17. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. C. VINK, Agent van HAARLEM'S DAGBLAD, Be avonturen van Friqiaetfe. 168 Jaargang. Donderdag 6 October 2898. Ho 4684 DAGBLAD Voor Haarlem pér 3 maandenf 1.-20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 8 maanden1.30 •Franco door het geheele Pdjkper 8 maanden1,65 Afzonderlijke nummersn 0.05 -Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post0.S?1^ A.XDVSrELTmi>TT3Lmrsr: 1-5 regels 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiön worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Bit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat f4, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor bei Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangèfe G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs Slbis Faubourg Monhnarlre. Met uitzondering' van het Arrondissement Haarlem is bet citsimtëhf recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nyverheidgen Geldwezen, Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN 'net Arrondissement Haarlem is de pry's der Advertentiën van 1—5 regels 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel f 0,30. aan het Agenten voor dit blad in den omtrek zjfin Bloemendaal, Santpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemsledeJ. LEUVEN,by de tol; Spaamdam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER Veisen, "W. J. RUIJTER; BeverwijkJ. HOORNS; Hillegom, ARTE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen eD Advertentiën aan. Ss verhuisd van 'de A. L. Dyserinckstraat naar de 8TADSIIEUWS Eerste en tweede pagina. Haarlem5 Oct. 1898. Museum van Kunstnijverlieid. Op het Museum van Kunstnyver heid alhier wordt eene tentoonstelling voorbereid, der figurale en ornamen tele versieringen van Hindoe-monu menten, die door den bee-r von Saber by da terugkomst van zijne expeditie op Midden-Java werden meegebracht. Voorloopig zullen de monumenten, die zich in de vlakte van Prambanam bevinden, Tjandi Loro Djongrang, Tjandi Seiroe en Tjandi Sari, verte genwoordigd zyn. De reproduction der friesen en versieringen van den Börö- boedoer alsmede der verschillende beelden, die zich in het Museum van bet genootschap voor Kunsten en Wetenschappen te Batavia bsvinden, zullen later afzonderlijk worden ten toongesteld. 12'/2-jarig bestaan „Concordia". Zondag jl. was het voor de leden der gymnastiek- en sehermvereeniging „Concordia" alhier een feestdag. Op dien dag zon ter gelegenheid van het lS'/o-jarig bestaan der vereeniging, een uitstapje plaats hebben naar Lei den en omstreken. Hieraan namen een 50-tal leden, waaronder eenige kunst lievende leden, deel. Om 7 aar 's mor gens werd aangetreden in de zaal van den directeur, den heer A. J. Meyerink, waarna men om kwart voor achten met de stoomtram vertrok. Omstreeks 10 Va uur arriveerde hot gezelschap in Leiden en ging men de stad eens bezichtigen en een en ander gebruiken. Doch zooals het gaat met jongelui die uit zijn, zy kunnen niet lang op een en dezelfde plaats ver toeven en zoo ging men dan omll'/i uur weder op marsch en bereikte na eene wandeling van l'/2 unr, langs Oegstgeest en Rynsburg, Katwijk aan Zee-Binnen. Hier werd weder even vertoefd in het logement „De Ros kam" en toen vertrok men naar Kat wijk aan Zee, alwaar het gezelschap om half drie aankwam. Jammer dat het strand, met zulk zeldzaam mooi weder niet gestoffeerd was met eenige strandstoelen, etc.; nu zag men er niets dan water, zand, eenige inwo ners in hun eigenaardige kleeding en een club gymnasten, hetgeen nu juist geen vroolyken aanblik opleverde, De jongelui mochten zich hier een poosje naar eigen goedvinden verma ken, waarvan dan ook wel gebruik werd gemaakt. Dezen gingen bet dorp in, anderen weer naar de duinen, waar men een prachtig gezicht heeft op het in de hoogte gelegen, regelmatig gebouwde dorp en eindelijk gingen allen naar het aan zee gelegen hotel „Du Rhin", alwaar zeer smakelyk werd gegeten en gedronken en, wat de., hoofdzaak was, voor lagen pry's. Een heel ermaak was het voor de Katwyksclie jeugd, dat de club onder tromgeroffel en trompetgeschal door het dorp troker was een beweging van belang in het anders zoo stille, plaatsje. Eenige vrouwen dachten zelis dat het een troep „socialen" was, van- wege de roode sjerpen, welke de leden dragen. Hun werd echter heel spoedig aan het verstand gebracht, dal bet geen socialen doch gymnasten waren. O, dan is 't goed, zei er een. Wilden zij daarmede soms zeggen dat het anders niet goed voor ons afgeloopen zou zyn en zij op een hardhandige manier van haar koningsgezindheid blijk zou den gegeven hebben? Nu, wy geloof den het best, dat deze vrouwen Diet „voor de poes" zijn als men er mee begint. Omstreeks 4 uur werd de terug tocht naar Leiden weder ondernomen, alwaar men na eene prachtige wan deling om ruim 5S nar aankwam. Om 6 uur werd weder met de stoom tram de terugreis aanvaardwei wat vermoeid doch hoogst voldaan over hetgeen men gezien en genoten had. Half negen was men weder in Haar lem terug en ging het langs Dreef, Groote Houtstraat en Groote Markt naar het lokaal van den directeur in de Jansstraat. Hier werd door den heer Meyerink een woord van dank uit gesproken aan allen, die er toe had den medegewerkt dezen dag tot een waren feestdag te maken en vooral voor de uitstekende orde en den aan- genamen geest welke den geheelen dag onder de leden had geheerscht. Tevens herdacht spreker het 12'/2jarig bestaan der vereeniginghy hoopte dat „Con cordia" welke thans zeker een der grootste gymn astiek ver eenigi ngen hier tor stede is, steeds groot.sr in leden tal mocht worden en in bloei toene men er worden tegenwoordig veel vereenigingen op allerlei gebied opge richt maar hoevele kunnen bogen op een 12'/2jarig bestaan En vodral voor een gymnastiekvereniging is dit een feit van belang. Hij hoopte dan ook dat de leden steeds hun beste krachten zouden inspannen om de vereeniging in bloei te doen toene men. De voorzitter, de heer P. Brus- sée bedankte daarop den heer Meye rink voor zijn hartelijke woorden'en tevens voor de uitstekende leiding; hy wenschte dan ook dat de heer Meyerink nog lang directeur der club zal blyven en zoo het kon nog vele malen de leiding op zich zou nemen voor wandeltochten enz. Natuurlyk luid applaus. Wie van de leden men ook sprak, allen waren zeer voldaan en hoogst dankbaar voor 't genot wat ze had den gesmaakt. Alles was dan ook ge daan om dit uitstapje zoo prettig mogelyk te doon zyn, daarby was het een uitgezocn'.e zomerdag. By allen die aan dit reisje hebben deelgenomen j zal de 2e October nog lang in een aangename herinnering blyven. Z. K. de Sultan van Siak beeft Nij megen, waar hij logeerde in het hotel „Keizer Karei", verlaten en heeft zich naar Frankfurt a/M. begeven, om van daar binnen enkele dagen naar Indië terug te keer en. De commissie, benoemd in de ver gadering van 27 September jl. bij „Krasnapolsky" te Amsterdam, heeft net adres van distillateurs tegen de verhooging vau den accyns aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal opgezonden, en aan de belanghebben den die de vergadering bijwoonden. Aan de andere distillateurs indepro- v.nciën is een afschrift van het adres toegezonden. Atjeh. De correspondent ie Batavia van het Rbld. seinde Dinsdagmiddag „By het landen van marechaussees te Rigas sloeg een boot om. Zes man schappen beneden den rang van offi cier verdronken, negentien geweren giDgen verloren." Rigas ligt op de Westkust. De marechaussees waren vermoedelijk ge zonden tot versterking van de colonne, die sinds eenige weken in die streek ageert. Men maakt zich zeer bezorgd over het lot van net s.s. City of Bristol, dat 29 Sept. van Dublin naar Rot terdam vertrok en Zondag 11. aldaar werd verwacht. Tot heden heeft men er niets van vernomen. Zooals in de zeety dingen werd vermeld, is eene boot, gemerkt City of Bristol, by New Quay (Corn- wallis) drijvende gevonden. Het 5de Internationale Perscongres. Van dén gedelegeerde van den Ned. Journalistenkring te Lissabon, d.d. 29 September. Heb uitstapje naai' Cuitra. heb ik toe- va,llig niet kunnen meemaken, maar ik denk nog eens op mijn gemak, als de anderen naar Porto gaan, het Portugee- sclie paradijs te bezoeken. Wat de re ceptie ten hove betreft, die was nog al onbeduidend. In het Ajudapaleis, een der drie, welke de Koning hier heeft, een groot, vuilwit verveloos gebouw, dat op een der hoogste heuvels van. Lis sabon ligt, hield het vorstelijk paar een felicitatie-cour. De journalisten werden het eerst ontvangen. Daar do aanvankelijk ontworpen voorstelling door de gezanten in de war liep, werd het een eenvoudig défilé. Ieder gaf de Koningin een handkus en den Koning een handdruk en daarmee was het uit. En wat eindelijk het avondje van gisteren te Cascaes aangaat, dat was genoegelijk maar ook niet meer. Cas-j caes, het Zandvoort van Lissabon, ligt' een half um-s sporens van de hoofdstad aan zee, dicht bij Cabo Raza. Wij za ten op een esplanade, hoorden wat dra gelijke muziek en zagen e.en ordente lijke illuminatie van de kust (die daar een baai vormt) benevens een vuur werk dat uitsluitend uit vuurpijlen en gekleurde bommen bestond. Op de roede lag één verlicht schip. De terugkeer was het mooist. Met een trein vlak langs de zee, die van den Atlantischen horizon de helderste maanstralen op haar golven kwam aan spoelen... Van morgen weer aan het nuchtere werk. Het belangrijkste in deze slui- tingszitting was het rapport van de hee- ren Bataille en Oekes omtrent het pro fessioneel onderricht van journalisten. De heer Bataille had hiermede meer succes dan met zijn rapport ran giste ren, het zeer gematigd en voorzichtig gestelde voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen. Het beoogt de instelling van cursus sen in de journalistiek gelijk er reeds een te Heidelberg met veel succes werkt en gelijk er een te Parijs zal worden, tot stand gebracht, naai- de heer Batail le mededeelde, maar daarnevens de ver- gemakkeling van practische bekwaming door wederzijclsche hulp aan jonge jour nalisten van verschillende landen. Nadat voor het volgend jaar Rome als plaats van bijeenkomst was aange nomen sloot de vice-president van deze zitting, Jules Claretie, het congres. Niet echter dan nadab een der Fransche le den den wensch had geuit, dat men deze congressen eens wat anders zou gaan inrichten en wat minder tijd aan feesten zou besteden. Dit is een zeer juiste klacht, die reeds na het congres van Stockholm is geuit en die ditmaal in elke aangesloten vereeniging ernstig behoort te worden overwogen. Het wordt hoe langer hoe gekker. Wij zijn nu toch waarlijk van alle oorden der wereld naar Lissabon gekomen om on geveer 3 maal 1| gelijk 44 uur te ver gaderen. Nog iets anders trok veler aandacht de mokkende ontevredenheid tegen de Fransche hegemonie op deze congressen, welke zich in allerlei, min of meer dui delijke teekenen uitte. Dat de Fransche overheersching sterk is, blijkt wol heb best uit het aautal Fransche leden64 op een totaal van 203. Terwijl er maar 43 Portugeezen waren die dan toch, na da Franschen, natuurlijk verreweg liet- sterkst vertegenwoordigd waren. Vaar middag hebben wij, nadat het congres definitief was gesloten iets wer kelijks interessants gezien: een Porbu- geeseh stierengevecht. Het is maar een schaduw van het Spaansche, daar de stier met leer omkleed© horens heeft en niet gedood wordt, maar al heeft het dus veel van het gemoedelijk-banale,dat mij hier in veel dingen reeds trof, toch blijft het voor een vreemdeling curieus genoeg. De Arena, is een wijde cirkel omgeven door een ontzaglijk gebouw van rooden baksteen dat buiten de stad ligt. De zitplaatsen zijn, voor zoover ze zich niet in het overdekte, omringende gebouw bevinden van steen zoodat- me nigeen een kussen huurt; de overige! zitplaatsen zijn klapstoelen of in de lo- ges gewone stoelen. Het geheel ziet er' zeer primitief maar wel soliede uit enj de kleurige damasten en zijden drape rieën die uit de loges hangen, doen heel goed. Van de 9000 plaatsen die dit gebouw bevat, waren er hedenmiddag al licht een 6000 bezet. Nadat een tweetal ruiters, die caballeiros, op mooie paarden gezeten en in Oud-Portugeesche Ideedij gestoken' wat voor het publiek hadden gepara deerd (de Koning en de Koningin wa ren ook aanwezig) verdwenen zij weer en in hun plaats kwam een viertal mannen te voet, de banderillios eveneens in ouderwetsche, kleurige Meeding. Twee van hen droegen wijnroode doeken, de twee anderen elk twee pun tige, met vele gekleurde papiertjes ver sierde stokjes. Een van deze gewapen de banderilhos plaatste zich midden in de arena om den stier op te wachten, die in den stal reeds kwaad was ge maakt. Een deur in de omheining ging open en op eens rende met wilde sprongen een mooie zwarte stier binnen. Hij stoof recht op den man af, die hem mot een vluggen stap ontweek en de twee puntige stokjes den stier tus- schen de schouders plantte. Dat gebeurde zoo nog een paar ma len, waarna de stiea* werd weggeleid, doordien men een troep ossen met Mokken om den nek in de arena dreef, welke de stier dan vanzelf volgde als ze werden teruggedreven. Dan kwam er weer een ruiter, die het zelfde te paard deed wat de banderil lios te voet hadden gedaan. Maar er bleven altijd een paar ban derilhos met roode doeken in de nabij heid om den stier af te leiden als hij wat al te hardnekkig den ruiter achter volgde en ook om hem op te hitsen. Sommigen van deze kerels waren ver bazend stoutmoedig en ontsnapten vaak maar even aan de horens. Dan ging er een kreet op in het rond en er weer klonk een ruischend handgeklap en een stormsuizend gejuich. Maar als de ban- derilho het publiek mishaagde, dan werd hij uitgefloten en uitgejouwd, dat de lucht er van daverde. Wie een bij zondere gunsteling van het publiek was, zag soms, als hij voor de omgeving boog, een hoed van den eenen of anderen be wonderaar voor zich neerzijgen, dien hij dan met een handigen zwaai terug zond. Een enkele maal er werden zoo twaalf stieren „opgevoerd" werd tot slot een schijnvoorstelling van den to reador gegeven, die met zijn spada den stier moet dooden. Hier bleef het echter slechts bij ma- noeuvreeren met een felrooden doek en een stokje. Soms was er een komisch slot. Er kwam dan een troep van tien of twaalf kerels binnen die den stier omringden en hem uitdaagden totdat een van hen zich tusschen de horens, liet vallen, waarna de anderen den' stier overmeesterden. Dit was niette min een lang niet ongevaarlijk grapje, j als de man zich in plaats van tusschen de horens, er op liet vallen, dan kon hij, al was het ook op het stompe leeren om hulsel, leelijk terecht komen. Het is onlangs nog gebeurd dat iemand op die manier een paar ribben brak. Daar de stieren niet meer dan een keer of dne gebruikt worden zijn ze al tijd zeei' wild. Sommige dieren loeiden, en sprongen zoo woest- tegen de omhei - ning op, dat ze er haast overheen tui melden. Een vreeselijke geschiedenis. Onder het opschrift. „l'Enfant Mar tyr" bevat het „U. D." het volgend verslag van een zitting in de recht bank te Utrecht. Op zeker oogenblik kwamen van de breede, steenen trap naar omlaag een boerenvrouw en een oude man. dragende in den arm een bleek, dood- mager wichtje, ineengedoken en onder den wollen omslagdoek bibberend van koude, 't Bleeke ingevallen gezichtje seheen als misvormd, en groote angstige stige oogen staarden wazig, wezen loos voor zich uit. Als houten staak jes staken twee lange beentjes in gryze kousjes uit onder 't roode rokje, kaarsrecht zonder eenigen voren. t' Ellendig voorkomen van 't kind viel ods op, we vroegen er naar, en by stokjes en brokjes van deze dit van gene dat, leerden we kennen een stuk levensgeschiedenis van dit kind, dat door stiefouders was veroordeeld om te worden doodgemarteld. Toen hare moeder in 't huwelijk trad met Teunis Weverwyk, wonende te Mont- foort, had zy twee voorkinderen, dit en nog een ander. Zij werden by dit huweljjk door Weverwyk gewettigd, doch kort daarop overleed de vrouw, na de geboorte van een derde kind. Weverwyk trad voor de tweede maal in 't huwelijk en nu waren de kinderen hem een groote lastpost ge worden, hy trachtte zich van hen te ontdoen. Of dit met de anderen al gelukt is, of zy nog leven of een al of niet na tuurlijken dood zyn gestorven, weet ik niet, ik weet alleen maar van dat kind dat, ik van middag heb gezien. De menschen, die 't droegen waren niet de stiefouders, die waren boven om gehoord te worden voor den rech ter van instructie Yan Leeuwen. Een betrekkelyk jong echtpaar, do man met leelyke,wreede oogen en ongescho ren gezicht, de vrouw eene gezond uitziende boerenvrouw, waaraan inen niets bijzonders zou hebben opgemerkt. Deze beide ontaarde wezens hadden het negenjarige wicht gepijnigd en geslagen in de afgeloopen dagen van vreeselijke hitte, eenige weken terug hadden ze het kind op den heeten zolder gegooid, zoodat het lag te ker men van dorst en niemand er bij kon om hulp te verleenen. De veldwachter bad den man toen gewaarschuwd, en gezegd hem voor 't gerecht te zullen brengen, als by hem maar één keer kon betrappengelachen had toen 't wezen met dierlijken glimlach, de breede lippen breed opengetrokken, blootgevend de leelijke, zwarte, naar tabakssap riekende tanden. Hy had gezegd „Och, ze make me toch niks." Donderdag voor acht dagen had men het kind zoo geslagen, dat geen vleesch- kleur meer te onderscheiden was van FEUILLETON. 22) Friquette hoorde hem ernstig aan, bewogen door de herinneringen, die zijn woorden bij haar opwekten en in haar gedachte zag zij het gedeelte van de faubourg, waar zij gewoond had, weer voor zich: rijtuigen, trams, kar ren; kruiwagens, def koopvrouwtjes, straatjongens, winkels met de bekende uithangborden en opschriften, den ban ketbakker, waar zij altijd haar lekker nijen kocht voor het geld, dat zij ter belooning vooq Laar vorderingen op school ontving, de coura-ntenkiosk met de oude juffrouw, die altijd met- haar sleutel haar kooltje vuur oprakelde en het Journal des Voyages met de prach tige platendan de werkplaats van haar vader, de hoopen zaagsel, waar zij in ravotte en de stukken hout-, die 2ij opstapelde... Toen zag zij haar moe der. die goede lieve moeder, verdiept in de brieven uit Japan, Djibouti en Madagascar, welke zij' misschien al wel honderdmaal gelezen had, of met vochtig oog op haar (Friquette s) por tret starend, omgeven door diploma's en vergulde lauwertakken op de aca demie behaald. En het was haar als hoorde zij haar vader zeggen „Wat zou onze Friquette nu doen?... Waar zou onze lieveling vertoeven?..." „Mijn schat... mijn meisje... waar om hebt gij ons verlaten?" hoorde zij haar moeder vragen. Een snik ontsnapte bij deze dierbare herinneringen aan haar borst, terwijl twee dikke tranen, van die tranen die men Lever verbergt, Laar oogen kwa men verduisteren. Een zuclit van den ongeluMdge, dreef haar droom op de vlucht en ver plaatste haar in eens weder in de treu rige werkelijkheid. Madagascarhaar verbintenis de veldtocht!... de ellende... de ziek te... en het slagveld, waar de arme sol daten elkaar bevochten. Acht dagen verliepen, waarin Pépin's toestand nu eens verbeterde dan weer De jonge soldaat hield zich goed, en streed dapper tegen den dood. Hij wil de niet sterven, de ai-me jongen, en worstelde met bovenménschelijke la-acht. De 28ste Juli, zijn verjaardag brak aan. Hij werd 22 jaar. Een treurige geboortedag 's Morgens had etr een inwendige verbloeding plaats en wel zoo hevig, dat hij in onmacht- viel Friquette dacht niet anders of het zou wel afloopen. In Frankrijk zou hij i nog genezing hebben kunnen vinden: maar in dit klimaat, en zoo verzwakt, j moest hij wel sterven. Hij kwam nadat men hem een inspui ting van aether en coffeine had toege diend weer bij en begreep terstond, dat hij verloren was. Hij rekte zich uit, vastbesloten den' dood moedig onder de oogen te zien. J Hij was goed bij kennis, de ongeluk kige jongen, en voelde zich langzaam; wegzinken naar dat onbekende land, dat zelfs den moedigste vrees aan- jaagt. Met een langen blik op Friquette die naast zijn krib stond, zeide hij met gebroken stem „Vaarwel, juffrouw Friquette! Wanneer gij ze terugziet... papa, ma ma en al mijn dierbaren,... zult gij ze zeggen dat ik moedig gestorven ben Zeg hun. dat mijn laatste gedachte aan hen gewijd was. Gij zult hun mijn brieven terugge ven... dan mijn... dienstboekje.nooit straf gehad... Laat men mij begraven met het me daillon, dat om mijn hals hangt het bevat hun portret en... dat van mijn meisje... dat ik bij mijn terugkomst zou trouwen... Belooft gij het mij „Ik zweer het u," zeide Friquette ernstig met de oogen voltranen. ,.En gij, mijn goede engel, heb dank voor al uw zorg..." De aalmoezenier, die door de zalen liep, bleef bescheiden op eenigen afstand van het sterfbed van den jongen Parij- zenaar staan. Het was een groote, forsch gebouw de man met een langen baard en. een goedig uiterlijk. De korporaal, kreeg hem in 't oog en zeide „Goeden dag... mijnheer pastoor gij komt alsof gij geroepen waart Ik zou u zelfs wol... iets... willen zeggen... alleen... Gij permitteert mij wel even... juf frouw Friquette... ik heb u iets mee te deelen... iets te doen..." „Ik ben tot uw dienst, mijn jongen." zeide de geestelijke hem hartelijk de hand drukkend. Friquette verwijderde zich. Het on derhoud duurde vijf minuten en de geestelijke riep het jonge meisje weer terug. „Het zal niet lang meer duren,zei de de pastoor met zachte, bevende stem. In weerwil van alle ellende, die hij go- zien had, was het hart van den man toch voor aandoeningen vatbaar geble ven. Friquette kwam terstond^ De oogen. van den soldaat stonden reeds dof, zijn neusvleugels trilden, ter wijl zijn ontvelde, bloedelooze mond zich opende, waardoor twee rijen groo te, witte tanden zichtbaar werden. De soldaat worstelde met den dood. Zag hij nog?... hoorde hij nog? De geestelijke en de verpleegster, de twee menschen, met wie hij niet lang geleden vriendschap had aangeknoopt, wachtten, naast zijn krib staande, het oogenblik af, dat de ziel het lichaam ontvlieden zou. „Vader... moeder... uw jongen gaat de eeuwige reisaanvaarden. Parijs!... kameraden'... o'... moe der, lieve moeder Heb medelijden... God, wat lijd ik... Vaarwel... allen, die ik heb lief ge- liad1 Lx de verte hoorde men de tonen ran. een vroolijken marsch weerklinken. De jonge soldaat trachtte zich op te richten. Met heldere stem riep hij „Leve het vaandel Present!" Na deze woorden viel hij in zijn kus sens terug en bleef onbeweeglijk liggen. De arme jongen had opgehouden te» leven en een plotselinge dood bespaarde hem een lange marteling. De geestelijke en het jonge meisje knielden bij het bed neder, en baden, terwijl de zieken zich verwijderden mompelend „Al weder één!" Toen het jonge meisje haar gebed ge ëindigd had, stond zij even bleek als da dood op, sloot de oogen van den gestor vene, en zeide sniMcend „Vaarwel, arme jongen slachtoffer van den plicht, vaarwel!" Bijgestaan door Bar ca legde zij den. jojigen man af, zocht zijn papieren bijt elkaar en bleef bij hem, totdat twee op passers het lijk kwamen halen om het (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1