Langs een omweg. „Ik heb u iets te verteilen," zeide Richard Thorne, toen het heengaan van de andere bezoekers hem alleen had gelaten met zijn gastvrouw. „Ik vond reeds, dat je iets vreemds over je hadt," zeide mevrouw Vavasour, haar gezicht tegen don gloed van het vuur beschermend met een groot vuur vuur beschermend met een groot vuur- staarde en op zijn strookleurigen knevel beet. „Voor den dag er maar mee," zoo moedigde mevrouw Vavasour hom aan, met een guitige uitdrukking in hare oogen. ..Welnu," zeide Richard Thorne, moed scheppend, „het is dan eindelijk zoover. Ik ben eerste officier af „Je bent kommandanti" „Ja, ik ben kommandant", herhaalde hij langzaam. „Mijn beste jongen, wat ben ik daar blij om," en zij boog zich een weinig voorover. „Ik wist, dat je er blij om zoudt zijn," antwoordde hij met een mat glimlachje, zonder haar aan te kijken. „Natuurlijk ben ik dat. Is het een schip van Donaldson?" „Ja." Zij beschouwde hem aandachtig in de stilte, die volgde. Zij waxen steeds vrien den geweest, reeds als klein meisje en kleine jongen, en ook toen hij naar zee ging en zij met Tom Vavasour trouwde, waren zij voor elkander dezelfden geble ven. „Je schijnt mij toch niet erg in je nopjes te zijn," waagde zij nu weer op te merken. „Vindt ge?" antwoordde hij droome- rig. „Neen," een weinig scherp. „Wat scheelt er aan?" vriendelijk. „Wel het schip is bestemd voor Sid ney en Vancouver. Heelemaal het ande re einde van de wereld, weet je," ver klaarde hij. „Natuurlijk weet ik dat. Daarvoor behoeft men geen zeeman te zijn." Thome lachte en zij met hem. „Maar wij zien je daarom toch nog wel eens terug." zeide zij. „Het zou na tuurlijk veel aardiger geweest zijn, als je niet zoo ver weg hoefde, maar wij zullen je toch nog wel eens bij ons zien, niet waar?" „O, zeker"; lusteloos. Zij keek hem weer onderzoekend aan van achter haar vuurscherm. „Natuurlijk ben je heel blij met je promotie,'' zeide zij na eenige oogenblik ken., en wachtte in spanning op het antwoord, dat komen zou. „Ja, heel blij dat zou ik denken." Het antwoord scheen bevredigend en vereischte een weinig nadenken, eer zij opmerkte „Zoo ik zal echter een vriend ver liezen. Je gaat nu natuurlijk trouwen." „Ik trouw nooit," zeide Thorne be slist, en mevrouw Vavasour lachte tri- OEüfantelijk, toen zij het hoorde. „Die goede, maar domme jongen," dacht zij„hij denkt, dat liij niets ver raadt!" Weer ontstond er een pauze, waarin Thome, blijkbaar slecht geluimd, op nieuw op zijn snor begon te bijten en mevrouw Vavasour hem vol sympathie aankeek. „Dicic," zeide zij plotseling, „vertel mij alles. Wie is zij „Wat?" vroeg hij verrast opkijkend. „Er is niemand hoe ter wereld kom je daaraan „Domme jongen, al tien minuten lang doe je niets anders dan het mij vertel len." „Ik? Ik zeide niets „Ik zeg niet, dat je iets zeidet; en toch heb je het mij verteld. Ga nu maar verder, ik zou je graag willen helpen." Haar stem beefde, terwijl zij sprak en zij stak hem de hand toe. Hij nam ze in de zijne en wisselde een blik van verstandhouding met haar. „Ja, weet je," begon hij verlegen, op nieuw in het vuur kijkend, „het is alles gekomen door haar toedoen." „Wat?" „Die Vancouver-geschiedemis." „Dat begrijp ik niet!" „De oude Donaldson heeft het mij Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCCXXXI. Mij dunkt, dat ik niet heel vei* van de waarheid verwijderd ben wanneer ik veronderstel, dat menigeen blij zal we zen, dat het nu maar zoover is met de versiering van de stad. In de eerste plaats do buurtcommissies, die heolwat moeite hebben gehad om al de hoofden in een zak te krijgen. Als vier en twin tig nienschen in een en dezelfde straat hetzelfde willen, dan is er allicht een vijf en twintigste, die iets anders wil en wanneer die toevallig precies in 't mid den van de straat woont, dan is het las tig om het zonder hem te doen. Nu moot zoo iemand bewerkt worden. De secretaris gaat ei* eerst op af die is eenmaal de man. die de kastanjes uit het vuur moet lialen krijgt hij het niet gedaan, dan volgt do penningmeester en lukt het ook dezen niet om den on willige tot de algemeene opinie te be- lceeron, dan gaat de president er op af, in hoogst eigen persoon. Bezwijkt de weerspannige dan nog niet, dan loopt hij gevaar uit den kring der broederen te worden gestooten met de mededeeling, dat bij de feesten zijn huis dan maar on versierd en onverlicht moet blijven. Daar gaat een poosje over heen. De penningmeester gaat bij het innen van de contributie de deur des onwilligen voorbij en liet schijnt alsof bij de alge>- meeno feesten in de straat een stel deur met ramen donker en zwart zal moeten zelf verteld hij had het natuurlijk niet mogen doen. dat zij het hean heeft voorgesteld, om mij een schip to geven." „Zij? Wie? „Zijn dochter Cecile; weet je dat niet „Natuurlijk weet ik dat hij heeft er maar één - „Maar," vol verbazing, „wat is daar nu voor reden in, om te mokken „Begrijp ja dat niet? Zij wil mij het Land uit hebben." „Goede hemel, wat een combinatie, van gedachten!" riep zijn vriendin uit. „Mag ik vragen, hoe je daarop komt?" „O, daar is nog een andere aanbidder een aanbidder met een titel en geld en meer zulke aanbevelenswaardige din gen," verslagen. „Een knappe jongen bui tendien," voegde hij er bitter bij. „Heb je haar het hof gemaakt „Neen." „Hoe komt zij dan op het idee „Zij zal het wel hebben, zion aanko men. Mij dunkt, dat ik dat heb kunnen merken." Weer een pauze, waarin zij beidon in het vuur keken. „Heb je ooit ernstig aan een vrouw het hof gemaakt vroeg mevrouw Va vasour belangstellend. „Neen," antwoordde Thorn, het hoofd schuddend, en mevrouw Vavasour knik te, alsof zij zeggen wilde„Dat dacht ik wel!" „En zou je niet denken dat je een weinig overhaast die conclusie hebt ge maakt?" vroeg zij na een poosje „Neen," antwoordde Thorne, opnieuw het hoofd schuddend, „hij is veel meer gezien bij de dames dan ik en er zouden veel moeielijkheden uit den weg zijn ge ruimd, als ik verdwenen was," voegde hij er bitter aan toe, „want haar vader zou waarschijnlijk op mijn zijde zijn." ,,Ik vind, dat je haar van een lage handelwijze beschuldigt," zeide mevrouw Vavasour plagend. „Volstrekt niet," antwoordde hij snel. „Zij zal wel meelijden met mij hebben, zeker, en daarom moest ik kommandant worden wel verduiveld. Het pleizier is er af." Na eenige oogenblikken van weder- zijdsch zwijgen, zeide mevrouw Vava sour „En nu moet je weg, ik moet mij kleeden. Kom morgen om half zes terug, neen, om kwart vóór zes. Vergeet het niet." „Zeker niet," zeide Thorne opstaande en haar de hand drukkend. „Apropos, hoe heet die andere?" vroeg zij, toen haar vriend reeds bij de deur was. ..Toler," antwoordde hij, ach omkee- rend, „het is een flinke, vent. De kan mij best begrijpen, dat zij aan hein de voorkeur geeft „Zoo! Adieu' Maar het is haast meer dan ik kan," zeide zij tot zich zelve, toen de deur dicht was. „Die goe de, oude Dick is tienmaal zooveel waard Wacht maar, mijn jongen, ik zal het toch wel zien klaar te spelen." En zij ging naar boven om haar man op te zoeken. „Wat, nog niet gekleed?" vroeg deze, haar een kus geveud. „Wat heb je uit gevoerd V' „Er over nagedacht, hoe ik twee men- schen even gelukkig kan maken, als wij zijn," antwoordde zij. „Dat is een heele onderneming," zeide Tom Vavasour ernstig. Den volgenden dag was Thome pre cies om kwart vóór zes bij mevrouw Vavasour, die hem tegemoet kwam in een elegant zijden toilet. „Je moogt. mijn pink drukken," zeide zij hem dezen toestekend, „de anderen hebben geroosterd brood gegeten d. w. z. niet letterlijk, maar je weet: wel, wat ik bedoel." „Zeker," lachte Thome, den kleinen pink drukkend tussohen zijn sterken vinger en zijn duim. „Er zijn stoelen te kjrijgen, als je er maar naar zoekt," vervolgde mevrouw Vavasour, rondkijkend in de schemer achtig verlichte kamer. Het was al herfst. „Er zijn er genoeg," zeide Thorne, den eersten den besten grijpend. „Neen, die nietdie draagt je gewicht niet. Pook het vuur eens op. Cecile, dat ik een stevigen uit kan zoeken." blijven. Maar bij 't naderen van 't feest smelten de harten. De buren vinden het toch jammer, dat er in hun straat een niet mee zou doener komt al eens een welwillende vriend bij den eenen binnen loopen, die hem aanport om toch mee te doen: ,,'t staat toch zoo gek, als jij or nu alleen buiten blijft. Wat zullen de menschen er van zeggen Dit machtige argument mist ditmaal schijnbaar zijn uitwerkingdo weerspanneling ver klaart, dat het hem volmaakt onverschil lig is wat de menschen zeggen, maar in werkelijkheid begint zijn voornemen om in geen geval mee te doen. aan 't wankelen te raken. Een andere belang stellende buurman begint, als hij 's mans zielstoestand komt peilen grond te voet- Ion. De pennigmeester krijgt een wenk, dat het afgedwaalde Schaap teekenen geeft, dat het in de kooi wil komen. De president, weliswaar verontwaardigd maar vol bewustzijn van zijn plicht, komt nog weer eens op bezoek en eind en slot van de historie is, dat de onwil lige dan toch maar mee zal doen, op conditie „dat er geen praterij van is." De eenstemmigheid is verkregen en de eenige, die van den bekeerden weerspan nige nog een zuur gezicht krijgt, is de penningmeester wanneer hij in eens de bijdrage komt innen, die door de buren in wekelijksche of maandelijksche paie- menten is voldaan. Intusschen schieten, wil ik maar zeg gen. de palen uit den grond op en de golvende straatsteenen waarin we ons tegenwoordig mogen verheugen, kijken met verbazing naar heusche boomen die tusschen hen worden ingeplant. De stra ten maken, door de geraamten van de Het figuur van ëéh meisje werd zicht baar in den donkeren hoek van. de ka mer, en zij pookte in het vuur, zoodat het helder opvlamde, en Thorne, die een beweging van schrik had gemaakt bij het hooren noemen van haar naam, wil de weer naar de deur gaan, onder het mompelen van een verontschuldiging. „Stel je niet ten toon, het is nu te laat," zeido zijn gastvrouw fluisterend en bracht hem daardoor weer tot zich- zelveai. „Ah, die daar is juist geschikt," vervolgde zij luid, op een gemakkelijken leuningstoel wijzend, vlak tegenover het vuur en-hem er naai* toe leidend. „Dat is de schaduwzijde van moderne salons," vervolgde zij, terwijl Thorne een buiging maakte voor juffrouw Donaldson en ging zitten „als ge er een hebt, die werkelijk1 gemakkelijk is, is hij niet smaakvol ge noeg om hem in een salon te zetten, en niemand denkt, er in ernst aan, om iets anders te koopen dan rechtleunige stoe len. bestemd voor stijfliakage geslachten uit vorige eeuwen." „Deze is werkelijk heel gemakkelijk," stemde Thorne toe. „De mijne ook," liet Cecile zich nu met een lach hooren. „Dat doet mij genoegen," zeide. me vrouw Vavasour ernstig, alsof zij niet eenvoudig wat aan het doorslaan was gegaan, om een onaangename pauze, die dreigde te ontstaan, te voorkomen, maar ik geloof dan ook, da,t wij de drie eenige bruikbare stoelen uit ons heele huis in deze kamer hebben. Suiker en melk? Natuurlijk, ik weet dat immers wel." Thorne dronk zijn kopje leeg, gezeten tusschen de twee dames, bij zich zelf wenschend, dat hij ver van hier mocht zijn en toch ook weer wetend, dat liij niet weg zou willen gaan, terwijl zij voorbij hem heen zaten te babbelen. Nu wendde mevrouw Vavasour zich tot hem en zeide op haar vriendelijksten toon „Wat een mooie gelegenheid, om juf frouw Donaldson te bedanken, voor het geen zij voor u heeft gedaanMaar wij mogen u nu wel „kommandant" noemen, niot waar mr. Thorne?" Met veel geraas viel liet. lepeltje van Thorne op zijn schoteltje en hij bracht zijn eenen voet snel vooruit, om tegen den stoel van zijn gastvrouw aan te stooten en haar te beduiden, dat zij moest zwijgen, en onmiddellijk daarop klonk er een onderdrukt.„Ohvan de andere zijde van den haard. Mevrouw Vavasour zag en hoorde echter niets, en wat zij nu ging doen, deed Thome het hart in de schoenen zakken, want zij stond op, de opmerking makende, dat i de avonden al zoo vroeg invielen, en zij stak het gas aan de eene zijde van den schoorsteen aan, en langs hem heen gaande, ook dat aan de andere zijde. Thorne voelde, dat hij vuurrood was en zocht met zijn oogen op den grond ge richt te vergeeft naar woorden, om zich te verdedigen of een verklaring te geven, doch eer hij neg iets had kunnen uit brengen, zeide dezelfde stem nog vrien delijker dan te voren „Excuseer mij een oogenblik, Cecile, Dick zal je wel wat bezig houden. Ik hoor Toms stem beneden en ik moet hem noodzakelijk even spreken!" Een gekraak van zijde, en zij was weg, zonder zich zelfs omgewend te hebben en de smeekende blikken te hebben ge zien, die haar werden toegeworpen. Het tweetal, dat nü alleen was, hield met een volharding, die een betere zaak waardig- was, de oogen strak op het haardvuur gericht. Dick kvvam allengs tot het besef, dat het een vooruitberaamd plan was, en hij begon het onaangena me van zijn positie min of meer te ver- geten, door zich inwendig boos te ma ken over de hinderlijke gewoonte dea* vrouwen om zich met alles te bemoeien. Maar zijn positie vereischte, dat hij hardop sprak en na nog in zich zelf ge zegd te hebben „natuurlijk vind ik het vooruitzicht heerlijk, jaren lang weg te gaan," zeide hij luid Mevrouw Vavasours opmerking van daareven vereischt misschien een nadere verklaring. Wat ik haar zeide over u ik zeide het enkel aan haar ik hoop, dat u dat wel zult willen gelooven en ik deed dit (waarom zeii zij toch niets!) „onder bij zondere omstandigheden." „Onder zeer bijzondere, kimt u wel zeggen," merkte het meisje koel op, „of schoon ik," zich zelve verbeterend, „er eerepoorten gezien, den indruk van een toon eel. 't Zal wel zoo moeten gebeu ren wegens de vele bezigheden, maai* ik heb mij erover verbaasd, da.t er nu reeds zooveel groen wordt opgehangen, ja. dat men hier en daar al vetpotjes ziet en vlaggentrofeëen met pieken van blik, die wanneer er tusscuen nu en Dinsdag een flinke stortbui komt, noodlottiglijk te gronde zullen moeten gaan. Ik hoop dan ook van heeler harte, dat het droog zal blijven. Ook voor cle versiering van den ingang clei* cavalerie- kazerne aan den Schoterweg, die naar mijn leekenoordeel ook niet aan een donderbui weerstand kan bieden. Mocht de torentrans die er gemaakt wordt sneuvelen dan is dat zeker niet omdat c-r te lichtvaardig aan gewerkt is. Juist had ik dezer dagen op een morgen gelegen heid om mij daarvan te overtuigen. De schildwacht wandelde met uitgetrokken sabel grimmig op en neer. Als u mij vraagt waarom hij zoo boos keek, weet ik daarop geen antwoord te geven. Mis schien dacht hij aan den bekenden vers regel- En ik ben een soldaat, En dat hoort ca- zoo bij. Misschien had. hij een likdoorn, die in een militaire laars een buitengewone kwelling moet wezen. Misschien ook keek hij zoo grimmig, omdat hij voor eerst niet op aflossing behoefde te reke nen. Bij de versiering stond een kameraad op een ladder. Deze ladder stond zóo schuin,, dat ik stellig een waarschuwend woord zou hebben laten hooren, als de schildwacht niet zoo grimmig gekeken had. Nu vond ik het niet veihg. Stel je ook weinig omgeef, dat men weet, in hoeveel dei-gelijke gevallen, ik invloed op papa uitoefen." „Dat dacht ik al," stemde Thorne toe, nu geheel in de war. „Maar waartoe dan uwe verdediging V' zeer koel. „Neen. die kwam ook eigenlijk niet to pas. Maar u zult mij toch wel toe staan, u mijn dank te betuigen voor de gunstige verandering, die ei* door uw vriendelijke bemoeiing in mijn positie is gekomen." I „Wel een gunstige verandering," op hartelijken toon. „Zeker, ik heb alle reden om mij zelf geluk te wenschen." Een stilte, waarin hij voorover leun de, om met de punt van zijn laars een denkbeeldig figuur op het tapijt te tee kenen en zij haar klein zakdoekje tot een bal samenwrong. Thorne verlangde met smart, dat mevrouw Vavasour te rug zou komen. „Die lange reis zal een aangename afwisseling zijn," zeide hij met gehui cheld enthousiasme, daar hij voelde, dat de stilte hem onverdraaglijk werd. „Lange reis Gaat u dan „Ja. Mijn schip is bestemd voor Sid ney en Vancouvereiland." „Hé dat wist ik niet." Hij was diep beleedigd door hare ma nier van doen. Zij scheen hem in het ootje te willen nemen, in allen gevalle moest het haar niet kunnen schelen, waar hij heenging, als het maar ver weg was. ,,U dacht, dat ik naar China ging?" vroeg hij, moeite doende-, om kalm te blijven. „Neen. Ik dacht, dat het maar een gewone reis was," antwoordde het meisje kalm. „Zoo?" dat was alles, wat Thorne kon uitbrengen. Zelfverwijt en schaamte, dat- hij een daad van goedhartigheid had ge houden voor een daad van zelfzucht, verdreven het spijtig gevoel van zooeven. Opspringend, ging hij bij den schoorsteenmantel staan, liet er zijn elle boog op rusten en zag neer op het mooie bruine kopje met de lange donkere wim pers en de frissche wangen, en zijn stem beefde, toen hij zeide „Juffrouw Donaldson ik moet u om vergeving vragen voor slechte gedach ten." Twee mooie oogen vol tranen werden naar hem opgeslagen, doch slechts voor een oogenblik. „Ik dacht ik meende," vervolgde hij, vastbesloten, om nu ook de volle waarheid te zeggen, „dat u mij dit kom- mando naar Australië hadt bezorgd enkel en alleen om u zelf te bevrijden van mijne oplettendheden." „Maar u hebt mij nooit oplettend heden - bewezenstamelde het meisje blozend. „Dat is zóó, maai* u moet tqph wel hebben bemerkt, dat ik u liefhad! Ik besefte, dat ik niet waardig was naar uwe liefde te dingen dat ik niet de man was ik ben mijn heele leven op zee geweest die u gelukkig kon maken. Nu ben ik uwer nog minder waardig, ik zal mij zelf nooit kunnen vergeven, hoe onrechtvaardig ik jegens u ben geweest. Veroordeel mij niet te streng. Vaarwel!" Zij stak hem de hand toe, en na die hartstochtelijk aan zijne lippen gedrukt te hebben, snelde hij de kanier uit en de straat op. En toen zij de huisdeur hoorde dichtslaan, bedekte het meisje haar bleek gezichtje met de handen en snikte luid! Er was slechts één brief voor Dick Thorne, toen zijn schip, drie maanden later, de haven van Sidney binnenliep, en die brief bevatte niet meer dan enkele regels, maar bijna ieder woord was twee maal onderschrapt. En de in li oud luid de: „Jou groote dom Als jij je eigen geluk verkiest weg te gooien en ook nog dat van iemand an ders, ondanks al mijn moeite, dan moet je dat zelf weten. Maar kom anders re gelrecht naar huis met de eerste mail en stel je niet andermaal zoo dwaas aan!" Je diep verontwaardigde MARY VAVASOUR. voor, dat hij gezeid had „Onwetende ci vilist, wat heb jij je te bemoeien met een van Harer Majesteits militaire lad-: dors?" en mij meteen een prik met zijn sabelpunt gegeven had De kameraad op de ladder dan was niet in uniform, maar had een soort van stalbroek aan van de onbeschrijflijke geelbruine kleur, die stalbroeken plegen: te hebben. Hij timmerde; hij timmerde' op waardige wijze, zoowat een slag om, do vijf minuten, maar wa.t ik minder waardig vond, dat was dat hij timmerde met een bijl. Blijkbaar was de Rijksha mer momenteel niet voorhanden. Waar dat voorwerp was, kan wel gegist, maar niet met zekerheid medegedeeld wor den. Misschien had de infanterie hem wel te leen gehad en vergeten terug te brengen, 't Kan ook zijn. dat een onder officier hem juist gebruikte om bij liet exerceeren spijkers met koppen te slaan of er kippen zonder kop in uniform, mee op de vingers te tikken. In elk géval, de Rijkshamer was niet aanwezig en de man met de stalbroek timmerde met den breeden kant van de bijl, wat een vlug ge manier van timmeren kan worden ge noemd. Opeens kwam hij van de ladder af. Ik dacht, dat hij eindelijk het gevaar zag, dat zijn militaire hoofdje op die schuine ladder liep en van plan was. den stand te veranderen. Dit was evenwel het ge val niet. Hij zei alleen wat tot den schildwacht, keek toeai eens om zich heen, nam zijn timmerbijl in de andere hand en klauterde weer de ladder op, waarna hij eenige oogenblikken la,ter weer een onverschilligen slag gaf tegen het bouwwerk. En de eerstvolgende mailboot voerde een grooteu, gebrul ndon man mede, met een strookleurigen knevel, die den. hee- len dag en den halven nacht vóór op het schip stond en enkel naar beneden ging om te eten, te drinken en te sla pen „want", zeide hij tot zichzelf, „hier ben ik de heele lengte van liet schip dich ter bij haar, dan wanneer ik op de cam pagne bleef." (D.Db.) BINNENLAND Uit de „Staatscourant". Koninklijke Besluiten. Aangesteld tot hoofdonderwijzer by 's Ryks werf te Amsterdam, de heer H. Cleveringa, thans tydelyk hoofd onderwijzer by die werf. Aan C.. Brandligt, ontvanger van het kanaal- en havengeld aan het Nienwediep, op zijn verzoek eervol ontslag uit die betrekking verleend, behoudens aanspraak op pensioen. Min. beschikking. Benoemd tot concierge aan de Ryks- h.b.s. te Helder, G. H. Massa, gep. adjudant-onderofficier der cavalerie van bet Ned.-Indische leger, thans te 's-Gravenbage. Audiënties. De gewone audiëntie van den mi nister van binnenlandsche zaken zou heden, en die van den minister van justitie zal a.s. Woensdag niet plaats hebben. Atjeh. De correspondent te Batavia der N. JR. Ct. seinde onder dagteekening van Vry'dag Majoor C. A. de JoDgh, die aan het hoofd eener troep uit Kota Radja den 21n dezer Lengah verkende, werd door Teugkoe Tawa van Anagaloeng aangevallen- Deze en zijn partijgan gers werden gedood. Onzerzijds wer den gewond de le-luitenant der inf. H. A. Schadée en twee cavaleristen. Verder hadden geen ontmoetingen plaats. De troep keerde naar Lam- tobah terug. Een invasie. De intocht te Amsterdam van een circustroep als die van Reutz geeft gedurende eenige aren aan duizend handen werk. Met een extra-trein uit Duitschland werden omstreeks 1 uur Vrijdag aan het station der staatsspoor aangebracht 350 mannen en vrouwen, en 150 paarden, honden en ander ge dierte. Het talrijk personeel was nog niet toereikend om liet viervoetig deel van de inventaris en de bagage van her, station naar den circus Arena te vervoeren. Een 60 man cavalerie werd daartoe te hulp geroepen. De heer Renz toonde op de hoogte te zijn der gebeurtenissen, welke stad en land waehteDde manen en staarten van alle paarden en ponies waren met oranje strikken getooid, voor welke hoffelijke attentie het publiek op het perrou zeer gevoelig bleek te zijn. Omstreeks 3 uur was alles in het gebouw aan de Ruysdaelkade onder dak en op zyne plaats gebracht. Maar daarmede was nog geenszins de rust te dier plaatse teruggekeerd. Nu werd het een dringen voor de deur van honderde mannen, vrouwen en piep jonge meisjes uit het quartier latin, die zich kwamen aanbieden voor stal- dienst of ballet of de vreemdelingen uitnoodigdeo bij hen hun intrek te nemen. De circus-directie had het zeer druk met het betalen van hen, die by den intocht geholpen hadden en met het tot bodaren brengen van anderen die beweerden ook geholpen te hebben of met wat ter wereld ook nog to willen helpen. Intusschen trachten in de koffiekamer de artisten, meerendeels mannen ea jonge vrouwen uit alle oorden der wereld en toch zoozeer met een en dezelfde manier van doen behept, dat men hen allen te zaani tot een afzonderlijk menschen ras mocht rekenen, ietwat op hun verhaal te komen. Anderen, beweeglijke, donker- oogige juffers, zochten hare boven de stallen afgeschoten kleedkamers voor Vrijdagavond op, terwijl in de arena zelve de requisioten voor het ballet Ik ben daarop weggewandeld, over tuigd, dat dit nog wel een heele poos zoo zou kunnen voortduren en er dus voor mij geen emotie meer van het tafreel te verwachten zou zijn. Toch wachtte mij vóórdat ik thuis zou zijn nog een andere emotie. In ge dachten verdiept over den liefhebber- timmerman aan de kazerne vergiste ik mij in den weg en ging, inplaats van naar den overweg aan bet Kenaupark, den eenigen waar men zoo nu en dan eens op zijn gemak overwandelen kan, naar den Kruisweg, waar ik natuurlijk het hek gésloten vond. Daar waren weer een paar treinen aan 't heen en weer rijden, een losse locomotief deed onder schelle signalen van de. rangeer ders. aan dit aardige spelletje mee en de bewakers van den slagboom, voor wier welwillendheid en oplettendheid ik anders den grootsten lof heb, stonden te kijken alsof ze zeggen wilden„de eerste twintig minuten blijven de boo men zeker dicht." Er bleef mij dus niets anders over dan het sierlijke bouwwrek te beklauteren, dat in de wandeling de kippebrug wordt genoemd en waarmee do Hollandsche Spoor, geloof ik, denkt, dat ze ons voor een jaar of tien zoet zal houden. Nu dat lijkt ea* niet naar, mocht het gedelegeerd lid van den Raad van Administratie, de heer Van Hasselt, soms ook in die meening verkeeren, dan noodig ik hean bij deze op een kopje thee ten mijnent en zal ik hem over ons ellendig station wat voormopperen, dat hij vanzelf tot andere gedachten komt. Goed dan, ik klim naar boven. Nau welijks ben ik twee treden ver, of daar komt aan denzelfden kant iemand naar van hedenavond „het rotsgebergte* in gereedheid werden gebracht. Vrijdagochtend is te Eindhoven bij binnenkomst van den extratrein voor het vervoer van het circus Renz, een rijknecht van dat circus onder den trein geraakt, inet het ongelukkig ge volg, dat hem beide been en werden afgereden. Van den intocht te Amsterdam, het gaan naar ae Nieuwe Kerk en den terugkeer en van de aubade op den Dam, zal eene officieelephotographic worden genomen. De opdracht daar toe is door H. M. de Koningin ver strekt aan den photograaf Henri de Louw te 's Gravenhage. Volksbond. Vrijdag werd te 's Gravenhage de 25o algemeene vergadering gehouden van den Volksbond ter bestrijding van drank misbruik, ónder voorzitterschap van dr. W. P. Ruijsch. De voorzitter wenschte zich in zijn openingswoord in de eerste plaats aan te sluiten bij de hartelijke en waardee- rende woorden ten vorigen jare in de al gemeene vergadering aan den afgetre den voorzitter, mr. H. Goeman Borgesius gewijd, wiens voetsporen hij zal trach ten te drukken, en aan den waarnemend voorzitter, den heer mr. Snijder van Wis- senkerke, den verdienstelijken veteraan op het gebied der drankbestrijding. De 25e vergadering van den Volks bond, zeide Spr. opent zich onder gun stige voorteekenen. Niet slechts worden onze rangen versterkt, maar zoowel op sociaal als op maatschappelijk gebied mogen wij een lust tot waarnemen, na sporen eai arbeiden in veelzijdige rich ting waarnemen, die wijst op krachtig leven, ons recht geeft met vertrouwen de toekomst te gemoet te gaan. Gesteund door krachtige propaganda, die het algemeen bewustzijn wakker houdt, dat het alcoholisme een der groot ste plagen is der menschheid en dat hero met vrucht bestreden kan en moet wor den en dat ieder zonder uitzondering tot medewerking in dien strijd verplicht is, kunnen langs onderscheidene wegen, goede en vruchtbare resultaten verkre gen worden. Wat in dat opzicht in de laatste jaren is geschied, werd door Spr. geschetst. Veilen begrijpen dit, getuigen de tal rijke matigheids- en geheel-onthouders- vereenigingen in binnen en buitenland, die eveneens streven naar hetzelfde doel, al zijn de middelen niet altijd en in elk opzicht dezelfde. .Als in eiken strijd tusschen bondge- nooten behoort hier echter onderlinge waardeering en welwillendheid te be staan, die tot gemeenschappelijk samen werken drijft en eendracht, die de ran gen doet stuiten van allen die strijden voor dezelfde goede zaak. Hoogst aangenaam was het Spr. daar om hier de lieeren dr. Tellegen en prof. dr. Van der Lïth, als vertegenwoordi gers van de N. V. tot afschaffing van sterken drank, van het kruisverbond eau van de vea*eeniging tot herstel van drank zuchtigen ter vergadering te zien. Hij heette hen hartelijk welkom. Een zeer verblijdend teeken is ook de toenemende waardeering, die de Volksbond bij art sen en in werkmanskringen meer en meer en terecht ondervindt, daar hij niet slechts het misbruik van den alco hol, de drankzucht en het alcoholisme bestrijdt en sanatoria voor herstel van drankzuchtigen opricht en volkskoffio huizen sticht, maar ook den strijd mede aanbindt tegen de grondslagen, waarop de drankzucht zoo welig tiert, de mis standen op sociaai, vooral op sociaal- hygiënisch gebied. Geinige o. a. de aandacht door hoofd bestuur en de afdeelingen vooral in de laatste jaren gewijd aan het woning vraagstuk en aan de voorziening van zuiver drinkwater, getuige o. a. de studie van de lieeren mr. Den Tex en dr. Jans sen over den invloed van den te langen arbeidsduur op het misbruik van den alcohol. De Volksbond telt geheel-onthouders, afschaffers eu matigheidsmannenman nen en vrouwen uit alle kringen der maatschappij ze zijn hem allen even welkom en als onmisbare medestanders beneden, die plompverloren tegen me aanloopt. „Hé," denk ik, „dat is vreemd, ik kom van dezen kant en hij van don anderen. Nu moesten we toch langs el kaar heen gaan en niet in hotsing ko men; er staat immers bij den voet vani dc brug aan weerskantenrechts hou den. Ben ik dan soms aan den linker kant Nu heb ik aan mijn rechterhand ten vratje, dat mij ingeval van twijfel altijd dient tot maatstaf, of ik wel aan de goe de zijde loop. En jawel, ik was behoor lijk aa.n den rechter kant. Nog ben ik niet boven, of daar komt er van den onderen kant alweer een, die tegen mij aanbotst, zoodat ik haast over den grond rolde. ..Mijnheer," zei ik beleefd, „vol gens mijn wratje loopt u aan den ver keerden kant, u moet aan de andere zijde wezen." Denkt u, dat liij zich verontschuldigt? Verre van daar hij geeft me nog een duw om langs mij heen te komen en zegt„loop jij naar de maan!" Nu werd ik gloeiend kwaad, dat spreekt en roep hem na„loop jij rechts Nu is dit kippebruggetje een ongeluk kig ding, maar wanneer bovendien de menschen die er overgaan, nog boos op elkaar moeten worden, inplaats van al hun toorn te richten aan het adres van de Hollandsche Spoor die het wonder ding er heeft neergeplant, dan is het hee lemaal onverdragelijk. Kan de politie er niet aan weerskanten een agent postee- ren, die de menschen noodzaakt om rechts te houden? Dit ter welwillende overweging aan geboden door FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6