vry algemeen erg onbemind was. Om
zyne ontoegankelijkheid voor kame
raadschap en verdere daarbij komende
zaken had een spotvogel hem den
bijnaam gegeven van Nijlpaard, een
bijnaam, die weldra door het gelieele
Werfdepot herhaald werd, en natuur
lijk ook 's mans ooren bereikte. Hoe
wel men zeer dikwerf in zijne tegen
woordigheid toespelingen op dezen
bijnaam maakte, was toch niemand
zoo brutaal hem openlijk tegen den
persoon te noemen.
Het toeval wilde echter, dat een
jong sergeant, die om zijn vrijmoedig
heid niet al te best by den dienst
ij verigen adjudant stond aangeschre
ven, eens door toedoen van „het Nijl
paard" volgens zijn meening onver
diend gestraft was. Hy nam voor
zich te wreken en deed dit op eene
eigenaardige wijze.
Op zekeren Augustusdag zat men
's middags in de eetzaal dor onder
officieren byeen oui den maaltijd te
gebruikenbovenbedoelde sergeant
die ouder het eten al meermalen glim
lachend naar „liet Nijlpaard", den
president der tafel, had opgekeken,
vroeg bij het dessert het woord,
schouk zich een glas water in en
stelde voor gezamenlijk te drinken op
de gezondheid van het Nijlpaard, dat
heden voor zooveel jaren geboren
was.
Wetende, dat dien dag de adjudant
verjaarde, bleef ieder in stomme ver
bazing zien naar hetgeen zou gebeu
ren de aangevallen persoon werd
vuurrood in het gelaat, stond op en
sprak den sergeant toe met de woor
den „kwajongen, ik zal je wel krij
gen."
De sergeant bleef zeer kalm en
opponeerde dat de adjudant hem be-
leedigde.
Het gevolg van deze zaak was, dat
de adjudant rapport maakte, de com
pagnies-commandant van den sergeant
dezen niet wilde straffen, omdat hy
beweerde gespeecht te hebben op
een der nijlpaarden in Natura Artis
Magistra te Amsterdam en de com
mandant van het Werfdepot besloot
een onderzoek in te stellen naar de
waarheid dezer bewering.
Als slot van de geschiedenis be
rust in de archieven èn van Natura
Artis Magistra en van het plaatselijk
commando te Amsterdam èn van het
Werfdepot eene officieeie correspon
dentie. waarbij de plaatselijke com
mandant der hoofdstad als tusscheu-
persoon diende, waarin deze zaak
haarfijn werd ouderzocht.
Overtuigend voor de onschuld van
den sergeant was zy echter niet, daar
het bestuur van Artis met deu bes
ten wil oumogelyk het juiste jaar van
de geboorte der dikhuiden kon op
geven.
De sergeant werd dan ook licht
gestraft wegens „ongepaste uitdruk
kingen aan tafel." (Historisch).
Brand te Rotterdam.
Ben pogeuschyulyk oubeteekenende
brand, waarvoor zelfs niet gealar
meerd werd, kostte Vrijdagnacht te
Rotterdam een menschenleven. Eenige
voorbijgangers bemerkten nl. om
streeks half twee dat rook kwam uit
de achterzijde van pand 15 Rem-
brandtstraat. Het personeel der in
die straat gestationneerde spuit werd
gewaarschuwd en droDg onmiddellijk
m het door vele gezinnen bewoond
buis binnen, waar het vuur ontdekt
werd in het. achtervertrek der eerste
verdieping, waarvan de bewoonster,
een ongehuwde vrouw, M. Gilet ge-
heeten, afwezig heette te ziju. Zich
daarvan te vergewissen, ging niet,
omdat de vlammen overal uitsloegen.
Door een straal pijp te leiden door een
in den zijwand gehakt gat, biusebte
_rcmen binnen een uur bet vuur. Toen
Monnikendam, dicht bvT de plaats'daarop de brandweer binnenkwam,
waar het ongeluk plaats had, opge- j vond men in de bedstede bet gruwe-
haald. j lijk verminkt lyk van de bewoonster.
Daar in de nabijheid een opengesla-
Een Nijlpaarden-geschiedenis j tf?, S
De Dolftscbe correspondent der j het vermoeden voor de hand, dat de
Tel. deelt het volgende mede: iongelukkige vrouw iu bed heeft lig-
lu verband met het bericht dat delgen lezen en daarna de lamp is om-
Amsterdamsche diergaarde wederom gevallen. Denkelijk is zij door schrik
twee Nijlpaarden is rjjk geworden, isverlamd en daarna gestikt,
het misschien wel meldeaswaard een I Daaruit is weer gebleken de ge-
voorval mede te deelen, waarin eenbrekkige regeling van een onderdeel
der vorige Nijlpaarden zooai niet een der Rotterdamsche brandweer, nl.i
hoofdrol, dan tocli onbewust een zeer I het reddingswezen. De zoogenaamde
groots, speeidc. j reddingsbrigade wordt alleen gowaar-
Het was iu 18(betjuiste jaar-sehuwd bij uitslaande branden waar-
ia'; doet. niets ter zake) dat. bij het voor gealarmeerd wordt. In dit ge-
Koloniaal Werfdepot te Harderwijk val was dus van officieel waarschu-
ceu adjudant-onderofficier diende, die wen geen sprake. Door particulieren
Toen ik tot bewustzijn kwam voelde ik koele regen
druppels op myn brandend hoofd vallen, die mijn pyu
eeu weinig stilden. Ik leed aan een hevigen dorst en
beproefde op te staan om te trachten een weinig water
te bemachtigen; maar ik kon mij niet bewegen en
wrong my van pijn en angst in allerlei bochten.
Dc regon hield spoedig op, waarna er een frissehe
bries begon te waaien. Het was nacht geworden en de
maan stond helder aan den hemel, die evenwel dikwijls
door de wolken, welke wispelturig als de wenschen van
een kind, heen en weder werden gedreven, aan mijn
oog onttrokken werd.
Mijn hoofd scheen alleen nog in orde te zyn 8n ik
vroeg mjj zelf af hoe lang ik nog zou liggen sterven,
voor mijn einde daar was. Ik verlangde dat, als het
toch moest komen, het dan maai- gauw zou gebeuren,
en eeu geheime stem duisterde mij in te bidden.
Zoo zal ik zoo ongeveer een half uur hebben gelegen,
terwijl de maan intusschen geheel verduisterd was.
Bomtyds hoorde ik den een of audereu ongelukkige
kermen, terwijl nu en dan het pijnlijk gehinnek van
een gewond paard de stilte verbrak geluiden, zoo
akelig, als degenen, die nooit zoo iets Lebben gehoord,
zich niet kunnen voorstellen.
Toen duurde het uiet lang of ik zag eenige lichtjes
over hot slagveld dwalen. Soms naderden zy, dan weer
verwijderden zij zich of bleven op dezelfde plaats. Ein
delijk kwamen twee der lichter, dichter by en toen de
dragers tien pas van my af stilstonden zag ik dat het
lykenpluuderaars waren en wist, dat iu weinige oogeu-
blfkkon een der schurken my uit mijn lijden zou heb-
vril wel erkeuneu, dat ik bang ben
e« ik tleDk, dat de helft der kinderen
waarop meu rekent, slechts komen
zal.
Het feestcomité wurmt nog altijd
rond. Aan het denkbeeld eener cen
trale verlichting, door den architect
Jurriaan Kok in de bladen verdedigd,
schynt geen gevolg te worden gege
ven. „Pecunia causa" want er is
nog altijd geen geld genoeg en het
comité moet nog" ongeveer 50 mille
noodig hebben om bij benadering
nit te komen. Zy schynt er ^eker
van om door een lot nu toe geheim
gehouden middel deze halve ton te
zullen vinden.
TerwyljEm ma Nevadagisterenavond
in onze opera een dubbelen triumf
vierde als zaugeres en tooneelspe8h
ster, in „Mignon", waren in verschil
lende lokalen kiezers bijeen om can-
didaten uit te zoeken, te monsteren
en aan te wijzen voor drie zetels in
onzen gemeenteraad. Aangezien er
van eenstemmigheid ook ditmaal geen
sprake is, schynt hot vrij zeker, dat
we er niet zonder herstemmingen zul
len afkomen.
Intusschen wordt het steeds be
zwaarlijker kiezers te vinden, die van
8 uur 's ochtends tot 7 uur 's avonds
in een onzer twintig bureaux willen
en kunnen zetelen. Het gemeente
bestuur zoekt dau ook een reserve
voor het corps stemopnemers. Een
dezer dagen vond ik des ochtendsin
myn brievenbus het vriendelijk verzoek
om me beschikbaar te willen stellen.
Hoezeer ook doordrongen van mijn
staatsburgersplichteu, lieb ik geant
woord, dat een journalist geen mensch
is die over zijn tyd kan" beschikken
en het meestal op verkiezingsdagen
eens zoo druk heeft als op een ge
wonen dag. Zoodat ik verzoeken
moest een plaatsvervanger te zoeken.
Het voorloopig verslag der Tweede
Kamer over het wetsontwerp op den
persoonlijken dienstplicht bevestigt
vrijwel de in parlementaire kringen
algemeen heerschende opinie, dat de
wet zal worden aangenomen met een
beduidende meerderheid. Het schynt
de bedoeling om in de komende zit
ting- in alle geval dit onderwerp af
te handelen. Het leerplicht-ontwerp
zou eventueel eerst na Sept in be
handeling komen. Maar dit staat nog
niet vast.
H. A. GANÜS Jr.
Vier menselien. verdronken.
En vrecselijk ongeluk greep Vrij
dagavond ongeveer lialfnegen te Mon
nik kendara plaats.
Acht Bunschoters, waaronder een
twaalfjarig jongentje, die iu de haven
met hun botter voor den feilen storm
een toevluchtsoord hadden gevonden,
waren aan wal geweest om eenige
inkoopen te doen. De afslager J. Sta-
vankiter (ook wel gonoemd J. van
Broek) bracht hen in een te kleine
boot naar hun botter terug. Niet ver
van de afvaart sloeg de boot reeds
om, dat eerst later, wyl de haven
slecht verlicht is, werd opgemerkt.
Niet lang na het ongeluk dreef J.
van Broek aan wal, dien men, niet
tegenstaande alle aangewende pogin
gen niet in het leven meer kon terug
brengen. Het jongentje dreef ongeveer
halftien levenloos aan, terwijl er nog 2
personen niet dadelijk gevonden zijn
De overige vijf zijn gered.
A an de twee verdronken visscners
is Zaterdagmorgen ongeveer half tien
een met de dreg opgevischt. "V oort
durend was men in de weer met het
zoeken van den andore.
Nader wordt gemeld:
Het lyk van den Bunsclioter vis-
scber Jan Bortz. Hartog, varende op
botter no. 38, is Zondagmorgen te
op den brand opmerkzaam gemaakt,
kwam zy te laat om nog pogingen
tot redding te kunnen doen.
Tegen halfzeven Zaterdagavond
ontstond brand in de speelgoedfabriek
van de firma Van Wijk in de Karre-
steeg ie Rotterdam. Onmiddellijk na
liet alarmeeren waren de vlammen,
die natuurlijk van den brandbaren
inhoud het noodige voedsel kregen
van verre zichtbaar, zoodat een groote
menschenmassa op de been werd ge
bracht. De brandweer was met veel
materieel ter plaatse, doch slaagde er
in liet vuur te bedwingen zonder dat
van de stoemspuiteo gebruik behoefde
te worden gemaakt. Het pand is ech
ter geheel uitgebrand.
Toen Donderdag de gep. militair
O.-I. leger, R. V., Nijmegen, waar hy
sedert eenigen tyd ten huize van J.
v. L. woonde, had verlaten, kwam
laatstgenoemde tot de onaangename
ontdekking, dat zijne bezitting met
f 400 aan bankpapier was verminderd.
Bij ontzegeliug is onder destukken
van wjjlen den secretaris van Ferwer-
deradeei het kasboek van wijlen den
gemeente-ontvanger niet gevonden.
De belastingschuldigen, die huil ge-
quiteerde aanslagbiljetten over 1897
niet meer kunnen vinden en geen
voldoende bewijzen van betaling kun
nen leveren, beginnen reeds zorgen
te krijgen over nadeelige gevolgen,
welke het zoek zijn dier biljetten voor
hen kan geven.
Pers Overzichi.
Staatsexploitatie of particu
liere Maatschappij en?
Het Nederlandscri Dagblad heeft,
naar aanleiding van een "redevoering
door den hoogleeraar mr. M. W. F.
Treub onlangs te Utrecht voor de
Nederlandsche Vereeniging van .Spoor
wegambtenaren gehouden, een drietal
artikelen aan bovenstaande vraag ge
wijd.
Het blad komt tot de volgende
conclusie
Onze slotsom is, dat Staatsexploi
tatie in het algemeen en van spoor
wegen in het bijzonder, voordeelig
zijn kan zoowel voor den Staat als
voor de burgers, wanneer wij letten
op de economische belangen der bur
gers en op de politieke belangeu, (de
fensie enz.) van den Staat, ofschoon
ook hier lang niet alles winst is.
Staat echter het financieel belang van
den Staat op den voorgrond, dan moet
hy zich zooveel mogelijk van eigen
exploitatie onthouden, tenzij hy fei
telijk eene soort van regie wil invoe
ren. Zulk soort belastingen evenwel
zyn bij ons altijd bij uitstek impopu
lair geweest. De Staat wordt dan rijk
ten koste van de burgers, en zulk
eene politiek is verouderd en be
krompen.
Wy houden ons dus ook aan het
beginsel van den C. H. Kiezersbond.
dat de Staat het particuliere initiatief
moet aanmoedigen en niet dooden,
door al wat winst belooft, zelf in
handen te gaan nemen. Het belang
van de spoorwegambtenaren bij par
ticuliere maatschappijen kan de Staat
behartigen, zonder zelf de exploitatie
ter hand te nemen, daar die maat
schappijen voor een groot deel van
den Staal afhangen, en geen ambte
naar mag zich vleien met de gedachte,
dat het den Staat allereerst te
doen is om zyn lot ie verbeteren,
wanneer hy tot eigen exploitatie be
sluit.
De Staat zou dat niet kunnen, al
wilde hy ook. omdat hij zich met
mindere winsten dan eene particulie
re Maatschappij zal moeten tevreden
stellen, en mocht de Staat ook uit
een zuiver fiscaal oogpunt eigen-ex-
ploitatie willen, niet om eene betere
dienstregeling te krygen, maar om
van zyn monopolie misbruik te ma- j
ken, dan zouden zeker de middelen
om het lot der ambtenaren te verbe- j
teren niet ontbreken, maar wel <le j
wil van de vertegenwoordiging ornj
de burgerjj aldus aan den Staat over
te leveren. De radicale theorieën ver-]
zekeren aas aan de spoorwegambte-
naren geen lotsverbetering en daarom1
mogen zy wei een weinig"voorzichtig
zijn met het stemmen op radicale
candidaten.
Leerplicht.
De Standaard berekent dat de
voorgestelde leerplicht zeker 7 a 8
millioen zal kosten. Wil deregcering
dit op het ryksbudget brengen dan
behoeven de gemeenten noch het vrije
onderwijs te klagen. Maar bedoelt de
regeering met haar verklaring in de
memorie van toelichting dat zij voor
nemens zou zyn het subsidie voor de
vrye school alleen zóóveel te verhoo-
gen, als de aangekondigde trakte-
mentsregeling de tractementen boven
het tegenwoordig peil zou opzetten,
„dan natuurlijk zou het wetsontwerp
op eene ruïne voor de bijzondere scho
len neerkomen, en een actie in het
land behooren wakker te roepen, die
voor de actie van 1878 noch in uit
gebreidheid noch in doorzettenden
ernst onderdeed. Op dit punt echter
kan natuurlijk geen beslissing rallen,
alvorens de regeering zich in haar
Memorie van Antwoord nader zal
hebben verklaard."
Hier merkt het blad op, dat; art. 49
der wet op liet L.O. voor noodlijdende
gemeenten, die zelf met alle gewone
hulp geen inrichting van L. O. kun
nen stichten, extra" subsidie toestaat.
Nu zal het vrije onderwijs- in zulke
gemeenten nog veel minder kunnen
toekomen, waaruit de billijkheid volgt,
dat de strekking van art. 49 ook tot
het vrye onderwijs werd uitgebreid,
en dit werd dringende eisch als de
kosten nog met een zesde worden op
gedreven, want dan dwingt meu in
direct die gemeente met de opeubare
school vrede te hebben.
Vervolgens gaat het blad over tot
behandeling van het grondbeginsel
dezer ontwerp-wet, en dan verklaart
het den leerplicht in den aangeboden
vorm, voor zich onaannemelijk, omdat
hjj hier strekt tot een inmenging der
overheid in de opvoeding van alle
kinderen des lands, en dat op een
wijze, die de ouders van zelfstaudige
opvoeders verlaagt tot gedwongen
uitvoerders van de opvoedende inrich
ting van de overheid. Zelfs als een
vader zyn kind in zyn eigen huis de
gelijk onderwijs laat geven, zal de
overheid in zijn huis dringen, om hem
in zijn eigen woning de wet te komen
stellen, hoe en wat hij zyn kind on
derwijzen moet.
Dit nu is liet onderrecht en het
huisrecht beide aanranden zegt de
iStd. en aanranden op een wijze,
die, in beginsel eenmaal in onze wet
geving toegelaten, straks tot nóg uit
gebreider Inmenging leiden zal. en
allen schijn zelfs van zelfstandige
ouderlijke opvoeding zal vernietigen.
Indien de overheid liet technisch
onderwys in al zyn trappen behoor
lijk organiseerde, voor de uitoefening
van net bedryf diploma's als eisch
stelde, en voor de verkrijging van
deze diploma's bewjjs vergde van be
hoorlijk gonoton lager onderwijs, zou
volgens onze overtuiging èn liet ab
soluut èn het betrekkelijk schoolver
zuim zoo goed als geheel te bedwin
gen zyn.
Wenscht men dien weg niet in te
slaan, dan moet, naar de analogie van j
wat ons wetboek van strafrecht nu'
bepaalt ten aanzien van lichamelijke
verlating en verwaarioozing, strafbe
paling opgeuomen tegen gebleken
paedagogische verwaarioozing. En we
twijfelen geen oogenblik, of door éen
van deze beide middelen, of desnoods
door beide gecombineerd, zou men,
beter nog dan door wat net wetsont
werp wil, het voorgestelde doel be
reiken, en bereiken zonder hinnen-
loodsing van beginselen die erns'.ig
en doortastend verzet moeten uit
lokken.
Dan wijst de Stand, erop, dat liet
getal 15000 genoemd door de regee-
riog om het aantal kinderen aan te
feveu dat nu verwaarloosd wordt, en
ij den leerplicht onderwijs zou ont
vangen, ongeflatteerd stellig daalt tot
12.000 over zes jaar, en gemiddeld
éen en een gedeelte van éen kind per
jaar per gemeente. Dit cjjfer nu
rechtvaardigt allerminst zoo krassen
maatregel.
De regeering had zich dan na ook
moeten bepalen tot tegengaan van bet-
ernstiger intermitteerend schoolver
zuim.
Om dit doel te bereiken, had ze op
de openbare scholen voor de onder
scheidene deelen des lands een rege
ling der schooltijden kunnen invoeren,
die iu overeenstemming was met de
sociale toestanden, gelijk dit iu andere
landen reeds bestaat, en al zoo met
prysgeving van het uniforme systeem
voor heel het land.
Ware op die wys de regeling der
schooltijden passende gemaakt op de
bestaande toestanden, dan had voorts
kunnen bepaald worden, dat geen
kind op school geplaatst werd. tenzij
de vader zich vooraf contractueel had
verbonden om zyn kiud geregeld te
doen school komen, en bij verzuim do
daarvoor te bepalen boeio te zullen
betalen. Het geplaatst krijgen van
zyn kind op school ware dan iu het
licht getreden van een voorrecht te
zijn, en alle dwangbepaling rustte
dan op vry willige overeenkomst.
Evenzoo kon ook aan de subsidie
der vrye scholen liet beding verbon
den worden, dat zy gelyken maatre
gel invoerden.
Het dwangstelsel, waar dit wets
ontwerp van nilgaat, hoort, ook al
heeft men voor het voetlicht de po
litie er buiten gehouden, thuis, niet
in een land van vrye burgers, als
Nederland, maar in den hier te lande
tot dusver onbekenden politiestaat.
CM Kunst.
De heer F. Domela Nieuwenhuis,
die aftreedt als redacteur van Recht
voor Allen, zal onder den naam van
De vrije Socialist een nieuw, twee
maal per week verschijnend blad uit
geven, waarvan het eerste nummer
den 2en April het licht zal zien.
$posr*ft en 'i&edsfï'ïjiSeï*,
Roeiwedstrijd Oxford eu
Cambridge.
Wegens den sterken wind en de
hevige" koude was er Zaterdagoch
tend sprake van, dezen wedstrijd uit
te stellen. Tenslotte besloot men ech
ter, toch te roeien. Het afgaan werd
bepaald op halfvier.
Tegen dien tyd waien de omstan
digheden hoogst ongunstig. Er woei
een harde wiud en het regende. Het
water was zeer ruw. Wegens bet
rauwe weer was er niet zooveel pu
bliek als anders.
Oxford won den worp en koos den
Miadlescx-oeverdien dag van groot
deel. Er werd 2 tegen 1 op Oxford
gewed.
Cambridge ging het vlugst af en
was by Duke's Head een kwart
lengte voor. Bjj Claspers boothuis
waren de gioken weer gelijk, en van
dit punt af liep Oxford gaandeweg
uit. Door een wanhopige inspanning
wist Cambridge dezen afstand tot een
halve lengte te vermindereu qiaar
toen zakte het weór af, en bij de
brug van Hammersmith (ongeveer 2/s
van dc 0 baan) was Oxford, vier
lengten v or. De Cantabs swier giek
bijna vol water was, hielden hier een
tyd met roeien op. Aan het schip bij
Mortlake, het eindpunt, waren zy uit
geput.
Oxford, dat ook water had inge
kregen, wou gemakkelijk met. twaalf
engten in den zeer slechten tijd van
22 minuten en 15 seconden.
Beide gieken waren van gevulde
kichtblazen voorzien oui ze drijvende
te houden.
De goede verwachtingen, die men
van Cambridge's roeiers had, ziju dus
Liet verwezenlijkt. Maar misschien is
hnu giek zoo gauw volgeloopen en
was het water aan den lagen wal,
die hun ten deel viel, zoo ruw, dat
zij niet toonen konden, wat zy ver
mochten.
Dit is nu de negende keer achter
een dat Oxford wint. In het geheel
heeft Oxford 32 maal en Cambridge
22 maal gewonneneens kwamen zy
gelijk aan.
In 1820 is do eerste wedstrijd ge
weest, te Henley; de volgende,"in
1836, van Westminster tot" Patney,
eeu wedstrijd van 36 minuten,
door Cambridge met 1 minuut ge
wonnen! Van 1S-39 tot 1842 werd er I
eik jaar op dezelfde baan geroeid. In
1843 en 1844 geen wedstrijd. Iu 1845]
verhuisde men voorgoed naar de baan I
van Patney naar Mortlake (een en-'
kele maal sedert werd er van Mortlake
naar Putney geroeid). In 1847 en 1S48
weer geen wedstrijd. Iu 1849 -werd er
tweemaal geroeid, den tweeden keer;
eindigend in een aanvaring. In 1851,
1853, 1855 weer geen wedstrijd. Maar
dan van 1856 geregeld elk jaar. I
In 1846 werd er het eerst in out
riggers geroeid, in 1857 het eerst in
gladhuidige gieken, in 1873 het eerst
op gliibanken.
Verleden jaar won Oxford ia 19.12
met 2'/j lengte. Do kortste tijd y
gemaakt in 1893, t08ii Oxford w<
met een groote lengte in 18.47.
Voetbal.
De commissie tot samenstelling van
het Nederlandseh elftal dat den iOdea
April hier ter stede tegen de English
Wanderers onder leiding van mr.
Craven zal spelen, bestaande uit de
heeren H. Tromp, G. W. Dyxhoora
en C. Hasselt, heeft ais elf beste
spelers van ons land gekozen de
beeren: d'Arnaud Gerkens (Vitesse,
Arnhem) goalkeeper, C. v. Hasselt
(Sparta, Rotterdam) met A. Heybroek
(Sparta, Rotterdam) backs, H. Hes-
selink (Vitesse, Arnhem), J. Stok
(Sparta, Rotterdam), en J. Stigter
(H. B. S., Den Haag) half-backs, v.
d. Es (H. B. S., Den Haag), J. A,
Holten (Sparta, Rotterdam), v. d,
Berg (0. F. C. H., Haarlem), Bidui
(H. B. S., Don Haag) en J. Roqué
(Vitesse, Arnhem) forwards. Deze
heeren hebben reeds allen toegezegd.
Als invallers werden bovendien nog
uitgenoodigd de heeren Zweerts (E.
A. P., Amsterdam), Cremer (H. F,
C. H., Haarlem), forwards; A. Kan
(IT. V. V., Den Haag) halfbacks, AY,
Reesema (Rapiditas, Rotterdam) back,
en N. N. (H. VV., Den Haag) keeper,
Men is thans bezig de toebereidselen
voor de ontvangst te maken.
Zondag speelde „Celeritas" tegen
„Rapiditas" te Rotterdam on eindigde
in gelyk spel, 1—1.
De andere wedstrydeu zyn niet
doorgegaan.
Leger en «lüooi
Het eereteeken voor belangrijke
krygsbedryven met den gesp „Arjeh
1873—96" is toegekend
aan den eerste luitenaut S. C. Mal
ler, van den staf der infanterie, werk
zaam bij de Kon. Mil. Academie:
aan den eerste luit. jhr. J. H. Rara,
aan de sergeanten W. K. van Hoo-
geveen. D. Langeubach en J. Rauws,
laatstgenoemde gedetacheerd bij hei
leger in Ned. Indië, aan den fourier
W. Tontenhoofd, aan den milicien
sergeant J. J. A. van Reunes, aan
de miliciens J. Westbroek (gede
tacheerd b/b leger in Ned. Indië, J.
H. Thie, W. Gase, K. van Werven,
H. van Heulen, W. J. JU Molier,J,
J, Amorison en J. A. Bos, aan den
miUcien-nuramerverwisselaar T. G.
Schutte, alsmede aan de miliciens-
plaatsvervangers H. J. de Vroom
(gedetach. by het legér in Ned. I ndiö).
A. Groeneveld, J. Bind, G. Brouw-
huis, J. Visser en J. van Ling, allen:
van het regiment grenadiers en ja
gers
aan den kapitein H. A. Zegers, vaat
het 1ste regiment infanterie
aan do sergeanten J. II. Heugen,i
J. M. H. Hardie, aan de miliciens P.
T. C. Horsten, (gedetach. by het leger
in Ned. Indië). F. Sewalt, VV. J. M.
Eggly en J, R. Cleef. allen van het
2e reg. inf.;
aan den eerste-luït. adj. H. J. L
A. F. Steup, aan de sergeanten A.
D- A. Verbrugh en Wvan der Mei-
len, aan den milicien J. de Wit, aan
den milicien-nummerverwisselaar L
Byi, en aan den milicien-plaatsver
vanger P. Trarbach, allen van het 3e
reg. inf.:
aan de sergeanten H. van der Weide
en C. J. Lebbe, aan de miliciens W.
Fabré (gedetach. by het leger in Ned.
Indië), A. van der Meulen en J.
Hoekstra, alsmede aan de miliciens-
plaatsvervangers J. Wielinga igede-
tacli. bij het leger in Ned. Indië), E
-Jonkman,. H. Sikkema en H. Pol, allen
van het 5e reg. inf.;
aan den sergeant H. Muuse en aan
den milicien-plaatsvervanger J. J. J.
Vouterman, beiden van het 6de reg.
inf.;
aan den kapitein P. A. T. Sommer,
aan de eerste luits. J. J. van Polle-
com, G. D. van de Kasteele en E
Berenschot, aan den sergeant J. G.
B. P. Oosstermeyer, aau de miliciens
B. B. van Engelen, J. van Dy ken.
N. J. van der Huist, H. Broers ea
C. Bakker, aan de milicien-plaatsv.
(korporaal) 8. J. Geis, aan de raili-,
ciens-uummerverwisselaars N'. Koop
man, G. Sunuotel en A. van der Mo
len, alsmede aan de miliciens-plaatsv.
S. Öevensma, J. Hoetink en H. van
ben geholpen. Het waren een man en een vrouw, en
toen zy stilstonden bukte de mandaarop weerklonk
er een kreet om genade, maar één degenstoot smoorde
alle verdere kreten. De roover doorzocht de kleederen
van den man, en in de stilte, die daarop volgde, barstte
de vrouw m een akelig, schor gelach uit Eet klonk
zóó duivelscli en afgrijselijk dat de man opsprongI
maar toen hij bemerkte, dat zy het deeu, werd by
woedend.
„Houd je mond, zottin snauwde hy baar toe, „of I
ik zal je eens met mijn mes kittelen, dan zal je wel i
anders lachen
„01 o I Wat ben je dapper," antwoordde de duive-
lin, „wilt je my met je mes kittelen werkelyk Maar i
ik kan je ook nog wel klein krygen," en zy hield hem I
een grooten dolk voor het gelaat, maar plotseling van -
toon veranderend ging zy voort:
„Het is nutteloos zoeken, makker. Dit is de zesde
al en wat hebben we gevonden. Bah, er liggen hier al-
leen maar armen, laten we maar weggaan," en tot myn i
groote biydschap zag ik, dat ze aanstalten maakte om
zich te verwijderen.
„Wacht even Babette! Wat zie ik daar schitteren I
en Maugenot rende voorwaarts en zich bukkend maakte
hy zich meester van iets, dat by by het licht van zyn
lantaarn hield.
Ik kon zijn gelaat en ook zyn buit duidelijk onder- I
scheiden. Het was de keten van het Gouden Vlies, die
de Ley va om den hals had gedragen, en de moordda- j
dige hand van den ellendeüng hield haar by liet licht i
en zag met foakelende oogen naar de juweelen. Over
zijn schouders gluurden de wreede oogeu van zyn ge
zellin, die moordlustig schitterden. Ik hield byna myn
adem in, toeD ik de vrouw gadesloeg, die nu niet meer
naar de juweelen maar naar den man keek. Geheel on
bewust van den dolk, die zy dreigend op hem gericht
hield, lachte hy in zijn vuistje over zyn vondst."
„Dat is do keten van het, Gouden Ylies, Babette. Ik
zal je trouwen en dan zullen we een prachtig huis
koopen en dan wordt jy mevrouwde Maugenot hè?
Die kerel moet wel een groot heer geweest zyn."
„Armen, zeg je bahIk wou dat ik er ineer zul-
keii vond. Het spijt my. dat by dood is, Babette, ik
zou hem graag. O! duivelin, die je bent!" brulde
hy, want tenvyl by sprak, stak Babette hem haar mes
tusschen de schouderbladen, zoodat by eerst op zyn
knieën zakte en toen morsdood voorover viel. De
moordenares ontrukte hem de keten, die ik haar zag
verbergen en stapte met een spottend „Adieu, mijnheer
de Maugenot!" tot haar slachtoffer, over iny heen en
verdween, zachtjes grinsekend met de heen en weer
zwaaiende lantaarn in baar hand, uit liet gezicht.
Terwjjl ik deze scène gadesloeg vergat ik voor een
oogenblik myn pijnen maar spoedig kwamen zy mij met
des ie meer lievigheid kwellen, en ik verlangde vurig,
dat mijn einde mocht komen, ja, het had mjj zelfs niet
kunnen senelen als Babette teruggekeerd was en mij
afgemaakt had. Mijn geestvermogens gingen my bege- j
ven, en ik voelde dat ik op 't punt stond krankzinnig 1
te worden.
Ik begon allerlei wartaal te spreken, maar bezat niet j
de kracht, den stroom van onsamenhangende woorden j
tegen te gaan.
Zoo verstreek uur op uur en eindelyk begon de dage
raad aan te breken.
Met myn oor tegen den grond gedrukt hoorde ib
plotseling paardengetrappel naderen, dat al duidelijker
en duidelijker werd en na enkele oogenbiikken zag ik
een troepje ruiters, wie bet waren kon ik nog uiet zien,;
bet veld oprijden. Een oogenblik werden mijn oogen
verblind door bet zilver van hun wapenrusting, dat in
de zon schitterde; maai' inet een krachtige pogingber-
stelde ik my, en wachtte, totdat zy voorbij zouden
komen met hen toe te roepen, want mijn stem" was nog
te zwak om op dien afstand gehoord te worden. Twee
van hen waren dames en allen zagen met angstige ge
zichten onderzoekend rond.
Toen zij naderbij kwamen zag ik dat hot de koning
zelf was, vergezeld van mevrouw de Beaufort en een
andere dame, die ODgetwyfeld tot het hof behoorde;
achter deze drie reed een groot gevolg.
Henry bereed zyn groot, roodbruin paarden toen
hy zyn hoed afnam en rondkeek, werd ik in de gele
genheid gesteld, den man, die ongetwijfeld de heldhaf
tigste figuur in dien tyd was en de meest tegenstrijdige
karaktertrekken in zich vereenigde, eens goed op te
nemen.
Wordt vervólgd.