Langs een omweg.
„Ik heb u iets te verteilen," zeide
Richard Thorne, toen het heengaan van
de andere bezoekers hem alleen had
gelaten met zijn gastvrouw.
„Ik vond reeds, dat je iets vreemds
over je hadt," zeide mevrouw Vavasour,
haar gezicht tegen don gloed van het
vuur beschermend met een groot vuur
vuur beschermend met een groot vuur-
staarde en op zijn strookleurigen knevel
beet.
„Voor den dag er maar mee," zoo
moedigde mevrouw Vavasour hom aan,
met een guitige uitdrukking in hare
oogen.
..Welnu," zeide Richard Thorne, moed
scheppend, „het is dan eindelijk zoover.
Ik ben eerste officier af
„Je bent kommandanti"
„Ja, ik ben kommandant", herhaalde
hij langzaam.
„Mijn beste jongen, wat ben ik daar
blij om," en zij boog zich een weinig
voorover.
„Ik wist, dat je er blij om zoudt zijn,"
antwoordde hij met een mat glimlachje,
zonder haar aan te kijken.
„Natuurlijk ben ik dat. Is het een
schip van Donaldson?"
„Ja."
Zij beschouwde hem aandachtig in de
stilte, die volgde. Zij waxen steeds vrien
den geweest, reeds als klein meisje en
kleine jongen, en ook toen hij naar zee
ging en zij met Tom Vavasour trouwde,
waren zij voor elkander dezelfden geble
ven.
„Je schijnt mij toch niet erg in je
nopjes te zijn," waagde zij nu weer op
te merken.
„Vindt ge?" antwoordde hij droome-
rig.
„Neen," een weinig scherp. „Wat
scheelt er aan?" vriendelijk.
„Wel het schip is bestemd voor Sid
ney en Vancouver. Heelemaal het ande
re einde van de wereld, weet je," ver
klaarde hij.
„Natuurlijk weet ik dat. Daarvoor
behoeft men geen zeeman te zijn."
Thome lachte en zij met hem.
„Maar wij zien je daarom toch nog
wel eens terug." zeide zij. „Het zou na
tuurlijk veel aardiger geweest zijn, als
je niet zoo ver weg hoefde, maar wij
zullen je toch nog wel eens bij ons zien,
niet waar?"
„O, zeker"; lusteloos.
Zij keek hem weer onderzoekend aan
van achter haar vuurscherm.
„Natuurlijk ben je heel blij met je
promotie,'' zeide zij na eenige oogenblik
ken., en wachtte in spanning op het
antwoord, dat komen zou.
„Ja, heel blij dat zou ik denken."
Het antwoord scheen bevredigend en
vereischte een weinig nadenken, eer zij
opmerkte
„Zoo ik zal echter een vriend ver
liezen. Je gaat nu natuurlijk trouwen."
„Ik trouw nooit," zeide Thorne be
slist, en mevrouw Vavasour lachte tri-
OEüfantelijk, toen zij het hoorde.
„Die goede, maar domme jongen,"
dacht zij„hij denkt, dat liij niets ver
raadt!"
Weer ontstond er een pauze, waarin
Thome, blijkbaar slecht geluimd, op
nieuw op zijn snor begon te bijten en
mevrouw Vavasour hem vol sympathie
aankeek.
„Dicic," zeide zij plotseling, „vertel
mij alles. Wie is zij
„Wat?" vroeg hij verrast opkijkend.
„Er is niemand hoe ter wereld kom
je daaraan
„Domme jongen, al tien minuten lang
doe je niets anders dan het mij vertel
len."
„Ik? Ik zeide niets
„Ik zeg niet, dat je iets zeidet; en
toch heb je het mij verteld. Ga nu maar
verder, ik zou je graag willen helpen."
Haar stem beefde, terwijl zij sprak en
zij stak hem de hand toe. Hij nam ze
in de zijne en wisselde een blik van
verstandhouding met haar.
„Ja, weet je," begon hij verlegen, op
nieuw in het vuur kijkend, „het is alles
gekomen door haar toedoen."
„Wat?"
„Die Vancouver-geschiedemis."
„Dat begrijp ik niet!"
„De oude Donaldson heeft het mij
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCCXXXI.
Mij dunkt, dat ik niet heel vei* van
de waarheid verwijderd ben wanneer ik
veronderstel, dat menigeen blij zal we
zen, dat het nu maar zoover is met de
versiering van de stad. In de eerste
plaats do buurtcommissies, die heolwat
moeite hebben gehad om al de hoofden
in een zak te krijgen. Als vier en twin
tig nienschen in een en dezelfde straat
hetzelfde willen, dan is er allicht een
vijf en twintigste, die iets anders wil en
wanneer die toevallig precies in 't mid
den van de straat woont, dan is het las
tig om het zonder hem te doen. Nu
moot zoo iemand bewerkt worden. De
secretaris gaat ei* eerst op af die is
eenmaal de man. die de kastanjes uit
het vuur moet lialen krijgt hij het niet
gedaan, dan volgt do penningmeester
en lukt het ook dezen niet om den on
willige tot de algemeene opinie te be-
lceeron, dan gaat de president er op af,
in hoogst eigen persoon. Bezwijkt de
weerspannige dan nog niet, dan loopt hij
gevaar uit den kring der broederen te
worden gestooten met de mededeeling,
dat bij de feesten zijn huis dan maar on
versierd en onverlicht moet blijven.
Daar gaat een poosje over heen. De
penningmeester gaat bij het innen van
de contributie de deur des onwilligen
voorbij en liet schijnt alsof bij de alge>-
meeno feesten in de straat een stel deur
met ramen donker en zwart zal moeten
zelf verteld hij had het natuurlijk
niet mogen doen. dat zij het hean
heeft voorgesteld, om mij een schip to
geven."
„Zij? Wie?
„Zijn dochter Cecile; weet je dat
niet
„Natuurlijk weet ik dat hij heeft
er maar één - „Maar," vol verbazing,
„wat is daar nu voor reden in, om te
mokken
„Begrijp ja dat niet? Zij wil mij het
Land uit hebben."
„Goede hemel, wat een combinatie,
van gedachten!" riep zijn vriendin uit.
„Mag ik vragen, hoe je daarop komt?"
„O, daar is nog een andere aanbidder
een aanbidder met een titel en geld
en meer zulke aanbevelenswaardige din
gen," verslagen. „Een knappe jongen bui
tendien," voegde hij er bitter bij.
„Heb je haar het hof gemaakt
„Neen."
„Hoe komt zij dan op het idee
„Zij zal het wel hebben, zion aanko
men. Mij dunkt, dat ik dat heb kunnen
merken."
Weer een pauze, waarin zij beidon in
het vuur keken.
„Heb je ooit ernstig aan een vrouw
het hof gemaakt vroeg mevrouw Va
vasour belangstellend.
„Neen," antwoordde Thorn, het hoofd
schuddend, en mevrouw Vavasour knik
te, alsof zij zeggen wilde„Dat dacht
ik wel!"
„En zou je niet denken dat je een
weinig overhaast die conclusie hebt ge
maakt?" vroeg zij na een poosje
„Neen," antwoordde Thorne, opnieuw
het hoofd schuddend, „hij is veel meer
gezien bij de dames dan ik en er zouden
veel moeielijkheden uit den weg zijn ge
ruimd, als ik verdwenen was," voegde
hij er bitter aan toe, „want haar vader
zou waarschijnlijk op mijn zijde zijn."
,,Ik vind, dat je haar van een lage
handelwijze beschuldigt," zeide mevrouw
Vavasour plagend.
„Volstrekt niet," antwoordde hij snel.
„Zij zal wel meelijden met mij hebben,
zeker, en daarom moest ik kommandant
worden wel verduiveld. Het pleizier
is er af."
Na eenige oogenblikken van weder-
zijdsch zwijgen, zeide mevrouw Vava
sour
„En nu moet je weg, ik moet mij
kleeden. Kom morgen om half zes terug,
neen, om kwart vóór zes. Vergeet het
niet."
„Zeker niet," zeide Thorne opstaande
en haar de hand drukkend.
„Apropos, hoe heet die andere?"
vroeg zij, toen haar vriend reeds bij de
deur was.
..Toler," antwoordde hij, ach omkee-
rend, „het is een flinke, vent. De kan
mij best begrijpen, dat zij aan hein de
voorkeur geeft
„Zoo! Adieu' Maar het is haast
meer dan ik kan," zeide zij tot zich
zelve, toen de deur dicht was. „Die goe
de, oude Dick is tienmaal zooveel waard
Wacht maar, mijn jongen, ik zal het
toch wel zien klaar te spelen."
En zij ging naar boven om haar man
op te zoeken.
„Wat, nog niet gekleed?" vroeg deze,
haar een kus geveud. „Wat heb je uit
gevoerd V'
„Er over nagedacht, hoe ik twee men-
schen even gelukkig kan maken, als wij
zijn," antwoordde zij.
„Dat is een heele onderneming," zeide
Tom Vavasour ernstig.
Den volgenden dag was Thome pre
cies om kwart vóór zes bij mevrouw
Vavasour, die hem tegemoet kwam in
een elegant zijden toilet.
„Je moogt. mijn pink drukken," zeide
zij hem dezen toestekend, „de anderen
hebben geroosterd brood gegeten d.
w. z. niet letterlijk, maar je weet:
wel, wat ik bedoel."
„Zeker," lachte Thome, den kleinen
pink drukkend tussohen zijn sterken
vinger en zijn duim.
„Er zijn stoelen te kjrijgen, als je er
maar naar zoekt," vervolgde mevrouw
Vavasour, rondkijkend in de schemer
achtig verlichte kamer. Het was al
herfst.
„Er zijn er genoeg," zeide Thorne,
den eersten den besten grijpend.
„Neen, die nietdie draagt je gewicht
niet. Pook het vuur eens op. Cecile, dat
ik een stevigen uit kan zoeken."
blijven. Maar bij 't naderen van 't feest
smelten de harten. De buren vinden het
toch jammer, dat er in hun straat een
niet mee zou doener komt al eens een
welwillende vriend bij den eenen binnen
loopen, die hem aanport om toch mee te
doen: ,,'t staat toch zoo gek, als jij or
nu alleen buiten blijft. Wat zullen de
menschen er van zeggen Dit machtige
argument mist ditmaal schijnbaar zijn
uitwerkingdo weerspanneling ver
klaart, dat het hem volmaakt onverschil
lig is wat de menschen zeggen, maar
in werkelijkheid begint zijn voornemen
om in geen geval mee te doen. aan 't
wankelen te raken. Een andere belang
stellende buurman begint, als hij 's mans
zielstoestand komt peilen grond te voet-
Ion. De pennigmeester krijgt een wenk,
dat het afgedwaalde Schaap teekenen
geeft, dat het in de kooi wil komen. De
president, weliswaar verontwaardigd
maar vol bewustzijn van zijn plicht,
komt nog weer eens op bezoek en eind
en slot van de historie is, dat de onwil
lige dan toch maar mee zal doen, op
conditie „dat er geen praterij van is."
De eenstemmigheid is verkregen en de
eenige, die van den bekeerden weerspan
nige nog een zuur gezicht krijgt, is de
penningmeester wanneer hij in eens de
bijdrage komt innen, die door de buren
in wekelijksche of maandelijksche paie-
menten is voldaan.
Intusschen schieten, wil ik maar zeg
gen. de palen uit den grond op en de
golvende straatsteenen waarin we ons
tegenwoordig mogen verheugen, kijken
met verbazing naar heusche boomen die
tusschen hen worden ingeplant. De stra
ten maken, door de geraamten van de
Het figuur van ëéh meisje werd zicht
baar in den donkeren hoek van. de ka
mer, en zij pookte in het vuur, zoodat
het helder opvlamde, en Thorne, die een
beweging van schrik had gemaakt bij
het hooren noemen van haar naam, wil
de weer naar de deur gaan, onder het
mompelen van een verontschuldiging.
„Stel je niet ten toon, het is nu te
laat," zeido zijn gastvrouw fluisterend
en bracht hem daardoor weer tot zich-
zelveai. „Ah, die daar is juist geschikt,"
vervolgde zij luid, op een gemakkelijken
leuningstoel wijzend, vlak tegenover het
vuur en-hem er naai* toe leidend. „Dat
is de schaduwzijde van moderne salons,"
vervolgde zij, terwijl Thorne een buiging
maakte voor juffrouw Donaldson en ging
zitten „als ge er een hebt, die werkelijk1
gemakkelijk is, is hij niet smaakvol ge
noeg om hem in een salon te zetten, en
niemand denkt, er in ernst aan, om iets
anders te koopen dan rechtleunige stoe
len. bestemd voor stijfliakage geslachten
uit vorige eeuwen."
„Deze is werkelijk heel gemakkelijk,"
stemde Thorne toe.
„De mijne ook," liet Cecile zich nu
met een lach hooren.
„Dat doet mij genoegen," zeide. me
vrouw Vavasour ernstig, alsof zij niet
eenvoudig wat aan het doorslaan was
gegaan, om een onaangename pauze, die
dreigde te ontstaan, te voorkomen, maar
ik geloof dan ook, da,t wij de drie eenige
bruikbare stoelen uit ons heele huis in
deze kamer hebben. Suiker en melk?
Natuurlijk, ik weet dat immers wel."
Thorne dronk zijn kopje leeg, gezeten
tusschen de twee dames, bij zich zelf
wenschend, dat hij ver van hier mocht
zijn en toch ook weer wetend, dat liij
niet weg zou willen gaan, terwijl zij
voorbij hem heen zaten te babbelen. Nu
wendde mevrouw Vavasour zich tot hem
en zeide op haar vriendelijksten toon
„Wat een mooie gelegenheid, om juf
frouw Donaldson te bedanken, voor het
geen zij voor u heeft gedaanMaar wij
mogen u nu wel „kommandant" noemen,
niot waar mr. Thorne?"
Met veel geraas viel liet. lepeltje van
Thorne op zijn schoteltje en hij bracht
zijn eenen voet snel vooruit, om tegen
den stoel van zijn gastvrouw aan te
stooten en haar te beduiden, dat zij
moest zwijgen, en onmiddellijk daarop
klonk er een onderdrukt.„Ohvan de
andere zijde van den haard. Mevrouw
Vavasour zag en hoorde echter niets, en
wat zij nu ging doen, deed Thome het
hart in de schoenen zakken, want zij
stond op, de opmerking makende, dat
i de avonden al zoo vroeg invielen, en zij
stak het gas aan de eene zijde van den
schoorsteen aan, en langs hem heen
gaande, ook dat aan de andere zijde.
Thorne voelde, dat hij vuurrood was en
zocht met zijn oogen op den grond ge
richt te vergeeft naar woorden, om zich
te verdedigen of een verklaring te geven,
doch eer hij neg iets had kunnen uit
brengen, zeide dezelfde stem nog vrien
delijker dan te voren
„Excuseer mij een oogenblik, Cecile,
Dick zal je wel wat bezig houden. Ik
hoor Toms stem beneden en ik moet
hem noodzakelijk even spreken!"
Een gekraak van zijde, en zij was weg,
zonder zich zelfs omgewend te hebben
en de smeekende blikken te hebben ge
zien, die haar werden toegeworpen.
Het tweetal, dat nü alleen was, hield
met een volharding, die een betere zaak
waardig- was, de oogen strak op het
haardvuur gericht. Dick kvvam allengs
tot het besef, dat het een vooruitberaamd
plan was, en hij begon het onaangena
me van zijn positie min of meer te ver-
geten, door zich inwendig boos te ma
ken over de hinderlijke gewoonte dea*
vrouwen om zich met alles te bemoeien.
Maar zijn positie vereischte, dat hij
hardop sprak en na nog in zich zelf ge
zegd te hebben „natuurlijk vind ik het
vooruitzicht heerlijk, jaren lang weg te
gaan," zeide hij luid
Mevrouw Vavasours opmerking
van daareven vereischt misschien
een nadere verklaring. Wat ik haar
zeide over u ik zeide het enkel
aan haar ik hoop, dat u dat wel zult
willen gelooven en ik deed dit
(waarom zeii zij toch niets!) „onder bij
zondere omstandigheden."
„Onder zeer bijzondere, kimt u wel
zeggen," merkte het meisje koel op, „of
schoon ik," zich zelve verbeterend, „er
eerepoorten gezien, den indruk van een
toon eel. 't Zal wel zoo moeten gebeu
ren wegens de vele bezigheden, maai* ik
heb mij erover verbaasd, da.t er nu reeds
zooveel groen wordt opgehangen, ja. dat
men hier en daar al vetpotjes ziet en
vlaggentrofeëen met pieken van blik,
die wanneer er tusscuen nu en Dinsdag
een flinke stortbui komt, noodlottiglijk
te gronde zullen moeten gaan.
Ik hoop dan ook van heeler harte,
dat het droog zal blijven. Ook voor cle
versiering van den ingang clei* cavalerie-
kazerne aan den Schoterweg, die naar
mijn leekenoordeel ook niet aan een
donderbui weerstand kan bieden. Mocht
de torentrans die er gemaakt wordt
sneuvelen dan is dat zeker niet omdat c-r
te lichtvaardig aan gewerkt is. Juist had
ik dezer dagen op een morgen gelegen
heid om mij daarvan te overtuigen. De
schildwacht wandelde met uitgetrokken
sabel grimmig op en neer. Als u mij
vraagt waarom hij zoo boos keek, weet
ik daarop geen antwoord te geven. Mis
schien dacht hij aan den bekenden vers
regel-
En ik ben een soldaat,
En dat hoort ca- zoo bij.
Misschien had. hij een likdoorn, die in
een militaire laars een buitengewone
kwelling moet wezen. Misschien ook
keek hij zoo grimmig, omdat hij voor
eerst niet op aflossing behoefde te reke
nen.
Bij de versiering stond een kameraad
op een ladder. Deze ladder stond zóo
schuin,, dat ik stellig een waarschuwend
woord zou hebben laten hooren, als de
schildwacht niet zoo grimmig gekeken
had. Nu vond ik het niet veihg. Stel je
ook weinig omgeef, dat men weet, in
hoeveel dei-gelijke gevallen, ik invloed
op papa uitoefen."
„Dat dacht ik al," stemde Thorne toe,
nu geheel in de war.
„Maar waartoe dan uwe verdediging V'
zeer koel.
„Neen. die kwam ook eigenlijk niet
to pas. Maar u zult mij toch wel toe
staan, u mijn dank te betuigen voor de
gunstige verandering, die ei* door uw
vriendelijke bemoeiing in mijn positie
is gekomen."
I „Wel een gunstige verandering,"
op hartelijken toon.
„Zeker, ik heb alle reden om mij zelf
geluk te wenschen."
Een stilte, waarin hij voorover leun
de, om met de punt van zijn laars een
denkbeeldig figuur op het tapijt te tee
kenen en zij haar klein zakdoekje tot
een bal samenwrong. Thorne verlangde
met smart, dat mevrouw Vavasour te
rug zou komen.
„Die lange reis zal een aangename
afwisseling zijn," zeide hij met gehui
cheld enthousiasme, daar hij voelde, dat
de stilte hem onverdraaglijk werd.
„Lange reis Gaat u dan
„Ja. Mijn schip is bestemd voor Sid
ney en Vancouvereiland."
„Hé dat wist ik niet."
Hij was diep beleedigd door hare ma
nier van doen. Zij scheen hem in het
ootje te willen nemen, in allen gevalle
moest het haar niet kunnen schelen,
waar hij heenging, als het maar ver weg
was.
,,U dacht, dat ik naar China ging?"
vroeg hij, moeite doende-, om kalm te
blijven.
„Neen. Ik dacht, dat het maar een
gewone reis was," antwoordde het meisje
kalm.
„Zoo?" dat was alles, wat Thorne kon
uitbrengen. Zelfverwijt en schaamte, dat-
hij een daad van goedhartigheid had ge
houden voor een daad van zelfzucht,
verdreven het spijtig gevoel van
zooeven. Opspringend, ging hij bij den
schoorsteenmantel staan, liet er zijn elle
boog op rusten en zag neer op het mooie
bruine kopje met de lange donkere wim
pers en de frissche wangen, en zijn stem
beefde, toen hij zeide
„Juffrouw Donaldson ik moet u om
vergeving vragen voor slechte gedach
ten."
Twee mooie oogen vol tranen werden
naar hem opgeslagen, doch slechts voor
een oogenblik.
„Ik dacht ik meende," vervolgde
hij, vastbesloten, om nu ook de volle
waarheid te zeggen, „dat u mij dit kom-
mando naar Australië hadt bezorgd
enkel en alleen om u zelf te bevrijden
van mijne oplettendheden."
„Maar u hebt mij nooit oplettend
heden - bewezenstamelde het meisje
blozend.
„Dat is zóó, maai* u moet tqph wel
hebben bemerkt, dat ik u liefhad! Ik
besefte, dat ik niet waardig was naar
uwe liefde te dingen dat ik niet de
man was ik ben mijn heele leven
op zee geweest die u gelukkig kon
maken. Nu ben ik uwer nog minder
waardig, ik zal mij zelf nooit kunnen
vergeven, hoe onrechtvaardig ik jegens
u ben geweest. Veroordeel mij niet te
streng. Vaarwel!"
Zij stak hem de hand toe, en na die
hartstochtelijk aan zijne lippen gedrukt
te hebben, snelde hij de kanier uit en
de straat op. En toen zij de huisdeur
hoorde dichtslaan, bedekte het meisje
haar bleek gezichtje met de handen en
snikte luid!
Er was slechts één brief voor Dick
Thorne, toen zijn schip, drie maanden
later, de haven van Sidney binnenliep,
en die brief bevatte niet meer dan enkele
regels, maar bijna ieder woord was twee
maal onderschrapt. En de in li oud luid
de:
„Jou groote dom
Als jij je eigen geluk verkiest weg te
gooien en ook nog dat van iemand an
ders, ondanks al mijn moeite, dan moet
je dat zelf weten. Maar kom anders re
gelrecht naar huis met de eerste mail en
stel je niet andermaal zoo dwaas aan!"
Je diep verontwaardigde
MARY VAVASOUR.
voor, dat hij gezeid had „Onwetende ci
vilist, wat heb jij je te bemoeien met
een van Harer Majesteits militaire lad-:
dors?" en mij meteen een prik met zijn
sabelpunt gegeven had
De kameraad op de ladder dan was
niet in uniform, maar had een soort van
stalbroek aan van de onbeschrijflijke
geelbruine kleur, die stalbroeken plegen:
te hebben. Hij timmerde; hij timmerde'
op waardige wijze, zoowat een slag om,
do vijf minuten, maar wa.t ik minder
waardig vond, dat was dat hij timmerde
met een bijl. Blijkbaar was de Rijksha
mer momenteel niet voorhanden. Waar
dat voorwerp was, kan wel gegist, maar
niet met zekerheid medegedeeld wor
den. Misschien had de infanterie hem
wel te leen gehad en vergeten terug te
brengen, 't Kan ook zijn. dat een onder
officier hem juist gebruikte om bij liet
exerceeren spijkers met koppen te slaan
of er kippen zonder kop in uniform, mee
op de vingers te tikken. In elk géval, de
Rijkshamer was niet aanwezig en de
man met de stalbroek timmerde met den
breeden kant van de bijl, wat een vlug
ge manier van timmeren kan worden ge
noemd.
Opeens kwam hij van de ladder af. Ik
dacht, dat hij eindelijk het gevaar zag,
dat zijn militaire hoofdje op die schuine
ladder liep en van plan was. den stand
te veranderen. Dit was evenwel het ge
val niet. Hij zei alleen wat tot den
schildwacht, keek toeai eens om zich
heen, nam zijn timmerbijl in de andere
hand en klauterde weer de ladder op,
waarna hij eenige oogenblikken la,ter
weer een onverschilligen slag gaf tegen
het bouwwerk.
En de eerstvolgende mailboot voerde
een grooteu, gebrul ndon man mede, met
een strookleurigen knevel, die den. hee-
len dag en den halven nacht vóór op
het schip stond en enkel naar beneden
ging om te eten, te drinken en te sla
pen „want", zeide hij tot zichzelf, „hier
ben ik de heele lengte van liet schip dich
ter bij haar, dan wanneer ik op de cam
pagne bleef."
(D.Db.)
BINNENLAND
Uit de „Staatscourant".
Koninklijke Besluiten.
Aangesteld tot hoofdonderwijzer by
's Ryks werf te Amsterdam, de heer
H. Cleveringa, thans tydelyk hoofd
onderwijzer by die werf.
Aan C.. Brandligt, ontvanger van
het kanaal- en havengeld aan het
Nienwediep, op zijn verzoek eervol
ontslag uit die betrekking verleend,
behoudens aanspraak op pensioen.
Min. beschikking.
Benoemd tot concierge aan de Ryks-
h.b.s. te Helder, G. H. Massa, gep.
adjudant-onderofficier der cavalerie
van bet Ned.-Indische leger, thans te
's-Gravenbage.
Audiënties.
De gewone audiëntie van den mi
nister van binnenlandsche zaken zou
heden, en die van den minister van
justitie zal a.s. Woensdag niet plaats
hebben.
Atjeh.
De correspondent te Batavia der
N. JR. Ct. seinde onder dagteekening
van Vry'dag
Majoor C. A. de JoDgh, die aan
het hoofd eener troep uit Kota Radja
den 21n dezer Lengah verkende, werd
door Teugkoe Tawa van Anagaloeng
aangevallen- Deze en zijn partijgan
gers werden gedood. Onzerzijds wer
den gewond de le-luitenant der inf.
H. A. Schadée en twee cavaleristen.
Verder hadden geen ontmoetingen
plaats. De troep keerde naar Lam-
tobah terug.
Een invasie.
De intocht te Amsterdam van een
circustroep als die van Reutz geeft
gedurende eenige aren aan duizend
handen werk. Met een extra-trein uit
Duitschland werden omstreeks 1 uur
Vrijdag aan het station der staatsspoor
aangebracht 350 mannen en vrouwen,
en 150 paarden, honden en ander ge
dierte. Het talrijk personeel was nog
niet toereikend om liet viervoetig deel
van de inventaris en de bagage van
her, station naar den circus Arena te
vervoeren. Een 60 man cavalerie werd
daartoe te hulp geroepen. De heer
Renz toonde op de hoogte te zijn der
gebeurtenissen, welke stad en land
waehteDde manen en staarten van
alle paarden en ponies waren met
oranje strikken getooid, voor welke
hoffelijke attentie het publiek op het
perrou zeer gevoelig bleek te zijn.
Omstreeks 3 uur was alles in het
gebouw aan de Ruysdaelkade onder
dak en op zyne plaats gebracht. Maar
daarmede was nog geenszins de rust
te dier plaatse teruggekeerd. Nu werd
het een dringen voor de deur van
honderde mannen, vrouwen en piep
jonge meisjes uit het quartier latin,
die zich kwamen aanbieden voor stal-
dienst of ballet of de vreemdelingen
uitnoodigdeo bij hen hun intrek te
nemen. De circus-directie had het zeer
druk met het betalen van hen, die by
den intocht geholpen hadden en met
het tot bodaren brengen van anderen
die beweerden ook geholpen te hebben
of met wat ter wereld ook nog to
willen helpen. Intusschen trachten in
de koffiekamer de artisten, meerendeels
mannen ea jonge vrouwen uit alle
oorden der wereld en toch zoozeer
met een en dezelfde manier van doen
behept, dat men hen allen te zaani
tot een afzonderlijk menschen ras mocht
rekenen, ietwat op hun verhaal te
komen. Anderen, beweeglijke, donker-
oogige juffers, zochten hare boven de
stallen afgeschoten kleedkamers voor
Vrijdagavond op, terwijl in de arena
zelve de requisioten voor het ballet
Ik ben daarop weggewandeld, over
tuigd, dat dit nog wel een heele poos zoo
zou kunnen voortduren en er dus voor
mij geen emotie meer van het tafreel te
verwachten zou zijn.
Toch wachtte mij vóórdat ik thuis
zou zijn nog een andere emotie. In ge
dachten verdiept over den liefhebber-
timmerman aan de kazerne vergiste ik
mij in den weg en ging, inplaats van
naar den overweg aan bet Kenaupark,
den eenigen waar men zoo nu en dan
eens op zijn gemak overwandelen kan,
naar den Kruisweg, waar ik natuurlijk
het hek gésloten vond. Daar waren
weer een paar treinen aan 't heen en
weer rijden, een losse locomotief deed
onder schelle signalen van de. rangeer
ders. aan dit aardige spelletje mee en
de bewakers van den slagboom, voor
wier welwillendheid en oplettendheid ik
anders den grootsten lof heb, stonden
te kijken alsof ze zeggen wilden„de
eerste twintig minuten blijven de boo
men zeker dicht." Er bleef mij dus niets
anders over dan het sierlijke bouwwrek
te beklauteren, dat in de wandeling de
kippebrug wordt genoemd en waarmee
do Hollandsche Spoor, geloof ik, denkt,
dat ze ons voor een jaar of tien zoet zal
houden. Nu dat lijkt ea* niet naar, mocht
het gedelegeerd lid van den Raad van
Administratie, de heer Van Hasselt,
soms ook in die meening verkeeren, dan
noodig ik hean bij deze op een kopje
thee ten mijnent en zal ik hem over ons
ellendig station wat voormopperen, dat
hij vanzelf tot andere gedachten komt.
Goed dan, ik klim naar boven. Nau
welijks ben ik twee treden ver, of daar
komt aan denzelfden kant iemand naar
van hedenavond „het rotsgebergte*
in gereedheid werden gebracht.
Vrijdagochtend is te Eindhoven bij
binnenkomst van den extratrein voor
het vervoer van het circus Renz, een
rijknecht van dat circus onder den
trein geraakt, inet het ongelukkig ge
volg, dat hem beide been en werden
afgereden.
Van den intocht te Amsterdam, het
gaan naar ae Nieuwe Kerk en den
terugkeer en van de aubade op den
Dam, zal eene officieelephotographic
worden genomen. De opdracht daar
toe is door H. M. de Koningin ver
strekt aan den photograaf Henri de
Louw te 's Gravenhage.
Volksbond.
Vrijdag werd te 's Gravenhage de 25o
algemeene vergadering gehouden van den
Volksbond ter bestrijding van drank
misbruik, ónder voorzitterschap van dr.
W. P. Ruijsch.
De voorzitter wenschte zich in zijn
openingswoord in de eerste plaats aan
te sluiten bij de hartelijke en waardee-
rende woorden ten vorigen jare in de al
gemeene vergadering aan den afgetre
den voorzitter, mr. H. Goeman Borgesius
gewijd, wiens voetsporen hij zal trach
ten te drukken, en aan den waarnemend
voorzitter, den heer mr. Snijder van Wis-
senkerke, den verdienstelijken veteraan
op het gebied der drankbestrijding.
De 25e vergadering van den Volks
bond, zeide Spr. opent zich onder gun
stige voorteekenen. Niet slechts worden
onze rangen versterkt, maar zoowel op
sociaal als op maatschappelijk gebied
mogen wij een lust tot waarnemen, na
sporen eai arbeiden in veelzijdige rich
ting waarnemen, die wijst op krachtig
leven, ons recht geeft met vertrouwen de
toekomst te gemoet te gaan.
Gesteund door krachtige propaganda,
die het algemeen bewustzijn wakker
houdt, dat het alcoholisme een der groot
ste plagen is der menschheid en dat hero
met vrucht bestreden kan en moet wor
den en dat ieder zonder uitzondering
tot medewerking in dien strijd verplicht
is, kunnen langs onderscheidene wegen,
goede en vruchtbare resultaten verkre
gen worden. Wat in dat opzicht in de
laatste jaren is geschied, werd door Spr.
geschetst.
Veilen begrijpen dit, getuigen de tal
rijke matigheids- en geheel-onthouders-
vereenigingen in binnen en buitenland,
die eveneens streven naar hetzelfde doel,
al zijn de middelen niet altijd en in elk
opzicht dezelfde.
.Als in eiken strijd tusschen bondge-
nooten behoort hier echter onderlinge
waardeering en welwillendheid te be
staan, die tot gemeenschappelijk samen
werken drijft en eendracht, die de ran
gen doet stuiten van allen die strijden
voor dezelfde goede zaak.
Hoogst aangenaam was het Spr. daar
om hier de lieeren dr. Tellegen en prof.
dr. Van der Lïth, als vertegenwoordi
gers van de N. V. tot afschaffing van
sterken drank, van het kruisverbond eau
van de vea*eeniging tot herstel van drank
zuchtigen ter vergadering te zien. Hij
heette hen hartelijk welkom. Een zeer
verblijdend teeken is ook de toenemende
waardeering, die de Volksbond bij art
sen en in werkmanskringen meer en
meer en terecht ondervindt, daar hij
niet slechts het misbruik van den alco
hol, de drankzucht en het alcoholisme
bestrijdt en sanatoria voor herstel van
drankzuchtigen opricht en volkskoffio
huizen sticht, maar ook den strijd mede
aanbindt tegen de grondslagen, waarop
de drankzucht zoo welig tiert, de mis
standen op sociaai, vooral op sociaal-
hygiënisch gebied.
Geinige o. a. de aandacht door hoofd
bestuur en de afdeelingen vooral in de
laatste jaren gewijd aan het woning
vraagstuk en aan de voorziening van
zuiver drinkwater, getuige o. a. de studie
van de lieeren mr. Den Tex en dr. Jans
sen over den invloed van den te langen
arbeidsduur op het misbruik van den
alcohol.
De Volksbond telt geheel-onthouders,
afschaffers eu matigheidsmannenman
nen en vrouwen uit alle kringen der
maatschappij ze zijn hem allen even
welkom en als onmisbare medestanders
beneden, die plompverloren tegen me
aanloopt. „Hé," denk ik, „dat is vreemd,
ik kom van dezen kant en hij van don
anderen. Nu moesten we toch langs el
kaar heen gaan en niet in hotsing ko
men; er staat immers bij den voet vani
dc brug aan weerskantenrechts hou
den. Ben ik dan soms aan den linker
kant
Nu heb ik aan mijn rechterhand ten
vratje, dat mij ingeval van twijfel altijd
dient tot maatstaf, of ik wel aan de goe
de zijde loop. En jawel, ik was behoor
lijk aa.n den rechter kant. Nog ben ik
niet boven, of daar komt er van den
onderen kant alweer een, die tegen mij
aanbotst, zoodat ik haast over den grond
rolde. ..Mijnheer," zei ik beleefd, „vol
gens mijn wratje loopt u aan den ver
keerden kant, u moet aan de andere
zijde wezen." Denkt u, dat liij zich
verontschuldigt? Verre van daar hij
geeft me nog een duw om langs mij
heen te komen en zegt„loop jij naar
de maan!" Nu werd ik gloeiend kwaad,
dat spreekt en roep hem na„loop jij
rechts
Nu is dit kippebruggetje een ongeluk
kig ding, maar wanneer bovendien de
menschen die er overgaan, nog boos op
elkaar moeten worden, inplaats van al
hun toorn te richten aan het adres van
de Hollandsche Spoor die het wonder
ding er heeft neergeplant, dan is het hee
lemaal onverdragelijk. Kan de politie er
niet aan weerskanten een agent postee-
ren, die de menschen noodzaakt om
rechts te houden?
Dit ter welwillende overweging aan
geboden door
FIDELIO.