Een lieve attentie.
In 't koffiehuis de Roodo Leeuw op de
markt te Geendorp heerschte dien avond
een niet geringe opschudding. Voor de
eerste maal in twintig jaren was de vee
arts Henri Meers, directeur der plaatse
lijke harmonie, 's avonds om acht urn-
niet aanwezig om zijn gewoon partijtje
quadrille te spelen. Zijn drie vrienden
haalden één voor éen hun horloge uit
den zak. keken op do klok en schudden
uit verveling beurtelings de kaarten.
„Henri is slecht op zijn tijd," zei het
gemeenteraadslid Willem Huibert.
,,Hij neemt ons leelijk beet," meende
Van Eldcn, de lakenkooper, „hij had ons
tenminste wol een boodschap kunnen
sturen."
„Vrienden van twintig jaar laat men
zoo niet in den steek." besloot de gepen
sioneerde kapitein Dommer„we kun
nen niet beginnen zonder hem."
Den volgenden dag kwam Henri ook
niet; daags daarna evenmin.
Toen besloten de drie vrienden oens
bij hem te gaan informeereu, en daar
werd het raadsel opgelostMeers was
ziek.
Dat klonk zoo onwaarschijnlijk: een
zieke veearts, en 's avonds werden er
door do vrienden heel wat grappen op
gemaakt.
Dagen gingen voorbij en Henri ver
scheen niet.
Nu werd er niet meer gelachen in de
Roode Leeuw, vooral nu juffrouw Meers
ernstig ongerust was en de dokter een
bedenkelijk gezicht zette. Het stadje zelf
leed er onderde harmonie speelde
niet meer, er waren geen concerten meer
op de markt, zelfs geen repetities.
Op zekeren dag waren de drie vrien
den weer bijeen, met bange voorgevoe
lens vervuld. Eindelijk verbrak 't raads
lid de stilte.
„Weet je wel, dat Henri er slecht aan
toe is?"
„Ja, heel slecht."
„De dokter meent, dat hij het einde
van de week niet halen zal."
,,'s Was zoo'n goeie kerel," mompelde
kapitein Dommers.
„Ja, een juweel van oen vent."
„We kunnen i cd eren dag het ergste
verwachten.," zei Huibert. „Nu, me
dunkt, dat we een vrie-nd van twintig
jaren zoo niet kunnen laten heengaan;
hij is bovendien een van do voornaamste
en meest geziene inwoners van de stad,
we moesten dus op schitterende wijze
blijk geven van onze hoogachting. De
oprichter van onze harmonie heeft te
vens wel recht op oen bijzondere onder
scheiding. Ilc stel dan voor, een lijkrede
samen te stellen, dio ilc op zijn graf zal
uitspreken."
„Dat is heel mooi", beweerde de la
kenkooper, „dat is een heele lieve at
tentie."
Ook de anderen waren hot er mee
eens.
„Goed dan," zei Willem Huibert, „ilc
zal de lijkrede houdenmaar 't moet
plechtig gaan, en om niot onvoorbereid
te zijn, zal ik ze alvast gaan opstellen
samen zullen wij zo overlezen."
II.
Don volgenden namiddag haalde Hui
bert een stuk papier uit zijn zak, waarop
enkele regels waren geschreven met heel
wat doorhalingen en verbeteringen.
,,'t Is heel wat lastiger dan men zou
denken," begon hij, „ik ben er nog niet
mee klaar.'t Is gek, hoe moeielijk het
is, met mooie woorden te zeggen wat
men zoo goed gevoelt."
Huibert snoot zijn neus, hoestte, dronk
eens van zijn bier en begon „Gij zijt
dan dood, arme vriend, dood en ontrukt
aan onze toegenegenheid.De goede
stad Geendorp beweent met ons het ver
lies van een barer beste zonen.Verder
ben ik niet gekomen, want ik moest nog
spreken over de harmonie, de muziek
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje
cccxxxm.
Gistermorgen wandelde ik in de
Kruisstraat. Voor eeu winkel stond
een huurrijtuig met een paard ervoor,
't Leek me al. dat de knol zijn kop
op een vreemde manier naar alle
kanten ronddraaide; men zou gedacht
hebben, dat het een mensch was in
eeu paardenhuid. Maar toen ik het
beest nu ook hoorde hinnikon opeen
manier die veel weg had van een
vroolijken lach, toeu moest ik er meer
van weten en kwam vlak by hem
staan. Toen lachte by waarlijk weer
en keek me zoo oolyk aan, als wou
hjj zeggen: „als je een praatje wilt
maken, dan ben ik je paard
„Waarom lach je vroeg ik.
„Omdat ik paardenplezier heb," zei
de knol, tot mijn verwondering dui
delijk verstaanbaar, hoewel er in zjjn
stem wel iets roestigs was, denkelijk
een gevolg van het hoefbeslag.
„En waarom heb je dan wel ple
zier
„Omdat wij paarden weer wat gaan
beteekenen m de wereld," zei het
beest, en sloeg daarbij met grootoo
nadruk met z\jn liuker achterpoot
op straat. „Daar hoort u dat
gefluit
„Dat is vau een vertrekkonden
trein," zei ik.
„Juist. Maar waarom fluiten ze by
't afgaan
„Als signaal, denk ik."
„Mis", zoi hy, en snoof met groote
minachting door zijn ruime neusgaten,
„'t Is enkel en alleen om ons paar
den voor de gek te houden. Als wy
met ons achton of tienen naast mekaar
op het stationsplein op een vrachtje
staan te wachten, dan zeggen we:
„hoor je 'm wel gillen? hy giert weer
van plezier, omdat hy zoo hard loo-
pon kan. En zeg nu zelf, ia daar nu
en den lieelen rommel... Je moest me
een beetje helpen."
„Luister eens," antwoordde de laken
kooper, „als we dat zóó eens zeiden
„De muziek, die de zeden verzacht, en
diediedie..."
„Die 't hart van den krijgsman ont
vlamt," vulde Dommers aan.
„De muziek, die de zeden verzacht en
het hart van den krijgsman ontvlamt, is
in rouw," las Huibert,
't Werd stil. De drie mannen zaten
peinzend voor zich uit te staren, totdat
de kapitein er een eind aan maakte door
te zeggen
,,'t Is tijd om te gaan eten; als de
maag wat gehad heeft, komen de woor
den vanzelf."
Dat voorstel werd aangenomen en het
voortzetten dei" lijkrede tot den volgen
den dag uitgesteld.
Gelukkig maakte ï'enri Mi«-rs met
sterven jfeen baast want veerti» i; dagen
later was de lijkrede nog niet t'aar. De
drie vrienden hadden ze om de beurt
mee naar huis genomende een had er
een woord, de andere een zin bijgevoegd,
de derde had er wat uitgeschrapt. Nu
ontbrak er nog het slot aan, maai" dat
wilde maar niet komende drie mede
werkers konden maar niets vinden, dat
pakte, dat applaus verwekte of tot- tra
nen toe bewoog.
Met den veearts ging het al langer
hoe slechtermen diende zich op de
droevige plechtigheid voor te bereiden.
„Geef mij de redevoering maar," zei
de lakenkooper, „ik zal ze laten afma
ken door mijn zoon, die daar sterk in is
hij is in de hoogste klas van het gym
nasium."
Den volgenden dag was inderdaad de
redevoering klaar; er werd dien avond
geen kaaxt gespeeld, maar al den tijd
besteed aan het bespreken van dat kunst
werk.
De kastelein was naderbij gekomen
om geen woord te verliezen en bij lede
ren- blik van den redenaar knikte hij
goedkeurend met het hoofd.
„Gij zijt dan dood, arme vriend," her
haalde het raadslid voor don tienden
keer, trachtend den goeden toon aan te
slaan, „dood en aan onze genegenheid
ontruktDe goede stad G eendorp be
weent met ons het verlies van een zijner
beste zonen. De muziek, die de zeden
verzacht en het hart des strijders ont
vlamt, is in rouw. Zie deze instrumenten,
deze harmonie van haai" kroon beroofd,
deze banier met rouwfloers omhangen
Zie die bevolking, zoo dilcwijls vervroo-
lijlct door uw polka's meegesleept door
uw walsen!.... Want gij waart, Henri
Meers, een groot artist, een schepper'
Dank zij uw ijver, werden onze vreed
zame burgers uitmuntende muzikanten.
In tal van concoursen verwierf de har
monie van Geen dorp gouden medailles,
dio van haar degelijkheid getuigden. Gij
componeerde^ en met hoeveel talent
fraaie stukken, die onze vrouwen nog
niet bewondering naspelen op de piano.
Op edele wijze hebt gij de heilige zaak
der kunst en der stad gediend.
Maar wat zeg ilc Iedereen, de gelieele
natuur is met ons in rouw. Onze trouwe
huisdieren zoeken tevergeefs naar den
man, dio ze zoo teeder verzorgde.Wan
neer de Romeinen den lof wilden ver
kondigen eener eerbiedwaardige touw,
zeiden zij„Zij was een goede echtge-
noote, zorgde voor haar huis en spon
linnen;" eu wij, om op waardige wijze
uw gedachtenis te eeren, hoeven slechts
te zeggen „Hij was een bekwaam vee
arts ,een uitmuntend toonkunstenaar,
een goed echtgenoot, een goed vriend,
in goed burger!"
Do redevoering die netjes was overge
schreven, ging alle tafeltjes rond; allen
vonden ze even prachtig en de hoofdre
dacteur van de Echo van Geendorp
vroeg er een afschrift van om ze op den
dasr der uitvaart in de krant te zetten.
Hl.
Alles was klaar, Henri hoefde maar
te sterven, maar daar scheen liij nog
geen lust in te hebben, en Huibert, al
verdienste aan, wanneer er in je buik
zoo'n groot vuur gestookt wordt, dat
je wielen vanzelf gaan draaien? Wy
gebruiken onze vier pooten, meneer,
dat is heelwat anders. En we wor
den niet bewerkt met vuur of met
kokend water. Is dat waar of niet?"
Ik moest erkenuen dat het waar
was en nadat het paard met zyn
rechter voorpoot eens tegen zyn borst
had geklopt, om tot bedaren te ko
men, want hy was heel kwaad ge
worden, ging hy voort: „Daarom het
ik cr nu wel plezier in, dat wy paar
den op eens weer zoo in de gonst
zyn gekomen. Is u naar Amsterdam
geweest by de feesten?
„Zeker."
„En hoe is u erheen gegaan? Op
welke manier, bedoel ik."
„Met de fiets."
„Met de fiets," herhaalde het paard
en trok verachtelijk den neus op.
„Ook al eeu vervoermiddel dat geeu
staud houdt. Neen, meneer, praat me
niet tegen, ik zeg het houdt geen
stand. Over oen paar jaar sta*n alle
fietsen op zolder. Maar dat doet er
op 't oogenblik minder toe. U is per
fiets gegaan dus den straatweg langs,
lleeft u daar dan niets bijzonders
gezien
„Jawel, veel rijtuigen, die van en
naar Haarlem gingen/1
„Juist" hinnikte het beest triom
fantelijk en lei een poot op mjjn
rechterschouder, zoodat ik dacht dat
ik gekraakt werd. „De meeste men-
scheu zijn in de feestdagen per rij
tuig naar Amsterdam gegaan en de
treinen rollen voor driekwart leeg
!ons voorbij. We komen weer in eere,
zeg ik u. U hebt het toch al gezien
by den optocht in Haarlem waaraan
was de grootste behoefte? Niet aan
raenschen, ook niet aan kleeren, maar
aan paarden, meneer. En hoe zou
een optocht kunnen gehouden worden
zonder paarden Nu dan, op den
straatweg heb ik al honderden men
schen naar Amsterdam gereden, da-
hield hij nog zooveel van hem, nam het
hem toch wel een beetje kwalijk, dat hij
niet dood wilde gaan. Weken gingen
voorbij en Henri was warempel aan de
beterende hand geraakt.
Opeens, op een avond tegen een uur
of acht, kwam hij de Roode Leeuw bin
nen en riep met luider stem„Hoe
staat het met de kaarten? Willen we
nog een potje doen?"
Dat was een verrassing!
„Nu, die is goed!" riepen de drie
vrienden.
Om den verrezene niet te doen schrik
ken, besloten zij, hem niets van hun
voorgenomen rouwbetoon te vertellen
maar spoedig werd de club der quadrille
spelers opnieuw getroffen. Willem
Hubert kreeg de influenza.
Gelukkig duurde die ziekte niet lang,
en toen de vrienden eenige weken latei-
weer aan de kaarttafel zaten, kon Hui
bert zich niet meer bedwingen en wilde
eens weten, welke indruk zijn lijkrede op
zijn vriend zou maken.
„Willem," zei hij, „je mag het nu wel
weten. Je bent toch een man, te drom
mel... Nu, we dachten, dat je er uit zou
trekken en raad eens. wat ik voor je ge
maakt heb?... Een lijkrede, vriend, eeu
prachtige lijkrede."
En met meer vuur dan ooit begon hij
de rede op te zeggen, die hij van buiten
kende.
„Die is raak, hè?"
Henri Meers begon te lachen.
„Hoe leuk," zei hij, „dat we allebei
hetzelfde denkbeeld hebben gehad."
Hoezoo V'
„Nu ja-, toen jij ziek waart, heb ik
een doodenmarsch gecomponeerd..."
Eenigen tijd later, bij gelegenheid
eener prijsuitdeeling door den burge
meester, speelde de harmonie den doo
denmarsch, opgedragen aan Willem Hui
bert.
„Mooi! mooi!" riep deze, den compo
nist de hand drukkend... „Heel aardig.
Dank je, dank je..."
Maar inwendig was hij toch wol een
beetje kwaad, dat liij zijn lijkrede op
Henri Meers niet kon houden.
Ms. grooten dank over te brengen
aan allen, die tot die ontvangst heb
ben medegewerkt, en in het bijzonder
aan alle Comité's, snb-commissies en
Buurtvereenigingen. die in dezen op
eenigerlei wyze zyn werkzaam ge
weest voor al het schoone en goede,
dat zy tot stand brachten, voor de
prachtige feesten, voor de schitterende
versieringen.
Hare Majesteit verzocht het Cen
traal-Comité dit in de meest warme
bewoordingen te doen en verklaarde
diep getroffen te zyn door de schit
terende wyze waarop Amsterdam H.
M. was te gemoet gekomen.
Het Centraal-Comité is overtuigd
niet beter te kunnen doen, dan deze
koninklijke woorden over te nemen
en daarbij ztin innige dankbaarheid
uit te spreken, dat Amsterdam zich
beijverd beeft deze woorden waardig
te zyn.
Het Centraal-Comité voornoemd
C. H. BACKER,
Voorzitter.
FRANK K. VAN LENNEP.
Secretaris.
Dankbetuigingen.
De burgemeester van Amsterdam
brengt ter kennis van de ingezetenen,
dat hij van H.M. de Koningin het
navolgende telegram heeft ontvangen
By Myne terugkomst in de Resi
dentie is het My eene behoefte nog
eens Myne gevoelens van innige dank
baarheid te uiten voor de zoo harte
lijke en schitterende ontvangst, die
My in de hoofdstad to beurt viel. Ik
ben diep getroffen door al de ontel
bare bewijzen van liefde, gehechtheid
en trouw, die Ik in Amsterdam ont
ving.
Onvergetelijk zullen Mij de dagen
zyn in uw midden doorgebracht.
Ik verzoek U Mijnen diepgevoelden
dank over te brengen aan allen, die,
bezield met gevoelens van verknocht
heid en aanhankelijkheid, het hunne
hebben bijgedragen tot het zoo uit
stekend slagen der schoone feesten,
die Mij aangenaam verrast hebben
door de zoo prachtige versiering van
de stad en de schitterende illuminatie.
Voor de voorbeeldige orde, die overal
heerschte en die een ieder hielp hand
haven, ben ik zeer erkentelijk.
Amsterdam heeft Myne Moederen
My heerlijke feestdagen bereid, die
Onze harten met groote blijdschap en
dankbaarheid vervullen.
WILHELMINA.
Hare Majesteit de Koningin heeft
bij Hr. Ms. vertrek uit de hoofdstad
aan het Centraal-Comité voorde feeste
lijke ontvangst dringend verzocht Hr.
mes, heeren en kinderen. En telkens
als er een trein voorbij komt, begin
nen we te lachendat is in onze ver
gadering van de af deeling Haarlem
van den Nederlaodschen Paardenbond
zoo bepaald."
„Zijn ook niet de officieren van de
schutterij per rijtuig gegaan?" vroeg
ik.
„Juist, mynheer," zei het paard en
maakte met den rechtervoorpoot een
militair saluut, „ik had de eer, met
een collega, de heeren te trekken.
Het rijtuig was eeu Janplezier, die
wij gewoonlijk een Janverdriet noe
men, omdat h\j zoo zwaar is en altijd
propvol menschen is. Maar neem me
niet kwalyk, daar komt mijn vrachtje
weer terug. Ik moet er van door."
Daarna gaf hij me een hoofdknik
alsof zijn kop er af moestde koet
sier, die al dien tyd had zitten dut
ten, raakte hem even met de zweep
aau en voort ging het paard, in de
heerlijke overtuiging, dat zijn ras be
stemd is, om èn spoortreinen en fiet
sen te onttronen.
Ik had daar evenwel andere ge
dachten over. Waarschijnlijk hebben
by deze feesten de menschen daarom
zoo weinig gebruik van de treinen
gemaakt, omdat er by vroegere groote
feesten in Amsterdam geregeld geen
plaats meer was in de treinen en
goederen- en beestenwagens dikwijls
zelfs eerste klasse-reizigers moesten
vervoeren. Nu vertrouwt het publiek
de zaak niet meer. Voor de Holland-
sche Spoor, die dezen keer werkelyk
flinke maatregelen genomen had, is
het zeker een groote teleurstelling,
dat het publiek nu dag aan dag weg
blijft.
De schoolkinderen weten stellig niet,
in welke wereld za zijn. Pas zyn de
vacanties achter den rug, of daar
wordt waariyk weer drie dagen vryaf j
gegeven voor de feesten te Amster-
Een schrijven der Koningin-
Moeder.
By den Burgemeester van Amster
dam, tevens Voorzitter van de Hoofd
commissie tot het aanbieden van een
Nationaal- Huldeblijk aan H. M. de
Koningin-Moeder, is ingekomen het
navolgend schrijven:
's-Gravenhage, 4 Sept. 1898.
HoogEdel Gestrenge Heer
Ik veroorloof My uwe bemiddeling
in te roepen om allen, die door hunne
bijdragen hebben deelgenomen aan
het nationaal geschenk My by het
nederleggen van het Regentschap
aangeboden, daarvoor Myn oprechten
en diepgevoelden dank te betuigen,
in het bijzonder ook dien dank te
willen overbrengen aan de commis
sies en personen, die in deze hunne
medewerking hebben verleend.
Het geschenk is grooter dan Ik
My had mogen voorstellen, de deel
neming meer algemeen dan ik My
had mogen verwachten. Het stemt
Mij tot groote dankbaarheid, en Ik
gevoel behoefte U te verzoeken dit
namens My openlijk uit te spreken.
Moge de Stichting die Ik wensch
in het leven te roepen, niet alleen
velen ten zegen worden, maar een
waardig gedenkteeken zijn van de
liefde en trouw, waarmede het Ne-
derlandsche volk Mij by de vervul
ling Mjjner taak omringde en steunde,
een blijvend gedenkteeken tevens van
Myne oprechte en innige dankbaar
heid.
(get.) EMMA.
Een geschenk der Koningin.
De Burgemeester van Amsterdam
bericht dat hem door H. M. de Ko
ningin is ter hand gesteld een som
van tienduizend gulden voor dealge-
meene armen dezer gemeente.
Van H. M. de Koningin is ten ge
schenke ontvangen voor het politie
personeel te Amsterdam eene som van
f 1000 en voor het brandweer-perso
neel aldaar eene som van f2oO.
De Paus en de Koninginnen-
De Parysche Vériié deelt mede,
dat de Paus twee telegrammen van
gelukwenschen heeft gezondenaan
H. M. de Koningin en H. M. de
Koningin-Moeder. Aan de eerste biedt
de H. Vader zyn zegen wenschen voor
liet geluk van Hare Majesteit en van
de onder haar macht gestelde be
volking.
Tot Hare Majesteit de Regentes
richt Z. H. den wensch, dat het Haar
moge gegeven zijn nog langen tyd
zich te verheugen in een zegenrijke
regeering van haar Dochter, in wier
hart zy de zaden heeft gestrooid van
zoovele edele deugden.
Beide Koninginnen hebben aan
stonds in hartelijke en gevoelvolle
bewoordingen den H. Vader Haar
dank gebracht.
De telegrammen van den Paus
kwamen te 's-Gravenbage aan te ge
lijk met die van den keizer van
Oostenrijk.
Atjeh.
Een zeer belangrijk telegram seinde
Vrijdagochtend de correspondent van
het „Hbld.uit Batavia. Het luidt
aldus
„De colonne van kolonel Van
Heutsz heeft een groot succes be
haald door het gevangen nemen van
Toekoe Bintara Gloempang Pajong,
de vrouw van Toekoe Bintara Pekan,
en Potjoet di Rambong, allen zeer
voorname Atjehers.
„Voorts hebben de hoofden van
Troesep, Aron, Moesa en Langien zich
overgegeven."
Het „Hbld." teekent er by aan
„Dit is inderdaad een zeer geluk
kige tijding, te meer verblijdend juist
in deze dagen.
De hoofden die door de colonne-
Van Heutsz werden gevat, behooren
tot degenen welke al tyd onwillig wa
ren zich te komen „melden" by het
civiele bestuur te Segli.
Toekoe Bintara Gloempang Pajong
was hoeloebalang (territoriaal hoofd)
van de gelijknamige Moekim in de
federatie van Gigiöng, waar de troe
pen reeds eenigen tyd geleden door
trokken na de bekende gevechten by
Teupin Kaja.
Toekoe Bintara Pekan wiens
vrouw gevangen genomen werd
behoort thuis in de onmiddellijke na
bijheid van onze vestiging te Segli.
Petjoet di Rambong is blijkbaar het
hoofd van een landschap, dat wy
echter op de kaart van controleur
Palmer van den Broek niet kunnen
aanwijzen. Moet men voor Rambong
lezen Bambong, dan wordt men ver
wezen naar een gedeelte van de Moe-
kiins Reubëe (op dezelfde kaart met
II aangegeven, in het westen van de
Pedirstreek). „Potjoet, letterlijk„de
kleine vorst", is bepaaldelijk een titel
voor een vrouwelijk hoofd.
De gevangenneming dezer hoofden
heeft blijkbaar onmiddellijk invloed
gehad, want eigenaardig genoeg gren
zen de landschappen Troesep, Aron,
Moesa en Langiën wier hoofden
hunne onderwerping kwamen aanbie
den ten zuiden en ten oosten aan
de Moekims Gloempang Pajong."
De correspondent van het „Hbld."
seinde des middags nog
„De colonne Van Heutsz ontmoet
weinig tegenstand. Na Beureunoen
ingesloten te hebben, werden 50 ge
vangenen gemaakt, de vijand had 10
dooden en 25 geweren vielen ons in
handen. Aan onze zyde werden geen
verliezen geleden.
„De colonne is bezig een weg aan
te leggen van Gigieng naar Segli.
„Den 6den dezer heeft een groote
bende van Toekoe Mohammed het
bevriende hoofd Tjaaelong gevangen
genomenlater vertoonde de bende
zich in de buurt van Grong Grong.
„Een bende slaagde er in, Moham
med te overvallen en te verjagen.
Deze Mohammed wordt als het voor
naamste hoofd van Pedir beschouwd."
De Lielitstoet.
Heden Zaterdagavond te 7 uur zal
de Lichtstoet te Amsterdam zich in
beweging zetten.
Het „Hbld." geeft hierover nog de
volgende bizonderheden
De stoet is ruim 300 Meter lang
(ongeveer de lengte van de Joden
Breestraat) en zal zeker door zyne
grootsehe verlichting een onuitwisch-
baren indruk achterlaten.
dam. Of er wel veel kinderen van de
lagere school naar Amsterdam zijn
geweest, zou ik willen betwijfelen.
De vacantie is dan ook waarschijnlijk
in hoofdzaak gegeven ten genoege
van de onderwijzers en daar kan
niemand iets tegen hebben, waar het
een zoo zeldzaam feest betreft als
dit. Ja misschien komt menig jong
onderwyzer by het zien van dat en
thousiasme voor de Koningin, er wel
toe om wat meer waarde te hechten
aan de beteekenis van het Oranje
huis in ons land, dan hy nu doet.
Toen een paar weken geleden de
kinderzang werd gerepeteerd in de
groote zaal van de sociëteit Vereeni-
ging, waren er by het zingen van de
volksliederen een paar onderwijzers,
die den hoed op het hoofd hielden.
Nogal een kinderachtige demonstratie
dunkt me, die alleen hem die ze ten
beste geeft, belachelijk maakt. De
vraag is maar: kan men deze men
schen een volgenden keer by zooda
nige gelegenheid niet thuis laten
Hun doet men er plezier mee, de kin
deren zal het niet hinderen en ande
ren ergeren zich niet aan hun klein
geestigheid.
Van de onderwijzers op het onder
wijs is maar een klein stapje. Wie
er maar op letten wil en vergelijkin
gen maken met zyn eigen jeugd, zal
dadelijk zien, hoe onze kinderen veel
aangenamer leereu dan wy. Vroeger
was de school een sombere godin, met
een onvriendelijk gezicht, die je van
's morgens negen uur tot 's avonds
zeven uur stevig beet had eu je op
een eentonige manier allerlei verve
lende dingen zat te vertellen tegen
woordig is de school als eeu godin
met een lachend gelaat, die hare vol
gelingen vriendelijk by de hand neemt
en hun, al spelend, vele dingen ver
telt, die hun belang inboezemen.
Alles wordt beter, aantrekkelijker,
aangenamer, tot in kleinigheden toe.
Daar is bijvoorbeeld het schrijven op
de lei. Tot voor korten tyd werd op
iedere lagere school den halven dag
met het harde voorwerp, den griffel,
op het andere harde voorwerp, de
lei, gekrast, wat een oorverdoovend
lawaai kon maken dat iemand pijn
deed aan de tanden. Probeer het maar
eens: neem eens een lei en een griffel,
ga er eens op schrijven en zie eens,
of ge niet een eigenaardig weëe ge
waarwording krijgt in de tanden, ou-
geveer gely'k aan die wanneer ge op
een kurk byt!
Maar was de lei vol, dan moest ze
schoongemaakt worden. Was de spons
nat, dan ging dat. wel, maar als ze
droog was en dat gebeurde meestal
dan moest de hulp worden inge
roepen van de Natuur, die den mensch
water in den mond heeft gegeven.
Jaren geleden had de toepassing van
dat stelsel op commando plaats door
een heele klasse tegelijk, wat bizon
der fraai was om te aanschouwen.
Nu zijn op verschillende scholen lei
en griffel verdwenen en vervangen
door papier en potlood. Ik beu van
de nuttigheid der verwisseling over
tuigd, maar vind bet jammer, dat die
voor vele ouders weer een klein be
lastinkje vertegenwoordigt. Aan de
opleidingsscholen laat men de ouders
zoowel de potlooden als de school
schriften betalen, terwijl toch in de
verordening op de heffing van school
gelden aan die inrichtingen, duidelijk
staat te lezen, dat onder het school
geld begrepen Is „het genot der school-
behoeften," uitgezonderd teekenbenoo-
digdheden en atlassen.
Me dunkt, dat er op een school,
waar vijftig gulden wordt gevraagd
voor een leerling, alle reien is om de
ouders dan verder niet om cahiers of
potlooden lastig te vallen vooral
niet, als de verordening dat anders
voorschrijft.
Och, het kan een mensch soms in
de wereld zoo tegenvallen. Daar heb
ik bij de feesten in Haarlem een
eigenaardig staaltje van gezien. By
een bekend fabrikant kregen de werk-
Sinds eenige dagen hoerscht op d|
terreinen van de Delibrouwery waa.
j de wagens worden opgetuigd groot
drukteelectrici zyn daar bezig huun
accumulatoren in gereedheid te breo»
gen en de geleidingen in de wagen
te leggeu
De directie der Delibrouwery en d
firma J. C. Blooker hebben we!
willend toegestaan dat de accumula
toren aan hunne inrichtingen zoude
worden geladengeen kleinigheii
want voor de verlichting dier wagen
is een stroom van ongeveer 300 am
pères noodig met eene voltage vaj
190 a 200 volts. Buitendien zya no
noodig circa 80 bunseusche elementei
Deskundigen kunnen hieruit reed
opmakeu, dat de aanblik vau het ge
heel schitterend kan zyn en de licht
stoet niet, zooals de meesten denkei
enkel zal bestaan uit eenige fakke
dragers.
De wagens waarop de verschillend
voorstellingen gegroepeerd wordei
zyn kosteloos afgestaan.
Aan den stoet zullen niet minde
dan 7 muziekkorpsen deelnemen en i
het geheel p!. ra. 1000 personen.
De st et vertrekt hedenavond te 1
uur uit de Doklaau en gaat dan verj
derKerklaan Middenlaan
Hortusbrug Muiderstraal Jodei
breestraat St Anthouiebreestr:
Nieuwmarkt Kloveniersburj
wal, even nummers Doelenstru
Doelensluis Rokin, ovennummei
Beursplein Rokiu, oneven nui
rners Langebrug Spui N.
Voorburgwal Raadhuisstraat
Keizersgracht, even nummers Lei(
schestraat Leidscheplein Stat
houderskade Vondelkade Coi
stantyn Huygensstraat Vondel
straat Tesselschadestraat Stadj
houderskade Fraus Halsstraat -
Gerard Doustraat Ferdinand Bol
straat le Jan Steenstraat Sar
phatipark, oneven nummers 2e Jat
Steenstraat Van Woustraat -
Stadhouderskade Oosteinde Fre-
der ksplein (N. W. Z.) Sarphati
straat Hoogesluis Tulpplein -
Weesperzyde Blasiusstraat
Swammerdamstraat Mauritsstraai
Brug voor het Weesperplein -}
Sarphatistraat Roeterstraat
Kerklaan Doklaan (terug).
De samenstelling van den stoet ii
als volgt
Groep I. Commando huzaren. -
Patrouille bereden politie. Toorts
dragers. Tamboers. Stafmuziel
van het 7e rogt. infanterie. Toorts
dragers. Heraut vau Amsterdam
te paard. De Leider, ontwerpej
van den Stoet. Drie Herauten. -
Transparant„Hulde van de Amster
damsche burgerij aan Koningin Wil
helmina", geflaukeerd door Amster
damsche vlaggen. Praalwagen „D(
faam huldigt de schoone kunsten"
Groep II. Tamboers. Verlich
rytuig. Toortsdragers. Praalwaj
gen „Do Hoop." Toortsdragers.
Groep III. Tamboers, verlicht ry
tuig, toortsdragers, praalwagen „D?
Liefde", toortsdragers.
Groep IV. Muziek, toortsdragers
het Vendel Oranje Nassau, (vereen!
ging Oranje Nassau), transparant
„Wilhelmus van Nassauwe", geflan»
keerd door Nederlandsche en oranjj
vlaggen, toortsdragers.
Groep V. Tamboers, verlicht rij»
tuig,toortsdragers, muziekkorpsOranji
Garde, toortsdragers, praalwageii
„Ceres en Flora," toortsdragers.
Groep VI. Tamboers, verlicht rjj-
tnig, toortsdragers, muziekcorps „Pur-
merend", toortsdragers, Pr:
De Aarde", toortsdragers.
Groep VII. Tamboers verlicht ryM
tuig, toortsdragers, muziekcorpi
„Edam", 30 vaandrigs met vlaggen
van verschillende landen, 2 tamboer^
sectie van de jongens eerewacht „Kleit
maar Dapper", Heraut van Oranjj
te paard. „De Vredeboden", Tam»
boers, Compagnie met het vaande!
lieden anderhalven dag vryaf en da|
wei, naar in dit blad gemeld wero
met behoud van loon. Het gevoli
daarvan was, dat toen de werkliedei
den volgenden Zaterdag by moed:
de vrouw thuiskwamen en vertelde:
dat de anderhalve dag hun niet wa;
uitbetaald, menige huisvrouw zei„ji
maar, hoor eens vrindje, dat gaal
maar zoo nietBen je soms aau 'j
pretmaken geweest? 't Staat lochio
de krant, dat de auderhalve dag zout
den worden uitbetaald
De mannen naar 't bureau van
Dagblad„Dat is een mooie g<
schiedenis," zeiden ze tot ons, „u hel
daar bericht, dat de anderhalve d:
zouden worden uitbetaald en dat w
niet juist," De redactie schommeldj
uu het briefje op, waarin ze het bi
richt gekregen had en dat luidt al
volgt
„Hedenmiddag 12 uur werdea dl
„werklieden van de firma ven
„rast door de mededeeliug: Heden-
„middag en morgen wordt niet gewerkt
„doch de tyd wordt door ous betaald
„Een prachtig voorbeeld."
Tot zoover het bericht.
Nu gebleken is, dat de anderhalvi
dag niet door de firma is vergoed,
kuunen met het woord „ons" ook dl
werklieden bedoeld zyn. By deze op
vatting zyn de woorden„een prach
tig voorbeeld," bedoeld als irouie.
Ik deel dit mee, om de werkliedeij
die thuis met de zaak moeite hebbeo
gehad, tegenover hunne wederhelften
van alle mogelijke verdenking te zui
veren. Wat je zelf niet ontvangt*
niet waar, dat kun je ook aan moedei
de vrouw niet afdragen.
Intusschen heeft de schrijver van
het noodlottige briefje van de redactie
een hartig verzoek gekregen om, wan
neer hy weer eens wat te melden
mocht hebben, dat duidelijker te
doen.
FIDELIO.