Derde Blad
DE BAARS.
BBH00BENDE BIJ
HAARLEM'S QAG3LAD
Maandag 25 April 1898.
Meneer Durand is erg slecht ge
luimd thuis gekomenhy heeft ont
dekt, dat men hem een valsch geld
stuk in de hand heeft gestopt, een
stuk van lood, zoo netjes nagemaakt,
dat by 't voor een echt hield.
Wat scheelt er aan vraagt
mevrouw Durand, zyn echtgenoote,
die zijn bekommerd gelaat opmerkt.
My scheelt niets, zegt meneer
Durand, erg verlegen, want hy kent
zyn wederhelft, hij is bang, dat ze
tegen hem zal opspelen, als ze weet,
wat er gebeurd is.
Nietswaarom zet je dan zoo'n
gezicht
Ik zal 't je maar zeggendaar
is me een ongeluk overkomen.
Je hebt je paraplu by Duflan-
chard laten staan? Je gaat zoo dik
wijls naar Duflanchard.
—Ik heb niets vergeten. Stel je
voorja, ik weet zelf niet, hoe het
aangekomen is
Je hebt je portemonnaie laten
rollen.
Neen, liefje. Ik heb een valsch
geldstuk ontvangen.
Een valsch stuk roept mevrouw
Durand uit.
Ik weet niet van wien.
En je bent sukkelachtig genoeg
geweest om het aan te nemen. Een
franc
Neen, zegt meneer Durand.
Een tweefrancstuk misschien
Neen.
Ik durf niet meer raden. Een
stuk van twintig francs?
Een vyffrancstuk.
Vyf francroept mevrouw Du
rand verontwaardigd uit.
Een heel goed nagemaakt loo-
den vyffrancstuk, herhaalt meneer
Durand.
Een loodenSchaam je je niet
op jou leeftyd je te laten beetnemen
als een kind, en een kind zou nog
wel gemerkt hebben, dat een stuk van
lood "is. Laat eens zien.
Hier, zegt meneer Durand, bet
stuk ziio echtgenoote toereikende.
Vyf francs naar de maanroept
mevrouw Durand uit.
Goed nagemaakt, zeg je Je ziet
dadelijk dat 't van lood isje behoeft
't maar aan V raken. Wat zul je er
mee doen
Dat weet ik nietweggooien.
Weggooien Onze middelen ver
oorloven ons niet vyf francs uit het
raam te gooien ik heb een bood noo-
digonze jongen heeft geen schoenen
meer.
Wat sla je weer door! Ik zie
niettenzjj
Je moet 't weer uitgoven.
Maar
Ze hebben 't jou ook wel ge
geven.
Dat is waar. Maar ik zie niet
waarom t
Daar valt me iets in Ik zal de meid
tabak laten balen.
Leontine! roept mevrouw Durand.
Leontine verschijnt
Daar heb je vyf francs, zegt
meneer Durand, ga een pakje tabak
voor me balen.
Meneer heeft me nog nooit tabak
laten balen.
Geen tegenspraak, antwoordt
meneer Durand. Doe, wat je gezegd
wordt.
De meid gaat pruttelende weg.
Zeg eens, papa, vraagt Adolf,
de zoon van meneer Durand, wat is
dat, een valsch stuk
Dat is een stuk, dat niet dougt.
U zegt altijd, dat 't stuk van
uw vriend, dat in den schouwburg
gespeeld wordt, niet deugtis dat
een valsch stuk
Snij uit! antwoordt meneer Du
rand, die ongeduldig op de terug'
komst van de meid wacht.
De meid komt terugze is razend.
Het geld, dat u meegegeven
hebt, willen ze niet aannemen 't is
van lood!
Van lood I zegt meneer Durand;
niet mogelijk
EeD geldstuk van lood roept
mevronwd Durand uit; is 't wel 't
zelfde als dat je van myn man ge
kregen hebt?
Zeker, ik heb geen ander. Denkt
u, dat 't gezellig is voor een dievegge
door te gaan
Let op je woorden roept meneer
Durand uit.
Gevaar loopen aangehouden te
worden wegens het uitgeven van valsch
geld. Een andermaal moogt u uw
valsch geld zelf uitgeven.
Brutaal nest! roept mevrouw
Durand.
Denk je, dat ik wist, dat het
stuk valsch was vraagt meneer Du
rand.
Daarom heeft u me tabak laten
halen.
Ik jaag je wegzogt mevrouw
Durandover acht dagen kun je op
trekken.
Houd uw gemak, mevrouw, ik ga
op staanden voetik heb genoeg van
dien rommel hier!
De meid gaat heen, terwijl ze de
deur met alle macht dichtsmijt.
Zeg, papa, waarom heeft u het.
valsche stuk aan do meid gegeven?
vraagt Adolf.
Hier, daarom, daaromzegt me
neer Durand en dient zyn zoontje
eeu geweldige oorveeg toe.
Adolf heft ecu vervaarlijk gebrul
aan.
Dat zal je leeren je vader vra
gen te doen, zegt mevrouw Durand.
De familie Durand gaat aan tafel.
Wat zul jo er nu mee doen
vraagt mevrouw Durand.
Ik ga uit en zal probeereu het
in de donker uit te geven!
Jy, een valsch stuk uitgeven
roept mevrouw Durand. Is 't mogelyk
dat er zulke gemeene lui zijn!
De maaltijd loopt in stilte ten einde
alleen Adolf snuift van tijd tot tyd
om zyn tranen in te houden.
Wil je nog een oorveeg hebben
zegt Durand.
Adolf gaf geen antwoord.
Meneer Durand neemt zijn wandel
stok en gaat uit. Het is avond: hy
ontdekt voor eeu koffiehuis een ta
feltje in een donkeren hoek, gaat er
zitten en bestelt een glas bier.
Hou 't maar af, zegt hy tot den
kellner en geeft hem het vyffrancstuk.
De kellner zoekt in zijn vestzakje.
Meneer Durand zit te trillen.
De kellner heeft geen kleingeld en
gaat er voor naar het buffet.
U heeft me een valsch stuk ge
geven, zegt hy terugkomende. Houdt
u me soms voor den gek
Meneer Durand bepleit zyn on
schuld hy is er zelf ingeloopeu, je
weet niet meer, wien je vertrouwen
kunt tegenwoordig. Hy betaalt en
gaat been, beschaamd onder de on
vriendelijke blikken, die de patroon
en de buitengekomen klanten op hem
werpen.
Het begint te regenenmeneer Du
rand praait een koetsier en laat zich
naar de Champs-Elysées brongenhij
stapt op een slecht verlichte plek uit
eu stopt den koetsier het vijf francsstuk
in de hand met de worden
Hou 'tdaar maar van af.
De koetsier betast het stuk.
't Is van lood, zegt hy leolyke,
ouwe schelm.
Hou je fatsoenlijk, antwoordt j
meneer Durand, die een hooge borst
opzet.
Fatsoenlijk met zoo'n galgenaas,
schreeuwt de koetsierik zal je naai
de nor brengen
Meneer Durand geeft twee francs
en maakt zich uit de voeten, want de
koetsier begint boe langer hoe harder
te schreeuwen en de voorbijgangers
komen toeloopen.
Meneer Durand gaat naar een con
cert in de open lucht, waar men hem
wegjaagt, zoodra hy zijn valsch stuk
laat zien. Hij begeeft zien op de boule
vard, drinkt kwast, driükt glazen bier,
slurpt glazen chartreuse overal
wordt zijn stuk geweigerd.
Moedeloos besluit meneer Durand
naar huis te gaanhet is twee uur
in den nacht en hy heeft'achttien
francs verteerd. Mevrouw Durand
wacht hem op met een verwijt op de
lippen.
Dat is een ongepast uur voor
een huisvader.
Meneer Durand verhaalt zyn lot
gevallen, een verhaal, dat onderbroken
wordt door de toornige uitbarstingen
van mevrouw Durand.
Ach, die mannenschreeuwt ze,
toen hij uitgepraat was, wat een kruk
ken! Dan zal ik 'twel uitgeven.
Meneer Durand, die omvalt van
slaap, gaat naar bed.
Toen den volgenden dag mevrouw
Durand gereed stond om uit te gaan,
ging de schei over.
't Is meneer Mouillebec, een vriend
van meneer Durand.
Vergeef me dat :k u overlast
aandoe, zegt by, ik kom u verzoeken
me een dienst te bewijzen
De echtelieden Durand bewaren
een omzichtig stilzwijgen.
Ik heb mijn portemonnaie vergeten,
gaat meneer Mouillebec voort en wou
u verzoeken me vyf franc te leenen.
Met genoegen, meneer Mouillebec,
antwoordt mevrouw Durand, die met
haar echtvriend een blik wisselt; zulke
diensten weigeren vrienden elkaar niet.
Ze geeft" meneer Mouillebec het
valsche stukdeze uit een stortvloed
van dankbetuigingen.
Reken op myn erkentelijkheid,
mevrouw, ik blijf u duizendmaal dank
baar.
'tls niet dc moeite waard, voegt
mevrouw Durand er minzaam bij.
Toen meneer Mouillebec weg was,
zegt ze op verachteljjken toon tot
haar man
Je ziet, dat ik het uitgegeven
heben ik word er nog wel voor be
dankt bovendien!
Er zyn in ons land twee soorten van
baarzen, namelijk gevangen baarzen
en zy, die nog in 's Heerën wateren
rondzwerven zonder te weien, wat
voor moois er op 'saardryks bodem
al te zien is en zonder daar erg
nieuwsgierig naar te zijn. De eerste
soort van baarzen vindt men op visch-
markten, in winkels, ja zelfs in... het
water, waar ze in eeu „huis van be
waring" met Jobsgeduld hun laatste
uur afwachten.
Ze zyn van verschillende grootte
en ouderdommaar klein of groot,
jong of oud, zij protesteeren alle even
hevig tegen hunne wederrechtelijke
gevangenneming, waarin zy een schen
ding hunuer rechten zien; doch daar
zij de zw'aksten zijn, hebben zij groo-
têlijks ongelijk. En in plaats van met
hun staart en vinnen voor hun ver
loren vrijheid op te komen, deden zy
beter hun testament te maken, want
al hun tegenspartelen helpt, niets.
Hun doodvonnis is geteekeud en na
een paar lijdensuren treedt het rustig
1 „niet zijn" in.
Een baars van de tweede soort,
ofschoon in lichaamsbouw geheel op
een van de eerste soort lijkende, ver
schilt daarvan toch in menig opzicht.
Vooreers verkeert hy in vrij watl
gunstiger toestand en denkt hij even
min aan zijn testament als een dame,
die zich voor eeu huwelijksreis klaar
maakt,
Hy leidt een leventje van vroolyken
Frans en ziet er steeds uit om door
een ringetje te halen. In zindelijk
heid zou hij onze Hollaudsche huis
moeders zelfs riog een lesje kunnen
geven, want hij waschfc. zich ieder
oogenblik.
Hij is een echte dandy ofschoon hy
als deze niet zoo vaak van costumes
verandert.
Hij is erg conservatief. Daarom
houdt hy zich geheel aan de ouder-
wetsche kleeding en draagt eenzelfde
pak. als wijlen zyn vader, zyn groot
vader, ja zelfs als de patriarchen
onder de baarzen. Maar het is er
niet minder om.
Zyn opperkleed bestaat als by de
ridders uit de middeleeuwen uit
groote platen, die een soort van ma
liënkolder vormen, maar met prach
tige kleuren.
"Op de rugzijde is het donkergroen I
bij bruin af, op dezyden heldergroen,
aan den buik wit, Op de zijden
wordt het groen heel bevallig door
donkerder dwarsbauden afgewisseld.
Alle baarzen, die zich in eene j
„bloeiende gezondheid" mogen ver- j
heugen, dragen levendig rood gekleur-
de buikvinnen, als een aars en staart
vin van dezelfde kleur, ten teeken
dat zy met- hart en ziel de socialis
tische ideeën zyn toegedaan.
Nu geen bet,er sociaal-democraat
dan de baars, die al voor jaren in
practyk gebracht heeft, wat de socia
len van onze dagen nog maar steeds
prediken.
In alle zoete wateren van ons we
relddeel wordt de baars aangetroffen,
want by onbeschaafde volkeren kan
hy niet leven.
Op bet water zelfs is hy niet kies
keurig. Als hy maar zooveel beeft,
dat bij er rustig in kan rondploete-
ren, trekt hij zich van al het andere i
niets aan. Nooit stelt by o.a. een
scheikundig onderzoek in om te kun
nen coastateeren of het water soms
besmet is of voor de gezondheid
schadelijke bestanddeelen bevat.
Vandaar dat iiy in de grachten en
slooten eveDgoed gevonden wordt als
in rivieren en beken. Aan waterlei
dingen echter heeft by een hekelom
die reden komt er nooit een baarsje
door de buis van de waterleiding koe
keloeren.
Het liefst vertoeft do baars in
stroomend water, dat met al te diep
is. Daar zwemt hij alleen of in ge
zelschap van eenige zijner kornuiten
rustig aan de oppervlakte rond en
tuurt vaak naar de maan zonder ech
ter aan deze als wylen Da Costa te
vragen „Wachter, wat is er van den
nacht
Als dc baars heel goed in zyn hu
meur is of, zooals wy zeggen, met
zyn rechterbeen het eerst uit bed ge
stapt is, zwemt hy op een heel eigen
aardige manier rond. Eerst staat hij
een poos stil en beweegt zich daarna
met een ruk voorwaarts. De nienscben
noemen dat „schieten."
De baars is een heel zachtzinnig,
gemoedelijk vischje, dat geen sterve
ling eenig leed zal doen, die grooter
en sterker dau hy is. Ontmoet li-i
toevallig op zijn weg eenige wormen
of waterinsecten, dan laat Hij gewoon
lijk niet na, die gratis ecu reisje naar
zyne maag te lateu maken, doch hij
vergeet bij het vertrok een kaartje
retour af te geven.
Omdat by by ondervinding weet.
wat al kruisen en wederwaardighe
den een viseh op zyn aardsche loop
baan kan ontmoeten, is by zoo edel
moedig, kleine viscbjes voor goed van
al die" rampen te bevrijden.
Als hy niets beters te doen heeft,
speelt bij verstoppertje achter eenden
kroos en andere waterplanten en kan
daar uren liggen nadenken over het
vergankelijke van al het aardsche.
Snoeken, vooral zij die de kinder
schoenen ontwassen zyn, behooren
niet tot zyne vrienden. Hij weet welke
i brutale roevers ze zyn en hy is veel
te fatsoenlijk om met zulk volk om
gang tc hebben. Ontmoet bjj toeval
lig zulk esn roover op zyn weg, dan
maakt hy ruim baan voor zijn edele
en toont daarbij vaak zulk eeno be
hendigheid en vaardigheid in de edele
zwemkunst, dat de snoek, die in dat
soort sport ook geen kwajongen is en
menig „record" geslagen heeft, liet
bij hém moot verliezen.
Zijn vlugheid en de onbegrijpelijke
vaardigheid, waarmede (1e baars zich
iu het water kan bewegen, is het
eenige middel, dat hij ter zjjner ver
dediging van „moeder natuur" ont
vangen heeft.
Wel heeft hij stekel vinnen, die Lij
by het minste onraad overeind zet,
maar dat worden zijn vyanden pas
gewaar, ais hij op weg naar hun
maag is en al bezorgt bij hun dus
eenige onaangenaamheden by het in
slikken, er in moet hy toch, zoodat
by slot van rekening de baars al even
weinig aan die stekelvinnen heeft, als
een stad tegenwoordig aan hare wal
len en grachten.
Omdat de baars zelf nu en dan
ook eens een vischje binnenslikt en
van tijd tot tijd eene opruiming houdt
ouder wormen en waterinsecten noe
men de menschen, die zeiven allerlei
vissollen en ook andere diereu vangen
en eten, hem „roofvisch" een naam,
die onzen baars al heel weinig past;
want als zyn maag geen alarm luidt,
is hij zoo kalm eu vredelievend als
een Amsterdamscho rentenier en doet
hij zelfs geen vlieg kwaad.
Maar als hy honger heeft, wil hy
eten. Wie kan hem dat kwalijk
nemen? Ik geloof zelfs, dat velen
zijn voorbeeld volgen, ook bovenge
noemde rentenier, hoe zorgeloos hij i
overigens ook leven moge.
De" levensdagen van den baars
rollen evenals die van (fen landman
uit de dagen van Boot «genoeglijk
henen"; maar of hy „zyn zalig lot I
boe klein voor geen koningskroon I
zou ruilen" heb ik den baars nog niet
gevraagd en ik du.f ook niet bewe
ren, dat er tegenwoordig nog veel van
die landlieden, door Poot bezongen,
leven.
Eens in 't jaar, juist in de maand,
waarin alle vogels een ei leggen,
komt er eenige verandering in bei
kalme leven van don baars. Hij wordt
onrustig, begint tegen zijne vriendin
netjes een vriendelijk gezicht te zet
ten maakt met eenige wat nader
keunis, en jawel, spoedig heeft hy
zijn hartelief gevonden hy is ver
loofd. En na het zweren vau denoo-
uïge eedeu van eeuwige trouw wordt
bet huwelijk ingezegenddoch ca het
maken van een snoepreisje zyn. o
trouweloosheid, al die schoone eeden
van liefde vergeten en spoedig nemen
man en vrouw alsof het menschen
waren niet de minste notitie meer
van elkaar.
Juffrouw baars echter gevoelt op
zekeren dag dat zy moeder zal wor
den, niet van één of twee „lieve"
kleinen, maar helaas van zulk een
groot aantal, dat haar nageslacht nog
talrijker is dan dat van dien geluk
kigen aartsvader uit het Oude Tes
tament.
De moeder zich als zwakke en
verlaten vrouw onbekwaam achtende
zulk een talrijk kroost, eene fatsoen
lijke opvoeding to geven en in de
absolute onmogelijkheid zoo'n klein
millioen gasten to voeden, doet als
sommige bankiers, zy „verwijdert"
zich, doch doet toch beter dan de
meesten dier bankiers, zij stelt eerst
netjes orde op hare zaken.
Heel voorzichtig hecht zij met moe
derlijke teederheid hare eieren, die
een gekronkeld snoer vormen aan een
paal, steen of den stevigen stengel
eener waterplant vast, werpt nog een
liefdevolien blik op al die baarsjes in
den dop, maakt van haar hart een
steen eu zwemt rustig verder.
Pas is zy vertrokken, of voor de
nog niet geboren baarsjes begint
's levens strijd. Er zyn namelijk wa
terbewoners, die even* graag baars-
eieren eten. als wij, aardbewoners
kievits- en hoendereieren, en evenmin
als wij thans bij het oppeuzelen onzer
Paasclieïeren denken aan het nage
slacht, dat wij door het eten dier
eieren vernietigen, evenmin denken
de waterbewoners hoe zy de voort
planting van het baarzengeslacht te
genwerken.
Maar aan een boom, zoo vol geladen,
Mist men één twee pruimen niet.
Yan de eieren blijven er genoeg
over, zoodat wij in liet. begin van den
zomer gansche legers jeugdige baars
jes kunnen zien ten strijde trekken.
De strijd is lang niet gemakkelijk,
want talrijk zyn de vyanden, die dc
jonge viscbjes, welke zonder leidsman
op 's levens moeilykeu weg voort
schrijden, belagen.
Tengevolge van het slechte voor
beeld der onders is ook de onderlinge
band van liefde, die in elk ordelijk
gezin tusschen broers en zusters be
staat, hier al heel zwak. Daar alle op
hetzelfde oogenblik ter wereld komen
is er van eerstgeboren recht geen
sprake.
De ongelukkige baars vindt das
niemand, zelfs geen andere broer of
zuster, die zyne schreden leidt en
hem wijst op de talrijke gevaren, die
de jorurgeborene te sloot en gracht
van alle kanten bedreigen. Daarom is
bet geen wonder dat in die omstan
digheden vele in de eerste levensda
gen ecu prooi worden van andere
visschen, misschien wel van hun eigen
vader of moeder.
Wanneer de baars hot geluk heeft
den mannelijken leeftijd te bereiken,
wordt het aantal vijanden nog groo
ter. Daar het vloesch van den baars
een smakelijk en licht verteerbaar
voedsel vormt, treedt ook de mensch,
die van zulke hapjes houdt, in het
strijdperk en tracht op alle mogelijke
wijzen het argelooze vischje te ver-
schalken.
Zoo is o. a. do mensch, met rede en
verstand begaafd, er achter gekomen,
dat de baars even verzot is op een
worm of pier als hy op den baars
zelf. En van die wetenschap maakt de
slimme mensch natuurlijk ccn ver
standig gebruik. Dy vangt zoo'n worm,
rijgt het beestje levend aan een scher
pen visebhaak en legt het dan in het
water, als wou by het gaan verdrin
ken.
De medelijdende baars het arme
wormpje ziende spartelen en onbewust
van liet onheil, dat hij zich daardoor
op den hals haalt, hapt gretig iu het
beestje om een eind aan zyne marte
ling te maken. Maar o wee, het arme
baarsje zit op zyne beurt aan den
haak vast.
De man, die den worm heeft uit
geworpen en die ook wel hengelaar
of dagdief genoemd wordt, laat zyn
tyd niet verloren gaan. Daar hij pas
een fiksche teug genomen heeft uit
het fieschje, dat in zyn rechterjaszak
verborgen is, heeft hy meer dan kracht
om alles in eeu wip naar boven te
halen.
Het baasje doet nog eene kleine
luchtreis en komt daarna in een zak
bij eenige zijner lotgenooten terecht,
waar hy het vaste voornemen maakt
nooit meer naar een spartelend wormp
je te bijten.
De man gaat, zoodra de flescb le
dig en de zak vol is, vol moed naar
huis, waar moedor de vrouw de
baarsjes bakt, terwijl de man een
uurtje gaat liggen om van de ver
moeienissen uit to rusten.
Dat is het tragisch uiteinde van
het levenslustige baasje 1 Tel.
GEMENGD NIEUWS |eo Bert#» zic!i beviiiion. Zijn wer-
ken behooren tot uo belangrijkste op
bet gebied van de oude Indische
talen.
Gratie gevraagd.
De fransehe soldaat Jeannin had
in dronkenschap de hand opgeheven
tegen zyn superieur. Hy was door
den krijgsraad ter dood veroordeeld.
Er waren twee oudjes ergens in eeü
dorp heel achteraf, die zoo trotsch
geweest waren op hun jongen wien
de uniform zoo good stond en die
hem niet zouden terugzien.
Een ware perscampagne barstte los
ten voordeele vau den veroordeelde.
Democraten schetterden tegen liet
leger, Kamercandidaten zwaaiden met
de vlag der menschelykheid, revisi
onisten wenschten afschaffing van de
doodstraf eu herziening van de mili
taire strafwetten. Als ik ooit in de
moeilijkheid kom zei Cornély in
de Figaro dan geve God. dat die
perscöilega's my niet verdedigen
Maar tegelijk in de Aarore en in
de vrouwencourant, de Fronde, rees
het denkbeeld dat de President der
Republiek, die over oratie beschikt,
het leven vau dezen jongen soldaat
zou scheuken aan de „kleine Majesteit,
over wie Parijs iu verrukking is, de
jonge met blonde haren gekroonde
voorbygangster, koninklijk kind dat
nog niemand haten kan. wier handen,
rein zyn cn wier ziel blank is." La
petite reine Guillaumotte zou, zoo
smeekte Séverine, den President de
gratie van Jeannin vragen. OfFaure
zou haar het. leven vau den veroor
deelde aanbieden, zooals Cornély
ichreef„Een menschecleven is een
koninklijk geschenk. Het isbynaeen
goddelijk geschenk. Dank God, zoo
ge in hem gelooft, dat. by het in uw
hand legt om het aan te bieden aau
de kleine koningin Wilhelmina."
Er bestouden wellicht bezwaren die
ouze Koningin, gast van enkele dagen
in de Fransehe hoofdstad, beletten
deze bede tot den President te richten.
En Faure kon dit meuschenleven
moeilijk ten geschenke bieden aan de
jonge Majesteit. De eeuw is er te
prozaïsch voor.
Maar de soldaat is begenadigd en
de doodstraf veranderd in acht jaar
opsluiting. De President heeft gratie
geschonken.
Wielerbanen voor ge
vangenen.
Onder bovenstaand zeer „tnensch-
lievend" opschrift lezen we, natuurlijk
in een Amerikaausch sportblad, dat
in Chicago (Illinois) uitkomt, onge
veer het volgende:
Wanneer de plannen doorgaan, dan
zullen de gevangenen in de staats
gevangenis te Joliet zich weldra gaan
trainen voor halve lange afstandsraces,
korte afstandswedstryden en centuriès
(een century is 100 Eng. mijlen).
Het bestuur dor gevangenis is van
oordeel, dat het verstandig en mensch-
lievend zou zyn binnen de gevangenis
een kleine wielerbaan te doen aan
leggen, om de gevangenen wat
lichaamsbeweging te geven, en hen
wat aan sport to laten doen.
De baan kan voor een schuifje dooi
de gevangenen gebouwd worden en
eenige ry wielen, om beurten door de
gevangenen te bereiden, voor weinig
geld worden aangeschaft.
Men zegt, dat een veroordeelde
worst-fabrikant, van enormen omvang,
die niet by de administratie der ge
vangenis kon werken, noch lichame
lijk "geschikt was eenig ander beroep
uit te oefenen, om reden van zyn
gewicht, het plan van „gevangenis-
banen'1 aan de hand moet hebben
gedaan, om zoodooude wat lichaams
beweging te krijgen, daar hij anders
wel binnen een jaar het loodje er by
zou leggen.
Gaat het plan van den gouverneur
van de Joliet-gevangenis door, dan
zullen wij ons misschien spoedig in
Gevangenis-Wielrydersclubs. Bonden
enz. enz. mogen verheugen
In Amerika natuurlijk
(Kamp.)
In de laatste twee jaren schryft
iemand van het platteland heb ik
myn paard byna dagelijks over den-
zelfden wog gereden. Een kwartier
ongeveer van mijn huis zijn twee
wegen, waarvan da een naar de ke k
en de ander naar mijn land leidt,
Zes malen iu de week rijd ik hierheen
en eenmaal, namelijk des Zondags,
naar de kerk. Nu iaat ik, lang voor
ik aan het punt kom, waar de twee
wegen zich scheiden, myn paard den
vrijen teugel, opdat het zelf kieze.
met het gevolg, dat het in de week
altijd naar het land en des Zondags
altijd naar de kerk rijdt, zonder dat
het zich in zyn keus ooit éen keer
vergist heeft. Lang heeft me die
keunis tusschen de week- en Zonda
gen in een paard bevreemd en ik ben
eindelijk tot de conclusie gekomen,
dat het dier moet hebben opgemerkt,
dat ik des Zondags op een ander uur,
iu een andere jas eu in een ander
rytuig uitrijd.
Prof. Büliler.
De hoogleeraar J. G. Bühler, uit
"VYeeuen, ten der geleerdste kenners
van hot Sanskriet, is op Goeden Vrij
dag vermoedelijk verdronken. Hij was
op een vacautiereis in Zwitserland
en maakte, als hartstochtelijk roeier,
een tochtje op het meer van Konstanz.
Den volgenden dag vond men het
vaartuigje omgekeerd dryven en van
den hoogleeraar is sedert niets ver
nomen. ITy is 61 jaar geworden en
had vele jaren als hoogleeraar aau
het Elphistone College te Bombay
gearbeid, van waar hy in 1S80 naar
Europa terugkeerde en toen te Weenen
werd benoemd. Meer dau 5000 kost
bare handschriften heeft by in Indië
verzameld, die grootendeels in de
i boekerijen van Oxford, Cambridge
Meikevers.
In België moedigt de regeering het
vangen en dooden van meikevers door
scböolkindoren aan, wat misschien
goed is voor don landbouw, maar niet
bepaald verheffend werkt op de ge
moederen van de jeugdige Belgen.
En nu heeft Donderdag een senator
de aandacht gevestigd op een derde
reeks van slachtoffers, nl. de school
meesters, die verplicht zijn al de mei
kevers te tellen die hun dierbare leer
lingen vangen. Eén had er het vorig
jaar 243.000 moeten tellen
Vreemdelingen in hot Ameri-
kaansehe leger.
Uit een mededeeliog van don gezant
der Vereenigde Staten van N.-A. te
Uerlyn aan de bladen aldaar blijkt,
dat zich in de laatste dagen een aantal
Duitschers by hem hebben aangemeld,
die bij bet leger of de vloot der Unie
wenschen dienst te nemen. Het ant
woord van den gezant was. dat hy
niet gemachtigd is die aanbiedingen
aan te nemen of maatregelen te nemen
om de liefhebbers naar Amerika te
zenden. Wel zal er, ingeval het tot
oorlog komt, in de Unie zeker voor
jongelieden die zich daar bevinden,
gelegenheid bestaan zich to laten
aanwerven, te New-York of elders.
Volgens de bestaande wetten kan ech
ter geen vreemdeling officier worden,
tenzij by bevordering voor het front.
Een aanslag op Mac Kinley.
De politie van het White House
te Washington heeft nog bijtijds een
aanslag op hot leven van president
Mc Kinley verijdeld. Men had hem
een belsch werktuig in eeu sigaren
kistje toegezonden. De politie dom
pelde het ding onder water en schijnt
daardoor de ontploffing voorkomen
te hebben.
Een leelijke vergissing.
Eergisteren is bij de Assises te
Parijs een zonderling geval voorge
komen. Een beschuldigde stond te
recht wegens twee valscbheden in
handelspapier, loopende over 370
francs. De benadeelden waren grooten-
deels schadeloos gesteld. De uitspraak
der jury was: schuldig, zonder dat
van verzachtende omstandigheden ge
sproken werd. Het Hof veroordeelde
daarom den beschuldigde tot de hoog
ste straf die de wet toelaatvijfjaar
tuchthuis. Die uitspraak hooiende,
sprongen alle juryleden op„dat
hadden zy niet zoo bedoeldzy meen
den dat do straf slechts één jaar
gevangenis zou zyn."
De advocaat-generaal legde hun
uit, dat het Hof de wet had nageleefd
en er nu niets anders overbleef dan
dat de juryleden zelve een verzoek
schrift om gratie oudertoekeoden, wat
clan ook terstond geschiedde.
V ARS A
j.De Grootvader van Europa
Van Christiaan IX van Denemar
ken die Goeden Vrijdag zyn SOen
verjaardag vierde, en die wel eens
de „grootvader van Europa" genoemd
wordt, doen in de buitenlands"che pers
de volgende anecdoton de ronde.
Toen de kouing van zijn laatste
ziekte hersteld was, deed hij weder
zijn gewone wandeling door de straten
van Kopenhagen. Opeens kreeg de
gryze vorst idee om zyn lijfarts eens
een bezoek te gaan brengen. Zoo ge
dacht, zoo gedaan. Hy klimt de
stoep op, schelt aan en vraagt naar
den dokter. Die is nu ni te spreken
zegt 't dienstmeisje, dat ndoet.
Voor ray toch zeker wel, meent, de
koning. Zoo, wie bent u dan --
Nu, wie zou je denken Laat ons
zeggen dc KoningU, de Koning
roept de gedienstige geest uit, de
Koning komt niet by ons, maar wy
komen bij den Koning! En flap vliegt
de deur voor den neus van Christiaan
IX dicht.
Den volgenden dag komt de dokter
op den gewonen tijd zyn dageljjksche
visitie by den Koning brengen.
Beste dokter, zegt de monarch tot zyn
lijfarts, als deze op het punt staat om
te vertrekken, hier is mijn portret,
wilt u zoo goed zijn dat aan uw dienst
meisje te geven Als ik weer eens
een bezoek by u breug, dan zal zy
mij herkennen eu mjj niet weer de
deur voor den neus dicht gooien, zoo
ais gister. Onder het uitspreken van
deze woorden overhandigde hy den
verbluften dokter, die nu eerst uit
den mond van den vorst vernam, wat
hem overkomen was, een goudstuk.
Een anderen keer wandelde de
Koning in een der hoofdstraten van
Kopenhagen, toen een schichtig ge
worden paard in woeste vaart kwam
aanhollen. Een jonge vrouw klemde
zich in haar angst aan den Koning
vast en verborg de oogen sluitend,
haar hoofd aan zyn borst. Het ge
vaar is voorbij en de oogen weder
opslaande, herkent de jonge vrouw-
den Koning. O, Majesteit.ver
geving Ik stamelt zy. Geen
dank, sprak de Koning, haar
vriendelijk op den schouder kloppend,
als er van dank sprake is, dan moet
ik het toeval danken, dat my zulk een
lief jong vrouwtje in de armen voerde
voegdo hy er galant aan toe. Eu
vriendelijk groetend vervolgde hy zyn
weg.