Derde Blad DE BAARS. BBH00BENDE BIJ HAARLEM'S QAG3LAD Maandag 25 April 1898. Meneer Durand is erg slecht ge luimd thuis gekomenhy heeft ont dekt, dat men hem een valsch geld stuk in de hand heeft gestopt, een stuk van lood, zoo netjes nagemaakt, dat by 't voor een echt hield. Wat scheelt er aan vraagt mevrouw Durand, zyn echtgenoote, die zijn bekommerd gelaat opmerkt. My scheelt niets, zegt meneer Durand, erg verlegen, want hy kent zyn wederhelft, hij is bang, dat ze tegen hem zal opspelen, als ze weet, wat er gebeurd is. Nietswaarom zet je dan zoo'n gezicht Ik zal 't je maar zeggendaar is me een ongeluk overkomen. Je hebt je paraplu by Duflan- chard laten staan? Je gaat zoo dik wijls naar Duflanchard. —Ik heb niets vergeten. Stel je voorja, ik weet zelf niet, hoe het aangekomen is Je hebt je portemonnaie laten rollen. Neen, liefje. Ik heb een valsch geldstuk ontvangen. Een valsch stuk roept mevrouw Durand uit. Ik weet niet van wien. En je bent sukkelachtig genoeg geweest om het aan te nemen. Een franc Neen, zegt meneer Durand. Een tweefrancstuk misschien Neen. Ik durf niet meer raden. Een stuk van twintig francs? Een vyffrancstuk. Vyf francroept mevrouw Du rand verontwaardigd uit. Een heel goed nagemaakt loo- den vyffrancstuk, herhaalt meneer Durand. Een loodenSchaam je je niet op jou leeftyd je te laten beetnemen als een kind, en een kind zou nog wel gemerkt hebben, dat een stuk van lood "is. Laat eens zien. Hier, zegt meneer Durand, bet stuk ziio echtgenoote toereikende. Vyf francs naar de maanroept mevrouw Durand uit. Goed nagemaakt, zeg je Je ziet dadelijk dat 't van lood isje behoeft 't maar aan V raken. Wat zul je er mee doen Dat weet ik nietweggooien. Weggooien Onze middelen ver oorloven ons niet vyf francs uit het raam te gooien ik heb een bood noo- digonze jongen heeft geen schoenen meer. Wat sla je weer door! Ik zie niettenzjj Je moet 't weer uitgoven. Maar Ze hebben 't jou ook wel ge geven. Dat is waar. Maar ik zie niet waarom t Daar valt me iets in Ik zal de meid tabak laten balen. Leontine! roept mevrouw Durand. Leontine verschijnt Daar heb je vyf francs, zegt meneer Durand, ga een pakje tabak voor me balen. Meneer heeft me nog nooit tabak laten balen. Geen tegenspraak, antwoordt meneer Durand. Doe, wat je gezegd wordt. De meid gaat pruttelende weg. Zeg eens, papa, vraagt Adolf, de zoon van meneer Durand, wat is dat, een valsch stuk Dat is een stuk, dat niet dougt. U zegt altijd, dat 't stuk van uw vriend, dat in den schouwburg gespeeld wordt, niet deugtis dat een valsch stuk Snij uit! antwoordt meneer Du rand, die ongeduldig op de terug' komst van de meid wacht. De meid komt terugze is razend. Het geld, dat u meegegeven hebt, willen ze niet aannemen 't is van lood! Van lood I zegt meneer Durand; niet mogelijk EeD geldstuk van lood roept mevronwd Durand uit; is 't wel 't zelfde als dat je van myn man ge kregen hebt? Zeker, ik heb geen ander. Denkt u, dat 't gezellig is voor een dievegge door te gaan Let op je woorden roept meneer Durand uit. Gevaar loopen aangehouden te worden wegens het uitgeven van valsch geld. Een andermaal moogt u uw valsch geld zelf uitgeven. Brutaal nest! roept mevrouw Durand. Denk je, dat ik wist, dat het stuk valsch was vraagt meneer Du rand. Daarom heeft u me tabak laten halen. Ik jaag je wegzogt mevrouw Durandover acht dagen kun je op trekken. Houd uw gemak, mevrouw, ik ga op staanden voetik heb genoeg van dien rommel hier! De meid gaat heen, terwijl ze de deur met alle macht dichtsmijt. Zeg, papa, waarom heeft u het. valsche stuk aan do meid gegeven? vraagt Adolf. Hier, daarom, daaromzegt me neer Durand en dient zyn zoontje eeu geweldige oorveeg toe. Adolf heft ecu vervaarlijk gebrul aan. Dat zal je leeren je vader vra gen te doen, zegt mevrouw Durand. De familie Durand gaat aan tafel. Wat zul jo er nu mee doen vraagt mevrouw Durand. Ik ga uit en zal probeereu het in de donker uit te geven! Jy, een valsch stuk uitgeven roept mevrouw Durand. Is 't mogelyk dat er zulke gemeene lui zijn! De maaltijd loopt in stilte ten einde alleen Adolf snuift van tijd tot tyd om zyn tranen in te houden. Wil je nog een oorveeg hebben zegt Durand. Adolf gaf geen antwoord. Meneer Durand neemt zijn wandel stok en gaat uit. Het is avond: hy ontdekt voor eeu koffiehuis een ta feltje in een donkeren hoek, gaat er zitten en bestelt een glas bier. Hou 't maar af, zegt hy tot den kellner en geeft hem het vyffrancstuk. De kellner zoekt in zijn vestzakje. Meneer Durand zit te trillen. De kellner heeft geen kleingeld en gaat er voor naar het buffet. U heeft me een valsch stuk ge geven, zegt hy terugkomende. Houdt u me soms voor den gek Meneer Durand bepleit zyn on schuld hy is er zelf ingeloopeu, je weet niet meer, wien je vertrouwen kunt tegenwoordig. Hy betaalt en gaat been, beschaamd onder de on vriendelijke blikken, die de patroon en de buitengekomen klanten op hem werpen. Het begint te regenenmeneer Du rand praait een koetsier en laat zich naar de Champs-Elysées brongenhij stapt op een slecht verlichte plek uit eu stopt den koetsier het vijf francsstuk in de hand met de worden Hou 'tdaar maar van af. De koetsier betast het stuk. 't Is van lood, zegt hy leolyke, ouwe schelm. Hou je fatsoenlijk, antwoordt j meneer Durand, die een hooge borst opzet. Fatsoenlijk met zoo'n galgenaas, schreeuwt de koetsierik zal je naai de nor brengen Meneer Durand geeft twee francs en maakt zich uit de voeten, want de koetsier begint boe langer hoe harder te schreeuwen en de voorbijgangers komen toeloopen. Meneer Durand gaat naar een con cert in de open lucht, waar men hem wegjaagt, zoodra hy zijn valsch stuk laat zien. Hij begeeft zien op de boule vard, drinkt kwast, driükt glazen bier, slurpt glazen chartreuse overal wordt zijn stuk geweigerd. Moedeloos besluit meneer Durand naar huis te gaanhet is twee uur in den nacht en hy heeft'achttien francs verteerd. Mevrouw Durand wacht hem op met een verwijt op de lippen. Dat is een ongepast uur voor een huisvader. Meneer Durand verhaalt zyn lot gevallen, een verhaal, dat onderbroken wordt door de toornige uitbarstingen van mevrouw Durand. Ach, die mannenschreeuwt ze, toen hij uitgepraat was, wat een kruk ken! Dan zal ik 'twel uitgeven. Meneer Durand, die omvalt van slaap, gaat naar bed. Toen den volgenden dag mevrouw Durand gereed stond om uit te gaan, ging de schei over. 't Is meneer Mouillebec, een vriend van meneer Durand. Vergeef me dat :k u overlast aandoe, zegt by, ik kom u verzoeken me een dienst te bewijzen De echtelieden Durand bewaren een omzichtig stilzwijgen. Ik heb mijn portemonnaie vergeten, gaat meneer Mouillebec voort en wou u verzoeken me vyf franc te leenen. Met genoegen, meneer Mouillebec, antwoordt mevrouw Durand, die met haar echtvriend een blik wisselt; zulke diensten weigeren vrienden elkaar niet. Ze geeft" meneer Mouillebec het valsche stukdeze uit een stortvloed van dankbetuigingen. Reken op myn erkentelijkheid, mevrouw, ik blijf u duizendmaal dank baar. 'tls niet dc moeite waard, voegt mevrouw Durand er minzaam bij. Toen meneer Mouillebec weg was, zegt ze op verachteljjken toon tot haar man Je ziet, dat ik het uitgegeven heben ik word er nog wel voor be dankt bovendien! Er zyn in ons land twee soorten van baarzen, namelijk gevangen baarzen en zy, die nog in 's Heerën wateren rondzwerven zonder te weien, wat voor moois er op 'saardryks bodem al te zien is en zonder daar erg nieuwsgierig naar te zijn. De eerste soort van baarzen vindt men op visch- markten, in winkels, ja zelfs in... het water, waar ze in eeu „huis van be waring" met Jobsgeduld hun laatste uur afwachten. Ze zyn van verschillende grootte en ouderdommaar klein of groot, jong of oud, zij protesteeren alle even hevig tegen hunne wederrechtelijke gevangenneming, waarin zy een schen ding hunuer rechten zien; doch daar zij de zw'aksten zijn, hebben zij groo- têlijks ongelijk. En in plaats van met hun staart en vinnen voor hun ver loren vrijheid op te komen, deden zy beter hun testament te maken, want al hun tegenspartelen helpt, niets. Hun doodvonnis is geteekeud en na een paar lijdensuren treedt het rustig 1 „niet zijn" in. Een baars van de tweede soort, ofschoon in lichaamsbouw geheel op een van de eerste soort lijkende, ver schilt daarvan toch in menig opzicht. Vooreers verkeert hy in vrij watl gunstiger toestand en denkt hij even min aan zijn testament als een dame, die zich voor eeu huwelijksreis klaar maakt, Hy leidt een leventje van vroolyken Frans en ziet er steeds uit om door een ringetje te halen. In zindelijk heid zou hij onze Hollaudsche huis moeders zelfs riog een lesje kunnen geven, want hij waschfc. zich ieder oogenblik. Hij is een echte dandy ofschoon hy als deze niet zoo vaak van costumes verandert. Hij is erg conservatief. Daarom houdt hy zich geheel aan de ouder- wetsche kleeding en draagt eenzelfde pak. als wijlen zyn vader, zyn groot vader, ja zelfs als de patriarchen onder de baarzen. Maar het is er niet minder om. Zyn opperkleed bestaat als by de ridders uit de middeleeuwen uit groote platen, die een soort van ma liënkolder vormen, maar met prach tige kleuren. "Op de rugzijde is het donkergroen I bij bruin af, op dezyden heldergroen, aan den buik wit, Op de zijden wordt het groen heel bevallig door donkerder dwarsbauden afgewisseld. Alle baarzen, die zich in eene j „bloeiende gezondheid" mogen ver- j heugen, dragen levendig rood gekleur- de buikvinnen, als een aars en staart vin van dezelfde kleur, ten teeken dat zy met- hart en ziel de socialis tische ideeën zyn toegedaan. Nu geen bet,er sociaal-democraat dan de baars, die al voor jaren in practyk gebracht heeft, wat de socia len van onze dagen nog maar steeds prediken. In alle zoete wateren van ons we relddeel wordt de baars aangetroffen, want by onbeschaafde volkeren kan hy niet leven. Op bet water zelfs is hy niet kies keurig. Als hy maar zooveel beeft, dat bij er rustig in kan rondploete- ren, trekt hij zich van al het andere i niets aan. Nooit stelt by o.a. een scheikundig onderzoek in om te kun nen coastateeren of het water soms besmet is of voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen bevat. Vandaar dat iiy in de grachten en slooten eveDgoed gevonden wordt als in rivieren en beken. Aan waterlei dingen echter heeft by een hekelom die reden komt er nooit een baarsje door de buis van de waterleiding koe keloeren. Het liefst vertoeft do baars in stroomend water, dat met al te diep is. Daar zwemt hij alleen of in ge zelschap van eenige zijner kornuiten rustig aan de oppervlakte rond en tuurt vaak naar de maan zonder ech ter aan deze als wylen Da Costa te vragen „Wachter, wat is er van den nacht Als dc baars heel goed in zyn hu meur is of, zooals wy zeggen, met zyn rechterbeen het eerst uit bed ge stapt is, zwemt hy op een heel eigen aardige manier rond. Eerst staat hij een poos stil en beweegt zich daarna met een ruk voorwaarts. De nienscben noemen dat „schieten." De baars is een heel zachtzinnig, gemoedelijk vischje, dat geen sterve ling eenig leed zal doen, die grooter en sterker dau hy is. Ontmoet li-i toevallig op zijn weg eenige wormen of waterinsecten, dan laat Hij gewoon lijk niet na, die gratis ecu reisje naar zyne maag te lateu maken, doch hij vergeet bij het vertrok een kaartje retour af te geven. Omdat by by ondervinding weet. wat al kruisen en wederwaardighe den een viseh op zyn aardsche loop baan kan ontmoeten, is by zoo edel moedig, kleine viscbjes voor goed van al die" rampen te bevrijden. Als hy niets beters te doen heeft, speelt bij verstoppertje achter eenden kroos en andere waterplanten en kan daar uren liggen nadenken over het vergankelijke van al het aardsche. Snoeken, vooral zij die de kinder schoenen ontwassen zyn, behooren niet tot zyne vrienden. Hij weet welke i brutale roevers ze zyn en hy is veel te fatsoenlijk om met zulk volk om gang tc hebben. Ontmoet bjj toeval lig zulk esn roover op zyn weg, dan maakt hy ruim baan voor zijn edele en toont daarbij vaak zulk eeno be hendigheid en vaardigheid in de edele zwemkunst, dat de snoek, die in dat soort sport ook geen kwajongen is en menig „record" geslagen heeft, liet bij hém moot verliezen. Zijn vlugheid en de onbegrijpelijke vaardigheid, waarmede (1e baars zich iu het water kan bewegen, is het eenige middel, dat hij ter zjjner ver dediging van „moeder natuur" ont vangen heeft. Wel heeft hij stekel vinnen, die Lij by het minste onraad overeind zet, maar dat worden zijn vyanden pas gewaar, ais hij op weg naar hun maag is en al bezorgt bij hun dus eenige onaangenaamheden by het in slikken, er in moet hy toch, zoodat by slot van rekening de baars al even weinig aan die stekelvinnen heeft, als een stad tegenwoordig aan hare wal len en grachten. Omdat de baars zelf nu en dan ook eens een vischje binnenslikt en van tijd tot tijd eene opruiming houdt ouder wormen en waterinsecten noe men de menschen, die zeiven allerlei vissollen en ook andere diereu vangen en eten, hem „roofvisch" een naam, die onzen baars al heel weinig past; want als zyn maag geen alarm luidt, is hij zoo kalm eu vredelievend als een Amsterdamscho rentenier en doet hij zelfs geen vlieg kwaad. Maar als hy honger heeft, wil hy eten. Wie kan hem dat kwalijk nemen? Ik geloof zelfs, dat velen zijn voorbeeld volgen, ook bovenge noemde rentenier, hoe zorgeloos hij i overigens ook leven moge. De" levensdagen van den baars rollen evenals die van (fen landman uit de dagen van Boot «genoeglijk henen"; maar of hy „zyn zalig lot I boe klein voor geen koningskroon I zou ruilen" heb ik den baars nog niet gevraagd en ik du.f ook niet bewe ren, dat er tegenwoordig nog veel van die landlieden, door Poot bezongen, leven. Eens in 't jaar, juist in de maand, waarin alle vogels een ei leggen, komt er eenige verandering in bei kalme leven van don baars. Hij wordt onrustig, begint tegen zijne vriendin netjes een vriendelijk gezicht te zet ten maakt met eenige wat nader keunis, en jawel, spoedig heeft hy zijn hartelief gevonden hy is ver loofd. En na het zweren vau denoo- uïge eedeu van eeuwige trouw wordt bet huwelijk ingezegenddoch ca het maken van een snoepreisje zyn. o trouweloosheid, al die schoone eeden van liefde vergeten en spoedig nemen man en vrouw alsof het menschen waren niet de minste notitie meer van elkaar. Juffrouw baars echter gevoelt op zekeren dag dat zy moeder zal wor den, niet van één of twee „lieve" kleinen, maar helaas van zulk een groot aantal, dat haar nageslacht nog talrijker is dan dat van dien geluk kigen aartsvader uit het Oude Tes tament. De moeder zich als zwakke en verlaten vrouw onbekwaam achtende zulk een talrijk kroost, eene fatsoen lijke opvoeding to geven en in de absolute onmogelijkheid zoo'n klein millioen gasten to voeden, doet als sommige bankiers, zy „verwijdert" zich, doch doet toch beter dan de meesten dier bankiers, zij stelt eerst netjes orde op hare zaken. Heel voorzichtig hecht zij met moe derlijke teederheid hare eieren, die een gekronkeld snoer vormen aan een paal, steen of den stevigen stengel eener waterplant vast, werpt nog een liefdevolien blik op al die baarsjes in den dop, maakt van haar hart een steen eu zwemt rustig verder. Pas is zy vertrokken, of voor de nog niet geboren baarsjes begint 's levens strijd. Er zyn namelijk wa terbewoners, die even* graag baars- eieren eten. als wij, aardbewoners kievits- en hoendereieren, en evenmin als wij thans bij het oppeuzelen onzer Paasclieïeren denken aan het nage slacht, dat wij door het eten dier eieren vernietigen, evenmin denken de waterbewoners hoe zy de voort planting van het baarzengeslacht te genwerken. Maar aan een boom, zoo vol geladen, Mist men één twee pruimen niet. Yan de eieren blijven er genoeg over, zoodat wij in liet. begin van den zomer gansche legers jeugdige baars jes kunnen zien ten strijde trekken. De strijd is lang niet gemakkelijk, want talrijk zyn de vyanden, die dc jonge viscbjes, welke zonder leidsman op 's levens moeilykeu weg voort schrijden, belagen. Tengevolge van het slechte voor beeld der onders is ook de onderlinge band van liefde, die in elk ordelijk gezin tusschen broers en zusters be staat, hier al heel zwak. Daar alle op hetzelfde oogenblik ter wereld komen is er van eerstgeboren recht geen sprake. De ongelukkige baars vindt das niemand, zelfs geen andere broer of zuster, die zyne schreden leidt en hem wijst op de talrijke gevaren, die de jorurgeborene te sloot en gracht van alle kanten bedreigen. Daarom is bet geen wonder dat in die omstan digheden vele in de eerste levensda gen ecu prooi worden van andere visschen, misschien wel van hun eigen vader of moeder. Wanneer de baars hot geluk heeft den mannelijken leeftijd te bereiken, wordt het aantal vijanden nog groo ter. Daar het vloesch van den baars een smakelijk en licht verteerbaar voedsel vormt, treedt ook de mensch, die van zulke hapjes houdt, in het strijdperk en tracht op alle mogelijke wijzen het argelooze vischje te ver- schalken. Zoo is o. a. do mensch, met rede en verstand begaafd, er achter gekomen, dat de baars even verzot is op een worm of pier als hy op den baars zelf. En van die wetenschap maakt de slimme mensch natuurlijk ccn ver standig gebruik. Dy vangt zoo'n worm, rijgt het beestje levend aan een scher pen visebhaak en legt het dan in het water, als wou by het gaan verdrin ken. De medelijdende baars het arme wormpje ziende spartelen en onbewust van liet onheil, dat hij zich daardoor op den hals haalt, hapt gretig iu het beestje om een eind aan zyne marte ling te maken. Maar o wee, het arme baarsje zit op zyne beurt aan den haak vast. De man, die den worm heeft uit geworpen en die ook wel hengelaar of dagdief genoemd wordt, laat zyn tyd niet verloren gaan. Daar hij pas een fiksche teug genomen heeft uit het fieschje, dat in zyn rechterjaszak verborgen is, heeft hy meer dan kracht om alles in eeu wip naar boven te halen. Het baasje doet nog eene kleine luchtreis en komt daarna in een zak bij eenige zijner lotgenooten terecht, waar hy het vaste voornemen maakt nooit meer naar een spartelend wormp je te bijten. De man gaat, zoodra de flescb le dig en de zak vol is, vol moed naar huis, waar moedor de vrouw de baarsjes bakt, terwijl de man een uurtje gaat liggen om van de ver moeienissen uit to rusten. Dat is het tragisch uiteinde van het levenslustige baasje 1 Tel. GEMENGD NIEUWS |eo Bert#» zic!i beviiiion. Zijn wer- ken behooren tot uo belangrijkste op bet gebied van de oude Indische talen. Gratie gevraagd. De fransehe soldaat Jeannin had in dronkenschap de hand opgeheven tegen zyn superieur. Hy was door den krijgsraad ter dood veroordeeld. Er waren twee oudjes ergens in eeü dorp heel achteraf, die zoo trotsch geweest waren op hun jongen wien de uniform zoo good stond en die hem niet zouden terugzien. Een ware perscampagne barstte los ten voordeele vau den veroordeelde. Democraten schetterden tegen liet leger, Kamercandidaten zwaaiden met de vlag der menschelykheid, revisi onisten wenschten afschaffing van de doodstraf eu herziening van de mili taire strafwetten. Als ik ooit in de moeilijkheid kom zei Cornély in de Figaro dan geve God. dat die perscöilega's my niet verdedigen Maar tegelijk in de Aarore en in de vrouwencourant, de Fronde, rees het denkbeeld dat de President der Republiek, die over oratie beschikt, het leven vau dezen jongen soldaat zou scheuken aan de „kleine Majesteit, over wie Parijs iu verrukking is, de jonge met blonde haren gekroonde voorbygangster, koninklijk kind dat nog niemand haten kan. wier handen, rein zyn cn wier ziel blank is." La petite reine Guillaumotte zou, zoo smeekte Séverine, den President de gratie van Jeannin vragen. OfFaure zou haar het. leven vau den veroor deelde aanbieden, zooals Cornély ichreef„Een menschecleven is een koninklijk geschenk. Het isbynaeen goddelijk geschenk. Dank God, zoo ge in hem gelooft, dat. by het in uw hand legt om het aan te bieden aau de kleine koningin Wilhelmina." Er bestouden wellicht bezwaren die ouze Koningin, gast van enkele dagen in de Fransehe hoofdstad, beletten deze bede tot den President te richten. En Faure kon dit meuschenleven moeilijk ten geschenke bieden aan de jonge Majesteit. De eeuw is er te prozaïsch voor. Maar de soldaat is begenadigd en de doodstraf veranderd in acht jaar opsluiting. De President heeft gratie geschonken. Wielerbanen voor ge vangenen. Onder bovenstaand zeer „tnensch- lievend" opschrift lezen we, natuurlijk in een Amerikaausch sportblad, dat in Chicago (Illinois) uitkomt, onge veer het volgende: Wanneer de plannen doorgaan, dan zullen de gevangenen in de staats gevangenis te Joliet zich weldra gaan trainen voor halve lange afstandsraces, korte afstandswedstryden en centuriès (een century is 100 Eng. mijlen). Het bestuur dor gevangenis is van oordeel, dat het verstandig en mensch- lievend zou zyn binnen de gevangenis een kleine wielerbaan te doen aan leggen, om de gevangenen wat lichaamsbeweging te geven, en hen wat aan sport to laten doen. De baan kan voor een schuifje dooi de gevangenen gebouwd worden en eenige ry wielen, om beurten door de gevangenen te bereiden, voor weinig geld worden aangeschaft. Men zegt, dat een veroordeelde worst-fabrikant, van enormen omvang, die niet by de administratie der ge vangenis kon werken, noch lichame lijk "geschikt was eenig ander beroep uit te oefenen, om reden van zyn gewicht, het plan van „gevangenis- banen'1 aan de hand moet hebben gedaan, om zoodooude wat lichaams beweging te krijgen, daar hij anders wel binnen een jaar het loodje er by zou leggen. Gaat het plan van den gouverneur van de Joliet-gevangenis door, dan zullen wij ons misschien spoedig in Gevangenis-Wielrydersclubs. Bonden enz. enz. mogen verheugen In Amerika natuurlijk (Kamp.) In de laatste twee jaren schryft iemand van het platteland heb ik myn paard byna dagelijks over den- zelfden wog gereden. Een kwartier ongeveer van mijn huis zijn twee wegen, waarvan da een naar de ke k en de ander naar mijn land leidt, Zes malen iu de week rijd ik hierheen en eenmaal, namelijk des Zondags, naar de kerk. Nu iaat ik, lang voor ik aan het punt kom, waar de twee wegen zich scheiden, myn paard den vrijen teugel, opdat het zelf kieze. met het gevolg, dat het in de week altijd naar het land en des Zondags altijd naar de kerk rijdt, zonder dat het zich in zyn keus ooit éen keer vergist heeft. Lang heeft me die keunis tusschen de week- en Zonda gen in een paard bevreemd en ik ben eindelijk tot de conclusie gekomen, dat het dier moet hebben opgemerkt, dat ik des Zondags op een ander uur, iu een andere jas eu in een ander rytuig uitrijd. Prof. Büliler. De hoogleeraar J. G. Bühler, uit "VYeeuen, ten der geleerdste kenners van hot Sanskriet, is op Goeden Vrij dag vermoedelijk verdronken. Hij was op een vacautiereis in Zwitserland en maakte, als hartstochtelijk roeier, een tochtje op het meer van Konstanz. Den volgenden dag vond men het vaartuigje omgekeerd dryven en van den hoogleeraar is sedert niets ver nomen. ITy is 61 jaar geworden en had vele jaren als hoogleeraar aau het Elphistone College te Bombay gearbeid, van waar hy in 1S80 naar Europa terugkeerde en toen te Weenen werd benoemd. Meer dau 5000 kost bare handschriften heeft by in Indië verzameld, die grootendeels in de i boekerijen van Oxford, Cambridge Meikevers. In België moedigt de regeering het vangen en dooden van meikevers door scböolkindoren aan, wat misschien goed is voor don landbouw, maar niet bepaald verheffend werkt op de ge moederen van de jeugdige Belgen. En nu heeft Donderdag een senator de aandacht gevestigd op een derde reeks van slachtoffers, nl. de school meesters, die verplicht zijn al de mei kevers te tellen die hun dierbare leer lingen vangen. Eén had er het vorig jaar 243.000 moeten tellen Vreemdelingen in hot Ameri- kaansehe leger. Uit een mededeeliog van don gezant der Vereenigde Staten van N.-A. te Uerlyn aan de bladen aldaar blijkt, dat zich in de laatste dagen een aantal Duitschers by hem hebben aangemeld, die bij bet leger of de vloot der Unie wenschen dienst te nemen. Het ant woord van den gezant was. dat hy niet gemachtigd is die aanbiedingen aan te nemen of maatregelen te nemen om de liefhebbers naar Amerika te zenden. Wel zal er, ingeval het tot oorlog komt, in de Unie zeker voor jongelieden die zich daar bevinden, gelegenheid bestaan zich to laten aanwerven, te New-York of elders. Volgens de bestaande wetten kan ech ter geen vreemdeling officier worden, tenzij by bevordering voor het front. Een aanslag op Mac Kinley. De politie van het White House te Washington heeft nog bijtijds een aanslag op hot leven van president Mc Kinley verijdeld. Men had hem een belsch werktuig in eeu sigaren kistje toegezonden. De politie dom pelde het ding onder water en schijnt daardoor de ontploffing voorkomen te hebben. Een leelijke vergissing. Eergisteren is bij de Assises te Parijs een zonderling geval voorge komen. Een beschuldigde stond te recht wegens twee valscbheden in handelspapier, loopende over 370 francs. De benadeelden waren grooten- deels schadeloos gesteld. De uitspraak der jury was: schuldig, zonder dat van verzachtende omstandigheden ge sproken werd. Het Hof veroordeelde daarom den beschuldigde tot de hoog ste straf die de wet toelaatvijfjaar tuchthuis. Die uitspraak hooiende, sprongen alle juryleden op„dat hadden zy niet zoo bedoeldzy meen den dat do straf slechts één jaar gevangenis zou zyn." De advocaat-generaal legde hun uit, dat het Hof de wet had nageleefd en er nu niets anders overbleef dan dat de juryleden zelve een verzoek schrift om gratie oudertoekeoden, wat clan ook terstond geschiedde. V ARS A j.De Grootvader van Europa Van Christiaan IX van Denemar ken die Goeden Vrijdag zyn SOen verjaardag vierde, en die wel eens de „grootvader van Europa" genoemd wordt, doen in de buitenlands"che pers de volgende anecdoton de ronde. Toen de kouing van zijn laatste ziekte hersteld was, deed hij weder zijn gewone wandeling door de straten van Kopenhagen. Opeens kreeg de gryze vorst idee om zyn lijfarts eens een bezoek te gaan brengen. Zoo ge dacht, zoo gedaan. Hy klimt de stoep op, schelt aan en vraagt naar den dokter. Die is nu ni te spreken zegt 't dienstmeisje, dat ndoet. Voor ray toch zeker wel, meent, de koning. Zoo, wie bent u dan -- Nu, wie zou je denken Laat ons zeggen dc KoningU, de Koning roept de gedienstige geest uit, de Koning komt niet by ons, maar wy komen bij den Koning! En flap vliegt de deur voor den neus van Christiaan IX dicht. Den volgenden dag komt de dokter op den gewonen tijd zyn dageljjksche visitie by den Koning brengen. Beste dokter, zegt de monarch tot zyn lijfarts, als deze op het punt staat om te vertrekken, hier is mijn portret, wilt u zoo goed zijn dat aan uw dienst meisje te geven Als ik weer eens een bezoek by u breug, dan zal zy mij herkennen eu mjj niet weer de deur voor den neus dicht gooien, zoo ais gister. Onder het uitspreken van deze woorden overhandigde hy den verbluften dokter, die nu eerst uit den mond van den vorst vernam, wat hem overkomen was, een goudstuk. Een anderen keer wandelde de Koning in een der hoofdstraten van Kopenhagen, toen een schichtig ge worden paard in woeste vaart kwam aanhollen. Een jonge vrouw klemde zich in haar angst aan den Koning vast en verborg de oogen sluitend, haar hoofd aan zyn borst. Het ge vaar is voorbij en de oogen weder opslaande, herkent de jonge vrouw- den Koning. O, Majesteit.ver geving Ik stamelt zy. Geen dank, sprak de Koning, haar vriendelijk op den schouder kloppend, als er van dank sprake is, dan moet ik het toeval danken, dat my zulk een lief jong vrouwtje in de armen voerde voegdo hy er galant aan toe. Eu vriendelijk groetend vervolgde hy zyn weg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 9