De Weddingschap. Het was een gedenkwaardig oogen- blik. De twee schippers zaten in de koffiekamer van „Het Oude Schip" te Wapping, dronken koude grog en rookten sigaren wier eenige verdienste hierin bestond, dat ze gesmokkeld waren. Langs den waterkant weet men algemeen, dat dit hun geurigheid belangrijk verhoogt. „Trekken ze goed vroeg kapitein Berrow, een dikke, kleine man met weinig denkbeelden, die de gelukkige eigenaar van een pakje van deze sigaren was. „Prachtig," antwoordde kapitein Tucker, die juist met zyn zakmes een ontdekkingsreis in het binnenste van zyn sigaar gemaakt had. „Waarom houd jij er zulke sigaren ook niet op na waard?" „Hij kan niet," grinnikte kapitein Berrow, pedant. „Ze zijn niet te krij gen, voor geen wereldsch geld." De herbergier bromde en bracht het gesprek op een ander onderwerp. „Waarom houden jelui dien wedstrijd na niet?" riep hij z\jn toonbank af vegende. „Ik geloof, dat kapitein Tuc ker er naar verlangt." „Ik ben klaar zoodra hij het is," zei Tucker kortaf. „'tls zoo goed als je je geld afne men," zei Berrow langzaam„de Distel kan niet halen bij de Goede Yerwachting en dat weet je wel. Menigmaal heeft mijn kleine schoener een stoomboot bijgehouden." 1 „En als dan de sleeptros brak vroeg de eigenaar van de Distel, met een knipoogje tegen den herbergier. Op deze aanmerking vatte kapitein Berrow vunr en wierp, terwijl zijn humeur snel tot koortshitte rees. ver ontwaardigd de lage insinuatie van zich af in bewoordingen, die de aan dacht trokken van de andere bezoe kers en de haastige tusschenkomst van den herbergier tengevolge hadden. „Bepaalt don inzetriep bij onge duldig, „bepaalt den inzet en babbelt er niet zoo over „Hier is de mjne," zei Berrow. hem een bankje van zestig gulden overhandigende„aan jou de beurt, kapitein Tucker." „Komaan," zei de herbergier aan moedigend, „laat hij den wind niet uit je zeilen nemen." Tucker gaf nu den waard dezelfde som. „Te twaalf uur dertien is het hoog water," zei de waard, het geld in den zak stekende. „Jullie kent de voor waarden: te elf uur varen jelui af en wie het eerst te Poole komt heeft gewonnen. Begrepen De twee wedders haalden eens diep adem en bestelden, volkomen den ge- wichtigen aard van de onderneming waartoe zij besloten hadden begrij pende, nog wat meer grog. Een lang hangend verschil over de deugden van hunne schoeners had hen er toe geleid, den herbergier te verzoeken als scheidsrechter op te treden en dit was nu het resultaat. Berrow, ge voelende dat het zaak was goede vrinden te blijven met den houder van den inzet, bood hem een van de sigaren aan, maar de herbergier, die op zijn beurt goede vrienden wou blijven met zijn maag, bedankte. „Jelui ligt allebei zeilklaar, niet waar?" vroeg hij. „We liggen ieder aaneen kant van de Dolfijn," antwoordde Tucker. „Er is weinig wind, maar hjj komt uit den goeden hoek," zei kapitein Berrow, „en ik hoop maar, dat het beste schip zal winnen. Ik zon het graag zelf wiunen, maar als dat niet kan, gnn ik bet niemand liever dan Tucker. Hij is zoo'u knappe schip per als er ooit op de Theems hoeft gevaren en hjj heeft een schoener, waar Nelson trotsch op mag wezen." „Ik geef een rondje grog," zeide kapitein Tncker dadelijk. „Kapitein Berrow, op je gezondheid en op onzen eerlijken stryd." Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCCXXXVI. De lezer zal na wel weten, dat Wouter m\jn neef is. Weet bij het nu nog niet, dan zal hij er denkelijk vooreerst nog geen begrip van krijgen. Maar daar bestaat niet veel gevaar voor, aangezien ik al meer dan eens, ja meer dan meer dan eens, in deze Zaterdagavoudpraatjes zijn persoon op den voorgrond neb gezet en ziju meeningen heb meegedeeld. Somtijds ben ik wol eens bang geweest, dat de lezer hem wat scherp zou vinden hjj kan zijn raeening zoo erg vierkant zeggen en ik ben een man des vredes, ik hou niet van ruzie. Wegens lichaamsgebreken hebben zo mjj afge keurd voor de nationale militie en toen dat geval er eenmaal too lag, wilden ze mij helaas als schutter ook niet meer hebben. Wanneer derhalve alle geweren, sabels en bajonetten door de autoriteiten zorgvuldig voor je weg worden gehouden, wat zul je dau anders doenj dan den vrede gaan aan hangen? Dies ben ik een man des vredes. Zooals ik zei kan Woutor wol eens wat scherp wezen en ik heb hem daarover al meermalen, op myn manier nogal krachtig, onderhouden, maar het helpt geen zier. „Hoor eens," zegt hij dan, „ik waardeer je goeie bedoe ling, maar in jou plaats zou ik daar nu maar niot meer over praten. Do zaak is deze: ik ben een geboren Haarlemmer en hoe lang woon jij nu hier „Zeven en twintig jaar," antwoordde ik „en me dunkt Met deze prijzenswaardige gevoe lens bezield dronk de eigenaar van „de Distel" zijn glas uit, veegde zijn mond af met den rag van zjjn hand, knikte het gezelschap goeienavond en giDg heen. Aanvankelijk liep hjj op straat langzaam voort, als verzonken io diepe gedachten, sloeg daarop vast beraden een zijstraat in en verdween toen in een onaanzienlijk steegje. Een kwartier later kwam bij weer voor den dag, liep snel naar de haven en liet zich in een jol naar zijn schip roeien. „Vanavond zal hetgebearen, Joe,"; zei hjj, toen hjj in de hat kwam, „en een paar achterwielen voor jou, als de schuit wiut." „Wat is deinzet?" vroeg de stuur man, opziende van zjjn werk, dat be stond uit tabak fijnsnjjden. „Zestig golden," antwoordde de schipper. „We moeten het doen," zei de stuarman langzaam, „het zal aan mij niet liggen." „Aan mij ook niet," zei de schip per. „Om je de waarheid te zeggen, ik ben zeker dat we zullen winnen. Alles is eerljjk in wedstrijden, Joe." „Hm," zei de stuarman. „Ik ben even naar een zekeren Dibbs gegaan," zeide Tacker. „Hjj houdt een kosthuis voor zeelui. Een by d9 handte kerel, die Dibbs. Naal den zjjn niets, by hem vergeleken. Er zijn hoopen naalden, maar er is maar één Dibbs. Hjj zal de beman ning van den ouden Berrow zoo dron ken maken als tollen." „Kent hjj ze dan vroeg de stuur man. „Hjj weet waar hjj ze moet vin den." zei de ander. Ik zei hem, dat ze in 't „Hoofd van den Hertog" of in de „Stad Berwick" moesten wezen. Maar hjj zal ze overal wel vinden, al waren ze in een koffiepaleis." 't Zjjn anders flinke kerels," merkte de stuurman op. „M'n jongen," antwoordde Tucker, „Dibbs verstaat de kunst om zee- mansdrauken zóö te mengeD, dat ze niet weten of ze op hun hoofd staan of op hun beenen. Hij is de knapste menger uit heel Londen en daar is hjj trotsch op. Door zjjn schuld is menigeen by een schip opgeklommen, denkende dat het een trap was en heeft de halve wereld rondgezeild in plaats van thuis naar bed te gaan." „Dan zal het een gemakkelijk zaakje wezen," zei de stuurman. „Ik geloof anders wel, dat we het zonder dat ook klaargespeeld zonden hebben, 'tls niet watje eerljjke sport noemt, niet waar „'t Is altijd goed om zeker van je zaak te wezen," antwoordde de schip per kalm. „Hoe laat komen onze man nen aan boord „Tien uur dertig op zjjn laatst," zei de stuurman. „Ouwe Sam is mee, dus zullea ze wel op tjjd wezen." „Ik ga een paar uur slapen," her nam de schipper. „Ik wou het gezicht van den ouden Berrow wel eens zien, als zjjn mannetjes aan boord komen." „Misschien koinen ze zoo ver niet eens," opperde de stuurman. „Jawel," zei Tucker, „daar zal Dibbs voor zorgen. Ik wil geen gevaar loo- pen, dat de wedstrijd op 't laatste oogenblik wordt uitgesteld. Maak me over een paar uur wakker." Hjj sloot de deur achter zich dicht en de stuurman nam, nadat lijj zjjn pjjp gestopt had, eenige velletjes roze papier uit een latafel en begon, met inspanning van alle krachten, zjjn privé correspondentie te behandelen. Hjj schreef, al rookende, eenigen tjjd door, deed toen zijn brief in een enve loppe, lakte die zorgvuldig dicht en plakte er een postzegel op. Toen be gon hjj te knikkebollen en dommelde weidra, met het hoofd op de armen en de armen op tafel, rustig in. Het scheen hem maar een minuut geleden sinds hjj was ingeslapen, toen hjj wakker werd door het binnentreden van den schipper, die in de duisternis de hut binnenstrompelde en luid en driftig vloekte. „Ja, ja," zei Joe opschrikkende. „Zeven en twintig jaar!" zei hy toen met minachting. „Na vraag ik wat is zeven en twintig jaar? en zacht in het heelal, meer niet. Kijk, ik heb je het nooit willen zeg gen, omdat je het wel niet plezierig zult vinden, maar wy geboren Haar lemmers, echte, oprechte Haarlem mers, wjj paai-Haarlemmers om het zoo eens te zeggen, wjj zjjn het er allemaal over eens. dat iemand pas goed Haarlemmer is, als hij hier op Haarlems grondgeoied liet eerste levenslicht heeft aanschouwd en den eersten schreeuw heeft gegeven dat om het klassiek te zeggen zjjn wieg op Haarlem heeft gestaan. En dat geluk heb jij niet gehad. Waar ben je ook weer geboren? te Buik sloot, geloof ik. Te Wormerveer zeg je? Dat is zoowat hetzelfde. Zooals ik zeg, jjj moogt langzamerhand een beeije begrip van Haarlemscbe toe standen kry'gen, een Haarlemmer word je nooit, 't öpjjt me voor je, want ik mag je anders wel ljjden en ik had het je graag gegund, maar dat kan nu eenmaal niet." „Dus zullen," waagde ik schuchter te vragen, „mjjn kinderen echte, deag- deljjke Haarlemmers kannen worden? Of zullen eerst hun kinderen dat ge noegen smaken?" Hjj maakte een genadig gebaar met de hand. „We willen niet altestreng wezen in het rjjp verklaren van nieuwe elementen. Jou kinderen zjjn Haar lemmers en ze zullen vooral dan voor vol worden aangekeken, waDneer jjj, met permissie, niet meer zjjn zult. Dan zal er minder reden bestaan om te zeggen: zjj zjjn goeie Haarlemmers, maar hnn vader was geboren te Wormerveer." Dit laatste zei hji met zooveel min achting, dat mijn bloed een beetje „Waar is de lamp?" zei de schip per. „Hoelaat is is het? Ik droomde dat, ik mjj versliep. Hoe laat is het?" „Tjjd genoeg," zei de stuurmac onzeker, terwjjl hjj een geeuw be dwong. „Half elf," zei ds schipper, nadat hjj een lucifer had afgestreken, „je hebt zeker geslapen," voegde hjj er streng by. „Heelemaal niet," antwoordde de stuurman dapper, zjjn chef op het dek volgende. „Ik heb zitten denken dat doe ik altyd het best in donker." ,,'t Wordt na tjjd dat de jongens aau boord komen," hernam de schip per, het verlaten dek overziende. „Ik hoop, dat ze niet laat bomen." „Sam is er bjj," zei de stuurman vol vertrouwen, terwjjl hij naar de wal tuurde. De schipper ging het dek eens rond, om zich te overtuigen, dat alles goed in orde was en kwam bjj den stuur man terug, juist toen van de wal een wonderlijk gebrul werd gehoord. „Maken Borrows' mannen dat la waai?" vroeg de schipper schal kscii. „Onze jongens zjjn er ook, geloof ik. Ik hoor de stem van Sam." „Ik ook," zei de stuurman, met zekeren nadruk. „Hjj praat nogalluid," triog de eige naar van „de Distel" voort, zjjn wenk brauwen fronsende. Na een oogenblik wac'ütens zagen zjj in de duisternis, boe een zwaar geladen boot vau wal stak en in hun richting voer. „'tls of Sam probeert te zingen," meende de stuurman. „Neen. toch niet, hjj gilt Er was niet aan te twijfelen. De eerbiedwaardige en zeer vertrouwde, Sam uitte een reeks van woeste kre ten, die een Zoeloe geen oneer zou den hebben aangedaan. „Ahoy, Distel, ahoybrulde de jolleman, toen hy den schoener na derde. „Gooi ons een touw toe, gauw De stuurman deed het en de boot legde aan. Zy zagen toen, dat een andere jolleman, die zeer betreurens waardige uitdrukkingen gebruikte, Sam met kracht en geweld in de boot neerhield. „Wat heeft hij gedaan Is er qnaestie?" vroeg de stuurman. „Gedaan?' herhaalde de jolleman. „Gedaan Hjj heeft een glaasje citroenwaler gedronken en dat is hem naar zynjkinderachtigen kop gestegen. Hy maakt al dat lawaai, omdat hy de herberg in brand wou steken. Een man aau wal vertelde ons, dat het de bemanning van de Goede Verwach ting was, maar ik wist, dat ze van uw schip waren." „Sam," brulde de schipper, dien by de laatste woorden de schrik om het hart sloeg, „kom dadelijk aan boord, jij dronken schandaalHoor je I" „Ik kan hem niet verlatenriep Sam jammerend. „Wi6 verlaten?" gromde de schipper. „Hem", zei Sam, zyn arm om den hals van den jolleman slaande. „Hy en ik zyn broeders." „Ruk uit, ouwe gek," snauwde de jolleman, zich met moeite losmakende en daarop Sam naar de ladder duwen de, zei hy „klim op, hop Geholpen door den jolleman en door zyn chef, die hem omhoog heschen, kwam Sam eindelyk op dek en kon de jolleman zyn geheele aandacht wijden aan de rest van zijn vrachtje, dat beneden in de boot vergenoegd lag te ronken. „Komaan," riep hy, „wordt eens wakker. Hoor jelui niet? Wakker! Geef hun een schop, Willem." „Ik kan niet harder schoppen," bromde de tweede jolleman. „Wat scheelt ze toch schreeuwde Tucker. „Gooi een puts water over hen heen, Joe." De stuurman gehoorzaamde met ge noegen en daar by zich nooit veel over kleinigheden bekommerde, smeet hy het meeste over de jollemaonen. Door de rnzie die daarop volgde, snorkten de mannen kalmpjes heen en werden eindelyk als zakken met warm werd. Je kunt honderdmaal een man des vredes wezen, zonder daarom wat je bloedsamenstelling betreft, een visch te zijn. „Hoor eens," zei ik, „dat gaat te ver. Ik mag dan een geïmporteerde Haarlemmer wezen, maar ik ben de eenige niet. In alle mogelijke colleges en besturen zitten meer import- "dan geboren Haar lemmers. „De zaken gaan er dan ook naar," zei hij met een verpletterenden na druk. „Hoeveel Haarlemmers zitten er bijvoorbeeld in den Raad Ik zal ze je opnoemen: mynheer van Thiel, mynheer Sabslis, mynheer de Breuk, mynheer Bjjvoet, myuheoreu Kruse- man, met en zonder Nieuwenhuyzen, mynheer Loomeyer, mynheer Beynes, samen acht. Van de een en dertig acht geboren Haarlemmers, de andere drie en twintig zyn vroeger of later geïmporteerd." Ik stond over die beschouwing ver steld en opperde de mogelijkheid, dat wanneer de toestand andersom was, de zaken daarom misschien niet beter zouden gaan. „Praat nu niet," zei Wouter, „boe kun je zooiets nu zeggen Je ziet het immers al aan 't Dagelyksch Be stuur. Wie is de eenige, die voor de gemeentekas wat geld verdient? Myn heer de Breuk met zya waterleiding en, over een jaar of wat, met de gas fabriek. De anderen brengen geen cent in. Daar heb je mijnheer de Haan Hugenholtz. Hoeveel paren hy ook trouwt, derde klas, tweede klas of eerste klas, met of zonder tapyt op de stoep, Haarlem wordt er niet rijker van. Integendeel, we bouwen maar steeds meer scholen en daar mee kom ik als vanzelf tot den wethouder van onderwys, mijnheer Waller. Verdient die geld voor de aardappelen uit de boot aan boord van den schoener geladen, terwijl de jollemannen verontwaardigd weer naar de wal terug roeiden. „Een mooie bemanning om een wedstryd mee te winnenklaagde de schipper, bijna schreiend van woede. „Smijt een puts water over ze been, Joe Joe gehoorzaamde gewillig, zoodat eindelyk tot groote vreugde van don schipper er een bewoog en, terwijl hy op het dek ging zitten, op slaperige manier zyn overtuiging uit sprak, dat het stortregende. Een oogenblik hadden ze boop op hem, maar toen Joe een tweeden puts ging vullen, kwam de man blijkbaar tot de conclusie dat hy gedroomd had, gin£ weer liggen en hervatte zyn dutje. Op hetzelfde oogenblik begon aan den oever een klok te slaan. „Elf uurschreeuwde de schip per. Het was maar al te waar. Voordat do eerste klok zijn elf slagen had doen weerkliuken, begonnen al de klokken uit den omtrek eveneens. Op de „Goede Verwachting" werdeu Ureten geuit en haastig liepen daar mannen over het dek. „Los de zeilen!" gilde Tucker woedend. „Los de zeilenWe znllen het dan samen doen Naar voren snellende haalde hy, ge holpen door den stuurman, de fok op en heesch "daarna het groote zeil. Toen zy langzaam tegen den stroom opdreven, zagen zy, reeds ver voor ben nit, de Goede Verwachting, be last met alle zeilen die het schip kon dragen. Het was duidelyk dat er van inhalen geen sprake meer kon wezen. „Het kwam zoo," zeide Sam den volgenden morgen te zes uur toen hy met een slaperig gezicht, omringd door zijn makkers, voor den grimmi- gen schipper stond. „Hy kwam in de „Stad Berwick", waar wy waren en praatte zoo aardig als je maar kunt denken. Hy zei, dat hij eens naai de Goede Verwachting was gaan kij ken en dat zo precies leek op het schip van zyn overleden broer, met wien hy samen een tweeling was ge weest. Hy won daarom eens drinken met de bemanning van de Goede Verwachting. Natuurlijk zeiden wy direct, dat wy de bemanning van de Goede Ver wachting waren en alles wat ik my verder herinner is, dat een paar ke rels ine hard hebben aangepakt en dat iemand putsen water over me heengooido. 't Is wel hard, om een wedstryd te moeten verliezen, maar wij wisten er niets van en 't was onze schuld niet. De stuurman kan gemakkelijk lachen, maar ik heb een hoofdpijn voor zes. En zoo is 't gegaan, 6n je kunt het in de herberg navragen." Atjeh. De correspondent te Batavia der N. R. Ct. seint onder dagteekening van Vrydag: Officieel. Teungkoe Tapa richtte bentengs op te Menarang aan de Sim pang Kanan-Rivier. Luitenant-kolonel Riesz is er met honderd bajonetten heen gegaan en heeft de bentengs vernield. Tapa vluchtte in de wilder nis. Riesz vervolgt hem. Teungkoe Tapa is de bekende geest dry ver, die door kolonel Van Hentsz in Edi verslagen en van de Oostkust van Atjeh verdreven werd. Hij week uit naar het Zuiden naar het gouver nement van Sumatra's oostkust, waar hy in het binnenland positie nam aan de linker zijrivier van de rivier van Tamiang, ongeveer een twintig kilo meter ten westen van Seroeway. gemeente? Je weet, zoo goed als ik, dat het onderwys jaarlijks tiendui zenden kost. Ten slotte heb je daar nog mijnbeer de Kan ter, die wel met extra bijzondere zorg zit te rekenen, of er ergens een half centje te veel is opgeteld, maar die toch ook geen kans ziet het walletje by het schuurtje te houden. Neen, wat ik je zeg, is waarde eenige, die voor de gemeente nog een beetje geld verdient, is myn heer de Breuk, een geboren Haar lemmer." „Zou jij dan misschien willen zoo vroeg ik, „dat Haarlem nog aau alle kanten omringd was door wallen en dat er uiemaud in kon komen, dan wie er thuis hoorde?" „Je moogt er om lachen, zeide hij, „maar ik geloof wel, dat het voor ons beter zou wezen. Me dunkt, als ik zoo eens hoor van de manier waar op de menschen vroeger leefden, dan denk ik, dat we het tegenwoordig zoo gemakkelijk niet meer hebben en in ieder geval zoo rustig niet meer. Je zit tegenwoordig maar voortdurend in ernstig gepeins, hoe je ieder het zyne zult geven en dan nog wat overhou den voor dien modernen struikroover, den fiscus. En als ik dan lees, dat ze weer een nieuwe belasting willen invoeren, een straatbelasting nota bene, dan wordt mjjn bloed tot kar nemelk, en zou ik wel mjjn voorva deren willen oproepen, gewapend 6D geharnast (misschien zyn Kenau en Pieter Kies eu Ruykhaver en Rip- perda er wel onder) om hun te laten zien, hoe ze ons, hnn armen nazaten, aan de beurs trekken. Ik zou met één zwaardslag „Schei uit," zei ik, „al heeft rayn wieg dan ook niet op Haarlems grond gebied gestaan (in t voorbijgaan ge zegd worden er tegenwoordig geen De indische vorsten. De Prinsen van Koetei hebben de residentie verlaten, maar znllen, al vorens naar Indië terug te keeren, nog eenige maanden te Amsterdam doorbrengen. De Sultan van Siak begaf zich Vrijdag voor een paar dagen naar Njjmegen, vertrekt daarna naar Ber lijn om. Da eenigen tjjd te Constanti- nopel te hebben vertoefd, via Suez naar Siak terug te keeren. Eon nieuwe triumf voor de photographie. Ongeveer 50 jaar geleden be groef een aan vervolgingswaanzin lij dende man een efi'ect Ned. Werk. Schuld ter waarde van f 1000 in den grond, en stierf daarna in 't Armhuis te Dwingeloo (DreDte). Een brietje, gericht aan den officier van justitie te Arnhem, doch mede begraven, be helsde de erkentenis, dat hy het stuk in den grond had gestopt. Door den Rijkswaterstaat is het stuk met de restes van het briefje opgegraven en aau den Minister toegezonden. Den lOen Maart j.l. ontving de firma Guy de Coral Co. te Am sterdam vau den Procurenr-Generaal van het gerechtshof aldaar het ver zoek om aan zjjn parket te komen. Deze heer had de opdracht van den Minister van Justitie om de firma G. d. C. eene zaak te doen onderzoeken laugs photographischen weg, die ook haar byna onmogelijk op te lossen scheen. De Procureur-Generaal toch ver toonde haar een certificaat Ned. Werk. Schuld van f 1000, het bewuste cer tificaat dat 50 jaren begraven had gelegen en er allertreurigst uitzag. Het nummer ontbrak totaal, de handteekeningen, alles wat niet ge drukt was, was verloren gegaan. Bjj dit stuk was gevoegd het be wuste briefje, doch dit was totaal onleesbaar, alleen hier en daar sche merden geelachtig enkele letters door. Dit alles, wat verdwenen en langs chemisehen weg niet meer terug te krjjgen was, moest de firma Guy de Coral door de photographie weder te voorschijn doen komen. Het stuk was natuurlijk van on waarde, zoolang nummer en hand- teekening ontbrakende brief zou vermoedelijk herkomst en eigenaar kunnen aanwijzeD. Reeds den I2en Maart d.a.v. mocht het der firma gelukken, met eene volledige opgaaf van nummer, hand- teekening en eene bijna volledige ontcijfering van het briefje, voorden procureur-generaal te verschijnen. Steeds weder opnieuw photogra- pheerde zjj het toen verkregen resul taat en de verbleekte inkt, geel weg gezakt en totaal onleesbaar, kwam hoe langer boe meer terug, zoodat het moeieljjke vraagstuk, dank zjj de photographie, schitterend is opgelost. tykbl. v. Phot.) Een receptie bij Cambrinus. Aan Leidens Burgerij Wij CAMBRINUS, Heer der Kani- nefaten en mederegeerder der geheele wereld, doen kond en te weten, dat wij volgaarne gevolg gaven aan de uitnoodiging vau heb Leidsche Feest comité om de feesten ter eere van de Inhuldiging van Hare Majesteit Koning in Wilhelmina der Nederlanden met onze tegenwooi-digheid op te luisteren. Wij hebben gedurende de feestdagen onze residentie gekozen in ons aloud slct, genaamd d'Posthoom, gelegen aan de Oude vest, alwaar wij Zaterdagavond 24 dezer, cour zullen houden, waartoe een ieder op vertoon van deze proclama tie zal toegang hebben, behoudens de bepalingen, vervat in onderstaand Re glement van Orde. Gegeven ind' Posthoorn, den 2 3 en September 189S. CAMBRINUS. Bovenstaande proclamatie werd in den morgen van den tweeden feestdag te Lei- wiegen meer gebruikt), ik ben dan toch een man des vredes en duld geen onvertogen woorden. En daarom wil ik, om je gedachten af te leiden van den belastinggaarder, die altyd een huilerig onderwerp van gesprek is, je aandacht eeDS vestigen ep het gemeentebestuur van Bloemendaal". „Me dunkt, dat daar toch wel vrede wezen moet," zei Wonter. „Bijna geen plaatselijke belasting, laag schoolgeld en in de verste verte geen straatbe lasting in uitzicht!" „Dat zou je zoo denken, maar het is daarom toch niet waar. Er is ver schil van gevoelen op het Raadhuis. De burgemeester is wat driftig hy erkent het zelf en dat vind ik nobel maar als dat zoo nu en dan tot nitbarsting komt, dan moeten de leden van den Raad het maar slikken. Zoo zei hij deze week nog in de Raads vergadering, dat de Raad nog maar altyd verzuimde een tweeden wet houder te benoemen, zoodat hij sinds jaar en dag met één wethouder het moet trachten te doen. Nu dat is een onbillijk verwyt, want de Raad heeft vroeger vaak gestemd over een twee den wethouder, maar als hy er dan een benoemd had, dan wou die het niet wezen." „Niet wezen vroeg Wouter, zeer verbaasd. „Waarom niet In onzen gemeenteraad keu ik er wel drie die 't wat graag zouden wezen, wanneer er maar een vacature was. Waarom is er dan in Bloemendaal niemand te vinden „Vraag dat aan wie er meer van weten. Ik denk, dat het ambt daar minder aangenaam is dan hier. En dat ligt wel een beetje voor de hand. Je m#et weten, dat Burgemeester en Wethouders op verzoek van vier Raadsleden een vergadering hadden den, lusscken tien en twaalf uren, (J vóór den aanvang van den optocht, grooten getale verspreid door den raut met zijn twee pages van Cambrint belioorende tot den wagen van deji ho M. H. van Waveren. De ongeveer 1300 verspreide proc! ma ties waren in vier kleuren gednür. oranje, rood. "wit, blauw. Het daar* gehechte reglement van orde gaf d houder recht van toegang tot .d'Pc, hoorn" van 78, of van 89, of v, 910 of van 1011 uren. (dit hing van de kleur der proclamatie, want i elke kleur stond een andere tijd v< meld.) waarna hem aan het buffet te§ afgifte van het. reglement een glas (i ter) gerstenat zou worden verstrekt, "d hij verplicht was te ledigen na vex* met luider stemme te hebben uitgen pen „Lang leve Koningin Wilheli Het was een aardig idee van den li, Van Waveren en dat het in goede aar viel, bewees het talrijk bezoek, dat l terdagavond op genoemde uren aan 2 inrichting werd gebracht. Gezellig was het er in hooge matt De ruime binnenplaats was versie met groen en afbeeldingen der Koning alsmede helder verlicht met ballons lampions. De groote ton uit den opioc ontbrak evenmin. Daarin zaten nu eeni muzikanten, die er lustig op los blies om het afwisselend gezelschap te vein ken, en er bovenop troonde weer Cai brinus, in al zijn waardigheid, als 1 uitvinder van het edele gerstenat, werd dit hier nu aangeboden in d< vorm van een lekker glas Pilscner. Er heersckte een opgewekte stennma welke vooral steeg, toen ook de led van de sub-commissie van den optod er even een kijkje kwamen nemen na het dansen en zingen op de maat d muziek. Was de heer Van Waveren kon voren reeds meermalen in victorie ron gedragen, thans werd hom eveneens, andere wijze hulde gebracht door d. heer A. E. van Kempen als lid van i optocht-commissie, die in warme bewa dingen herinnerde aan iiet aandeel, d ook de heer Van Waveren had in li welslagen van den optocht, door grootsche voorstelling van den tak zi ner industrie. Een vreemde ontmoeting. De heer Wouwenaar van Berkei heuvel had dezer dagen te Dievi een vreemde ontmoeting. Uitgaand om konyuen te schieten, hoort 1 plotseling zyn hond janken en zii hem weldra angstig iu de laan vei scbynen, waarin hy staat. Met hi geweer gereed wacht hy de dinge af die komen zullen en daar ve: scby'nt eensklaps een wild zwyu. O eenige passen afstands blyft het bee staan. Niet anders hebbende dan et lichte hagelpatroon, legt de heer ïi op een oog aan on trekt af. Het heei begon vreeselijk te brallen en tro er van door. Blykbaar was het 0# beschadigd, want, zooals aan do sp: ren te zien was, in groote kringe: had het monster zich verwyderd. In de buurtschap Lonueker is ee 6 jarig knaapje by het graven va zand, door het instorten van een gf deelto grond, waarop hy stond, iu es kuil geraakt en geheel onder het zao bedolven. Zyn broertje ging den vader roe pen. Toen deze met eenige andere niet zonder moeite den knaap te voor scbyn haalde, was hy reeds overlede: Van welingelichte zyde wordt ve' zekerd, dat van een reeds nu doe H. M. te kennen gegeven voorneme om in het volgend jaar alle provincie van het land opnieuw te bezoekei niets bekend is en derhalve het bi richt daaromtrent op geeuerlei groo berustte. De Heer Bourgeois, Minister va Onderwys, de Heer Marnejouls, Mi nister van Haodel der Franscb Repnbliek en de Heer Ronjon, Dim uitgeschreven van den Raad. 0; dien dag kon de eerste van de vie aanvragers evenwel niet komen, omda hy moest deelnemen aan de sportbe tooging op Clingendaal. Wat doetn1 de Burgemeester Hy verwyt hen dat hy zyn taak als Raadslid Die ernstig opvat, daar hy op dien da; inplaats van op de Raadsvergaderin; te komen, in een défilé op een „sport terrein" heeft geloopen meteen „pas schaatsen in zyn hand." Ik vind di aanmerking nogal kras. Waar ee; burgemeester, die door de Kuuiujj; wordt benoemd, aanmerking maai op een Raadslid, die deelneemt aai eeu sportbetooging voor de Koningii daar is hy zou ik denken, vry wel va de kook." „Je hebt geiyk," zei Wouter. „Ji m'n beste man, we zullen vandaag morgen dat heele O verveen en Blof mendaal maar eeDS moeten annexeerer Er gaan me tegenwoordig veel te vei Haarlemmers in Bloemendaal wona en ontkomen zóó aan onze hooge bt lastingen „Een oogenblik," zei ik. „Zyn ds geboren of ingevoerde Haarlemmers? „Allebei soorten," zei Wouter, „mas dat doet er ook niet toe, want di moet ik van de import-Haarlemmer zeggen: hun geld is evengoed als ds van de geboren Haarlemmers en vo<ï de belasting zyn ze wel te gebruiken Maar voor ik het vergeet, je spral daar van den burgemeester van Bloe mendaal is die geboren Bloemen daler of niet?" „Neen," zei ik verwonderd. „Daar heb je bet al," zei Wouter FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6