uur 's ochtends tot 7 uur 's avonds in een onzer twintig bureaux willen en kunnen zetelen. Het gemeente bestuur zoekt dau ook een reserve voor het corps stemopnemers. Een dezer dagen vond ik des ochtendsin myn brievenbus het vriendelijk verzoek om me beschikbaar te willen stellen. Hoezeer ook doordrongen van mijn staatsburgersplichteu, lieb ik geant woord, dat een journalist geen mensch is die over zijn tyd kan" beschikken en het meestal op verkiezingsdagen eens zoo druk heeft als op een ge wonen dag. Zoodat ik verzoeken moest een plaatsvervanger te zoeken. Het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp op den persoonlijken dienstplicht bevestigt vrijwel de in parlementaire kringen algemeen heerschende opinie, dat de wet zal worden aangenomen met een beduidende meerderheid. Het schynt de bedoeling om in de komende zit ting- in alle geval dit onderwerp af te handelen. Het leerplicht-ontwerp zou eventueel eerst na Sept in be handeling komen. Maar dit staat nog niet vast. H. A. GANÜS Jr. Vier menselien. verdronken. En vrecselijk ongeluk greep Vrij dagavond ongeveer lialfnegen te Mon nik kendara plaats. Acht Bunschoters, waaronder een twaalfjarig jongentje, die iu de haven met hun botter voor den feilen storm een toevluchtsoord hadden gevonden, waren aan wal geweest om eenige inkoopen te doen. De afslager J. Sta- vankiter (ook wel gonoemd J. van Broek) bracht hen in een te kleine boot naar hun botter terug. Niet ver van de afvaart sloeg de boot reeds om, dat eerst later, wyl de haven slecht verlicht is, werd opgemerkt. Niet lang na het ongeluk dreef J. van Broek aan wal, dien men, niet tegenstaande alle aangewende pogin gen niet in het leven meer kon terug brengen. Het jongentje dreef ongeveer halftien levenloos aan, terwijl er nog 2 personen niet dadelijk gevonden zijn De overige vijf zijn gered. A an de twee verdronken visscners is Zaterdagmorgen ongeveer half tien een met de dreg opgevischt. "V oort durend was men in de weer met het zoeken van den andore. Nader wordt gemeld: Het lyk van den Bunsclioter vis- scber Jan Bortz. Hartog, varende op botter no. 38, is Zondagmorgen te op den brand opmerkzaam gemaakt, kwam zy te laat om nog pogingen tot redding te kunnen doen. Tegen halfzeven Zaterdagavond ontstond brand in de speelgoedfabriek van de firma Van Wijk in de Karre- steeg ie Rotterdam. Onmiddellijk na liet alarmeeren waren de vlammen, die natuurlijk van den brandbaren inhoud het noodige voedsel kregen van verre zichtbaar, zoodat een groote menschenmassa op de been werd ge bracht. De brandweer was met veel materieel ter plaatse, doch slaagde er in liet vuur te bedwingen zonder dat van de stoemspuiteo gebruik behoefde te worden gemaakt. Het pand is ech ter geheel uitgebrand. Toen Donderdag de gep. militair O.-I. leger, R. V., Nijmegen, waar hy sedert eenigen tyd ten huize van J. v. L. woonde, had verlaten, kwam laatstgenoemde tot de onaangename ontdekking, dat zijne bezitting met f 400 aan bankpapier was verminderd. Bij ontzegeliug is onder destukken van wjjlen den secretaris van Ferwer- deradeei het kasboek van wijlen den gemeente-ontvanger niet gevonden. De belastingschuldigen, die huil ge- quiteerde aanslagbiljetten over 1897 niet meer kunnen vinden en geen voldoende bewijzen van betaling kun nen leveren, beginnen reeds zorgen te krijgen over nadeelige gevolgen, welke het zoek zijn dier biljetten voor hen kan geven. Pers Overzichi. Staatsexploitatie of particu liere Maatschappij en? Het Nederlandscri Dagblad heeft, naar aanleiding van een "redevoering door den hoogleeraar mr. M. W. F. Treub onlangs te Utrecht voor de Nederlandsche Vereeniging van .Spoor wegambtenaren gehouden, een drietal artikelen aan bovenstaande vraag ge wijd. Het blad komt tot de volgende conclusie Onze slotsom is, dat Staatsexploi tatie in het algemeen en van spoor wegen in het bijzonder, voordeelig zijn kan zoowel voor den Staat als voor de burgers, wanneer wij letten op de economische belangen der bur gers en op de politieke belangeu, (de fensie enz.) van den Staat, ofschoon ook hier lang niet alles winst is. Staat echter het financieel belang van den Staat op den voorgrond, dan moet hy zich zooveel mogelijk van eigen exploitatie onthouden, tenzij hy fei telijk eene soort van regie wil invoe ren. Zulk soort belastingen evenwel zyn bij ons altijd bij uitstek impopu lair geweest. De Staat wordt dan rijk ten koste van de burgers, en zulk eene politiek is verouderd en be krompen. Wy houden ons dus ook aan het beginsel van den C. H. Kiezersbond. dat de Staat het particuliere initiatief moet aanmoedigen en niet dooden, door al wat winst belooft, zelf in handen te gaan nemen. Het belang van de spoorwegambtenaren bij par ticuliere maatschappijen kan de Staat behartigen, zonder zelf de exploitatie ter hand te nemen, daar die maat schappijen voor een groot deel van den Staal afhangen, en geen ambte naar mag zich vleien met de gedachte, dat het den Staat allereerst te doen is om zyn lot ie verbeteren, wanneer hy tot eigen exploitatie be sluit. De Staat zou dat niet kunnen, al wilde hy ook. omdat hij zich met mindere winsten dan eene particulie re Maatschappij zal moeten tevreden stellen, en mocht de Staat ook uit een zuiver fiscaal oogpunt eigen-ex- ploitatie willen, niet om eene betere dienstregeling te krygen, maar om van zyn monopolie misbruik te ma- j ken, dan zouden zeker de middelen om het lot der ambtenaren te verbe- j teren niet ontbreken, maar wel <le j wil van de vertegenwoordiging ornj de burgerjj aldus aan den Staat over te leveren. De radicale theorieën ver-] zekeren aas aan de spoorwegambte- naren geen lotsverbetering en daarom1 mogen zy wei een weinig"voorzichtig zijn met het stemmen op radicale candidaten. Leerplicht. De Standaard berekent dat de voorgestelde leerplicht zeker 7 a 8 millioen zal kosten. Wil deregcering dit op het ryksbudget brengen dan behoeven de gemeenten noch het vrije onderwijs te klagen. Maar bedoelt de regeering met haar verklaring in de memorie van toelichting dat zij voor nemens zou zyn het subsidie voor de vrye school alleen zóóveel te verhoo- gen, als de aangekondigde trakte- mentsregeling de tractementen boven het tegenwoordig peil zou opzetten, „dan natuurlijk zou het wetsontwerp op eene ruïne voor de bijzondere scho len neerkomen, en een actie in het land behooren wakker te roepen, die voor de actie van 1878 noch in uit gebreidheid noch in doorzettenden ernst onderdeed. Op dit punt echter kan natuurlijk geen beslissing rallen, alvorens de regeering zich in haar Memorie van Antwoord nader zal hebben verklaard." Hier merkt het blad op, dat; art. 49 der wet op liet L.O. voor noodlijdende gemeenten, die zelf met alle gewone hulp geen inrichting van L. O. kun nen stichten, extra" subsidie toestaat. Nu zal het vrije onderwijs- in zulke gemeenten nog veel minder kunnen toekomen, waaruit de billijkheid volgt, dat de strekking van art. 49 ook tot het vrye onderwijs werd uitgebreid, en dit werd dringende eisch als de kosten nog met een zesde worden op gedreven, want dan dwingt meu in direct die gemeente met de opeubare school vrede te hebben. Vervolgens gaat het blad over tot behandeling van het grondbeginsel dezer ontwerp-wet, en dan verklaart het den leerplicht in den aangeboden vorm, voor zich onaannemelijk, omdat hjj hier strekt tot een inmenging der overheid in de opvoeding van alle kinderen des lands, en dat op een wijze, die de ouders van zelfstaudige opvoeders verlaagt tot gedwongen uitvoerders van de opvoedende inrich ting van de overheid. Zelfs als een vader zyn kind in zyn eigen huis de gelijk onderwijs laat geven, zal de overheid in zijn huis dringen, om hem in zijn eigen woning de wet te komen stellen, hoe en wat hij zyn kind on derwijzen moet. Dit nu is liet onderrecht en het huisrecht beide aanranden zegt de iStd. en aanranden op een wijze, die, in beginsel eenmaal in onze wet geving toegelaten, straks tot nóg uit gebreider Inmenging leiden zal. en allen schijn zelfs van zelfstandige ouderlijke opvoeding zal vernietigen. Indien de overheid liet technisch onderwys in al zyn trappen behoor lijk organiseerde, voor de uitoefening van net bedryf diploma's als eisch stelde, en voor de verkrijging van deze diploma's bewjjs vergde van be hoorlijk gonoton lager onderwijs, zou volgens onze overtuiging èn liet ab soluut èn het betrekkelijk schoolver zuim zoo goed als geheel te bedwin gen zyn. Wenscht men dien weg niet in te slaan, dan moet, naar de analogie van j wat ons wetboek van strafrecht nu' bepaalt ten aanzien van lichamelijke verlating en verwaarioozing, strafbe paling opgeuomen tegen gebleken paedagogische verwaarioozing. En we twijfelen geen oogenblik, of door éen van deze beide middelen, of desnoods door beide gecombineerd, zou men, beter nog dan door wat net wetsont werp wil, het voorgestelde doel be reiken, en bereiken zonder hinnen- loodsing van beginselen die erns'.ig en doortastend verzet moeten uit lokken. Dan wijst de Stand, erop, dat liet getal 15000 genoemd door de regee- riog om het aantal kinderen aan te feveu dat nu verwaarloosd wordt, en ij den leerplicht onderwijs zou ont vangen, ongeflatteerd stellig daalt tot 12.000 over zes jaar, en gemiddeld éen en een gedeelte van éen kind per jaar per gemeente. Dit cjjfer nu rechtvaardigt allerminst zoo krassen maatregel. De regeering had zich dan na ook moeten bepalen tot tegengaan van bet- ernstiger intermitteerend schoolver zuim. Om dit doel te bereiken, had ze op de openbare scholen voor de onder scheidene deelen des lands een rege ling der schooltijden kunnen invoeren, die iu overeenstemming was met de sociale toestanden, gelijk dit iu andere landen reeds bestaat, en al zoo met prysgeving van het uniforme systeem voor heel het land. Ware op die wys de regeling der schooltijden passende gemaakt op de bestaande toestanden, dan had voorts kunnen bepaald worden, dat geen kind op school geplaatst werd. tenzij de vader zich vooraf contractueel had verbonden om zyn kiud geregeld te doen school komen, en bij verzuim do daarvoor te bepalen boeio te zullen betalen. Het geplaatst krijgen van zyn kind op school ware dan iu het licht getreden van een voorrecht te zijn, en alle dwangbepaling rustte dan op vry willige overeenkomst. Evenzoo kon ook aan de subsidie der vrye scholen liet beding verbon den worden, dat zy gelyken maatre gel invoerden. Het dwangstelsel, waar dit wets ontwerp van nilgaat, hoort, ook al heeft men voor het voetlicht de po litie er buiten gehouden, thuis, niet in een land van vrye burgers, als Nederland, maar in den hier te lande tot dusver onbekenden politiestaat. CM Kunst. De heer F. Domela Nieuwenhuis, die aftreedt als redacteur van Recht voor Allen, zal onder den naam van De vrije Socialist een nieuw, twee maal per week verschijnend blad uit geven, waarvan het eerste nummer den 2en April het licht zal zien. $posr*ft en 'i&edsfï'ïjiSeï*, Roeiwedstrijd Oxford eu Cambridge. Wegens den sterken wind en de hevige" koude was er Zaterdagoch tend sprake van, dezen wedstrijd uit te stellen. Tenslotte besloot men ech ter, toch te roeien. Het afgaan werd bepaald op halfvier. Tegen dien tyd waien de omstan digheden hoogst ongunstig. Er woei een harde wiud en het regende. Het water was zeer ruw. Wegens bet rauwe weer was er niet zooveel pu bliek als anders. Oxford won den worp en koos den Miadlescx-oeverdien dag van groot deel. Er werd 2 tegen 1 op Oxford gewed. Cambridge ging het vlugst af en was by Duke's Head een kwart lengte voor. Bjj Claspers boothuis waren de gioken weer gelijk, en van dit punt af liep Oxford gaandeweg uit. Door een wanhopige inspanning wist Cambridge dezen afstand tot een halve lengte te vermindereu qiaar toen zakte het weór af, en bij de brug van Hammersmith (ongeveer 2/s van dc 0 baan) was Oxford, vier lengten v or. De Cantabs swier giek bijna vol water was, hielden hier een tyd met roeien op. Aan het schip bij Mortlake, het eindpunt, waren zy uit geput. Oxford, dat ook water had inge kregen, wou gemakkelijk met. twaalf engten in den zeer slechten tijd van 22 minuten en 15 seconden. Beide gieken waren van gevulde kichtblazen voorzien oui ze drijvende te houden. De goede verwachtingen, die men van Cambridge's roeiers had, ziju dus Liet verwezenlijkt. Maar misschien is hnu giek zoo gauw volgeloopen en was het water aan den lagen wal, die hun ten deel viel, zoo ruw, dat zij niet toonen konden, wat zy ver mochten. Dit is nu de negende keer achter een dat Oxford wint. In het geheel heeft Oxford 32 maal en Cambridge 22 maal gewonneneens kwamen zy gelijk aan. In 1820 is do eerste wedstrijd ge weest, te Henley; de volgende,"in 1836, van Westminster tot" Patney, eeu wedstrijd van 36 minuten, door Cambridge met 1 minuut ge wonnen! Van 1S-39 tot 1842 werd er I eik jaar op dezelfde baan geroeid. In 1843 en 1844 geen wedstrijd. Iu 1845] verhuisde men voorgoed naar de baan I van Patney naar Mortlake (een en-' kele maal sedert werd er van Mortlake naar Putney geroeid). In 1847 en 1S48 weer geen wedstrijd. Iu 1849 -werd er tweemaal geroeid, den tweeden keer; eindigend in een aanvaring. In 1851, 1853, 1855 weer geen wedstrijd. Maar dan van 1856 geregeld elk jaar. I In 1846 werd er het eerst in out riggers geroeid, in 1857 het eerst in gladhuidige gieken, in 1873 het eerst op gliibanken. Verleden jaar won Oxford ia 19.12 met 2'/j lengte. Do kortste tijd y gemaakt in 1893, t08ii Oxford w< met een groote lengte in 18.47. Voetbal. De commissie tot samenstelling van het Nederlandseh elftal dat den iOdea April hier ter stede tegen de English Wanderers onder leiding van mr. Craven zal spelen, bestaande uit de heeren H. Tromp, G. W. Dyxhoora en C. Hasselt, heeft ais elf beste spelers van ons land gekozen de beeren: d'Arnaud Gerkens (Vitesse, Arnhem) goalkeeper, C. v. Hasselt (Sparta, Rotterdam) met A. Heybroek (Sparta, Rotterdam) backs, H. Hes- selink (Vitesse, Arnhem), J. Stok (Sparta, Rotterdam), en J. Stigter (H. B. S., Den Haag) half-backs, v. d. Es (H. B. S., Den Haag), J. A, Holten (Sparta, Rotterdam), v. d, Berg (0. F. C. H., Haarlem), Bidui (H. B. S., Don Haag) en J. Roqué (Vitesse, Arnhem) forwards. Deze heeren hebben reeds allen toegezegd. Als invallers werden bovendien nog uitgenoodigd de heeren Zweerts (E. A. P., Amsterdam), Cremer (H. F, C. H., Haarlem), forwards; A. Kan (IT. V. V., Den Haag) halfbacks, AY, Reesema (Rapiditas, Rotterdam) back, en N. N. (H. VV., Den Haag) keeper, Men is thans bezig de toebereidselen voor de ontvangst te maken. Zondag speelde „Celeritas" tegen „Rapiditas" te Rotterdam on eindigde in gelyk spel, 1—1. De andere wedstrydeu zyn niet doorgegaan. Leger en «lüooi Het eereteeken voor belangrijke krygsbedryven met den gesp „Arjeh 1873—96" is toegekend aan den eerste luitenaut S. C. Mal ler, van den staf der infanterie, werk zaam bij de Kon. Mil. Academie: aan den eerste luit. jhr. J. H. Rara, aan de sergeanten W. K. van Hoo- geveen. D. Langeubach en J. Rauws, laatstgenoemde gedetacheerd bij hei leger in Ned. Indië, aan den fourier W. Tontenhoofd, aan den milicien sergeant J. J. A. van Reunes, aan de miliciens J. Westbroek (gede tacheerd b/b leger in Ned. Indië, J. H. Thie, W. Gase, K. van Werven, H. van Heulen, W. J. JU Molier,J, J, Amorison en J. A. Bos, aan den miUcien-nuramerverwisselaar T. G. Schutte, alsmede aan de miliciens- plaatsvervangers H. J. de Vroom (gedetach. by het legér in Ned. I ndiö). A. Groeneveld, J. Bind, G. Brouw- huis, J. Visser en J. van Ling, allen: van het regiment grenadiers en ja gers aan den kapitein H. A. Zegers, vaat het 1ste regiment infanterie aan do sergeanten J. II. Heugen,i J. M. H. Hardie, aan de miliciens P. T. C. Horsten, (gedetach. by het leger in Ned. Indië). F. Sewalt, VV. J. M. Eggly en J, R. Cleef. allen van het 2e reg. inf.; aan den eerste-luït. adj. H. J. L A. F. Steup, aan de sergeanten A. D- A. Verbrugh en Wvan der Mei- len, aan den milicien J. de Wit, aan den milicien-nummerverwisselaar L Byi, en aan den milicien-plaatsver vanger P. Trarbach, allen van het 3e reg. inf.: aan de sergeanten H. van der Weide en C. J. Lebbe, aan de miliciens W. Fabré (gedetach. by het leger in Ned. Indië), A. van der Meulen en J. Hoekstra, alsmede aan de miliciens- plaatsvervangers J. Wielinga igede- tacli. bij het leger in Ned. Indië), E -Jonkman,. H. Sikkema en H. Pol, allen van het 5e reg. inf.; aan den sergeant H. Muuse en aan den milicien-plaatsvervanger J. J. J. Vouterman, beiden van het 6de reg. inf.; aan den kapitein P. A. T. Sommer, aan de eerste luits. J. J. van Polle- com, G. D. van de Kasteele en E Berenschot, aan den sergeant J. G. B. P. Oosstermeyer, aau de miliciens B. B. van Engelen, J. van Dy ken. N. J. van der Huist, H. Broers ea C. Bakker, aan de milicien-plaatsv. (korporaal) 8. J. Geis, aan de raili-, ciens-uummerverwisselaars N'. Koop man, G. Sunuotel en A. van der Mo len, alsmede aan de miliciens-plaatsv. S. Öevensma, J. Hoetink en H. van ben geholpen. Het waren een man en een vrouw, en toen zy stilstonden bukte de mandaarop weerklonk er een kreet om genade, maar één degenstoot smoorde alle verdere kreten. De roover doorzocht de kleederen van den man, en in de stilte, die daarop volgde, barstte de vrouw m een akelig, schor gelach uit Eet klonk zóó duivelscli en afgrijselijk dat de man opsprongI maar toen hij bemerkte, dat zy het deeu, werd by woedend. „Houd je mond, zottin snauwde hy baar toe, „of I ik zal je eens met mijn mes kittelen, dan zal je wel i anders lachen „01 o I Wat ben je dapper," antwoordde de duive- lin, „wilt je my met je mes kittelen werkelyk Maar i ik kan je ook nog wel klein krygen," en zy hield hem I een grooten dolk voor het gelaat, maar plotseling van - toon veranderend ging zy voort: „Het is nutteloos zoeken, makker. Dit is de zesde al en wat hebben we gevonden. Bah, er liggen hier al- leen maar armen, laten we maar weggaan," en tot myn i groote biydschap zag ik, dat ze aanstalten maakte om zich te verwijderen. „Wacht even Babette! Wat zie ik daar schitteren I en Maugenot rende voorwaarts en zich bukkend maakte hy zich meester van iets, dat by by het licht van zyn lantaarn hield. Ik kon zijn gelaat en ook zyn buit duidelijk onder- I scheiden. Het was de keten van het Gouden Vlies, die de Ley va om den hals had gedragen, en de moordda- j dige hand van den ellendeüng hield haar by liet licht i en zag met foakelende oogen naar de juweelen. Over zijn schouders gluurden de wreede oogeu van zyn ge zellin, die moordlustig schitterden. Ik hield byna myn adem in, toeD ik de vrouw gadesloeg, die nu niet meer naar de juweelen maar naar den man keek. Geheel on bewust van den dolk, die zy dreigend op hem gericht hield, lachte hy in zijn vuistje over zyn vondst." „Dat is do keten van het, Gouden Ylies, Babette. Ik zal je trouwen en dan zullen we een prachtig huis koopen en dan wordt jy mevrouwde Maugenot hè? Die kerel moet wel een groot heer geweest zyn." „Armen, zeg je bahIk wou dat ik er ineer zul- keii vond. Het spijt my. dat by dood is, Babette, ik zou hem graag. O! duivelin, die je bent!" brulde hy, want tenvyl by sprak, stak Babette hem haar mes tusschen de schouderbladen, zoodat by eerst op zyn knieën zakte en toen morsdood voorover viel. De moordenares ontrukte hem de keten, die ik haar zag verbergen en stapte met een spottend „Adieu, mijnheer de Maugenot!" tot haar slachtoffer, over iny heen en verdween, zachtjes grinsekend met de heen en weer zwaaiende lantaarn in baar hand, uit liet gezicht. Terwjjl ik deze scène gadesloeg vergat ik voor een oogenblik myn pijnen maar spoedig kwamen zy mij met des ie meer lievigheid kwellen, en ik verlangde vurig, dat mijn einde mocht komen, ja, het had mjj zelfs niet kunnen senelen als Babette teruggekeerd was en mij afgemaakt had. Mijn geestvermogens gingen my bege- j ven, en ik voelde dat ik op 't punt stond krankzinnig 1 te worden. Ik begon allerlei wartaal te spreken, maar bezat niet j de kracht, den stroom van onsamenhangende woorden j tegen te gaan. Zoo verstreek uur op uur en eindelyk begon de dage raad aan te breken. Met myn oor tegen den grond gedrukt hoorde ib plotseling paardengetrappel naderen, dat al duidelijker en duidelijker werd en na enkele oogenbiikken zag ik een troepje ruiters, wie bet waren kon ik nog uiet zien,; bet veld oprijden. Een oogenblik werden mijn oogen verblind door bet zilver van hun wapenrusting, dat in de zon schitterde; maai' inet een krachtige pogingber- stelde ik my, en wachtte, totdat zy voorbij zouden komen met hen toe te roepen, want mijn stem" was nog te zwak om op dien afstand gehoord te worden. Twee van hen waren dames en allen zagen met angstige ge zichten onderzoekend rond. Toen zij naderbij kwamen zag ik dat hot de koning zelf was, vergezeld van mevrouw de Beaufort en een andere dame, die ODgetwyfeld tot het hof behoorde; achter deze drie reed een groot gevolg. Henry bereed zyn groot, roodbruin paarden toen hy zyn hoed afnam en rondkeek, werd ik in de gele genheid gesteld, den man, die ongetwijfeld de heldhaf tigste figuur in dien tyd was en de meest tegenstrijdige karaktertrekken in zich vereenigde, eens goed op te nemen. Wordt vervólgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 2