I. Milam's Geheim.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
16a Jaargang.
Zaterdag 19 November 1898.
■o. 4722
HAARLEM'S DAGBLAD
JLB03ST3ST^rMZEnsrTSFI?.X>JS:
Voor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummersO.Oü
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.80
de omstreken en franco per post 0.37i/o
.AXDVTTR/TIEILq-'TTZHN-:
Var. 1-5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstiaat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etramghrp G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Baarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels ƒ0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel 0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSantpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Öandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN,bg de tol; SpaamdamC. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER
VelsenW. J. RUIJTER; Beverwijk, J. HOORNS; Hillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Aan hen die daarop zgn ge-;
Ibonneerd, wordt hierbij verzonden j
(o. 47 van het Weekblad voor de
Itugd.
(Élk No., groot 8 bladzijden, bevat
al van fraaie, gekleurde platen en
een voor kinderen alleraardigsten
ekst De prijs per 3 maanden is slechts
Cents.)
üfficieele Berichten.
Burgemeester en Wethouders van
laarlem,
Doen te weten, dat bij hunne be
schikking van 10 Nov. j.l. aan P. J.
üppen vergunning is verleend tot
oprichting van eene kuiperij in het
«rceel aan de Berkenrodesteeg 6.
Haarlem, 16 Nov. 1898.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd
BOREEL.
De Secretaris
PIJNACKER.
STADSNIEUWS
Eerste en derde pagina.
Haarlem, 18 Nov. 1898.
Naar wij vernemen wordt het
nieuwe telephoonbureau alhier geheel
Dgericht naar de nieuwste vindingen
der telephonie. De arbeid voor de
'ephonisten is veel vergemakkelijkt,
jdat de nummers zijn bijeengebracht
op een tafel van zeer kleine afmeting,
waardoor het heen- en weerloopen van
de eene tafel naar de andere vervalt,
Bij deze nieuwe inrichting elt de
«abonneerde zelf dengene met wien
Èjj spreken wil, niet weer op. Even
als bij de intercommunale lijnen ge-
achiedt dit door de telephoniste, die
daarna den opscheller mededeelt, dat
ijj spreken kan.
Waarschijnlijk zal het nieuwe bureau
le volgende week in gebruik geno
men worden.
De Belgische Stoomtram-Maatsch.
e ook de lijn HaarlemAlkmaar
eiploiteert, beeft verzet aangeteekend
tegen het besluit, waarbij zij instaat
van faillissement is verklaard,
Tramplanneii.
Omtrent de tramplannen Ander-
leggen wat betreft de lijn Amster
dam—Haarlem, vernemen wg in tegen
stelling met de daarover loopende ge
ruchten, dat de aanleg verwacht kan
worden, doch wegens onverhoopte
tegenspoeden niet op den tijd dien
de concessionarissen zich hadden voor-
iteld.
Spoorwegdiefstallen.
Naar men ons mededeelt is het in
den laatsten tijd nogal eens voorge
komen, dat pakjes per Holl. Spoor
verzonden, óf geschonden, of in 't ge-
beel niet aan hun adres kwamen. Het
(erste overkwam een firma in mine
rale wateren, die een kist met fleschjes
limonade verzond, waarvan er onder
weg acht verdwenen. Het tweede ge
beurde een joDg man, werkzaam bg
den beer vao O. alhier, wien zijn
ouders in Oldenzaal een pak onder
goed toezonden. De vrachtbrief kwam
te Haarlem aan, maar zonder het
goed Men zoekt het nog. Gelukkig
voor den geadresseerden is hem ver
goeding beloofd van de schade, om
streeks honderd gulden.
Er wordt ijverig naar den dief (of
de dieven) gezocht. Ook de politie is
ervan in kennis gesteld, maar in
laatstgenoemd geval, eerst gernimen
tgd nadat de diefstal was gebleken.
Naar 't schijnt had de Maats, eerst
op eigen gelegenheid naar den dader
gezocht. Ons wordt medegedeeld, dat
dergelijke diefstallen eenige maanden
geleden ook telkens voorkwamen, doch
daarna achterwege bleven, zoodat de
Maats, zich al vleide met de hoop,
dat de dief op de een of andere wijze
onschadelijk was gemaakt.
Uit de laatste ervaringen valt even
wel het tegendeel af te leiden.
Niet later dan gisteren ontbraken
twee flesschen boerenjongens uit een
kistje met 6 flesschen, dat uit Sneek
aan den heer B. alhier gezonden was.
SINNENi&ND
Uit de „Staatscourant".
Koninklijke Besluiten.
Kon. besluiten. Aan mr. C. D. Asser
Jr., op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als rechter-plaa-tsvervanger in de
arrondissements-rechitbamk te Amster
dam, onder dankbetuiging voor de in die
betrekking gewezen diensten aan mr.
A. Luden, op zijn verzoek, eervol ont
slag verleend als lid van het college van
regenten over de gevangenissen te Arn
hem. onder dankbetuiging voor de in
die betrekking bewezen diensten, en be
noemd tot lid van genoemd college van
regenten jhr. L. J. van Tevlingen, gep.
generaal-majoor der genia
Benoemd tot ooncierge-boekbinder-
klerk bij 's Rijks archief in Zeeland, te
Middelburg. C. de Waard, thans adju
dant-onderofficier.
Aan E. Phillips, geb. te Bilston, in
Engeland, vergunning verleend tot het
geven van hooger onderwijs aan een
bijzondere school voor hooger onderwijs
te Roosendaal.
Aan den officier van adm. 2e kl. J.
van Rijn van Alkemade, op zijn verzoek,
met ingang van 1 Jan. 1899, eervol ont
slag verleend uit den zeedienst; met
ingang van 16 Nov., aan den adjunct-
commies bij het hoofdbestuur der poste
rijen en telegraphie El R. Borchers, op
zijn verzoek, eervol ontslag uit 's lands
dienst verleendmet ingang van 1 Dec.
aan den commies der telegraphie 2e
kl. J. Hekkema, op zijn verzoek, eer
vol ontslag uit s Rijks dienst verleend.
De rang van generaal-majoor verleend
aan den gep. kolonel der art. O. H.
Kuyck.
In hunnen rang overgeplaatst bij het
reg. grenadiers en jagers, de kapitein jhr.
J. T. van Spengler, van het 4de, als
mede de eerste-luitenants J van der
Scheer, van het 1ste, H. Z. A. van de
Roemer, adjudant bij het 2de, en T. B.
van Lelyveld, van het 4de reg. infan
terie.
De tweede-luitenant H. H. den Ouden
van het 3 de reg. infanterie, met ingang
van December 1898, op zijn verzoek,
voor den tijd van één jaar op non-acti
viteit gesteld, zonder bezwaar der schat
kist.
Rijtoeren der Koningin.
Een te Amsterdam verschijnend blad
heeft het opzienwekkend bericht ver
spreid dat H. M. de Koningin tegen
woordig bij Hare rijtoeren steeds ver
gezeld zal zijn van heeren der Hofhou
ding en voorafgegaan worden door een
gesloten rijtuig. Uit inlichtingen door
„Het N. v. d. D." ingewonnen, blijkt
het volgende
Evenals reeds vele jaren, rijdt H. M.
ook tegenwoordig dagelijks uit in een rij
tuig met twee paarden bespannen, welke
zij meestal zelf ment, vergezeld van H.
M. de Koningin-Moeder of van eene
hofdame, benevens den koetsier-majoor
en een rijknecht te paard.
Het feit, dat de rijtoeren van H. M.
zich niet alleen lot de straten van het
dorp en de lanen in den omtrek bepalen,
maar zich zelfs uitstrekken tot meer dan
een uur in de omstreken, spreekt ge
noeg voor Hr. Ms. volkomen gerustheid
in deze omgeving.
Er ia dan ook geen sprake van extras
geleide.
Ook de mededeeling, da.t te Apeldoorn
een Italiaan zou opgepakt zijn en naar
Arnhem vervoerd, is eveneens onjuist.
De berichtgever had blijkbaar niet on
derzocht. De zaak is, dat een Duitscher.
zonder middel van bestaan, zich bij de
politie heeft aangemeld en toen naar
Duitschen bodem is overgebracht.
Armenwet.
Men scbrgftons uit Amsterdam van
gisteren
In een der zalen van „Odeon" was
heden avond onder voorzitterschap van
den heer J. A. A. Kal ff ten 6 nre
door het Genootschap „Liefdadigheid
naar Vermogen" eene vergadering be
legd ter behandeling van een bestuurs
voorstel tot voortzetting der vereeni-
ging voor een nieuw tgdvak van 25
jaren en een tweetal voorstellen van
huishoudelgken aard, daarmede in ver
band staande.
Ten slotte was aan de orde een
voorstel, eveneens van het Bestuur,
om een adres te zenden aan de 2de
Kamer der S. G. ter spoedige verkrij
ging van een verbeterde armenwet.
Na voorlezing en goedkeuring van
de notulen der vorige vergadering,
geeft de Voorz. eenige cijfers omtrent
de hnlp door het Genootschap in
het afgeloopen jaar (f 107.00 1 behalve
f26.000 rentelooze voorschotten) ver
leend.
Bg de behandeling van het eerste
punt der agenda spreekt de heer Dr.
Janssen den wensch uit, dat er iets
gedaan moge worden om de verflau
wende belangstelling van het publiek
te doen herleven.
Spr. wijst op de treurige toestanden
in verschillende vakken, in hoofd
zaak in het schoenmakers- en het
kleêrmakersbedrgf en is van oor-
j deel, dat in de allereerste plaats noo-
dig is eene degelijke voorbereiding
j van de armbezoekershet Genoot-
1 schap zon b.v. een cursus kunnen
openen voor hare„districts-bezoekers."
I Van de bestaarstafel wordt door
den secretaris, den heer F. J. L.
Blankenberggeantwoord, dat het
bestuur sprs. woorden in ernstige over
weging zal. Spr. verwacht echter
geen heil van een cursns, omdat alleen
praktijk, ondervinding den armbezoe
ker inderdaad nuttig kan doen zgn.
Na eenig debat over niet ter zake
dienende onderwerpen, wordt het eerste
Bestuursvoorstel met algemeene stem
men aangenomen. De koninklijke goed
keuring op de voortzetting der Ver-
eeniging zal worden aangevraagd.
De aftredeode bestaurderen de hee
ren Blankenberg en Stork worden
zonder stemming herkozen.
De secretaris is thans van voorne
men het ontwerp-adres aan de Tweede
Kamer der vergadering voor te lezen,
waarop professor mr. M. W. F. Treub
de opmerking maakt, dat die voorle
zing niet noodig is. waar zjj die in
het concept belangstellen dit reeds
lang hebben kunnen lezen, terwijl zij
die dit niet hebben gedaan het nu
ook niet behoeven te hooren. De ver
gadering is van eene andere meeniQg
en de secretaris leest het ontwerp
voor, waaruit wg de volgende meest
belangrijke punten citeeren
Nu is het tijdperk waarvoor het Ge
nootschap is opgericht, op ultimo De
cember van dit jaar verstreken, en heb
ben ondergeteekenden, als bestuurderen,
aan de leden voorgesteld het Genoot
schap voor een nieuw tijdperk te ver
lengen en daartoe de vernieuwde er
kenning van zijne rechtspersoonlijkheid
aan H. M. de Koningin aan te vragen.
Daartoe heeft de vereadering van leden
op 17 dezer besloten, zoodat dienover
eenkomstig zal worden gehandeld.
-Maar het Genootschap ziet voor een
belangrijk deel zijn volhardend pogen,
jrijn goede bedoelingen met onvrucht
baarheid geslagen door wat de armenwet
bepaalt en vooral door wat zij niet be
paalt. Het is onmogelijk onder de wer
king der bestaande regeling, dat de par
ticuliere armenzorg gerake tot haar
grootst mogelijk resultaat; zij ziet zich
door de wet, door de armenwet, tegen
gewerkt, daar deze aan alle ongebonden
heid den kanker onzer weldadigheid
vrij spel laat.
Deze besliste overtuiging vrucht van
jarenlange ervaring, noopt ondergetee
kenden tot spreken. Als bestuurders
van het Genootschap willen zij niet een
nieuw tijdperk ingaan zonder al het
hunne te doen om voor de toekomst zijn
arbeid zegenrijker te doen zijn dan tot
dusver onder de bedeeling der bestaande
wet met mogelijkheid het geval kon rijn.
Dat moet dan toch zeker wel de aller
eerste bedoeling, maar ook de edndelijke
uitwerking van eene voldoende armen
wet zijn, dat zij den toestand der armen
verbetertdat zij iederen waarlijk „hulp
behoevende" tegemoet komt en steunt,
en voor zooverre deze niet in staat is
geheel of gedeeltelijk zich zelf te helpen,
hem dien steun te verleenen, die hem
een sober, maar menschelijk bestaan
verzekert.
Doch ook deze kennis ontbreekt
aan Regcering en Volk zijn onbekend
de krachten, die hier ten nutte der ar
men werkzaam zijn en ieders rol, ieders
deel in den gemeenschappelijken arbeid.
Onder deze gelukkige omstandigheden
is het niet te verwonderen, dat er van
eene leiding van het geheel volstrekt
geen sprake is en dat dus om een
beeld te gebruiken het leger ordeloos
en zonder onderling verband ronddoolt,
wel zoekende om goed te doen en leed
te verzachten zooveel in zijn vermogen
is, maar in dit zoeken hopeloos belem
merd en verlamd, omdat het niet geleid
wordt, en niet volgens een weloverwo
gen, gemeenschappelijk plan kan arbei
den.
Onthouding zoude soms verkieslijk zijn
boven hulp indien er daardoor niet
schromelijk onrecht gepleegd stond te
worden tegenover de beklagenswaardige
vrouw en de nog meer te beklagen kin
deren. Iedere armverzorger staat in ge
vallen van verwaarloozing door den man
ten opzichte van zijn gezin, die
helaas dagelijks voorkomen, steeds
voor den tweestrijdof het ge
zin helpen, maar daardoor den man
in zijn kwaad sterken, öf het ge
zin do gevraagde hulp weigeren, maar
daardoor de vrouw en vooral de kinderen
aan nog grooter ellende ten prooi ge
ven wat voorzeker al een zeer zon
derlinge wijze van armenzorg to noemen
zoude zijn en vooral tegenover de, aan
hun ellendigen toestand toch geheel on
schuldige, kinderen een groote onrecht
vaardigheid. Hier moest, naar der on
dergeteekenden bescheiden oordeel, de
wet de macht geven zulk een man en
vader voor zijn onmenschelijk gedrag
te straffen hem rijn plaats in en in
vloed op rijn gezin tijdelijk te ontnemen,
en zoodoende den weg te banen, die
hulp aan rijn gezin tot werkelijken steun
en werkelijk voordeel maken zoude.
Doch ook in dit opricht laat onze ver
ouderde armenwet de dringendste belan
gen onbeschermd staan.
Een derde kwaal openbaart zich door
de praktijk der armenwet, een kwaad
dat voorzeker bedelarij en ongebonden
heid grootelijks in de hand werkt, dit
nl. dat het door gebrek aan organisatie
der gemeenschappelijke armenzorg mo
gelijk is, dat verschillende instellingen
hulp en steun verleenen aan dezelfde
personen, zonder dat rij dit van elkander
weten.
In de Troonrede van 1897 werd door
allen, die op het gebied van de armen-
zorv werkzaam rijn en geen vrede heb
ben met de resultaten door de armen
wet van 1854 verkregen, door onder
geteekenden niet het minst met groo
te vreugde gelezen, dat eene Wetsvoor-
dracht tot verbetering van het armwezen
in bewerking is.
Dat is bijna veertien maanden gele
den en sedert is de Troonrede van 1898
uitgesproken.
Ten slotte wordt de aandacht op de
volgende wenschen gevestigd:
1. het wijzigen van art. 21 der tegen
woordige wet. in dien zin. dat de over
heid niet uitsluitend bij volstrekte on
vermijdelijkheid onderstand aan behoef-
tigen mag verleenen, maai- ook dan,
wanneer hulp volgens goede beginselen
van armenzorg noodzakelijk is
2. het aanmoedigen en bevorderen
van eene degelijke organisatie van de
armenzorg, opdat de daardoor ontstaan
de samenwerking zoo volledig mogelijk
rij en zoo groot mogelijke resultaten af-
werpe.
3. het inrichten en bijhouden door
het gemeentebestuur van een vertrouwe
lijk centraal register van de in iedere
gemeente ondersteunde behoeftigen,
waartoe alle instellingen hare medewer
king verleenen en welk register tea- raad
pleging beschikbaar is voor ieder der
instellingen
4. het instellen en in stand houden in
iedere gemeente, boven een te bepalen,
zielental, van een algemeenen armen
raad, bestaande uit afgevaardigden van
alle instellingen, die opgaven doen voor
het centraal register. De taak van dezen
raad zoude o a. moeten rijn het be
spreken van gemeenschappelijke belan
gen en het beramen van maatregelen
tot bevordering van goede armenzorg,
alsook het samenstellen van een jaarver
slag betreffende het armwezen in de ge
meente, waar hij gevestigd is;
5. het verbeteren van het uitvoerig
verslag, dat jaarlijks aan de Staten-Ge
neraal over de verrichtingen van het
arm bestuur, volgens arts 193 der Grond
wet, moet worden gegeven. De verslagen
der verschillende armenraden zouden tot
grondslag van dit Regeeringsverslag
kunnen dienen, waardoor vollediger ken
nis van den toestand van het. armwezen
in het geheele rijk zoude worden verkre
gen;
6. het oprichten van gemeentewege
van werkhuizen voor die behoeftigen,
dio wegens luiheid, lichtzinnigheid of
slecht gedrag geen onderstand in ande
ren vorm behooren te verkrijgen
7. het veroordeel en tot plaatsing in
een rijkswerkinrichting o. a. van perso
nen, die, hoewel in staat hun gezin te
onderhouden, door luiheid of slecht le
vensgedrag, dit in die mate nalaten, dat
hun gezin armlastig wordt, alsook van
hen, die, in een werkhuis opgenomen,
zich aldaar op ergerlijke wijze tegen de
tucht vergrijpen.
8. strengere luindhavmg, zoo noodig
wijziging van art. 432 van het Wetboek
van Strafrecht, straf bedreigende tegen
bedelarij en landlooperij.
„De zaak der armen lijdt geen uit
stel."
Prof. mr. M. W. F. Treub vraagt
het woord eu herhaalt wat hg om
trent de voorlezing vao het concept
daarvóór heeft gezegd.
Spr. is van meening.dat de iederen
spreker toegestane 5 minuten veel te
koi t zijn en zegt, dat er in het concept
niets staat wat de leden van de 2de
Kamer niet reeds weten. De praktgk
van den armenzorg had iu het adres
moeten worden behandeld, van deze
is geen woord gerept en daarom is
spreker tegen het concept. „Geld is
noodig," dat is het, wat „L. n. V."
naar alle zijden moet uiUchreeawen
en alvorens men zich in theoretische
FEUILLETON.
po
„Ja, ik heb hesm lief!" zeide rij.
Darkham barstte in een snijdenden
laci. uit.
„HemGij hebt hem liefEen man,
e u in stilte het hof maakt cn den
Uoed niet bezit of niet verlangt openlijk
rijn liefde uit te komen. Heeft hij
anzoek bij uw tante gedaan? Kom,
heeft hij gedaan? Of speelt hij
;oaar wat met u Het zou niet de eerste
saai rijn, dat hij dat deed. Er loopen
Jtooeg praatjes over hem."
Agatha trok toornig haar wenkbrau
wen samen.
„Er loopen geen praatjes van Dill-
*yn", zeide rij.
,Van morgen wilde hij een bezoek bij
mevrouw Greatoreee afleggen, maar ik
verzocht hem het niet te doen. Hij zal
morgen met haar spreken."
Dat zal hij wel zeggen. Maar zelfs
hij he* doet, wat dan. Zal me
vrouw Greatorese naar het aanzoek van
een bedelaar luisteren
„Ik ben er van overtuigd, dat rij naar
het aanzoek van een „gentleman" zal
luisteren."
Zij zeide dat niet om hem te kwetsen,
maar hij dacht dat het een steek op rich
zelf was.
„Zij zal naar mij hooren," zeide hij,
„al ben ik dan ook geen, wat gij noemt,
gentleman."
„Dr. Darkham, wezenlijk ik
Zij was getroffen door de uitwerking
harer woorden. Zij hief haar bleek, be
rouwvol gelaat naar hem op. Zij vond
het verschrikkelijk iemand, wie dan ook,
gekwetst te hebben.
„Dat bedoelde ik niet."
De plotseling verandering in baar we
zen, haar zachte vriendelijke woorden
vielen als balsem in rijn gewond hart.
Hoever zou die vriendelijkheid niet kun
nen gaan als hij rijn zaak met hart en
ziel bepleitte.
Agathariep hij uit, „luister naar
mij. Ik smeek u naar mij te luisteren.
Alles is tegen mij, dat weet ik, maar
als... als je eens wist wat je voor mij
rijt"
„Ik verlang het niet te weten." Zij
viel hem in de rede, maar voelde dat
de moed haar ging begeven. Voor het
eerst was zij bevreesd.
„Gij zult het weten," zeide hij. „Als
ik u nu vertel, dat gij mijn rieleheil in
handen hebt..."
Hij zweeg en trachtte haar hand te
vatten, maar rij stootte hem van rich af.
Zij voelde zich angstig.
„Uw rieleheil!" riep zij uit. „O 1 neen
neen l"
Er sprak zooveel afschuw uit haar
woorden en houding, dat hij haar ver
wonderd aanzag.
Wist rij iets? Vermoedde rij iets? On
mogelijk!
Hij wierp die gedachte terstond van
rich, maar een andere maakte voor de
eerste plaats. Zijn zaak stond hopeloos,
voor zoover het haar betrof.
Zij had een afkeer van hem. Zij ver
foeide hem en wat het ergste van alles
nog was, rij beminde een ander.
Was haar hart nog vrij geweest, dan
had er misschien nog een kansje voor
hem bestaan, maar hij kende haar te
goed en juist die wetenschap was oor
zaak dat hij rich zoo tot haar aangetrok
ken voelde om te weten dat wanneer
rij eens een besluit genomen had, dit
moeielijk te veranderen zou rijn.
„Zijt ge besloten?" vroeg hij.
Zij maakte een toestemmend gebaar.
„Gij verkiest dus een leven van ar
moede?"
„Ik heb het leven gekozen, dat ik
wensch te ledden."
„En mevrouw Greatorese? Zij is al
tijd zoo goed voor u geweest. Gij werkt
haar tegen, terwijl ge haar zooveel ver
plicht zijt."
„Ik ben haar moer verschuldigd dan
ik ooit kan vergoeden," zeide Agatha
ontroerd. „Maar ik geef mijn levensge
luk er niet- prijs voor.
Zij vouwde de handen op haar borst
samen.
Haar stem klonk bedroefd. Hij had
een pijnlijke snaar doen trillen. Wel is
waar had mevrouw Greatorese haar voor
gebrek lijden behoed, maar moest rij
haar daarom voor altijd slaafs gehoor
zamen en haar eigen wil geheel in dien
van haai" tante doen opgaan? Neen
duizendmaal neen." Toch was rij haar
veel verschuldigd. En ging rij nu haar
tante dit niet met ondank vergelden?"
De arme Agatha voelde zich ellendig
op dat oogenblik.
„Gij hebt dus uw besluit genomen
vroeg Darkham weer.
Zijn toon klonk vragend en dreigend.
„Gij wijslt mij af? Bedenk Agatha,
denk..."
Ik heb gedaeht."
„Gij tart mij dus?" barstte hij uit
Moedig zag rij hem in 't gelaat, hoe
wel haar hart haai* in de schoenen
zonk.
„Ja, dat doe ik."
Hij trad dichter op haar toe, en greep
haai" bij den arm. Zijn gericht bevond
ricli vlak bij het hare En welk een ge
laat was het!
„Mij te tarten", hij sprak gejaagd,
„ge moet wel krankzinnig rijn om dit
te doen. Luister naar mij. Nooit zult gij
dien dwaas trouwen. Ik zal het beletten
zelfs," hier zweeg hij onheilspellend, „al
moest ik hem vernietigen!"
Dat woord kon ook betrekking heb
ben op Dillwyn's praktijk, maai" in haar
overspannen toestand kwam het Agatha
voor of rij de doodsklok van hun geluk
hoorde linden. Okon rij maar weg ko
men
Zij kon probeeren hem voorbij te loo
pen maar een zekere stem in haar bin
nenste waarschuwde haar dit niet te
doen. Elk bewijs van lafheid zou in dit
geval verkeerd rijn. Zij bleef rustig staan
en bad God in stilte om bijstand.
En werkelijk kwam er hulp opdagen.
HOOFDSTUK XXIV.
„Ben jij daar Agatha!" riep een. vroo-
lijke stem.
Het was mijnheer Browne. En of
schoon Dicky's stem in rijn soort, heel
goed was, had toch niemand ooit ber
weerd, dat ze als muziek klonkmaar
Agatha klonk ze- op dit oogenblik heel
liefelijk in de ooren. Zij hield haar adem
in en onderdrukte met moeite een sniV
„Dicky, ben jij het? Kom... kom hier.
Gauw!" riep rij hem toe, hem haar hand
toestekend.
Zij trachtte haar zenuwachtigheid te
onderdrukken, maar ze overmande baar
Browne lichtte de klink van het hekje
op en bevond zich in minder dan geen
tijd naast haar. Hij greep haar hand
rij was hem tegemoet gesneld en
drukte die hartelijk. Hij hield veel van
Agatha en rij van hem trouwens dat
deden de meeste meisjes. Toch beweer
den rij altijd dat hij de meest nuttelooze
persoon was, die er bestond. Agatha
evenwel zeide dat na dien avond nooit
meer.
Natuurlijk zag hij onmiddellijk, dat
er iets aan de hand wa& Hij knikte
Darkham toe, die in het duister stond.
„Verrukkelijke avond, vindt gij nietï"