Een lieve attentie. In 't koffiehuis de Roodo Leeuw op de markt te Geendorp heerschte dien avond een niet geringe opschudding. Voor de eerste maal in twintig jaren was de vee arts Henri Meers, directeur der plaatse lijke harmonie, 's avonds om acht urn- niet aanwezig om zijn gewoon partijtje quadrille te spelen. Zijn drie vrienden haalden één voor éen hun horloge uit den zak. keken op do klok en schudden uit verveling beurtelings de kaarten. „Henri is slecht op zijn tijd," zei het gemeenteraadslid Willem Huibert. ,,Hij neemt ons leelijk beet," meende Van Eldcn, de lakenkooper, „hij had ons tenminste wol een boodschap kunnen sturen." „Vrienden van twintig jaar laat men zoo niet in den steek." besloot de gepen sioneerde kapitein Dommer„we kun nen niet beginnen zonder hem." Den volgenden dag kwam Henri ook niet; daags daarna evenmin. Toen besloten de drie vrienden oens bij hem te gaan informeereu, en daar werd het raadsel opgelostMeers was ziek. Dat klonk zoo onwaarschijnlijk: een zieke veearts, en 's avonds werden er door do vrienden heel wat grappen op gemaakt. Dagen gingen voorbij en Henri ver scheen niet. Nu werd er niet meer gelachen in de Roode Leeuw, vooral nu juffrouw Meers ernstig ongerust was en de dokter een bedenkelijk gezicht zette. Het stadje zelf leed er onderde harmonie speelde niet meer, er waren geen concerten meer op de markt, zelfs geen repetities. Op zekeren dag waren de drie vrien den weer bijeen, met bange voorgevoe lens vervuld. Eindelijk verbrak 't raads lid de stilte. „Weet je wel, dat Henri er slecht aan toe is?" „Ja, heel slecht." „De dokter meent, dat hij het einde van de week niet halen zal." ,,'s Was zoo'n goeie kerel," mompelde kapitein Dommers. „Ja, een juweel van oen vent." „We kunnen i cd eren dag het ergste verwachten.," zei Huibert. „Nu, me dunkt, dat we een vrie-nd van twintig jaren zoo niet kunnen laten heengaan; hij is bovendien een van do voornaamste en meest geziene inwoners van de stad, we moesten dus op schitterende wijze blijk geven van onze hoogachting. De oprichter van onze harmonie heeft te vens wel recht op oen bijzondere onder scheiding. Ilc stel dan voor, een lijkrede samen te stellen, dio ilc op zijn graf zal uitspreken." „Dat is heel mooi", beweerde de la kenkooper, „dat is een heele lieve at tentie." Ook de anderen waren hot er mee eens. „Goed dan," zei Willem Huibert, „ilc zal de lijkrede houdenmaar 't moet plechtig gaan, en om niot onvoorbereid te zijn, zal ik ze alvast gaan opstellen samen zullen wij zo overlezen." II. Don volgenden namiddag haalde Hui bert een stuk papier uit zijn zak, waarop enkele regels waren geschreven met heel wat doorhalingen en verbeteringen. ,,'t Is heel wat lastiger dan men zou denken," begon hij, „ik ben er nog niet mee klaar.'t Is gek, hoe moeielijk het is, met mooie woorden te zeggen wat men zoo goed gevoelt." Huibert snoot zijn neus, hoestte, dronk eens van zijn bier en begon „Gij zijt dan dood, arme vriend, dood en ontrukt aan onze toegenegenheid.De goede stad Geendorp beweent met ons het ver lies van een barer beste zonen.Verder ben ik niet gekomen, want ik moest nog spreken over de harmonie, de muziek Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje cccxxxm. Gistermorgen wandelde ik in de Kruisstraat. Voor eeu winkel stond een huurrijtuig met een paard ervoor, 't Leek me al. dat de knol zijn kop op een vreemde manier naar alle kanten ronddraaide; men zou gedacht hebben, dat het een mensch was in eeu paardenhuid. Maar toen ik het beest nu ook hoorde hinnikon opeen manier die veel weg had van een vroolijken lach, toeu moest ik er meer van weten en kwam vlak by hem staan. Toen lachte by waarlijk weer en keek me zoo oolyk aan, als wou hjj zeggen: „als je een praatje wilt maken, dan ben ik je paard „Waarom lach je vroeg ik. „Omdat ik paardenplezier heb," zei de knol, tot mijn verwondering dui delijk verstaanbaar, hoewel er in zjjn stem wel iets roestigs was, denkelijk een gevolg van het hoefbeslag. „En waarom heb je dan wel ple zier „Omdat wij paarden weer wat gaan beteekenen m de wereld," zei het beest, en sloeg daarbij met grootoo nadruk met z\jn liuker achterpoot op straat. „Daar hoort u dat gefluit „Dat is vau een vertrekkonden trein," zei ik. „Juist. Maar waarom fluiten ze by 't afgaan „Als signaal, denk ik." „Mis", zoi hy, en snoof met groote minachting door zijn ruime neusgaten, „'t Is enkel en alleen om ons paar den voor de gek te houden. Als wy met ons achton of tienen naast mekaar op het stationsplein op een vrachtje staan te wachten, dan zeggen we: „hoor je 'm wel gillen? hy giert weer van plezier, omdat hy zoo hard loo- pon kan. En zeg nu zelf, ia daar nu en den lieelen rommel... Je moest me een beetje helpen." „Luister eens," antwoordde de laken kooper, „als we dat zóó eens zeiden „De muziek, die de zeden verzacht, en diediedie..." „Die 't hart van den krijgsman ont vlamt," vulde Dommers aan. „De muziek, die de zeden verzacht en het hart van den krijgsman ontvlamt, is in rouw," las Huibert, 't Werd stil. De drie mannen zaten peinzend voor zich uit te staren, totdat de kapitein er een eind aan maakte door te zeggen ,,'t Is tijd om te gaan eten; als de maag wat gehad heeft, komen de woor den vanzelf." Dat voorstel werd aangenomen en het voortzetten dei" lijkrede tot den volgen den dag uitgesteld. Gelukkig maakte ï'enri Mi«-rs met sterven jfeen baast want veerti» i; dagen later was de lijkrede nog niet t'aar. De drie vrienden hadden ze om de beurt mee naar huis genomende een had er een woord, de andere een zin bijgevoegd, de derde had er wat uitgeschrapt. Nu ontbrak er nog het slot aan, maai" dat wilde maar niet komende drie mede werkers konden maar niets vinden, dat pakte, dat applaus verwekte of tot- tra nen toe bewoog. Met den veearts ging het al langer hoe slechtermen diende zich op de droevige plechtigheid voor te bereiden. „Geef mij de redevoering maar," zei de lakenkooper, „ik zal ze laten afma ken door mijn zoon, die daar sterk in is hij is in de hoogste klas van het gym nasium." Den volgenden dag was inderdaad de redevoering klaar; er werd dien avond geen kaaxt gespeeld, maar al den tijd besteed aan het bespreken van dat kunst werk. De kastelein was naderbij gekomen om geen woord te verliezen en bij lede ren- blik van den redenaar knikte hij goedkeurend met het hoofd. „Gij zijt dan dood, arme vriend," her haalde het raadslid voor don tienden keer, trachtend den goeden toon aan te slaan, „dood en aan onze genegenheid ontruktDe goede stad G eendorp be weent met ons het verlies van een zijner beste zonen. De muziek, die de zeden verzacht en het hart des strijders ont vlamt, is in rouw. Zie deze instrumenten, deze harmonie van haai" kroon beroofd, deze banier met rouwfloers omhangen Zie die bevolking, zoo dilcwijls vervroo- lijlct door uw polka's meegesleept door uw walsen!.... Want gij waart, Henri Meers, een groot artist, een schepper' Dank zij uw ijver, werden onze vreed zame burgers uitmuntende muzikanten. In tal van concoursen verwierf de har monie van Geen dorp gouden medailles, dio van haar degelijkheid getuigden. Gij componeerde^ en met hoeveel talent fraaie stukken, die onze vrouwen nog niet bewondering naspelen op de piano. Op edele wijze hebt gij de heilige zaak der kunst en der stad gediend. Maar wat zeg ilc Iedereen, de gelieele natuur is met ons in rouw. Onze trouwe huisdieren zoeken tevergeefs naar den man, dio ze zoo teeder verzorgde.Wan neer de Romeinen den lof wilden ver kondigen eener eerbiedwaardige touw, zeiden zij„Zij was een goede echtge- noote, zorgde voor haar huis en spon linnen;" eu wij, om op waardige wijze uw gedachtenis te eeren, hoeven slechts te zeggen „Hij was een bekwaam vee arts ,een uitmuntend toonkunstenaar, een goed echtgenoot, een goed vriend, in goed burger!" Do redevoering die netjes was overge schreven, ging alle tafeltjes rond; allen vonden ze even prachtig en de hoofdre dacteur van de Echo van Geendorp vroeg er een afschrift van om ze op den dasr der uitvaart in de krant te zetten. Hl. Alles was klaar, Henri hoefde maar te sterven, maar daar scheen liij nog geen lust in te hebben, en Huibert, al verdienste aan, wanneer er in je buik zoo'n groot vuur gestookt wordt, dat je wielen vanzelf gaan draaien? Wy gebruiken onze vier pooten, meneer, dat is heelwat anders. En we wor den niet bewerkt met vuur of met kokend water. Is dat waar of niet?" Ik moest erkenuen dat het waar was en nadat het paard met zyn rechter voorpoot eens tegen zyn borst had geklopt, om tot bedaren te ko men, want hy was heel kwaad ge worden, ging hy voort: „Daarom het ik cr nu wel plezier in, dat wy paar den op eens weer zoo in de gonst zyn gekomen. Is u naar Amsterdam geweest by de feesten? „Zeker." „En hoe is u erheen gegaan? Op welke manier, bedoel ik." „Met de fiets." „Met de fiets," herhaalde het paard en trok verachtelijk den neus op. „Ook al eeu vervoermiddel dat geeu staud houdt. Neen, meneer, praat me niet tegen, ik zeg het houdt geen stand. Over oen paar jaar sta*n alle fietsen op zolder. Maar dat doet er op 't oogenblik minder toe. U is per fiets gegaan dus den straatweg langs, lleeft u daar dan niets bijzonders gezien „Jawel, veel rijtuigen, die van en naar Haarlem gingen/1 „Juist" hinnikte het beest triom fantelijk en lei een poot op mjjn rechterschouder, zoodat ik dacht dat ik gekraakt werd. „De meeste men- scheu zijn in de feestdagen per rij tuig naar Amsterdam gegaan en de treinen rollen voor driekwart leeg !ons voorbij. We komen weer in eere, zeg ik u. U hebt het toch al gezien by den optocht in Haarlem waaraan was de grootste behoefte? Niet aan raenschen, ook niet aan kleeren, maar aan paarden, meneer. En hoe zou een optocht kunnen gehouden worden zonder paarden Nu dan, op den straatweg heb ik al honderden men schen naar Amsterdam gereden, da- hield hij nog zooveel van hem, nam het hem toch wel een beetje kwalijk, dat hij niet dood wilde gaan. Weken gingen voorbij en Henri was warempel aan de beterende hand geraakt. Opeens, op een avond tegen een uur of acht, kwam hij de Roode Leeuw bin nen en riep met luider stem„Hoe staat het met de kaarten? Willen we nog een potje doen?" Dat was een verrassing! „Nu, die is goed!" riepen de drie vrienden. Om den verrezene niet te doen schrik ken, besloten zij, hem niets van hun voorgenomen rouwbetoon te vertellen maar spoedig werd de club der quadrille spelers opnieuw getroffen. Willem Hubert kreeg de influenza. Gelukkig duurde die ziekte niet lang, en toen de vrienden eenige weken latei- weer aan de kaarttafel zaten, kon Hui bert zich niet meer bedwingen en wilde eens weten, welke indruk zijn lijkrede op zijn vriend zou maken. „Willem," zei hij, „je mag het nu wel weten. Je bent toch een man, te drom mel... Nu, we dachten, dat je er uit zou trekken en raad eens. wat ik voor je ge maakt heb?... Een lijkrede, vriend, eeu prachtige lijkrede." En met meer vuur dan ooit begon hij de rede op te zeggen, die hij van buiten kende. „Die is raak, hè?" Henri Meers begon te lachen. „Hoe leuk," zei hij, „dat we allebei hetzelfde denkbeeld hebben gehad." Hoezoo V' „Nu ja-, toen jij ziek waart, heb ik een doodenmarsch gecomponeerd..." Eenigen tijd later, bij gelegenheid eener prijsuitdeeling door den burge meester, speelde de harmonie den doo denmarsch, opgedragen aan Willem Hui bert. „Mooi! mooi!" riep deze, den compo nist de hand drukkend... „Heel aardig. Dank je, dank je..." Maar inwendig was hij toch wol een beetje kwaad, dat liij zijn lijkrede op Henri Meers niet kon houden. Ms. grooten dank over te brengen aan allen, die tot die ontvangst heb ben medegewerkt, en in het bijzonder aan alle Comité's, snb-commissies en Buurtvereenigingen. die in dezen op eenigerlei wyze zyn werkzaam ge weest voor al het schoone en goede, dat zy tot stand brachten, voor de prachtige feesten, voor de schitterende versieringen. Hare Majesteit verzocht het Cen traal-Comité dit in de meest warme bewoordingen te doen en verklaarde diep getroffen te zyn door de schit terende wyze waarop Amsterdam H. M. was te gemoet gekomen. Het Centraal-Comité is overtuigd niet beter te kunnen doen, dan deze koninklijke woorden over te nemen en daarbij ztin innige dankbaarheid uit te spreken, dat Amsterdam zich beijverd beeft deze woorden waardig te zyn. Het Centraal-Comité voornoemd C. H. BACKER, Voorzitter. FRANK K. VAN LENNEP. Secretaris. Dankbetuigingen. De burgemeester van Amsterdam brengt ter kennis van de ingezetenen, dat hij van H.M. de Koningin het navolgende telegram heeft ontvangen By Myne terugkomst in de Resi dentie is het My eene behoefte nog eens Myne gevoelens van innige dank baarheid te uiten voor de zoo harte lijke en schitterende ontvangst, die My in de hoofdstad to beurt viel. Ik ben diep getroffen door al de ontel bare bewijzen van liefde, gehechtheid en trouw, die Ik in Amsterdam ont ving. Onvergetelijk zullen Mij de dagen zyn in uw midden doorgebracht. Ik verzoek U Mijnen diepgevoelden dank over te brengen aan allen, die, bezield met gevoelens van verknocht heid en aanhankelijkheid, het hunne hebben bijgedragen tot het zoo uit stekend slagen der schoone feesten, die Mij aangenaam verrast hebben door de zoo prachtige versiering van de stad en de schitterende illuminatie. Voor de voorbeeldige orde, die overal heerschte en die een ieder hielp hand haven, ben ik zeer erkentelijk. Amsterdam heeft Myne Moederen My heerlijke feestdagen bereid, die Onze harten met groote blijdschap en dankbaarheid vervullen. WILHELMINA. Hare Majesteit de Koningin heeft bij Hr. Ms. vertrek uit de hoofdstad aan het Centraal-Comité voorde feeste lijke ontvangst dringend verzocht Hr. mes, heeren en kinderen. En telkens als er een trein voorbij komt, begin nen we te lachendat is in onze ver gadering van de af deeling Haarlem van den Nederlaodschen Paardenbond zoo bepaald." „Zijn ook niet de officieren van de schutterij per rijtuig gegaan?" vroeg ik. „Juist, mynheer," zei het paard en maakte met den rechtervoorpoot een militair saluut, „ik had de eer, met een collega, de heeren te trekken. Het rijtuig was eeu Janplezier, die wij gewoonlijk een Janverdriet noe men, omdat h\j zoo zwaar is en altijd propvol menschen is. Maar neem me niet kwalyk, daar komt mijn vrachtje weer terug. Ik moet er van door." Daarna gaf hij me een hoofdknik alsof zijn kop er af moestde koet sier, die al dien tyd had zitten dut ten, raakte hem even met de zweep aau en voort ging het paard, in de heerlijke overtuiging, dat zijn ras be stemd is, om èn spoortreinen en fiet sen te onttronen. Ik had daar evenwel andere ge dachten over. Waarschijnlijk hebben by deze feesten de menschen daarom zoo weinig gebruik van de treinen gemaakt, omdat er by vroegere groote feesten in Amsterdam geregeld geen plaats meer was in de treinen en goederen- en beestenwagens dikwijls zelfs eerste klasse-reizigers moesten vervoeren. Nu vertrouwt het publiek de zaak niet meer. Voor de Holland- sche Spoor, die dezen keer werkelyk flinke maatregelen genomen had, is het zeker een groote teleurstelling, dat het publiek nu dag aan dag weg blijft. De schoolkinderen weten stellig niet, in welke wereld za zijn. Pas zyn de vacanties achter den rug, of daar wordt waariyk weer drie dagen vryaf j gegeven voor de feesten te Amster- Een schrijven der Koningin- Moeder. By den Burgemeester van Amster dam, tevens Voorzitter van de Hoofd commissie tot het aanbieden van een Nationaal- Huldeblijk aan H. M. de Koningin-Moeder, is ingekomen het navolgend schrijven: 's-Gravenhage, 4 Sept. 1898. HoogEdel Gestrenge Heer Ik veroorloof My uwe bemiddeling in te roepen om allen, die door hunne bijdragen hebben deelgenomen aan het nationaal geschenk My by het nederleggen van het Regentschap aangeboden, daarvoor Myn oprechten en diepgevoelden dank te betuigen, in het bijzonder ook dien dank te willen overbrengen aan de commis sies en personen, die in deze hunne medewerking hebben verleend. Het geschenk is grooter dan Ik My had mogen voorstellen, de deel neming meer algemeen dan ik My had mogen verwachten. Het stemt Mij tot groote dankbaarheid, en Ik gevoel behoefte U te verzoeken dit namens My openlijk uit te spreken. Moge de Stichting die Ik wensch in het leven te roepen, niet alleen velen ten zegen worden, maar een waardig gedenkteeken zijn van de liefde en trouw, waarmede het Ne- derlandsche volk Mij by de vervul ling Mjjner taak omringde en steunde, een blijvend gedenkteeken tevens van Myne oprechte en innige dankbaar heid. (get.) EMMA. Een geschenk der Koningin. De Burgemeester van Amsterdam bericht dat hem door H. M. de Ko ningin is ter hand gesteld een som van tienduizend gulden voor dealge- meene armen dezer gemeente. Van H. M. de Koningin is ten ge schenke ontvangen voor het politie personeel te Amsterdam eene som van f 1000 en voor het brandweer-perso neel aldaar eene som van f2oO. De Paus en de Koninginnen- De Parysche Vériié deelt mede, dat de Paus twee telegrammen van gelukwenschen heeft gezondenaan H. M. de Koningin en H. M. de Koningin-Moeder. Aan de eerste biedt de H. Vader zyn zegen wenschen voor liet geluk van Hare Majesteit en van de onder haar macht gestelde be volking. Tot Hare Majesteit de Regentes richt Z. H. den wensch, dat het Haar moge gegeven zijn nog langen tyd zich te verheugen in een zegenrijke regeering van haar Dochter, in wier hart zy de zaden heeft gestrooid van zoovele edele deugden. Beide Koninginnen hebben aan stonds in hartelijke en gevoelvolle bewoordingen den H. Vader Haar dank gebracht. De telegrammen van den Paus kwamen te 's-Gravenbage aan te ge lijk met die van den keizer van Oostenrijk. Atjeh. Een zeer belangrijk telegram seinde Vrijdagochtend de correspondent van het „Hbld.uit Batavia. Het luidt aldus „De colonne van kolonel Van Heutsz heeft een groot succes be haald door het gevangen nemen van Toekoe Bintara Gloempang Pajong, de vrouw van Toekoe Bintara Pekan, en Potjoet di Rambong, allen zeer voorname Atjehers. „Voorts hebben de hoofden van Troesep, Aron, Moesa en Langien zich overgegeven." Het „Hbld." teekent er by aan „Dit is inderdaad een zeer geluk kige tijding, te meer verblijdend juist in deze dagen. De hoofden die door de colonne- Van Heutsz werden gevat, behooren tot degenen welke al tyd onwillig wa ren zich te komen „melden" by het civiele bestuur te Segli. Toekoe Bintara Gloempang Pajong was hoeloebalang (territoriaal hoofd) van de gelijknamige Moekim in de federatie van Gigiöng, waar de troe pen reeds eenigen tyd geleden door trokken na de bekende gevechten by Teupin Kaja. Toekoe Bintara Pekan wiens vrouw gevangen genomen werd behoort thuis in de onmiddellijke na bijheid van onze vestiging te Segli. Petjoet di Rambong is blijkbaar het hoofd van een landschap, dat wy echter op de kaart van controleur Palmer van den Broek niet kunnen aanwijzen. Moet men voor Rambong lezen Bambong, dan wordt men ver wezen naar een gedeelte van de Moe- kiins Reubëe (op dezelfde kaart met II aangegeven, in het westen van de Pedirstreek). „Potjoet, letterlijk„de kleine vorst", is bepaaldelijk een titel voor een vrouwelijk hoofd. De gevangenneming dezer hoofden heeft blijkbaar onmiddellijk invloed gehad, want eigenaardig genoeg gren zen de landschappen Troesep, Aron, Moesa en Langiën wier hoofden hunne onderwerping kwamen aanbie den ten zuiden en ten oosten aan de Moekims Gloempang Pajong." De correspondent van het „Hbld." seinde des middags nog „De colonne Van Heutsz ontmoet weinig tegenstand. Na Beureunoen ingesloten te hebben, werden 50 ge vangenen gemaakt, de vijand had 10 dooden en 25 geweren vielen ons in handen. Aan onze zyde werden geen verliezen geleden. „De colonne is bezig een weg aan te leggen van Gigieng naar Segli. „Den 6den dezer heeft een groote bende van Toekoe Mohammed het bevriende hoofd Tjaaelong gevangen genomenlater vertoonde de bende zich in de buurt van Grong Grong. „Een bende slaagde er in, Moham med te overvallen en te verjagen. Deze Mohammed wordt als het voor naamste hoofd van Pedir beschouwd." De Lielitstoet. Heden Zaterdagavond te 7 uur zal de Lichtstoet te Amsterdam zich in beweging zetten. Het „Hbld." geeft hierover nog de volgende bizonderheden De stoet is ruim 300 Meter lang (ongeveer de lengte van de Joden Breestraat) en zal zeker door zyne grootsehe verlichting een onuitwisch- baren indruk achterlaten. dam. Of er wel veel kinderen van de lagere school naar Amsterdam zijn geweest, zou ik willen betwijfelen. De vacantie is dan ook waarschijnlijk in hoofdzaak gegeven ten genoege van de onderwijzers en daar kan niemand iets tegen hebben, waar het een zoo zeldzaam feest betreft als dit. Ja misschien komt menig jong onderwyzer by het zien van dat en thousiasme voor de Koningin, er wel toe om wat meer waarde te hechten aan de beteekenis van het Oranje huis in ons land, dan hy nu doet. Toen een paar weken geleden de kinderzang werd gerepeteerd in de groote zaal van de sociëteit Vereeni- ging, waren er by het zingen van de volksliederen een paar onderwijzers, die den hoed op het hoofd hielden. Nogal een kinderachtige demonstratie dunkt me, die alleen hem die ze ten beste geeft, belachelijk maakt. De vraag is maar: kan men deze men schen een volgenden keer by zooda nige gelegenheid niet thuis laten Hun doet men er plezier mee, de kin deren zal het niet hinderen en ande ren ergeren zich niet aan hun klein geestigheid. Van de onderwijzers op het onder wijs is maar een klein stapje. Wie er maar op letten wil en vergelijkin gen maken met zyn eigen jeugd, zal dadelijk zien, hoe onze kinderen veel aangenamer leereu dan wy. Vroeger was de school een sombere godin, met een onvriendelijk gezicht, die je van 's morgens negen uur tot 's avonds zeven uur stevig beet had eu je op een eentonige manier allerlei verve lende dingen zat te vertellen tegen woordig is de school als eeu godin met een lachend gelaat, die hare vol gelingen vriendelijk by de hand neemt en hun, al spelend, vele dingen ver telt, die hun belang inboezemen. Alles wordt beter, aantrekkelijker, aangenamer, tot in kleinigheden toe. Daar is bijvoorbeeld het schrijven op de lei. Tot voor korten tyd werd op iedere lagere school den halven dag met het harde voorwerp, den griffel, op het andere harde voorwerp, de lei, gekrast, wat een oorverdoovend lawaai kon maken dat iemand pijn deed aan de tanden. Probeer het maar eens: neem eens een lei en een griffel, ga er eens op schrijven en zie eens, of ge niet een eigenaardig weëe ge waarwording krijgt in de tanden, ou- geveer gely'k aan die wanneer ge op een kurk byt! Maar was de lei vol, dan moest ze schoongemaakt worden. Was de spons nat, dan ging dat. wel, maar als ze droog was en dat gebeurde meestal dan moest de hulp worden inge roepen van de Natuur, die den mensch water in den mond heeft gegeven. Jaren geleden had de toepassing van dat stelsel op commando plaats door een heele klasse tegelijk, wat bizon der fraai was om te aanschouwen. Nu zijn op verschillende scholen lei en griffel verdwenen en vervangen door papier en potlood. Ik beu van de nuttigheid der verwisseling over tuigd, maar vind bet jammer, dat die voor vele ouders weer een klein be lastinkje vertegenwoordigt. Aan de opleidingsscholen laat men de ouders zoowel de potlooden als de school schriften betalen, terwijl toch in de verordening op de heffing van school gelden aan die inrichtingen, duidelijk staat te lezen, dat onder het school geld begrepen Is „het genot der school- behoeften," uitgezonderd teekenbenoo- digdheden en atlassen. Me dunkt, dat er op een school, waar vijftig gulden wordt gevraagd voor een leerling, alle reien is om de ouders dan verder niet om cahiers of potlooden lastig te vallen vooral niet, als de verordening dat anders voorschrijft. Och, het kan een mensch soms in de wereld zoo tegenvallen. Daar heb ik bij de feesten in Haarlem een eigenaardig staaltje van gezien. By een bekend fabrikant kregen de werk- Sinds eenige dagen hoerscht op d| terreinen van de Delibrouwery waa. j de wagens worden opgetuigd groot drukteelectrici zyn daar bezig huun accumulatoren in gereedheid te breo» gen en de geleidingen in de wagen te leggeu De directie der Delibrouwery en d firma J. C. Blooker hebben we! willend toegestaan dat de accumula toren aan hunne inrichtingen zoude worden geladengeen kleinigheii want voor de verlichting dier wagen is een stroom van ongeveer 300 am pères noodig met eene voltage vaj 190 a 200 volts. Buitendien zya no noodig circa 80 bunseusche elementei Deskundigen kunnen hieruit reed opmakeu, dat de aanblik vau het ge heel schitterend kan zyn en de licht stoet niet, zooals de meesten denkei enkel zal bestaan uit eenige fakke dragers. De wagens waarop de verschillend voorstellingen gegroepeerd wordei zyn kosteloos afgestaan. Aan den stoet zullen niet minde dan 7 muziekkorpsen deelnemen en i het geheel p!. ra. 1000 personen. De st et vertrekt hedenavond te 1 uur uit de Doklaau en gaat dan verj derKerklaan Middenlaan Hortusbrug Muiderstraal Jodei breestraat St Anthouiebreestr: Nieuwmarkt Kloveniersburj wal, even nummers Doelenstru Doelensluis Rokin, ovennummei Beursplein Rokiu, oneven nui rners Langebrug Spui N. Voorburgwal Raadhuisstraat Keizersgracht, even nummers Lei( schestraat Leidscheplein Stat houderskade Vondelkade Coi stantyn Huygensstraat Vondel straat Tesselschadestraat Stadj houderskade Fraus Halsstraat - Gerard Doustraat Ferdinand Bol straat le Jan Steenstraat Sar phatipark, oneven nummers 2e Jat Steenstraat Van Woustraat - Stadhouderskade Oosteinde Fre- der ksplein (N. W. Z.) Sarphati straat Hoogesluis Tulpplein - Weesperzyde Blasiusstraat Swammerdamstraat Mauritsstraai Brug voor het Weesperplein -} Sarphatistraat Roeterstraat Kerklaan Doklaan (terug). De samenstelling van den stoet ii als volgt Groep I. Commando huzaren. - Patrouille bereden politie. Toorts dragers. Tamboers. Stafmuziel van het 7e rogt. infanterie. Toorts dragers. Heraut vau Amsterdam te paard. De Leider, ontwerpej van den Stoet. Drie Herauten. - Transparant„Hulde van de Amster damsche burgerij aan Koningin Wil helmina", geflaukeerd door Amster damsche vlaggen. Praalwagen „D( faam huldigt de schoone kunsten" Groep II. Tamboers. Verlich rytuig. Toortsdragers. Praalwaj gen „Do Hoop." Toortsdragers. Groep III. Tamboers, verlicht ry tuig, toortsdragers, praalwagen „D? Liefde", toortsdragers. Groep IV. Muziek, toortsdragers het Vendel Oranje Nassau, (vereen! ging Oranje Nassau), transparant „Wilhelmus van Nassauwe", geflan» keerd door Nederlandsche en oranjj vlaggen, toortsdragers. Groep V. Tamboers, verlicht rij» tuig,toortsdragers, muziekkorpsOranji Garde, toortsdragers, praalwageii „Ceres en Flora," toortsdragers. Groep VI. Tamboers, verlicht rjj- tnig, toortsdragers, muziekcorps „Pur- merend", toortsdragers, Pr: De Aarde", toortsdragers. Groep VII. Tamboers verlicht ryM tuig, toortsdragers, muziekcorpi „Edam", 30 vaandrigs met vlaggen van verschillende landen, 2 tamboer^ sectie van de jongens eerewacht „Kleit maar Dapper", Heraut van Oranjj te paard. „De Vredeboden", Tam» boers, Compagnie met het vaande! lieden anderhalven dag vryaf en da| wei, naar in dit blad gemeld wero met behoud van loon. Het gevoli daarvan was, dat toen de werkliedei den volgenden Zaterdag by moed: de vrouw thuiskwamen en vertelde: dat de anderhalve dag hun niet wa; uitbetaald, menige huisvrouw zei„ji maar, hoor eens vrindje, dat gaal maar zoo nietBen je soms aau 'j pretmaken geweest? 't Staat lochio de krant, dat de auderhalve dag zout den worden uitbetaald De mannen naar 't bureau van Dagblad„Dat is een mooie g< schiedenis," zeiden ze tot ons, „u hel daar bericht, dat de anderhalve d: zouden worden uitbetaald en dat w niet juist," De redactie schommeldj uu het briefje op, waarin ze het bi richt gekregen had en dat luidt al volgt „Hedenmiddag 12 uur werdea dl „werklieden van de firma ven „rast door de mededeeliug: Heden- „middag en morgen wordt niet gewerkt „doch de tyd wordt door ous betaald „Een prachtig voorbeeld." Tot zoover het bericht. Nu gebleken is, dat de anderhalvi dag niet door de firma is vergoed, kuunen met het woord „ons" ook dl werklieden bedoeld zyn. By deze op vatting zyn de woorden„een prach tig voorbeeld," bedoeld als irouie. Ik deel dit mee, om de werkliedeij die thuis met de zaak moeite hebbeo gehad, tegenover hunne wederhelften van alle mogelijke verdenking te zui veren. Wat je zelf niet ontvangt* niet waar, dat kun je ook aan moedei de vrouw niet afdragen. Intusschen heeft de schrijver van het noodlottige briefje van de redactie een hartig verzoek gekregen om, wan neer hy weer eens wat te melden mocht hebben, dat duidelijker te doen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6