Het verbroken engagement. „Oom, besta oom." Oom Theodoor draaide zicli in zijn stoei om en keek mot bijzondere belang stelling naar het jonge meisje, dat zijne werkkamer waa binnengestormd, en snikkend op een stoel was gevallen. „Wel Guuaje, wat scheelt er aan?" vroeg hij toen hij zag, dat haar da tra- nen over do wangen hepen. Thans wierp zij zich aan zijne borst. „O, lierve beste oom ik beu zoo onge lukkig. „Alweer vroeg hij op goedmoedigen toon. „Maai* zeg eens en daarbij duw de hij haar zachtjes een eindje van zich af je huilt mijn heele overhemd nat en dat heb ik van ochtend eerst schoon voorgedaan." „Hoe kunt u nu aan uw overhemd denkeu, waar mijn geheele levensgeluk op het spel staat. En weer bedekte zij hare oogen met den zakdoek waaruit thans een geur van millefleurs opsteeg. „Nu, zou je me nu eindelijk eens zeg gen wat er eigen Lijk aan scheelt." „Hier hier, lees dezen brief maar eens." Met deze woorden reikte zij hem een halfverfrommeld briefje over, dat hij kalm aannam. „Je staat me toch toe, dierbaarste al ler nichten, dat ik mijn pijpje weer aan steek, dat onder al deze bedrijven is uit- gegaan i" „Daar hij geen antwoord kreeg op de ze vraag, maai- alleen weer een paar ge smoorde snikken, hoorde, vatte liij dit als eene toestemming op, zette zich weer gemakkelijk in zijn stol, stak de pijp aan en nadat hij eenige krachtige rook wolken had uitgeblazen, zette liij den bril terecht en vouwde het briefje open. „Zoo" begon liij, „laten we nu eens aden." „Geachte Mejuffrouw." „Nietwaar?" viel zij hem in de rede, „is dat niet verschrikkelijk? Nu ben ik opeens iets anders voor hem dan eene „geachte juffrouw". „Zeg laat me nu eerst maar eens uit lezen." ,,De manier waarop ge u in den laat- aten tijd" „U u', voelt ge wel hoe vreese- lijk dat voor mij klinkt En weer moest da zakdoek dienst doen om den opko menden tranenvloed te stuiten. „De manier waarop ge u in den laat ste n tijd jegens mij gedraagt, de schaam- fcelooze koketterie, die u gisteravond op het feest van Fidelitas hebt ten toon gespreid, noodzaakt mij, hoeveel leed het mij ook doet, u uw woord terug te geven. Van harte weaisch ik u toe, dat ge met een ander zoo gelukkig moogt worden als ik u had willen maken. Ik hoop binnenkort iiï de gelegenheid te worden gestold onze ringen etc. weder terug te geven en te ontvangen. Achtend, Uw dw. KURT HANSEN.'; In gespannen verwachting keek zij mij aan, om te zien wa.t hij wel van de zen ongelioorden brief zou zeggen. Oom Theodoor liet echter slechts een veel zeggend „hm, hm" hooren. „En verder weet je niets. Zeg me nu eens, klein ding. heb je werkelijk ge koketteerd Zij kleurde even. „Och daar waren onder anderen een heel beleefde officier en een aardige as sessor. En men gaat toch niet naar zulk een feest om strak voor zich uit to zit ten kijken. Men wil toch graag gezien worden. En 't is toch wel aardig als de heeren zoo galant zijn." „Kortom, je hebt dus gekoketteerd. Was je gedrag in den laatsten tijd niet zoo, hm, niet zoo als dat tegenover een verloofde past?" zette hij do ondervra ging voort. „Dat is zijn eigen schuld. Wij hadden eon buitenpartijtje georganiseerd en toen kwam hij op het laatste oogenblik verbeeld uop het laatste oogenblik om te vertellen (hit hij te veel werk had om mee te kunnen gaan. Dus zijn werk gaat nog boven mijik moet daar bij achterstaan." Zeg ga niet dadelijk weer huilen- Ik vind het ook heel ongepast van een Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCCXXXVIII. De groote Haarlemsche strijdvraag van deze week is geweest„Komt Si- grid Arnoldson met de Nederlandsche Opera hier of komt ze niet?" Aan den eenen kant staat de directie van den schouwburg, die zegt„de directeur van de Opera heeft het ons beloofd" en aan den anderen kant de Nieuwe Muziek handel, die beweert„als er een con tract gesloten is dan is dat geschied zonder toestemming van Sigrid Arnold- son zelf." Men moet er nu maar naar gaan raden, of ze den 31 sten in Mignoi zal optreden, ja of neen. Vooreerst is er wol niets met zekerheid van te zeg gen, maar wat wel zeker is, dat is de re clame, die door het twistgosclirijf voor het concert van de zangeres is gemaakt. De aandacht bleef daardoor eiken dag op haar gevestigd en allicht is er me nig een geweest, die door het voortdu rend lezen van liaar naam, besloten heeft haar te gaan hooren. terwijl het concert hem anders bijna onopgemerkt zou zijn gepasseerd. Het is niet de eerste keer, dat Sigrid Arnoldson hier zingt. Een jaar of wat geleden hebben wc liaar in de concert zaal van „de Kroon" kunnen hooren. Er was toen met een paar schennen oen aoort van vertrekje op het tooneel maakt waarachter do zangeres na elk nummer kon verdwijnen. Wegens de ruimte was daarbij de pia no wat achterwaarts geplaatst, zoodat jongmensch dat hij zijn werk als hoofd zaak beschouwt. Eerst het genoegen, dan de plicht." Zij keek hem verrast aan. „Oom, u spot er zeker maar mee?" Maar hij bleef even goedmoedig en onverschillig voor zich heen kijken. Daarop den brief weer inkijkend, vroeg hij „wat denk je nu te doen?" „Ja, wat te doen? Als ik dat wist behoefde ik niet bij u te komen." Hij barstte in een vroolijk gelach uit. „Dankje 1 't E-envoudigste zal rijn, dat je met een ander zoo gelukkig tracht te worden, als hij je gaarne zou gemaakt hebben." „Zeg oom, spot u dan werkelijk met mij F „Nonsens, ik ben nooit zoo ernstig geweest als nu. En als hij komt geef je hem eenvoudig alles terug. Je maakt een buiging en klaar is Kees. Bah! zoo'n afgebroken engagement is niets waard. Dat komt in elke familie voor." „Maar weer begonnen de water landers te komen. „Nu, wat beteekent dat „maar" „Maar ik kan op deze wijze onmoge lijk afstand doen van xxurt. Hij zag liaar thans werkelijk verbaasd aan. I „Wel waarom heb je me dat niet da delijk gezega „En u zult mij helpen om de zaak weer in het reine te brengen V' Zij ging tegen rijn knie leunen en streek met hare zachte handen over rijn wangen. Dat scheen hem volstrekt niet onaangenaam te rijn. Niettegenstaande dat antwoordde hij„Neen, kleine, met liefdeszaken bemoei ik mij niet." „Och u is afschuwelijk. U weet toch dat ik zoo veel van hem houd, zoo „Ja, dan weet ik niet beter dan dat je naar hem toegaat en hem dat zegt. Jo vertelt hem ,dat je het koketteeren in het vervolg zult laten. Je belooft hem, dat je je verkeerd gedrag „Ik verkeerd gedrag? Ik heb toch niets gedaan en behoef dus niet naar hem too te gaan, de eerste te rijn." „Jij bont het onschuldigste schepsel dat ooit met Doeringzeep is gewasschen. „Zeg u hem liever dat hij mij vergif fenis vraagt voor hot schrijven van dien afschuwe-lijken brief. Niet? U kimt het voel beter dan ik." Vernieuwd wangen streelen. „Dat is heel vleiend voor mij. Ik moet dus naar zoo'n vildvreemde gaan, die in rijn recht is „In rijn recht?" „Ja, zclcer, geheel en al. Ik had pre cies gedaan in zoo'n geval als hij in zoo'n geval, en ik zou nu tegen hem moe ten zeggen„Lieve vriend, je hebt on- "ijk." Dat gaat niet, dat kan ik met mijn geweten niet overeen brengen. Hier heb jo den brief. Een volgenden keer „Ach, lieve beste oom wees toch niet to „Ik ben volstrekt niet zoo Zij keek hem met oen schelmschen blik aan, alsof rij zich heel goed van de macht van dien blik bewust was. „Niet? U probeert het dus, U krijgt een extra kus van mij". Je bent een onverbeterlijk ondeu gend nest. Nu ik zal eens rien „U wilt" jubelde zij en maakte aan stalten om hein om den hals te vliegen. Wacht eens, ik heb nog niets beloofd. Ik wil alleen probeeren wat ervan te maken valt." „O, dan is alles goed." En nu omhelsde rij hem werkelijk en gaf hem zulk een hartelijken kus, dat de kanarievogel eensklaps helder begon te zingen. De oude meesmuilde. „Was het een voorschot klein nest?" Ook Kurt was met de zaak volstrekt niet tevreden. Maar Guusje's gedrag was niet meer geweest zooals het oen verloofde pastte en daarom moest hij aan hun scheeve verhouding een eind maken. Wel hoopte hij na het afzenden van den brief op een teeken van verzoening. Tevergeefs. Persoonlijk begaf hij zich naar de woning van oom Theodoor om ring en cadeaux terug te brengen. Guus- je was zenuwachtig en ontroerd, maar niettegenstaande rij zich van ooms hulp had verzekerd, hulde rij rich telkens meer in wat rij gekrenkte waardigheid noemde. Zoo stonden twee jonge men de zangeres, om don pianist te kunnen rien. eenigszins schuin op het tooeel stond, zeer tot verdriet van het publiek aan den rechterkant, dat niet alleen den zang hooren, maar de zangeres ook wel zien wou. Mevrouw Arnoldson is een bekende schoonheid en het oog wil ook wat hebben. In de pauze verhuisden dan ook velen van den rechter- naar den linkerkant, maar ze wisten niet, dat eenige van de reohtszitters naar den impressario wa ren gegaan, om te vragen of mevrouw Arnoldson nu ook eens naai- den rech terkant wilde ringen. Het gevolg was, dat na de pauze de verhuisden haar weer van ter rijde konden beschouwen, „Gehoord heb ik haar, maar niet ge zien," hebben rij kunnen zeggen toen ze thuiskwamen. Mij zal het verwonderen of het con cert druk bezocht is. Er was deze week al zooveel te doem. Messchaert en Rönt gen, de Italiaansche opera en de schoo- ne Sigrid, alles in den tijd van vier da gen, Wanneer dat den hellen winter zoo door moet gaan, dan zou een mensch er haast toekomen om te wenschen, dat er in de eerstvolgende tien jaar geen enkele zanger of zangeres meer werd opgeleid en in de eerstvolgende kwart eeuw geen enkele piano- of viool-vir tuoos meer werd geboren. Wo hebben aan den bestaanden voor raad voor jaren genoeg. Het gaat moeielijk, over win tergenoe gens te spreken, zonder tegelijk aan win- termisères te denken. Ik vrees, dat de verschillende instellingen van liefdadig heid dit jaar een zware taak zullen heb ben. Den menschen rit het geld voor philantropie bestemd toch al vaak heel schen, die elkander hartelijk liefhadden, tegenover elkaar, om voorgoed afscheid te nemen. De trots hield haar den mond geslo ten en deed hem eveneens de lippen op elkander klemmen. Alles ging stijf en volkomen correct. De ringen waren reeds teruggegeven, de brieven eveneens. Heimelijk wierp rij een blik naar de deur; rij meende een voetstap te hebben gehoord. Daar in den hoog- sten nood verscheen oom Theodoor. Hij maakt het zich aanstonds gemak kelijk in rijn armstoel en zegt op opge- ruimden toon „Dus kinderen, jelui wilt je verloving verbreken. Uitstekend." Hij ontvangt geen antwoordalleen werpt rij die juist uit een juweelkastje een mooien armband neemt, een ver stoorden blik op hem. Hij doet alsof hem dat volstrekt niet nan getat. „Heb je mekaar alles al teruggegeven wat je mekaar hebt gegeven?" Als rij nu maar niet met die ellendige tranen te kampen had. Haar „ja" klinkt, zoo vreemd. Maar ook daaraan stoort oom zich niet. Hij zet zich nog gemakkelijker in den stoel en gaat kalm voort „Ook de kussen?"... De twee rien elkaar aande ban is verbroken en in het volgend oogenblik liggen,de handen weer in elkaar en... Oom Theodoor acht thans het oogen blik aangebroken om weer te verdwij nen, terwijl hij philosophisch bromt „Ja, ja, men moet de zaken goed we ten aan te pakken." Haar vlucht. De mist daalde neer op het onooglijk gebouw waar het gerechtshof ritting hield en scheen er de muren van saam te drukkenhij kleefde aan de vensters en verborg zoo de ijsbloemen, die in de ze omgeving niet misplaatst waren. De rejehters leunden in vermoeide houding tegen de ruggen hiuier zetels. De president schoof rijn bril op het puntje van den neus en veegde zich het warme voorhoofd af. Is er nog iemand? vroeg hij den deurwaarder op langzamen en niet vrien delijken toon. Een meisje, antwoordde deze. Welnu, laat dat meisje binnen. De deur ging open eai het meisje trad binnen... Een lief persoontje! Haar- met bont omzoomd, gebloemd jakje sloot geheel om haar bevallig figuurtje, dat het als een standbeeld scheen te omsluiten. Zij sloeg zacht hare donkere oogen neer en er verschenen rimpels op haar schoon, effen voorhoofd. Wat is er, kind? vroeg de president osverschillig. Het meisje plooide den zwarten doek, dien rij om het hoofd had en antwoord de met een en diepen zucht Mijne zaak is treurig, erg treurig. Hare zachte, droevige stem sprak tot het hart als goede muziek, die, als men haar reeds niet meer hoort, nog natrilt in de lucht en menschen en zaken door haren geheimzinnigen invloed schijnt te veranderen. Hier is het geschrift, zei ze, liet zal beter dan ik alles zeggen. Zij zocht het op hare borst en de onverbiddelijke president strekte zijne groote hand naar het geschrift uit. Eene veroordeeling, mompelde hij, terwijl zijne doordringende oogen over het document gaan. Anna Bede wordt op heden gedagvaard om hare gevange nisstraf van zes maanden te ondergaan. Het meisje buigt droevig het hoofd en daar rij het zeer laag buigt, glijdt de zwarte doek haar over den rug. Toen valt een vlecht van haren weelderigen zwarten haartooi los en bedekt haar ge laat. 't Is maar goed ook want, was rij zooeven lelieblank nu is ze vuurrood van schaamte. Wij hebben dat papier acht dagen geleden ontvangen, stamelt rij met af gebroken stem. Mijnheer de deurwaar der heeft het zelf gebracht en heeft ons uitgelegd wat het wil zeggen. En mij ne arme moeder heeft tot mij Ga kind, wat wet is, is wetmen moet haar niet als gekheid durven opnemen. Dus ben i kgekomen, om de zes maanden te ondergaan. De president veegt rijn bril twee maal afrijn koude, ontevreden blik zocht nu het gelaat zijner collega's dan het venster, den vloer, de groote ijze ren kachel, door welke holle deur twee schitterende vuur oogen hem strak aan zien en liij mompelt onwillekeurig wat wet is, is wet. Toen leest en herleest liij de oproe ping, dat onduidelijk gekrabbel op het witte papier, maar liet staat er toch, dat Anna Bede veroordeeld is tot zes maanden gevangenisstraf, om dat rij gestolen voorwerpen heeft verborgen. De wind steekt buiten op liij doet de vensters schudden en fluit door de re ten als een spook dat de menschen doet huiveren„Wat wet is, is wet Het onverbiddelijke hoofd knikte be vestigend, als antwoord op die bovenna tuurlijke stem; de groote hand schelt den deurwaarder. Breng Anna Bede bij den inspec teur der gevangenis. De man neemt het papier; het meis je keert zich zwijgend om, maar haai- roode lipje-, heven zenuwachtig of rij naar woorden zocht. Misschien hebt gij nog iets te onder in den zak en niet dan met moeite komt het voor den. dag. Zal dat nu de zen winter niet nog erger worden, nu onze gemeentelijke geldkist zoo armoedig is gemeubileerd, dat het is om er bij te staan snikken? Misschien zegt iemand, dat ik sla pende honden wakker maak. maar och, dit beestje zou ook zonder inij wel ont waakt zijn. En dan is 't maar beter, hem voor te wezen en hem direct rustig te houden met een fermen tik op zijn neus. Waarmee ik zeggen wil, dat, al moeten we voor 1899 wat meer betalen aan plaatselijke belasting, het totaal wat we hebben te offeren aan den fis cus, voor verreweg de meesten niet hoo- ger worden zal, dan wat in 1898 werd betaald vóór de invoering van de nieu we wet op het personeel. De armen mogen door een tijdelij- ken tegenspoed toch niet lijden. Hun behoefte aan onze bijdrage is toch ze ker altijd grooter dan bij de gezeten burgers het bezwaar, om die te offeren. En ik vind al dadelijk gelegenheid, om de aandacht te vestigen op een van de instellingen van weldadigheid, die aller steun verdient. Ik bedoel de spijskokerij van den H. Vincentius a Paulo in de Zoetestraat. Daar wordt iedere week tweemaal gekookt voor de Roomsch- Katholieke armen, tweemaal voor de al- gemeene armen, onverschillig van welke gezindte evenwel mits rij in het be zit rijn van een bon. Deze bons worden bij den aanvang van den winter door de vereen iging per circulaire aan de burgerij te koop gepresenteerd. Do stad breidt rich uit en met haar, helaas, het aantal behoeftigon. Maar de verkoop van de bons neemt niet toe. Vaa- Niets.niets... Alleen, dat ik Liesjo ben Liesje Bede, want.weet u. als 't u blieft.Anna, dat is mijne zus ter. Wij hebben haar voor acht dagen begraven, die arme. Dus dan zijt gij niet veroordeeld? O, lieve Hemel, waarom zou men mij veroordeelen Ik doe nooit iemand kwaad, zelfs geen mugja Maar waarom komt ge dan hier dwaas kind? Welnu, als "t u belieft? Zij is juist gestorven, toen deze zaak voor het hof in hooger beroep was. Toen rij reeds was bijgezet, kwam dit bevel van de zes maanden en bewees dus, dat de straf toch moest worden ondergaan. 0, wat heeft rij op de uitspraak gewacht! 't Is goed ,dat rij niet heeft kunnen leven, lang genoeg, om haar nog te ontvangen. Zij had zich dit niet voorgesteld... Bij die herinnering kwamen haar de tranen in do oogenrij kon nauwelijks voortgaan. Toen. rij daar zoo lag zonder be weging, met gesloten oogen. doof en stom voor altijd, hebben moeder en ik liaar beloofd, om al het kwaad te herstel len, dat zij heeft gedaan voor hem, dien zij liefhad. Want zij heeft veel ge houden van Ga Wiel Ka.rtong; voor hem heeft zij gezondigd. Daarom heb ben wij gedacht... Wat mijn kind? Dat rij rust moet hebben in haar graf... Dat niemand moot kunnen zeg gen, dat zij hein iets schuldig is geble ven... Moeder zal het verlies betalen, en ik, ik zal in hare plaats de zes maan den gevangenisstraf ondergaan. Da rechters rien elkaar glimlachend aan Welk een eenvoudhoeveel naïve teit Zeüs het gelaat van den president schijnt niet meer zoo plechtig koud. En het :is niet zijn voorhoofd dat hij met zijn gelen zakdoek afveegt; misschien iets daaronder. 't Is goed, meisje, zegt hij zacht. Maar laat eens zien, nu herinner ik mij... Hij houdt de hand ouder het hoofd en doet of hij ernstig nadenkt. Ja, ja, er is eene groote vergissing ingeslopen, in deze zaak. Wij hebben een verkeerd papier gezonden... Het meisje slaat hare groote, treurige oogen naar den grijsaard op en valt hem haastig in de rede Ziet u. riet u wel. Ei- is zulk een smartelijk verwijt in liaro stem, dat de oude president nog maals rijn zakdoek neemt. De onverbid delijke is geheel van streek. Hij nadert het meisje en streelt liaar met de hand over heair donker haar. De rechtvaardigheid daarboven heeft een ander oordeel geveld. Ga naar huis, kind; groet uwe moeder van mij en zeg haar, dat uwe zuster Anna on schuldig is geweest. Wij hadden het wel gedachtmom pelde zij zacht en drukte hare kleine hand op het hart. waar dat zonderling verschijnsel De reden is deze, dat velen, die nog maar korten tijd in de stad wonen en niet we ten hoe de verceniging werkt, de circu laire aanzien voor een verzoek om ge wone ondersteuning. Men weet nu. dat rij dit niet is maar enkel en alleen de gelegenheid geeft, om bons voor voe dingsmiddelen aan te schaffen, die ieder aan zijn eigen armen uitreiken kan. Over den vorigen winter schrijft mij iemand „Telkens staan er voor de spijskoke rij meer dan honderd menschen, dik wijls langer dan een uur, te wachten, zonder bons, op wat er overschiet." Be ter bewijs kan niet gegeven worden, dat er behoefte is. Welnu dat dan de gegoe den da armen helpen en liet streven van deze spijskokerij steunen, door van de aanbieding der bons, een ruim ge bruik te maken! Ik sprak daareven van menschen, die zich hier pas gevestigd hebben. Welbe- keken is do mensch toch een onrustig wezen. Al bestaan de nomaden of zwer vende volksstammen niet meer, afstam melingen daarvan rijn er blijkbaar in Europa nog wel overgebleven. Alleen rien ze er anders uit. Hunne voorvade ren droegen beestenhuiden, aten het vleeseh liefst rauw en konden vechten als leeuwen. De nazaten dragen hcoge hoeden en corsetten, kunnen alleen eten verdragen waarop ze zoo goed als niet behoeven te bijten en vechten alleen met oen raketje en een balletje met. veeren. Zo zakken niet meer op vlotten snelstroo- menda rivieren af, maar laten hun teere meubeltjes mot verhuiswagens van de eene stad naar de andere rijden en spo- Spori en Wedstrijden. Wielrijden. Zondag a.s. zal voor de vierde maal de Grand Prix van Ronbaix op do baan aldaar verreden worden. Voor dezen groeten wedstrijd, die steeds zeer iuteressant was en druk bezocht wordt, zjjo de navolgende rydera ingeschreven volgens han natio naliteit: Amerika: Banker, Pettis, Darlow. HollandJaap Eden. Dnitschland: Weeck. België: Protin, Grogna, Broca, Van den Born, Honbea, Impens, Leclercq, Deleu, Duchesne, Dutrieu, '1 rève. Frankrjjk: Bourrillon, Jacquelin, Nossam, Mercier. Carmant, Piette, Prévot, Lamberjack, Courbe, Ruiuart, Collomb, Balajat, Boulay en nog vele anderen. Wereld wie'eraars zullen in 't ver volg Marokko niet meer kunnen aan doen. De keizer heeft zich namelijk een fiets !ateu komen, en nu bevalt 'tryden hem zoo, dat by aan alle onderdanen in zyn ryk het gebruik van het rywiel beeft verboden. Ey vindt dat een speciaal keizerlyk ge not, waarvoor het volk onwaardig is Koloniën. Atjeh. De nota naar aanleiding van de ex cursies in Pedir gedurende het tijdsver loop van 19 Juni tot 2 Augustus 1898, op last van den civiel en en militairen gouverneur van Atjeh en Onderhoorig- heden, samengesteld door den adsistent- resident der Noord- en Oostkust van Atjeh, bevat o.a. het volgende Berichten omtrent hoofden van de partij van verzet en vijandelijke ben den. Voortdurend kwamen berichten binnen omtrent de verblijfplaatsen van vijandelijke hoofden en benden, doch deze hadden meestal betrekking op het verleden en bevatten slechts zelden aan wijzingen, die ons in staat stelden om met kans op succes verrassend op te treden. Een vaste verblijfplaats houden de partijhoofden er niet op na. en. meerma len verplaatsen rij zich, zoowel overdag als 's nachts, ten einde zooveel doenlijk hun spoor bijster te maken. Daarbij komt do moeielijkheid om lieden te vin den, geschikt en bereid om betrouwbare gegevens in te winnen en te verstrekken. De vrees om bij ontdekking te worden afgemaakt, hetgeen, reeds een paar malen heeft plaats gehad, schrikt vroeger door 't bestuur voor spionnendiensten ge bruikte personen af om naar het bui tenland te gaan, terwijl gedurende de excursie in bewoonde streken slechts in algemoenen rijg berichten omtrent de bewegingen van den vijand konden wor den ingewonnen. In het vijandelijk ge bied was het bekomen van waardevolle inlichtingen, nog bezwaarlijker, daar hier gewoonlijk in de kampongs1 geen sterveling werd aangetroffen, zoodat nooit zoodanige zekerheid aangaande de schuilplaatsen van den vijand verkre gen kon worden, dat verrassingen met eenige kans op welslagen bonden wor den beproefd. Afzonderlijk en zonder" eenig veirband treden de vijandelijke benden, dikwerf uit niet meer dan 20 a 25 personen, be staande, op. Zij doorkruisen het land, rooven waai- rij de gelegenheid daartoe schoon rien, houden de bevolking in onrust, doen overlast aan en noodzaken haar uit de kampongs te vluchten, wil rij niet blootgesteld worden aan het vuur onzer geweren, wanneer dat ter beant woording van liet vuur uit kampongran- den op den rij and wordt afgegeven. Nergens noemenswaard stand houden de, trachten die benden waar mogelijk en vooral bij eenen terugtocht ons te harceleeren, daarbij steun landende van kampongvolk, waaronder rich altijd wel lieden bevinden die, al ware het slechts uit louter genoegen om eens te kunnen schieten, er behagen in scheppen om met een rijandelijken troep mede te doen. In het ten wisten van de Pedir-rivier gelegen gebied werd door Toeankoe ren die in een coupé van den sneltrein achterna. Zij zwerven van Amsterdam naar Haarlem, van Haarlem naar Am- hem, van Arnhem naar den Haag. ran den. Haag naar Utrecht, van Utrecht naar Nijmegen. En hoo vaak de menschen om een wissewasje, in dezelfde stad van de eene straat naar de andere verhuizen, zou ik niet durven becijferen. Dat houdt met honderde keeren niet op. Maar 't allermooiste motief om te verhuizen heb ik eens vernomen uit een arbeiderskwar tier. Daar was iemand verhuisd naar een naburige straat, hoewel rijn nieuwe huis geheel gelijk was aan het oude, maar enkel en alleen omdat men in die straat geen en in de straat waai" hij vandaan kwam, wel belasting betaalde. Menigeen weet het niet, maar een fedt is het, dat in verscheidene straten, waar toch werklieden wonen, die het heele jaar door een flink weekloon ver dienen, niemand belasting betaalt. Men legt het belastingbilet er naast zich neer, laat hetzelfde lot ondersraan aan do waarschuwing en de aanmaning en dan was hot uit. Soms werd er vanwege den rijksontvanger wel eens met ge rechtelijken verkoop gedreigd, maai- daar bleef het bij, totdat nu dit jaar, zooals de lezers van dit blad weten, de bedreiging is uitgevoerd en een inboe del inderdaad is verkocht. Ik heb ge hoord, dat dit wel een bres heeft gescho ten in veler zelfvertrouwen en dat me nige bewoner van een „belastingvrije" buurt, rijn pemiigske toch maar bij den ontvanger is komen offeren. De vraag is gedaan wat door de ad ministratie van de belastingen met de meubeltjes wordt gedaan, die rij Moehamad, T. Len (een bloedverw van Panglima Polim) Toeankoe B Madjapait (een zoon van wijlen T koe Haschim), en Ketjik Lénian Laweung (Pedic) het verzet lev gehouden en georganiseerd. Op een der door zendelingen van T. Bén Reubeë bevestigd bericht dat te G Grong, onder aanvoering van Toea Moehamad, een 400taJ vijanden meld waren, en zich versterkten, v< m. trok den 7den Juli jl. eene colonne d< waarts, die den vijand spoedig verdrtt ac bij welk samentreffen Toeankoe Mo" hamad licht werd gewond en diens Pa glimas Prang Adam, sneuvelde. IU"' Imeum van Koen jet deelde later ma L< dat te Mata Ië, gelegen op den w pc van de VII moekims naai- Andeiu «r door bovengenoemden Toeankoe Bi ie him loopgraven waren gemaakt en d" Toeankoe Moehamad naar Lajigga w he gevlucht. Q1 Do berichten omtrent T. Panglii Polim liepen zeer uiteen. Het meest waarschijnlijk is, dat 1 hl zich steeds in de VII moekims het P' schuil gehouden en zich slechts van da *e heeft verwijderd om rijn vrouw en zi moeder, tegelijk met de vrouw van Pi joet Mat Taliir naar Samalanga over brengen, waar rij zich thans, ook volge *"c uit Telok Semawé ontvangen mededt*'; ling, in het gebied van T. Sah Kob; 01 de II moekims Toenang, te Aloer Ket pang op een afstand van 4 a 5 mijl van het strand zou ophouden. T. Pang 'e' ma Polim zou deze reis hebben ben#?' om door tuschenkomst van T. Sah Kf; bat, een voorraad kruit van diens schoc 11 vader T. Tji Pasangan machtig te wcfe den, welke ammunitie hij aan de Kf jiks in de VII moekims moet hebb e uitgedeeld met opdracht om onze troep K te beschieten en onder bedreiging vjjPv de nalatigen te zullen beboeten. Het schijnt echter dat de bevol der VII moekims weinig geneigd i3 vijandelijkheden tegen ons te pl( en zelfs redenen heeft om op Pang] Polim verstoord te rijn, wegens een \ij°F liooge schatting die hij in het begin dit jaar van die bevolking heeft gein hetgeen niet wegneemt, dat rij h< vreest eai daardoor huiverig blijft uiting aan hare goede gezindheid te gp ven. p3 Bij de vestiging van een post in <1 VII moekims, is het echter te verwacrc ten dat de bevolking haar tlians niP min of meer gereserveerde houding ff1 onzen opzichte zal laten varen. P Waar elders op eenigszins drieste wip ze tegen onze troepen werd opgetrede»r waren doorgaans benden van. T. OeinJjG eai T. Bén Peukan. van Merdoe in 't spa De beschieting van hooger bedoel! op 19 Juni jl. naar Segli terugkeereP do colonne, bij Banibi, had beJialrc door een bende onder T. Mantroi g| root en Plabib Abdoollah van BoesoT' die onze troepen van Beurenoen af w|® gevolgd, plaats door volk van T. Oemar' waarbij zich kwaadwilligen uit do nabf rig gelegen kampongs hadden aangesü s ten. Zekere Njas Toenong, een petoew van Bambi, die het plegen van. rijandP lijkheden wilde beletten, werd door dl0 vijand ernstig verwond. De door spionnen gedane aan wij: gen betreffende opgeworpen en d( randjoe's omgeven versterkingen Gloempang Pajong, Teupin Raja en noë, waarbij vooral van bestaande terleidingen, als verdedigingswerken, bruik zou zijn gemaakt, bleken bij h bezoek onzer troepen op 28 en 29 Juf jl. geheel juist. Onder aanvoering van T. Oemar, j Ben Peukan en den Oeleëbalang v, Gloempang Pajong werd hevige tegt stand geboden, waaraan niet alleen di de benden van beide eerstgenoemde h< den maar ook kampongvolk uit Gloes pang Pajong en Oenoë alsmede d< benden onder T. Majidin Tiro, T. Tirö en T. Imeum Loeeng Bata deelgenomen. Onder de gesneuveld* werd zekere wakil Lama, een petoc van Gloempang Pajong, herkend. Tijdens het verblijf der troepen het bivak te Teupin Djangga werd brief ontvangen van T. Béntara K< mangan, waarin deze meldde dat Béntara Gloempang Pajong, na de leden nederlaag, naar Beureunoen gevlucht en rijn voorspraak had !bi die ml£ s 't diet aan zijg< bij die gerechtelijke veilingen koopt. omdat niemand van h?4< publiek wil bieden? Wel, heel ee^ni voudigrij bergt die ergens op qB zendt tra- gelegener tijd alles te za: naar een publieke veiling. Op die nier komt de fiscus toch, al is 't ook langs een lastigen omweg aan geld. Zoo ziet men, dat ook dc belastinjgl gaarder een slachtoffer is van de algw meen gevoelde moeielijkheid, om advi geld te komen. Deze moeielijkheid wordg! naar het schijnt, van jaar tot jaar groml ter en ook dit jaar is er voor somniiga weer een kluitje uit de pap gencnu^is Ik bedoel de jongens, die voor rempflU' cant gingen dienen, soms tweemaal adv. ter elkaar on op die manier een sonutKH tje vergaarden, waarmee ze latei- zaakje begonnen of een stukje gronb' kochten. p Dit is nu doqr den persoonlijks d dienstplicht uit. En ik denk daarbij aa een opwekkend woordje, dat een domifd uit den omtrek sprak tot een groep a'( geloten, die in de Kenaukamer op di*< Doelen een kop koffie kwamen drinkab- „Zie je, mannen, als vroeger een daat met rij!n meisje wandelde, haddeal sommige piensfcheai over meisje, dat met een soldaat liep, v wat te zeggen. Maar dat is nu heel l. ders geworden, nu iedereen die aaiikxte.' ook dienen moet voor zijn nummé-1 NU zal het een eer worden voor te meisje, als ze met je wandelen gaat wal 8 neer je de uniform draagt .Hoera!" riepen de aanstaande land" FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6