De Weddingschap.
Het was een gedenkwaardig oogen-
blik. De twee schippers zaten in de
koffiekamer van „Het Oude Schip"
te Wapping, dronken koude grog en
rookten sigaren wier eenige verdienste
hierin bestond, dat ze gesmokkeld
waren. Langs den waterkant weet
men algemeen, dat dit hun geurigheid
belangrijk verhoogt.
„Trekken ze goed vroeg kapitein
Berrow, een dikke, kleine man met
weinig denkbeelden, die de gelukkige
eigenaar van een pakje van deze
sigaren was.
„Prachtig," antwoordde kapitein
Tucker, die juist met zyn zakmes een
ontdekkingsreis in het binnenste van
zyn sigaar gemaakt had. „Waarom
houd jij er zulke sigaren ook niet op
na waard?"
„Hij kan niet," grinnikte kapitein
Berrow, pedant. „Ze zijn niet te krij
gen, voor geen wereldsch geld."
De herbergier bromde en bracht
het gesprek op een ander onderwerp.
„Waarom houden jelui dien wedstrijd
na niet?" riep hij z\jn toonbank af
vegende. „Ik geloof, dat kapitein Tuc
ker er naar verlangt."
„Ik ben klaar zoodra hij het is,"
zei Tucker kortaf.
„'tls zoo goed als je je geld afne
men," zei Berrow langzaam„de
Distel kan niet halen bij de Goede
Yerwachting en dat weet je wel.
Menigmaal heeft mijn kleine schoener
een stoomboot bijgehouden." 1
„En als dan de sleeptros brak
vroeg de eigenaar van de Distel, met
een knipoogje tegen den herbergier.
Op deze aanmerking vatte kapitein
Berrow vunr en wierp, terwijl zijn
humeur snel tot koortshitte rees. ver
ontwaardigd de lage insinuatie van
zich af in bewoordingen, die de aan
dacht trokken van de andere bezoe
kers en de haastige tusschenkomst
van den herbergier tengevolge hadden.
„Bepaalt don inzetriep bij onge
duldig, „bepaalt den inzet en babbelt
er niet zoo over
„Hier is de mjne," zei Berrow.
hem een bankje van zestig gulden
overhandigende„aan jou de beurt,
kapitein Tucker."
„Komaan," zei de herbergier aan
moedigend, „laat hij den wind niet
uit je zeilen nemen."
Tucker gaf nu den waard dezelfde
som.
„Te twaalf uur dertien is het hoog
water," zei de waard, het geld in den
zak stekende. „Jullie kent de voor
waarden: te elf uur varen jelui af en
wie het eerst te Poole komt heeft
gewonnen. Begrepen
De twee wedders haalden eens diep
adem en bestelden, volkomen den ge-
wichtigen aard van de onderneming
waartoe zij besloten hadden begrij
pende, nog wat meer grog. Een lang
hangend verschil over de deugden
van hunne schoeners had hen er toe
geleid, den herbergier te verzoeken
als scheidsrechter op te treden en dit
was nu het resultaat. Berrow, ge
voelende dat het zaak was goede
vrinden te blijven met den houder
van den inzet, bood hem een van de
sigaren aan, maar de herbergier, die
op zijn beurt goede vrienden wou
blijven met zijn maag, bedankte.
„Jelui ligt allebei zeilklaar, niet
waar?" vroeg hij.
„We liggen ieder aaneen kant van
de Dolfijn," antwoordde Tucker.
„Er is weinig wind, maar hjj komt
uit den goeden hoek," zei kapitein
Berrow, „en ik hoop maar, dat het
beste schip zal winnen. Ik zon het
graag zelf wiunen, maar als dat niet
kan, gnn ik bet niemand liever dan
Tucker. Hij is zoo'u knappe schip
per als er ooit op de Theems hoeft
gevaren en hjj heeft een schoener,
waar Nelson trotsch op mag wezen."
„Ik geef een rondje grog," zeide
kapitein Tncker dadelijk. „Kapitein
Berrow, op je gezondheid en op onzen
eerlijken stryd."
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCCXXXVI.
De lezer zal na wel weten, dat
Wouter m\jn neef is. Weet bij het
nu nog niet, dan zal hij er denkelijk
vooreerst nog geen begrip van krijgen.
Maar daar bestaat niet veel gevaar
voor, aangezien ik al meer dan eens,
ja meer dan meer dan eens, in deze
Zaterdagavoudpraatjes zijn persoon
op den voorgrond neb gezet en ziju
meeningen heb meegedeeld. Somtijds
ben ik wol eens bang geweest, dat
de lezer hem wat scherp zou vinden
hjj kan zijn raeening zoo erg vierkant
zeggen en ik ben een man des vredes,
ik hou niet van ruzie. Wegens
lichaamsgebreken hebben zo mjj afge
keurd voor de nationale militie en toen
dat geval er eenmaal too lag, wilden
ze mij helaas als schutter ook niet
meer hebben. Wanneer derhalve alle
geweren, sabels en bajonetten door
de autoriteiten zorgvuldig voor je weg
worden gehouden, wat zul je dau
anders doenj dan den vrede gaan aan
hangen? Dies ben ik een man des
vredes.
Zooals ik zei kan Woutor wol eens
wat scherp wezen en ik heb hem
daarover al meermalen, op myn manier
nogal krachtig, onderhouden, maar
het helpt geen zier. „Hoor eens," zegt
hij dan, „ik waardeer je goeie bedoe
ling, maar in jou plaats zou ik daar
nu maar niot meer over praten. Do
zaak is deze: ik ben een geboren
Haarlemmer en hoe lang woon jij nu
hier
„Zeven en twintig jaar," antwoordde
ik „en me dunkt
Met deze prijzenswaardige gevoe
lens bezield dronk de eigenaar van
„de Distel" zijn glas uit, veegde zijn
mond af met den rag van zjjn hand,
knikte het gezelschap goeienavond en
giDg heen. Aanvankelijk liep hjj op
straat langzaam voort, als verzonken
io diepe gedachten, sloeg daarop vast
beraden een zijstraat in en verdween
toen in een onaanzienlijk steegje.
Een kwartier later kwam bij weer
voor den dag, liep snel naar de haven
en liet zich in een jol naar zijn schip
roeien.
„Vanavond zal hetgebearen, Joe,";
zei hjj, toen hjj in de hat kwam, „en
een paar achterwielen voor jou, als
de schuit wiut."
„Wat is deinzet?" vroeg de stuur
man, opziende van zjjn werk, dat be
stond uit tabak fijnsnjjden.
„Zestig golden," antwoordde de
schipper.
„We moeten het doen," zei de
stuarman langzaam, „het zal aan mij
niet liggen."
„Aan mij ook niet," zei de schip
per. „Om je de waarheid te zeggen,
ik ben zeker dat we zullen winnen.
Alles is eerljjk in wedstrijden, Joe."
„Hm," zei de stuarman.
„Ik ben even naar een zekeren
Dibbs gegaan," zeide Tacker. „Hjj
houdt een kosthuis voor zeelui. Een
by d9 handte kerel, die Dibbs. Naal
den zjjn niets, by hem vergeleken.
Er zijn hoopen naalden, maar er is
maar één Dibbs. Hjj zal de beman
ning van den ouden Berrow zoo dron
ken maken als tollen."
„Kent hjj ze dan vroeg de stuur
man.
„Hjj weet waar hjj ze moet vin
den." zei de ander. Ik zei hem, dat
ze in 't „Hoofd van den Hertog" of
in de „Stad Berwick" moesten wezen.
Maar hjj zal ze overal wel vinden,
al waren ze in een koffiepaleis."
't Zjjn anders flinke kerels," merkte
de stuurman op.
„M'n jongen," antwoordde Tucker,
„Dibbs verstaat de kunst om zee-
mansdrauken zóö te mengeD, dat ze
niet weten of ze op hun hoofd staan
of op hun beenen. Hij is de knapste
menger uit heel Londen en daar is
hjj trotsch op. Door zjjn schuld is
menigeen by een schip opgeklommen,
denkende dat het een trap was en
heeft de halve wereld rondgezeild in
plaats van thuis naar bed te gaan."
„Dan zal het een gemakkelijk zaakje
wezen," zei de stuurman. „Ik geloof
anders wel, dat we het zonder dat
ook klaargespeeld zonden hebben,
'tls niet watje eerljjke sport noemt,
niet waar
„'t Is altijd goed om zeker van je
zaak te wezen," antwoordde de schip
per kalm. „Hoe laat komen onze man
nen aan boord
„Tien uur dertig op zjjn laatst," zei
de stuurman. „Ouwe Sam is mee, dus
zullea ze wel op tjjd wezen."
„Ik ga een paar uur slapen," her
nam de schipper. „Ik wou het gezicht
van den ouden Berrow wel eens zien,
als zjjn mannetjes aan boord komen."
„Misschien koinen ze zoo ver niet
eens," opperde de stuurman.
„Jawel," zei Tucker, „daar zal Dibbs
voor zorgen. Ik wil geen gevaar loo-
pen, dat de wedstrijd op 't laatste
oogenblik wordt uitgesteld. Maak me
over een paar uur wakker."
Hjj sloot de deur achter zich dicht
en de stuurman nam, nadat lijj zjjn
pjjp gestopt had, eenige velletjes roze
papier uit een latafel en begon, met
inspanning van alle krachten, zjjn
privé correspondentie te behandelen.
Hjj schreef, al rookende, eenigen tjjd
door, deed toen zijn brief in een enve
loppe, lakte die zorgvuldig dicht en
plakte er een postzegel op. Toen be
gon hjj te knikkebollen en dommelde
weidra, met het hoofd op de armen
en de armen op tafel, rustig in.
Het scheen hem maar een minuut
geleden sinds hjj was ingeslapen, toen
hjj wakker werd door het binnentreden
van den schipper, die in de duisternis
de hut binnenstrompelde en luid en
driftig vloekte.
„Ja, ja," zei Joe opschrikkende.
„Zeven en twintig jaar!" zei hy
toen met minachting. „Na vraag ik
wat is zeven en twintig jaar?
en zacht in het heelal, meer niet.
Kijk, ik heb je het nooit willen zeg
gen, omdat je het wel niet plezierig
zult vinden, maar wy geboren Haar
lemmers, echte, oprechte Haarlem
mers, wjj paai-Haarlemmers om het
zoo eens te zeggen, wjj zjjn het er
allemaal over eens. dat iemand pas
goed Haarlemmer is, als hij hier op
Haarlems grondgeoied liet eerste
levenslicht heeft aanschouwd en den
eersten schreeuw heeft gegeven
dat om het klassiek te zeggen zjjn
wieg op Haarlem heeft gestaan. En
dat geluk heb jij niet gehad. Waar
ben je ook weer geboren? te Buik
sloot, geloof ik. Te Wormerveer zeg
je? Dat is zoowat hetzelfde. Zooals
ik zeg, jjj moogt langzamerhand een
beeije begrip van Haarlemscbe toe
standen kry'gen, een Haarlemmer word
je nooit, 't öpjjt me voor je, want ik
mag je anders wel ljjden en ik had
het je graag gegund, maar dat kan
nu eenmaal niet."
„Dus zullen," waagde ik schuchter
te vragen, „mjjn kinderen echte, deag-
deljjke Haarlemmers kannen worden?
Of zullen eerst hun kinderen dat ge
noegen smaken?"
Hjj maakte een genadig gebaar met
de hand. „We willen niet altestreng
wezen in het rjjp verklaren van nieuwe
elementen. Jou kinderen zjjn Haar
lemmers en ze zullen vooral dan voor
vol worden aangekeken, waDneer jjj,
met permissie, niet meer zjjn zult.
Dan zal er minder reden bestaan om
te zeggen: zjj zjjn goeie Haarlemmers,
maar hnn vader was geboren te
Wormerveer."
Dit laatste zei hji met zooveel min
achting, dat mijn bloed een beetje
„Waar is de lamp?" zei de schip
per. „Hoelaat is is het? Ik droomde
dat, ik mjj versliep. Hoe laat is
het?"
„Tjjd genoeg," zei de stuurmac
onzeker, terwjjl hjj een geeuw be
dwong.
„Half elf," zei ds schipper, nadat
hjj een lucifer had afgestreken, „je
hebt zeker geslapen," voegde hjj er
streng by.
„Heelemaal niet," antwoordde de
stuurman dapper, zjjn chef op het dek
volgende. „Ik heb zitten denken
dat doe ik altyd het best in donker."
,,'t Wordt na tjjd dat de jongens
aau boord komen," hernam de schip
per, het verlaten dek overziende. „Ik
hoop, dat ze niet laat bomen."
„Sam is er bjj," zei de stuurman
vol vertrouwen, terwjjl hij naar de
wal tuurde.
De schipper ging het dek eens rond,
om zich te overtuigen, dat alles goed
in orde was en kwam bjj den stuur
man terug, juist toen van de wal een
wonderlijk gebrul werd gehoord.
„Maken Borrows' mannen dat la
waai?" vroeg de schipper schal kscii.
„Onze jongens zjjn er ook, geloof ik.
Ik hoor de stem van Sam."
„Ik ook," zei de stuurman, met
zekeren nadruk.
„Hjj praat nogalluid," triog de eige
naar van „de Distel" voort, zjjn wenk
brauwen fronsende.
Na een oogenblik wac'ütens zagen
zjj in de duisternis, boe een zwaar
geladen boot vau wal stak en in hun
richting voer. „'tls of Sam probeert
te zingen," meende de stuurman.
„Neen. toch niet, hjj gilt
Er was niet aan te twijfelen. De
eerbiedwaardige en zeer vertrouwde,
Sam uitte een reeks van woeste kre
ten, die een Zoeloe geen oneer zou
den hebben aangedaan.
„Ahoy, Distel, ahoybrulde de
jolleman, toen hy den schoener na
derde. „Gooi ons een touw toe,
gauw
De stuurman deed het en de boot
legde aan. Zy zagen toen, dat een
andere jolleman, die zeer betreurens
waardige uitdrukkingen gebruikte,
Sam met kracht en geweld in de boot
neerhield.
„Wat heeft hij gedaan Is er
qnaestie?" vroeg de stuurman.
„Gedaan?' herhaalde de jolleman.
„Gedaan Hjj heeft een glaasje
citroenwaler gedronken en dat is hem
naar zynjkinderachtigen kop gestegen.
Hy maakt al dat lawaai, omdat hy
de herberg in brand wou steken. Een
man aau wal vertelde ons, dat het de
bemanning van de Goede Verwach
ting was, maar ik wist, dat ze van
uw schip waren."
„Sam," brulde de schipper, dien by
de laatste woorden de schrik om het
hart sloeg, „kom dadelijk aan boord,
jij dronken schandaalHoor je I"
„Ik kan hem niet verlatenriep
Sam jammerend.
„Wi6 verlaten?" gromde de schipper.
„Hem", zei Sam, zyn arm om den
hals van den jolleman slaande. „Hy
en ik zyn broeders."
„Ruk uit, ouwe gek," snauwde de
jolleman, zich met moeite losmakende
en daarop Sam naar de ladder duwen
de, zei hy „klim op, hop
Geholpen door den jolleman en
door zyn chef, die hem omhoog heschen,
kwam Sam eindelyk op dek en kon
de jolleman zyn geheele aandacht
wijden aan de rest van zijn vrachtje,
dat beneden in de boot vergenoegd
lag te ronken.
„Komaan," riep hy, „wordt eens
wakker. Hoor jelui niet? Wakker!
Geef hun een schop, Willem."
„Ik kan niet harder schoppen,"
bromde de tweede jolleman.
„Wat scheelt ze toch schreeuwde
Tucker. „Gooi een puts water over
hen heen, Joe."
De stuurman gehoorzaamde met ge
noegen en daar by zich nooit veel
over kleinigheden bekommerde, smeet
hy het meeste over de jollemaonen.
Door de rnzie die daarop volgde,
snorkten de mannen kalmpjes heen
en werden eindelyk als zakken met
warm werd. Je kunt honderdmaal een
man des vredes wezen, zonder daarom
wat je bloedsamenstelling betreft, een
visch te zijn. „Hoor eens," zei ik,
„dat gaat te ver. Ik mag dan een
geïmporteerde Haarlemmer wezen,
maar ik ben de eenige niet. In alle
mogelijke colleges en besturen zitten
meer import- "dan geboren Haar
lemmers.
„De zaken gaan er dan ook naar,"
zei hij met een verpletterenden na
druk. „Hoeveel Haarlemmers zitten er
bijvoorbeeld in den Raad Ik zal ze
je opnoemen: mynheer van Thiel,
mynheer Sabslis, mynheer de Breuk,
mynheer Bjjvoet, myuheoreu Kruse-
man, met en zonder Nieuwenhuyzen,
mynheer Loomeyer, mynheer Beynes,
samen acht. Van de een en dertig
acht geboren Haarlemmers, de andere
drie en twintig zyn vroeger of later
geïmporteerd."
Ik stond over die beschouwing ver
steld en opperde de mogelijkheid, dat
wanneer de toestand andersom was,
de zaken daarom misschien niet beter
zouden gaan.
„Praat nu niet," zei Wouter, „boe
kun je zooiets nu zeggen Je ziet
het immers al aan 't Dagelyksch Be
stuur. Wie is de eenige, die voor de
gemeentekas wat geld verdient? Myn
heer de Breuk met zya waterleiding
en, over een jaar of wat, met de gas
fabriek. De anderen brengen geen cent
in. Daar heb je mijnheer de Haan
Hugenholtz. Hoeveel paren hy ook
trouwt, derde klas, tweede klas of
eerste klas, met of zonder tapyt op
de stoep, Haarlem wordt er niet
rijker van. Integendeel, we bouwen
maar steeds meer scholen en daar
mee kom ik als vanzelf tot den
wethouder van onderwys, mijnheer
Waller. Verdient die geld voor de
aardappelen uit de boot aan boord
van den schoener geladen, terwijl de
jollemannen verontwaardigd weer
naar de wal terug roeiden.
„Een mooie bemanning om een
wedstryd mee te winnenklaagde
de schipper, bijna schreiend van
woede. „Smijt een puts water over
ze been, Joe
Joe gehoorzaamde gewillig, zoodat
eindelyk tot groote vreugde van
don schipper er een bewoog en,
terwijl hy op het dek ging zitten, op
slaperige manier zyn overtuiging uit
sprak, dat het stortregende. Een
oogenblik hadden ze boop op hem,
maar toen Joe een tweeden puts ging
vullen, kwam de man blijkbaar tot
de conclusie dat hy gedroomd had,
gin£ weer liggen en hervatte zyn
dutje. Op hetzelfde oogenblik begon
aan den oever een klok te slaan.
„Elf uurschreeuwde de schip
per.
Het was maar al te waar. Voordat
do eerste klok zijn elf slagen had
doen weerkliuken, begonnen al de
klokken uit den omtrek eveneens. Op
de „Goede Verwachting" werdeu
Ureten geuit en haastig liepen daar
mannen over het dek.
„Los de zeilen!" gilde Tucker
woedend. „Los de zeilenWe znllen
het dan samen doen
Naar voren snellende haalde hy, ge
holpen door den stuurman, de fok op
en heesch "daarna het groote zeil.
Toen zy langzaam tegen den stroom
opdreven, zagen zy, reeds ver voor
ben nit, de Goede Verwachting, be
last met alle zeilen die het schip kon
dragen. Het was duidelyk dat er van
inhalen geen sprake meer kon wezen.
„Het kwam zoo," zeide Sam den
volgenden morgen te zes uur toen hy
met een slaperig gezicht, omringd
door zijn makkers, voor den grimmi-
gen schipper stond. „Hy kwam in de
„Stad Berwick", waar wy waren en
praatte zoo aardig als je maar kunt
denken. Hy zei, dat hij eens naai
de Goede Verwachting was gaan kij
ken en dat zo precies leek op het
schip van zyn overleden broer, met
wien hy samen een tweeling was ge
weest. Hy won daarom eens drinken
met de bemanning van de Goede
Verwachting.
Natuurlijk zeiden wy direct, dat
wy de bemanning van de Goede Ver
wachting waren en alles wat ik my
verder herinner is, dat een paar ke
rels ine hard hebben aangepakt en
dat iemand putsen water over me
heengooido.
't Is wel hard, om een wedstryd te
moeten verliezen, maar wij wisten er
niets van en 't was onze schuld niet.
De stuurman kan gemakkelijk lachen,
maar ik heb een hoofdpijn voor zes.
En zoo is 't gegaan, 6n je kunt het
in de herberg navragen."
Atjeh.
De correspondent te Batavia der
N. R. Ct. seint onder dagteekening
van Vrydag:
Officieel. Teungkoe Tapa richtte
bentengs op te Menarang aan de Sim
pang Kanan-Rivier. Luitenant-kolonel
Riesz is er met honderd bajonetten
heen gegaan en heeft de bentengs
vernield. Tapa vluchtte in de wilder
nis. Riesz vervolgt hem.
Teungkoe Tapa is de bekende geest
dry ver, die door kolonel Van Hentsz
in Edi verslagen en van de Oostkust
van Atjeh verdreven werd. Hij week
uit naar het Zuiden naar het gouver
nement van Sumatra's oostkust, waar
hy in het binnenland positie nam aan
de linker zijrivier van de rivier van
Tamiang, ongeveer een twintig kilo
meter ten westen van Seroeway.
gemeente? Je weet, zoo goed als ik,
dat het onderwys jaarlijks tiendui
zenden kost. Ten slotte heb je daar
nog mijnbeer de Kan ter, die wel met
extra bijzondere zorg zit te rekenen, of
er ergens een half centje te veel is
opgeteld, maar die toch ook geen kans
ziet het walletje by het schuurtje te
houden. Neen, wat ik je zeg, is
waarde eenige, die voor de gemeente
nog een beetje geld verdient, is myn
heer de Breuk, een geboren Haar
lemmer."
„Zou jij dan misschien willen zoo
vroeg ik, „dat Haarlem nog aau alle
kanten omringd was door wallen en
dat er uiemaud in kon komen, dan
wie er thuis hoorde?"
„Je moogt er om lachen, zeide hij,
„maar ik geloof wel, dat het voor
ons beter zou wezen. Me dunkt, als
ik zoo eens hoor van de manier waar
op de menschen vroeger leefden, dan
denk ik, dat we het tegenwoordig zoo
gemakkelijk niet meer hebben en in
ieder geval zoo rustig niet meer. Je
zit tegenwoordig maar voortdurend in
ernstig gepeins, hoe je ieder het zyne
zult geven en dan nog wat overhou
den voor dien modernen struikroover,
den fiscus. En als ik dan lees, dat
ze weer een nieuwe belasting willen
invoeren, een straatbelasting nota
bene, dan wordt mjjn bloed tot kar
nemelk, en zou ik wel mjjn voorva
deren willen oproepen, gewapend 6D
geharnast (misschien zyn Kenau en
Pieter Kies eu Ruykhaver en Rip-
perda er wel onder) om hun te laten
zien, hoe ze ons, hnn armen nazaten,
aan de beurs trekken. Ik zou met
één zwaardslag
„Schei uit," zei ik, „al heeft rayn
wieg dan ook niet op Haarlems grond
gebied gestaan (in t voorbijgaan ge
zegd worden er tegenwoordig geen
De indische vorsten.
De Prinsen van Koetei hebben de
residentie verlaten, maar znllen, al
vorens naar Indië terug te keeren,
nog eenige maanden te Amsterdam
doorbrengen.
De Sultan van Siak begaf zich
Vrijdag voor een paar dagen naar
Njjmegen, vertrekt daarna naar Ber
lijn om. Da eenigen tjjd te Constanti-
nopel te hebben vertoefd, via Suez
naar Siak terug te keeren.
Eon nieuwe triumf voor de
photographie.
Ongeveer 50 jaar geleden be
groef een aan vervolgingswaanzin lij
dende man een efi'ect Ned. Werk.
Schuld ter waarde van f 1000 in den
grond, en stierf daarna in 't Armhuis
te Dwingeloo (DreDte). Een brietje,
gericht aan den officier van justitie
te Arnhem, doch mede begraven, be
helsde de erkentenis, dat hy het stuk
in den grond had gestopt. Door den
Rijkswaterstaat is het stuk met de
restes van het briefje opgegraven en
aau den Minister toegezonden.
Den lOen Maart j.l. ontving de
firma Guy de Coral Co. te Am
sterdam vau den Procurenr-Generaal
van het gerechtshof aldaar het ver
zoek om aan zjjn parket te komen.
Deze heer had de opdracht van den
Minister van Justitie om de firma G.
d. C. eene zaak te doen onderzoeken
laugs photographischen weg, die ook
haar byna onmogelijk op te lossen
scheen.
De Procureur-Generaal toch ver
toonde haar een certificaat Ned. Werk.
Schuld van f 1000, het bewuste cer
tificaat dat 50 jaren begraven had
gelegen en er allertreurigst uitzag.
Het nummer ontbrak totaal, de
handteekeningen, alles wat niet ge
drukt was, was verloren gegaan.
Bjj dit stuk was gevoegd het be
wuste briefje, doch dit was totaal
onleesbaar, alleen hier en daar sche
merden geelachtig enkele letters door.
Dit alles, wat verdwenen en langs
chemisehen weg niet meer terug te
krjjgen was, moest de firma Guy de
Coral door de photographie weder te
voorschijn doen komen.
Het stuk was natuurlijk van on
waarde, zoolang nummer en hand-
teekening ontbrakende brief zou
vermoedelijk herkomst en eigenaar
kunnen aanwijzeD.
Reeds den I2en Maart d.a.v. mocht
het der firma gelukken, met eene
volledige opgaaf van nummer, hand-
teekening en eene bijna volledige
ontcijfering van het briefje, voorden
procureur-generaal te verschijnen.
Steeds weder opnieuw photogra-
pheerde zjj het toen verkregen resul
taat en de verbleekte inkt, geel weg
gezakt en totaal onleesbaar, kwam
hoe langer boe meer terug, zoodat
het moeieljjke vraagstuk, dank zjj de
photographie, schitterend is opgelost.
tykbl. v. Phot.)
Een receptie bij Cambrinus.
Aan Leidens Burgerij
Wij CAMBRINUS, Heer der Kani-
nefaten en mederegeerder der geheele
wereld, doen kond en te weten,
dat wij volgaarne gevolg gaven aan
de uitnoodiging vau heb Leidsche Feest
comité om de feesten ter eere van de
Inhuldiging van Hare Majesteit Koning
in Wilhelmina der Nederlanden met
onze tegenwooi-digheid op te luisteren.
Wij hebben gedurende de feestdagen
onze residentie gekozen in ons aloud
slct, genaamd d'Posthoom, gelegen aan
de Oude vest, alwaar wij Zaterdagavond
24 dezer, cour zullen houden, waartoe
een ieder op vertoon van deze proclama
tie zal toegang hebben, behoudens de
bepalingen, vervat in onderstaand Re
glement van Orde.
Gegeven ind' Posthoorn, den 2 3 en
September 189S.
CAMBRINUS.
Bovenstaande proclamatie werd in den
morgen van den tweeden feestdag te Lei-
wiegen meer gebruikt), ik ben dan
toch een man des vredes en duld geen
onvertogen woorden. En daarom wil
ik, om je gedachten af te leiden van
den belastinggaarder, die altyd een
huilerig onderwerp van gesprek is,
je aandacht eeDS vestigen ep het
gemeentebestuur van Bloemendaal".
„Me dunkt, dat daar toch wel vrede
wezen moet," zei Wonter. „Bijna geen
plaatselijke belasting, laag schoolgeld
en in de verste verte geen straatbe
lasting in uitzicht!"
„Dat zou je zoo denken, maar het
is daarom toch niet waar. Er is ver
schil van gevoelen op het Raadhuis.
De burgemeester is wat driftig hy
erkent het zelf en dat vind ik nobel
maar als dat zoo nu en dan tot
nitbarsting komt, dan moeten de leden
van den Raad het maar slikken. Zoo
zei hij deze week nog in de Raads
vergadering, dat de Raad nog maar
altyd verzuimde een tweeden wet
houder te benoemen, zoodat hij sinds
jaar en dag met één wethouder het
moet trachten te doen. Nu dat is een
onbillijk verwyt, want de Raad heeft
vroeger vaak gestemd over een twee
den wethouder, maar als hy er dan
een benoemd had, dan wou die het
niet wezen."
„Niet wezen vroeg Wouter, zeer
verbaasd. „Waarom niet In onzen
gemeenteraad keu ik er wel drie die
't wat graag zouden wezen, wanneer
er maar een vacature was. Waarom
is er dan in Bloemendaal niemand te
vinden
„Vraag dat aan wie er meer van
weten. Ik denk, dat het ambt daar
minder aangenaam is dan hier. En
dat ligt wel een beetje voor de hand.
Je m#et weten, dat Burgemeester en
Wethouders op verzoek van vier
Raadsleden een vergadering hadden
den, lusscken tien en twaalf uren, (J
vóór den aanvang van den optocht,
grooten getale verspreid door den
raut met zijn twee pages van Cambrint
belioorende tot den wagen van deji ho
M. H. van Waveren.
De ongeveer 1300 verspreide proc!
ma ties waren in vier kleuren gednür.
oranje, rood. "wit, blauw. Het daar*
gehechte reglement van orde gaf d
houder recht van toegang tot .d'Pc,
hoorn" van 78, of van 89, of v,
910 of van 1011 uren. (dit hing
van de kleur der proclamatie, want i
elke kleur stond een andere tijd v<
meld.) waarna hem aan het buffet te§
afgifte van het. reglement een glas (i
ter) gerstenat zou worden verstrekt, "d
hij verplicht was te ledigen na vex*
met luider stemme te hebben uitgen
pen „Lang leve Koningin Wilheli
Het was een aardig idee van den li,
Van Waveren en dat het in goede aar
viel, bewees het talrijk bezoek, dat l
terdagavond op genoemde uren aan 2
inrichting werd gebracht.
Gezellig was het er in hooge matt
De ruime binnenplaats was versie
met groen en afbeeldingen der Koning
alsmede helder verlicht met ballons
lampions. De groote ton uit den opioc
ontbrak evenmin. Daarin zaten nu eeni
muzikanten, die er lustig op los blies
om het afwisselend gezelschap te vein
ken, en er bovenop troonde weer Cai
brinus, in al zijn waardigheid, als 1
uitvinder van het edele gerstenat,
werd dit hier nu aangeboden in d<
vorm van een lekker glas Pilscner.
Er heersckte een opgewekte stennma
welke vooral steeg, toen ook de led
van de sub-commissie van den optod
er even een kijkje kwamen nemen na
het dansen en zingen op de maat d
muziek.
Was de heer Van Waveren kon
voren reeds meermalen in victorie ron
gedragen, thans werd hom eveneens,
andere wijze hulde gebracht door d.
heer A. E. van Kempen als lid van i
optocht-commissie, die in warme bewa
dingen herinnerde aan iiet aandeel, d
ook de heer Van Waveren had in li
welslagen van den optocht, door
grootsche voorstelling van den tak zi
ner industrie.
Een vreemde ontmoeting.
De heer Wouwenaar van Berkei
heuvel had dezer dagen te Dievi
een vreemde ontmoeting. Uitgaand
om konyuen te schieten, hoort 1
plotseling zyn hond janken en zii
hem weldra angstig iu de laan vei
scbynen, waarin hy staat. Met hi
geweer gereed wacht hy de dinge
af die komen zullen en daar ve:
scby'nt eensklaps een wild zwyu. O
eenige passen afstands blyft het bee
staan. Niet anders hebbende dan et
lichte hagelpatroon, legt de heer ïi
op een oog aan on trekt af. Het heei
begon vreeselijk te brallen en tro
er van door. Blykbaar was het 0#
beschadigd, want, zooals aan do sp:
ren te zien was, in groote kringe:
had het monster zich verwyderd.
In de buurtschap Lonueker is ee
6 jarig knaapje by het graven va
zand, door het instorten van een gf
deelto grond, waarop hy stond, iu es
kuil geraakt en geheel onder het zao
bedolven.
Zyn broertje ging den vader roe
pen. Toen deze met eenige andere
niet zonder moeite den knaap te voor
scbyn haalde, was hy reeds overlede:
Van welingelichte zyde wordt ve'
zekerd, dat van een reeds nu doe
H. M. te kennen gegeven voorneme
om in het volgend jaar alle provincie
van het land opnieuw te bezoekei
niets bekend is en derhalve het bi
richt daaromtrent op geeuerlei groo
berustte.
De Heer Bourgeois, Minister va
Onderwys, de Heer Marnejouls, Mi
nister van Haodel der Franscb
Repnbliek en de Heer Ronjon, Dim
uitgeschreven van den Raad. 0;
dien dag kon de eerste van de vie
aanvragers evenwel niet komen, omda
hy moest deelnemen aan de sportbe
tooging op Clingendaal. Wat doetn1
de Burgemeester Hy verwyt hen
dat hy zyn taak als Raadslid Die
ernstig opvat, daar hy op dien da;
inplaats van op de Raadsvergaderin;
te komen, in een défilé op een „sport
terrein" heeft geloopen meteen „pas
schaatsen in zyn hand." Ik vind di
aanmerking nogal kras. Waar ee;
burgemeester, die door de Kuuiujj;
wordt benoemd, aanmerking maai
op een Raadslid, die deelneemt aai
eeu sportbetooging voor de Koningii
daar is hy zou ik denken, vry wel va
de kook."
„Je hebt geiyk," zei Wouter. „Ji
m'n beste man, we zullen vandaag
morgen dat heele O verveen en Blof
mendaal maar eeDS moeten annexeerer
Er gaan me tegenwoordig veel te vei
Haarlemmers in Bloemendaal wona
en ontkomen zóó aan onze hooge bt
lastingen
„Een oogenblik," zei ik. „Zyn ds
geboren of ingevoerde Haarlemmers?
„Allebei soorten," zei Wouter, „mas
dat doet er ook niet toe, want di
moet ik van de import-Haarlemmer
zeggen: hun geld is evengoed als ds
van de geboren Haarlemmers en vo<ï
de belasting zyn ze wel te gebruiken
Maar voor ik het vergeet, je spral
daar van den burgemeester van Bloe
mendaal is die geboren Bloemen
daler of niet?"
„Neen," zei ik verwonderd.
„Daar heb je bet al," zei Wouter
FIDELIO.