17.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
C. VINK,
Agent van HAARLEM'S DAGBLAD,
Be avonturen van
Friqiaetfe.
168 Jaargang.
Donderdag 6 October 2898.
Ho 4684
DAGBLAD
Voor Haarlem pér 3 maandenf 1.-20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 8 maanden1.30
•Franco door het geheele Pdjkper 8 maanden1,65
Afzonderlijke nummersn 0.05
-Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.S?1^
A.XDVSrELTmi>TT3Lmrsr:
1-5 regels 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiön worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Bit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat f4, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor bei Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangèfe G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs Slbis Faubourg Monhnarlre.
Met uitzondering' van het Arrondissement Haarlem is bet citsimtëhf recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nyverheidgen Geldwezen,
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN 'net Arrondissement Haarlem is de pry's der Advertentiën van 1—5 regels 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel f 0,30.
aan het
Agenten voor dit blad in den omtrek zjfin Bloemendaal, Santpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemsledeJ. LEUVEN,by de tol; Spaamdam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER
Veisen, "W. J. RUIJTER; BeverwijkJ. HOORNS; Hillegom, ARTE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen eD Advertentiën aan.
Ss verhuisd
van 'de A. L. Dyserinckstraat
naar de
8TADSIIEUWS
Eerste en tweede pagina.
Haarlem5 Oct. 1898.
Museum van Kunstnijverlieid.
Op het Museum van Kunstnyver
heid alhier wordt eene tentoonstelling
voorbereid, der figurale en ornamen
tele versieringen van Hindoe-monu
menten, die door den bee-r von Saber
by da terugkomst van zijne expeditie
op Midden-Java werden meegebracht.
Voorloopig zullen de monumenten,
die zich in de vlakte van Prambanam
bevinden, Tjandi Loro Djongrang,
Tjandi Seiroe en Tjandi Sari, verte
genwoordigd zyn. De reproduction der
friesen en versieringen van den Börö-
boedoer alsmede der verschillende
beelden, die zich in het Museum van
bet genootschap voor Kunsten en
Wetenschappen te Batavia bsvinden,
zullen later afzonderlijk worden ten
toongesteld.
12'/2-jarig bestaan „Concordia".
Zondag jl. was het voor de leden
der gymnastiek- en sehermvereeniging
„Concordia" alhier een feestdag. Op
dien dag zon ter gelegenheid van het
lS'/o-jarig bestaan der vereeniging,
een uitstapje plaats hebben naar Lei
den en omstreken. Hieraan namen een
50-tal leden, waaronder eenige kunst
lievende leden, deel. Om 7 aar 's mor
gens werd aangetreden in de zaal
van den directeur, den heer A. J.
Meyerink, waarna men om kwart voor
achten met de stoomtram vertrok.
Omstreeks 10 Va uur arriveerde hot
gezelschap in Leiden en ging men de
stad eens bezichtigen en een en ander
gebruiken. Doch zooals het gaat met
jongelui die uit zijn, zy kunnen niet
lang op een en dezelfde plaats ver
toeven en zoo ging men dan omll'/i
uur weder op marsch en bereikte na
eene wandeling van l'/2 unr, langs
Oegstgeest en Rynsburg, Katwijk aan
Zee-Binnen. Hier werd weder even
vertoefd in het logement „De Ros
kam" en toen vertrok men naar Kat
wijk aan Zee, alwaar het gezelschap
om half drie aankwam. Jammer dat
het strand, met zulk zeldzaam mooi
weder niet gestoffeerd was met eenige
strandstoelen, etc.; nu zag men er
niets dan water, zand, eenige inwo
ners in hun eigenaardige kleeding en
een club gymnasten, hetgeen nu juist
geen vroolyken aanblik opleverde,
De jongelui mochten zich hier een
poosje naar eigen goedvinden verma
ken, waarvan dan ook wel gebruik
werd gemaakt. Dezen gingen bet dorp
in, anderen weer naar de duinen, waar
men een prachtig gezicht heeft op
het in de hoogte gelegen, regelmatig
gebouwde dorp en eindelijk gingen
allen naar het aan zee gelegen hotel
„Du Rhin", alwaar zeer smakelyk
werd gegeten en gedronken en, wat
de., hoofdzaak was, voor lagen pry's.
Een heel ermaak was het voor de
Katwyksclie jeugd, dat de club onder
tromgeroffel en trompetgeschal door
het dorp troker was een beweging
van belang in het anders zoo stille,
plaatsje. Eenige vrouwen dachten zelis
dat het een troep „socialen" was, van-
wege de roode sjerpen, welke de leden
dragen.
Hun werd echter heel spoedig aan
het verstand gebracht, dal bet geen
socialen doch gymnasten waren. O,
dan is 't goed, zei er een. Wilden zij
daarmede soms zeggen dat het anders
niet goed voor ons afgeloopen zou
zyn en zij op een hardhandige manier
van haar koningsgezindheid blijk zou
den gegeven hebben? Nu, wy geloof
den het best, dat deze vrouwen Diet
„voor de poes" zijn als men er mee
begint.
Omstreeks 4 uur werd de terug
tocht naar Leiden weder ondernomen,
alwaar men na eene prachtige wan
deling om ruim 5S nar aankwam.
Om 6 uur werd weder met de stoom
tram de terugreis aanvaardwei wat
vermoeid doch hoogst voldaan over
hetgeen men gezien en genoten had.
Half negen was men weder in Haar
lem terug en ging het langs Dreef,
Groote Houtstraat en Groote Markt
naar het lokaal van den directeur in
de Jansstraat. Hier werd door den
heer Meyerink een woord van dank uit
gesproken aan allen, die er toe had
den medegewerkt dezen dag tot een
waren feestdag te maken en vooral
voor de uitstekende orde en den aan-
genamen geest welke den geheelen dag
onder de leden had geheerscht. Tevens
herdacht spreker het 12'/2jarig bestaan
der vereeniginghy hoopte dat „Con
cordia" welke thans zeker een der
grootste gymn astiek ver eenigi ngen hier
tor stede is, steeds groot.sr in leden
tal mocht worden en in bloei toene
men er worden tegenwoordig veel
vereenigingen op allerlei gebied opge
richt maar hoevele kunnen bogen
op een 12'/2jarig bestaan En vodral
voor een gymnastiekvereniging is dit
een feit van belang. Hij hoopte dan
ook dat de leden steeds hun beste
krachten zouden inspannen om de
vereeniging in bloei te doen toene
men. De voorzitter, de heer P. Brus-
sée bedankte daarop den heer Meye
rink voor zijn hartelijke woorden'en
tevens voor de uitstekende leiding;
hy wenschte dan ook dat de heer
Meyerink nog lang directeur der club
zal blyven en zoo het kon nog vele
malen de leiding op zich zou nemen
voor wandeltochten enz.
Natuurlyk luid applaus.
Wie van de leden men ook sprak,
allen waren zeer voldaan en hoogst
dankbaar voor 't genot wat ze had
den gesmaakt. Alles was dan ook ge
daan om dit uitstapje zoo prettig
mogelyk te doon zyn, daarby was het
een uitgezocn'.e zomerdag. By allen
die aan dit reisje hebben deelgenomen j
zal de 2e October nog lang in een
aangename herinnering blyven.
Z. K. de Sultan van Siak beeft Nij
megen, waar hij logeerde in het hotel
„Keizer Karei", verlaten en heeft zich
naar Frankfurt a/M. begeven, om van
daar binnen enkele dagen naar Indië
terug te keer en.
De commissie, benoemd in de ver
gadering van 27 September jl. bij
„Krasnapolsky" te Amsterdam, heeft
net adres van distillateurs tegen de
verhooging vau den accyns aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
opgezonden, en aan de belanghebben
den die de vergadering bijwoonden.
Aan de andere distillateurs indepro-
v.nciën is een afschrift van het adres
toegezonden.
Atjeh.
De correspondent ie Batavia van
het Rbld. seinde Dinsdagmiddag
„By het landen van marechaussees
te Rigas sloeg een boot om. Zes man
schappen beneden den rang van offi
cier verdronken, negentien geweren
giDgen verloren."
Rigas ligt op de Westkust. De
marechaussees waren vermoedelijk ge
zonden tot versterking van de colonne,
die sinds eenige weken in die streek
ageert.
Men maakt zich zeer bezorgd over
het lot van net s.s. City of Bristol,
dat 29 Sept. van Dublin naar Rot
terdam vertrok en Zondag 11. aldaar
werd verwacht.
Tot heden heeft men er niets van
vernomen. Zooals in de zeety dingen
werd vermeld, is eene boot, gemerkt
City of Bristol, by New Quay (Corn-
wallis) drijvende gevonden.
Het 5de Internationale
Perscongres.
Van dén gedelegeerde van den Ned.
Journalistenkring te Lissabon, d.d. 29
September.
Heb uitstapje naai' Cuitra. heb ik toe-
va,llig niet kunnen meemaken, maar ik
denk nog eens op mijn gemak, als de
anderen naar Porto gaan, het Portugee-
sclie paradijs te bezoeken. Wat de re
ceptie ten hove betreft, die was nog al
onbeduidend. In het Ajudapaleis, een
der drie, welke de Koning hier heeft,
een groot, vuilwit verveloos gebouw,
dat op een der hoogste heuvels van. Lis
sabon ligt, hield het vorstelijk paar een
felicitatie-cour. De journalisten werden
het eerst ontvangen.
Daar do aanvankelijk ontworpen
voorstelling door de gezanten in de
war liep, werd het een eenvoudig défilé.
Ieder gaf de Koningin een handkus en
den Koning een handdruk en daarmee
was het uit.
En wat eindelijk het avondje van
gisteren te Cascaes aangaat, dat was
genoegelijk maar ook niet meer. Cas-j
caes, het Zandvoort van Lissabon, ligt'
een half um-s sporens van de hoofdstad
aan zee, dicht bij Cabo Raza. Wij za
ten op een esplanade, hoorden wat dra
gelijke muziek en zagen e.en ordente
lijke illuminatie van de kust (die daar
een baai vormt) benevens een vuur
werk dat uitsluitend uit vuurpijlen en
gekleurde bommen bestond. Op de
roede lag één verlicht schip.
De terugkeer was het mooist. Met
een trein vlak langs de zee, die van
den Atlantischen horizon de helderste
maanstralen op haar golven kwam aan
spoelen...
Van morgen weer aan het nuchtere
werk. Het belangrijkste in deze slui-
tingszitting was het rapport van de hee-
ren Bataille en Oekes omtrent het pro
fessioneel onderricht van journalisten.
De heer Bataille had hiermede meer
succes dan met zijn rapport ran giste
ren, het zeer gematigd en voorzichtig
gestelde voorstel werd met algemeene
stemmen aangenomen.
Het beoogt de instelling van cursus
sen in de journalistiek gelijk er reeds
een te Heidelberg met veel succes werkt
en gelijk er een te Parijs zal worden,
tot stand gebracht, naai- de heer Batail
le mededeelde, maar daarnevens de ver-
gemakkeling van practische bekwaming
door wederzijclsche hulp aan jonge jour
nalisten van verschillende landen.
Nadat voor het volgend jaar Rome
als plaats van bijeenkomst was aange
nomen sloot de vice-president van deze
zitting, Jules Claretie, het congres. Niet
echter dan nadab een der Fransche le
den den wensch had geuit, dat men
deze congressen eens wat anders zou
gaan inrichten en wat minder tijd aan
feesten zou besteden. Dit is een zeer
juiste klacht, die reeds na het congres
van Stockholm is geuit en die ditmaal
in elke aangesloten vereeniging ernstig
behoort te worden overwogen. Het
wordt hoe langer hoe gekker. Wij zijn
nu toch waarlijk van alle oorden der
wereld naar Lissabon gekomen om on
geveer 3 maal 1| gelijk 44 uur te ver
gaderen.
Nog iets anders trok veler aandacht
de mokkende ontevredenheid tegen de
Fransche hegemonie op deze congressen,
welke zich in allerlei, min of meer dui
delijke teekenen uitte. Dat de Fransche
overheersching sterk is, blijkt wol heb
best uit het aautal Fransche leden64
op een totaal van 203. Terwijl er maar
43 Portugeezen waren die dan toch, na
da Franschen, natuurlijk verreweg liet-
sterkst vertegenwoordigd waren.
Vaar middag hebben wij, nadat het
congres definitief was gesloten iets wer
kelijks interessants gezien: een Porbu-
geeseh stierengevecht. Het is maar een
schaduw van het Spaansche, daar de
stier met leer omkleed© horens heeft en
niet gedood wordt, maar al heeft het
dus veel van het gemoedelijk-banale,dat
mij hier in veel dingen reeds trof, toch
blijft het voor een vreemdeling curieus
genoeg. De Arena, is een wijde cirkel
omgeven door een ontzaglijk gebouw
van rooden baksteen dat buiten de stad
ligt.
De zitplaatsen zijn, voor zoover ze
zich niet in het overdekte, omringende
gebouw bevinden van steen zoodat- me
nigeen een kussen huurt; de overige!
zitplaatsen zijn klapstoelen of in de lo-
ges gewone stoelen. Het geheel ziet er'
zeer primitief maar wel soliede uit enj
de kleurige damasten en zijden drape
rieën die uit de loges hangen, doen
heel goed. Van de 9000 plaatsen die dit
gebouw bevat, waren er hedenmiddag al
licht een 6000 bezet.
Nadat een tweetal ruiters, die
caballeiros, op mooie paarden gezeten en
in Oud-Portugeesche Ideedij gestoken'
wat voor het publiek hadden gepara
deerd (de Koning en de Koningin wa
ren ook aanwezig) verdwenen zij weer
en in hun plaats kwam een viertal
mannen te voet, de banderillios eveneens
in ouderwetsche, kleurige Meeding.
Twee van hen droegen wijnroode
doeken, de twee anderen elk twee pun
tige, met vele gekleurde papiertjes ver
sierde stokjes. Een van deze gewapen
de banderilhos plaatste zich midden in
de arena om den stier op te wachten,
die in den stal reeds kwaad was ge
maakt.
Een deur in de omheining ging open
en op eens rende met wilde sprongen
een mooie zwarte stier binnen.
Hij stoof recht op den man af, die
hem mot een vluggen stap ontweek en
de twee puntige stokjes den stier tus-
schen de schouders plantte.
Dat gebeurde zoo nog een paar ma
len, waarna de stiea* werd weggeleid,
doordien men een troep ossen met
Mokken om den nek in de arena dreef,
welke de stier dan vanzelf volgde als ze
werden teruggedreven.
Dan kwam er weer een ruiter, die het
zelfde te paard deed wat de banderil
lios te voet hadden gedaan.
Maar er bleven altijd een paar ban
derilhos met roode doeken in de nabij
heid om den stier af te leiden als hij
wat al te hardnekkig den ruiter achter
volgde en ook om hem op te hitsen.
Sommigen van deze kerels waren ver
bazend stoutmoedig en ontsnapten vaak
maar even aan de horens. Dan ging er
een kreet op in het rond en er weer
klonk een ruischend handgeklap en een
stormsuizend gejuich. Maar als de ban-
derilho het publiek mishaagde, dan
werd hij uitgefloten en uitgejouwd, dat
de lucht er van daverde. Wie een bij
zondere gunsteling van het publiek was,
zag soms, als hij voor de omgeving boog,
een hoed van den eenen of anderen be
wonderaar voor zich neerzijgen, dien
hij dan met een handigen zwaai terug
zond.
Een enkele maal er werden zoo
twaalf stieren „opgevoerd" werd tot
slot een schijnvoorstelling van den to
reador gegeven, die met zijn spada den
stier moet dooden.
Hier bleef het echter slechts bij ma-
noeuvreeren met een felrooden doek en
een stokje. Soms was er een komisch
slot. Er kwam dan een troep van tien
of twaalf kerels binnen die den stier
omringden en hem uitdaagden totdat
een van hen zich tusschen de horens,
liet vallen, waarna de anderen den'
stier overmeesterden. Dit was niette
min een lang niet ongevaarlijk grapje, j
als de man zich in plaats van tusschen de
horens, er op liet vallen, dan kon hij, al
was het ook op het stompe leeren om
hulsel, leelijk terecht komen. Het is
onlangs nog gebeurd dat iemand op die
manier een paar ribben brak.
Daar de stieren niet meer dan een
keer of dne gebruikt worden zijn ze al
tijd zeei' wild. Sommige dieren loeiden,
en sprongen zoo woest- tegen de omhei -
ning op, dat ze er haast overheen tui
melden.
Een vreeselijke geschiedenis.
Onder het opschrift. „l'Enfant Mar
tyr" bevat het „U. D." het volgend
verslag van een zitting in de recht
bank te Utrecht.
Op zeker oogenblik kwamen van
de breede, steenen trap naar omlaag
een boerenvrouw en een oude man.
dragende in den arm een bleek, dood-
mager wichtje, ineengedoken en onder
den wollen omslagdoek bibberend van
koude, 't Bleeke ingevallen gezichtje
seheen als misvormd, en groote angstige
stige oogen staarden wazig, wezen
loos voor zich uit. Als houten staak
jes staken twee lange beentjes in gryze
kousjes uit onder 't roode rokje,
kaarsrecht zonder eenigen voren.
t' Ellendig voorkomen van 't kind
viel ods op, we vroegen er naar, en
by stokjes en brokjes van deze dit
van gene dat, leerden we kennen een
stuk levensgeschiedenis van dit kind,
dat door stiefouders was veroordeeld
om te worden doodgemarteld. Toen
hare moeder in 't huwelijk trad met
Teunis Weverwyk, wonende te Mont-
foort, had zy twee voorkinderen, dit
en nog een ander. Zij werden by dit
huweljjk door Weverwyk gewettigd,
doch kort daarop overleed de vrouw,
na de geboorte van een derde kind.
Weverwyk trad voor de tweede
maal in 't huwelijk en nu waren de
kinderen hem een groote lastpost ge
worden, hy trachtte zich van hen te
ontdoen.
Of dit met de anderen al gelukt is,
of zy nog leven of een al of niet na
tuurlijken dood zyn gestorven, weet
ik niet, ik weet alleen maar van dat
kind dat, ik van middag heb gezien.
De menschen, die 't droegen waren
niet de stiefouders, die waren boven
om gehoord te worden voor den rech
ter van instructie Yan Leeuwen. Een
betrekkelyk jong echtpaar, do man
met leelyke,wreede oogen en ongescho
ren gezicht, de vrouw eene gezond
uitziende boerenvrouw, waaraan inen
niets bijzonders zou hebben opgemerkt.
Deze beide ontaarde wezens hadden
het negenjarige wicht gepijnigd en
geslagen in de afgeloopen dagen van
vreeselijke hitte, eenige weken terug
hadden ze het kind op den heeten
zolder gegooid, zoodat het lag te ker
men van dorst en niemand er bij kon
om hulp te verleenen. De veldwachter
bad den man toen gewaarschuwd, en
gezegd hem voor 't gerecht te zullen
brengen, als by hem maar één keer
kon betrappengelachen had toen 't
wezen met dierlijken glimlach, de
breede lippen breed opengetrokken,
blootgevend de leelijke, zwarte, naar
tabakssap riekende tanden. Hy had
gezegd „Och, ze make me toch niks."
Donderdag voor acht dagen had men
het kind zoo geslagen, dat geen vleesch-
kleur meer te onderscheiden was van
FEUILLETON.
22)
Friquette hoorde hem ernstig aan,
bewogen door de herinneringen, die
zijn woorden bij haar opwekten en in
haar gedachte zag zij het gedeelte van
de faubourg, waar zij gewoond had,
weer voor zich: rijtuigen, trams, kar
ren; kruiwagens, def koopvrouwtjes,
straatjongens, winkels met de bekende
uithangborden en opschriften, den ban
ketbakker, waar zij altijd haar lekker
nijen kocht voor het geld, dat zij ter
belooning vooq Laar vorderingen op
school ontving, de coura-ntenkiosk met
de oude juffrouw, die altijd met- haar
sleutel haar kooltje vuur oprakelde en
het Journal des Voyages met de prach
tige platendan de werkplaats van
haar vader, de hoopen zaagsel, waar
zij in ravotte en de stukken hout-, die
2ij opstapelde... Toen zag zij haar moe
der. die goede lieve moeder, verdiept
in de brieven uit Japan, Djibouti en
Madagascar, welke zij' misschien al
wel honderdmaal gelezen had, of met
vochtig oog op haar (Friquette s) por
tret starend, omgeven door diploma's
en vergulde lauwertakken op de aca
demie behaald.
En het was haar als hoorde zij haar
vader zeggen
„Wat zou onze Friquette nu doen?...
Waar zou onze lieveling vertoeven?..."
„Mijn schat... mijn meisje... waar
om hebt gij ons verlaten?" hoorde zij
haar moeder vragen.
Een snik ontsnapte bij deze dierbare
herinneringen aan haar borst, terwijl
twee dikke tranen, van die tranen die
men Lever verbergt, Laar oogen kwa
men verduisteren.
Een zuclit van den ongeluMdge,
dreef haar droom op de vlucht en ver
plaatste haar in eens weder in de treu
rige werkelijkheid.
Madagascarhaar verbintenis
de veldtocht!... de ellende... de ziek
te... en het slagveld, waar de arme sol
daten elkaar bevochten.
Acht dagen verliepen, waarin Pépin's
toestand nu eens verbeterde dan weer
De jonge soldaat hield zich goed, en
streed dapper tegen den dood. Hij wil
de niet sterven, de ai-me jongen, en
worstelde met bovenménschelijke la-acht.
De 28ste Juli, zijn verjaardag brak
aan. Hij werd 22 jaar.
Een treurige geboortedag
's Morgens had etr een inwendige
verbloeding plaats en wel zoo hevig, dat
hij in onmacht- viel
Friquette dacht niet anders of het
zou wel afloopen. In Frankrijk zou hij i
nog genezing hebben kunnen vinden:
maar in dit klimaat, en zoo verzwakt, j
moest hij wel sterven.
Hij kwam nadat men hem een inspui
ting van aether en coffeine had toege
diend weer bij en begreep terstond, dat
hij verloren was.
Hij rekte zich uit, vastbesloten den'
dood moedig onder de oogen te zien. J
Hij was goed bij kennis, de ongeluk
kige jongen, en voelde zich langzaam;
wegzinken naar dat onbekende land,
dat zelfs den moedigste vrees aan-
jaagt.
Met een langen blik op Friquette
die naast zijn krib stond, zeide hij met
gebroken stem
„Vaarwel, juffrouw Friquette!
Wanneer gij ze terugziet... papa, ma
ma en al mijn dierbaren,... zult gij ze
zeggen dat ik moedig gestorven ben
Zeg hun. dat mijn laatste gedachte
aan hen gewijd was.
Gij zult hun mijn brieven terugge
ven... dan mijn... dienstboekje.nooit
straf gehad...
Laat men mij begraven met het me
daillon, dat om mijn hals hangt het
bevat hun portret en... dat van mijn
meisje... dat ik bij mijn terugkomst
zou trouwen...
Belooft gij het mij
„Ik zweer het u," zeide Friquette
ernstig met de oogen voltranen.
,.En gij, mijn goede engel, heb dank
voor al uw zorg..."
De aalmoezenier, die door de zalen
liep, bleef bescheiden op eenigen afstand
van het sterfbed van den jongen Parij-
zenaar staan.
Het was een groote, forsch gebouw
de man met een langen baard en. een
goedig uiterlijk.
De korporaal, kreeg hem in 't oog en
zeide
„Goeden dag... mijnheer pastoor
gij komt alsof gij geroepen waart
Ik zou u zelfs wol... iets... willen
zeggen... alleen...
Gij permitteert mij wel even... juf
frouw Friquette... ik heb u iets mee te
deelen... iets te doen..."
„Ik ben tot uw dienst, mijn jongen."
zeide de geestelijke hem hartelijk de
hand drukkend.
Friquette verwijderde zich. Het on
derhoud duurde vijf minuten en de
geestelijke riep het jonge meisje weer
terug.
„Het zal niet lang meer duren,zei
de de pastoor met zachte, bevende stem.
In weerwil van alle ellende, die hij go-
zien had, was het hart van den man
toch voor aandoeningen vatbaar geble
ven.
Friquette kwam terstond^
De oogen. van den soldaat stonden
reeds dof, zijn neusvleugels trilden, ter
wijl zijn ontvelde, bloedelooze mond
zich opende, waardoor twee rijen groo
te, witte tanden zichtbaar werden.
De soldaat worstelde met den dood.
Zag hij nog?... hoorde hij nog?
De geestelijke en de verpleegster, de
twee menschen, met wie hij niet lang
geleden vriendschap had aangeknoopt,
wachtten, naast zijn krib staande, het
oogenblik af, dat de ziel het lichaam
ontvlieden zou.
„Vader... moeder... uw jongen
gaat de eeuwige reisaanvaarden.
Parijs!... kameraden'... o'... moe
der, lieve moeder
Heb medelijden... God, wat lijd ik...
Vaarwel... allen, die ik heb lief ge-
liad1
Lx de verte hoorde men de tonen ran.
een vroolijken marsch weerklinken.
De jonge soldaat trachtte zich op te
richten.
Met heldere stem riep hij
„Leve het vaandel
Present!"
Na deze woorden viel hij in zijn kus
sens terug en bleef onbeweeglijk liggen.
De arme jongen had opgehouden te»
leven en een plotselinge dood bespaarde
hem een lange marteling.
De geestelijke en het jonge meisje
knielden bij het bed neder, en baden,
terwijl de zieken zich verwijderden
mompelend
„Al weder één!"
Toen het jonge meisje haar gebed ge
ëindigd had, stond zij even bleek als da
dood op, sloot de oogen van den gestor
vene, en zeide sniMcend
„Vaarwel, arme jongen slachtoffer
van den plicht, vaarwel!"
Bijgestaan door Bar ca legde zij den.
jojigen man af, zocht zijn papieren bijt
elkaar en bleef bij hem, totdat twee op
passers het lijk kwamen halen om het
(Wordt vervolgd).