I. Milam's Geheim. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 16a Jaargang. Zaterdag 19 November 1898. ■o. 4722 HAARLEM'S DAGBLAD JLB03ST3ST^rMZEnsrTSFI?.X>JS: Voor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummersO.Oü Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.80 de omstreken en franco per post 0.37i/o .AXDVTTR/TIEILq-'TTZHN-: Var. 1-5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstiaat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etramghrp G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Baarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels ƒ0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel 0,30. Agenten voor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSantpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Öandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN,bg de tol; SpaamdamC. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER VelsenW. J. RUIJTER; Beverwijk, J. HOORNS; Hillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. Aan hen die daarop zgn ge-; Ibonneerd, wordt hierbij verzonden j (o. 47 van het Weekblad voor de Itugd. (Élk No., groot 8 bladzijden, bevat al van fraaie, gekleurde platen en een voor kinderen alleraardigsten ekst De prijs per 3 maanden is slechts Cents.) üfficieele Berichten. Burgemeester en Wethouders van laarlem, Doen te weten, dat bij hunne be schikking van 10 Nov. j.l. aan P. J. üppen vergunning is verleend tot oprichting van eene kuiperij in het «rceel aan de Berkenrodesteeg 6. Haarlem, 16 Nov. 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd BOREEL. De Secretaris PIJNACKER. STADSNIEUWS Eerste en derde pagina. Haarlem, 18 Nov. 1898. Naar wij vernemen wordt het nieuwe telephoonbureau alhier geheel Dgericht naar de nieuwste vindingen der telephonie. De arbeid voor de 'ephonisten is veel vergemakkelijkt, jdat de nummers zijn bijeengebracht op een tafel van zeer kleine afmeting, waardoor het heen- en weerloopen van de eene tafel naar de andere vervalt, Bij deze nieuwe inrichting elt de «abonneerde zelf dengene met wien Èjj spreken wil, niet weer op. Even als bij de intercommunale lijnen ge- achiedt dit door de telephoniste, die daarna den opscheller mededeelt, dat ijj spreken kan. Waarschijnlijk zal het nieuwe bureau le volgende week in gebruik geno men worden. De Belgische Stoomtram-Maatsch. e ook de lijn HaarlemAlkmaar eiploiteert, beeft verzet aangeteekend tegen het besluit, waarbij zij instaat van faillissement is verklaard, Tramplanneii. Omtrent de tramplannen Ander- leggen wat betreft de lijn Amster dam—Haarlem, vernemen wg in tegen stelling met de daarover loopende ge ruchten, dat de aanleg verwacht kan worden, doch wegens onverhoopte tegenspoeden niet op den tijd dien de concessionarissen zich hadden voor- iteld. Spoorwegdiefstallen. Naar men ons mededeelt is het in den laatsten tijd nogal eens voorge komen, dat pakjes per Holl. Spoor verzonden, óf geschonden, of in 't ge- beel niet aan hun adres kwamen. Het (erste overkwam een firma in mine rale wateren, die een kist met fleschjes limonade verzond, waarvan er onder weg acht verdwenen. Het tweede ge beurde een joDg man, werkzaam bg den beer vao O. alhier, wien zijn ouders in Oldenzaal een pak onder goed toezonden. De vrachtbrief kwam te Haarlem aan, maar zonder het goed Men zoekt het nog. Gelukkig voor den geadresseerden is hem ver goeding beloofd van de schade, om streeks honderd gulden. Er wordt ijverig naar den dief (of de dieven) gezocht. Ook de politie is ervan in kennis gesteld, maar in laatstgenoemd geval, eerst gernimen tgd nadat de diefstal was gebleken. Naar 't schijnt had de Maats, eerst op eigen gelegenheid naar den dader gezocht. Ons wordt medegedeeld, dat dergelijke diefstallen eenige maanden geleden ook telkens voorkwamen, doch daarna achterwege bleven, zoodat de Maats, zich al vleide met de hoop, dat de dief op de een of andere wijze onschadelijk was gemaakt. Uit de laatste ervaringen valt even wel het tegendeel af te leiden. Niet later dan gisteren ontbraken twee flesschen boerenjongens uit een kistje met 6 flesschen, dat uit Sneek aan den heer B. alhier gezonden was. SINNENi&ND Uit de „Staatscourant". Koninklijke Besluiten. Kon. besluiten. Aan mr. C. D. Asser Jr., op zijn verzoek, eervol ontslag ver leend als rechter-plaa-tsvervanger in de arrondissements-rechitbamk te Amster dam, onder dankbetuiging voor de in die betrekking gewezen diensten aan mr. A. Luden, op zijn verzoek, eervol ont slag verleend als lid van het college van regenten over de gevangenissen te Arn hem. onder dankbetuiging voor de in die betrekking bewezen diensten, en be noemd tot lid van genoemd college van regenten jhr. L. J. van Tevlingen, gep. generaal-majoor der genia Benoemd tot ooncierge-boekbinder- klerk bij 's Rijks archief in Zeeland, te Middelburg. C. de Waard, thans adju dant-onderofficier. Aan E. Phillips, geb. te Bilston, in Engeland, vergunning verleend tot het geven van hooger onderwijs aan een bijzondere school voor hooger onderwijs te Roosendaal. Aan den officier van adm. 2e kl. J. van Rijn van Alkemade, op zijn verzoek, met ingang van 1 Jan. 1899, eervol ont slag verleend uit den zeedienst; met ingang van 16 Nov., aan den adjunct- commies bij het hoofdbestuur der poste rijen en telegraphie El R. Borchers, op zijn verzoek, eervol ontslag uit 's lands dienst verleendmet ingang van 1 Dec. aan den commies der telegraphie 2e kl. J. Hekkema, op zijn verzoek, eer vol ontslag uit s Rijks dienst verleend. De rang van generaal-majoor verleend aan den gep. kolonel der art. O. H. Kuyck. In hunnen rang overgeplaatst bij het reg. grenadiers en jagers, de kapitein jhr. J. T. van Spengler, van het 4de, als mede de eerste-luitenants J van der Scheer, van het 1ste, H. Z. A. van de Roemer, adjudant bij het 2de, en T. B. van Lelyveld, van het 4de reg. infan terie. De tweede-luitenant H. H. den Ouden van het 3 de reg. infanterie, met ingang van December 1898, op zijn verzoek, voor den tijd van één jaar op non-acti viteit gesteld, zonder bezwaar der schat kist. Rijtoeren der Koningin. Een te Amsterdam verschijnend blad heeft het opzienwekkend bericht ver spreid dat H. M. de Koningin tegen woordig bij Hare rijtoeren steeds ver gezeld zal zijn van heeren der Hofhou ding en voorafgegaan worden door een gesloten rijtuig. Uit inlichtingen door „Het N. v. d. D." ingewonnen, blijkt het volgende Evenals reeds vele jaren, rijdt H. M. ook tegenwoordig dagelijks uit in een rij tuig met twee paarden bespannen, welke zij meestal zelf ment, vergezeld van H. M. de Koningin-Moeder of van eene hofdame, benevens den koetsier-majoor en een rijknecht te paard. Het feit, dat de rijtoeren van H. M. zich niet alleen lot de straten van het dorp en de lanen in den omtrek bepalen, maar zich zelfs uitstrekken tot meer dan een uur in de omstreken, spreekt ge noeg voor Hr. Ms. volkomen gerustheid in deze omgeving. Er ia dan ook geen sprake van extras geleide. Ook de mededeeling, da.t te Apeldoorn een Italiaan zou opgepakt zijn en naar Arnhem vervoerd, is eveneens onjuist. De berichtgever had blijkbaar niet on derzocht. De zaak is, dat een Duitscher. zonder middel van bestaan, zich bij de politie heeft aangemeld en toen naar Duitschen bodem is overgebracht. Armenwet. Men scbrgftons uit Amsterdam van gisteren In een der zalen van „Odeon" was heden avond onder voorzitterschap van den heer J. A. A. Kal ff ten 6 nre door het Genootschap „Liefdadigheid naar Vermogen" eene vergadering be legd ter behandeling van een bestuurs voorstel tot voortzetting der vereeni- ging voor een nieuw tgdvak van 25 jaren en een tweetal voorstellen van huishoudelgken aard, daarmede in ver band staande. Ten slotte was aan de orde een voorstel, eveneens van het Bestuur, om een adres te zenden aan de 2de Kamer der S. G. ter spoedige verkrij ging van een verbeterde armenwet. Na voorlezing en goedkeuring van de notulen der vorige vergadering, geeft de Voorz. eenige cijfers omtrent de hnlp door het Genootschap in het afgeloopen jaar (f 107.00 1 behalve f26.000 rentelooze voorschotten) ver leend. Bg de behandeling van het eerste punt der agenda spreekt de heer Dr. Janssen den wensch uit, dat er iets gedaan moge worden om de verflau wende belangstelling van het publiek te doen herleven. Spr. wijst op de treurige toestanden in verschillende vakken, in hoofd zaak in het schoenmakers- en het kleêrmakersbedrgf en is van oor- j deel, dat in de allereerste plaats noo- dig is eene degelijke voorbereiding j van de armbezoekershet Genoot- 1 schap zon b.v. een cursus kunnen openen voor hare„districts-bezoekers." I Van de bestaarstafel wordt door den secretaris, den heer F. J. L. Blankenberggeantwoord, dat het bestuur sprs. woorden in ernstige over weging zal. Spr. verwacht echter geen heil van een cursns, omdat alleen praktijk, ondervinding den armbezoe ker inderdaad nuttig kan doen zgn. Na eenig debat over niet ter zake dienende onderwerpen, wordt het eerste Bestuursvoorstel met algemeene stem men aangenomen. De koninklijke goed keuring op de voortzetting der Ver- eeniging zal worden aangevraagd. De aftredeode bestaurderen de hee ren Blankenberg en Stork worden zonder stemming herkozen. De secretaris is thans van voorne men het ontwerp-adres aan de Tweede Kamer der vergadering voor te lezen, waarop professor mr. M. W. F. Treub de opmerking maakt, dat die voorle zing niet noodig is. waar zjj die in het concept belangstellen dit reeds lang hebben kunnen lezen, terwijl zij die dit niet hebben gedaan het nu ook niet behoeven te hooren. De ver gadering is van eene andere meeniQg en de secretaris leest het ontwerp voor, waaruit wg de volgende meest belangrijke punten citeeren Nu is het tijdperk waarvoor het Ge nootschap is opgericht, op ultimo De cember van dit jaar verstreken, en heb ben ondergeteekenden, als bestuurderen, aan de leden voorgesteld het Genoot schap voor een nieuw tijdperk te ver lengen en daartoe de vernieuwde er kenning van zijne rechtspersoonlijkheid aan H. M. de Koningin aan te vragen. Daartoe heeft de vereadering van leden op 17 dezer besloten, zoodat dienover eenkomstig zal worden gehandeld. -Maar het Genootschap ziet voor een belangrijk deel zijn volhardend pogen, jrijn goede bedoelingen met onvrucht baarheid geslagen door wat de armenwet bepaalt en vooral door wat zij niet be paalt. Het is onmogelijk onder de wer king der bestaande regeling, dat de par ticuliere armenzorg gerake tot haar grootst mogelijk resultaat; zij ziet zich door de wet, door de armenwet, tegen gewerkt, daar deze aan alle ongebonden heid den kanker onzer weldadigheid vrij spel laat. Deze besliste overtuiging vrucht van jarenlange ervaring, noopt ondergetee kenden tot spreken. Als bestuurders van het Genootschap willen zij niet een nieuw tijdperk ingaan zonder al het hunne te doen om voor de toekomst zijn arbeid zegenrijker te doen zijn dan tot dusver onder de bedeeling der bestaande wet met mogelijkheid het geval kon rijn. Dat moet dan toch zeker wel de aller eerste bedoeling, maar ook de edndelijke uitwerking van eene voldoende armen wet zijn, dat zij den toestand der armen verbetertdat zij iederen waarlijk „hulp behoevende" tegemoet komt en steunt, en voor zooverre deze niet in staat is geheel of gedeeltelijk zich zelf te helpen, hem dien steun te verleenen, die hem een sober, maar menschelijk bestaan verzekert. Doch ook deze kennis ontbreekt aan Regcering en Volk zijn onbekend de krachten, die hier ten nutte der ar men werkzaam zijn en ieders rol, ieders deel in den gemeenschappelijken arbeid. Onder deze gelukkige omstandigheden is het niet te verwonderen, dat er van eene leiding van het geheel volstrekt geen sprake is en dat dus om een beeld te gebruiken het leger ordeloos en zonder onderling verband ronddoolt, wel zoekende om goed te doen en leed te verzachten zooveel in zijn vermogen is, maar in dit zoeken hopeloos belem merd en verlamd, omdat het niet geleid wordt, en niet volgens een weloverwo gen, gemeenschappelijk plan kan arbei den. Onthouding zoude soms verkieslijk zijn boven hulp indien er daardoor niet schromelijk onrecht gepleegd stond te worden tegenover de beklagenswaardige vrouw en de nog meer te beklagen kin deren. Iedere armverzorger staat in ge vallen van verwaarloozing door den man ten opzichte van zijn gezin, die helaas dagelijks voorkomen, steeds voor den tweestrijdof het ge zin helpen, maar daardoor den man in zijn kwaad sterken, öf het ge zin do gevraagde hulp weigeren, maar daardoor de vrouw en vooral de kinderen aan nog grooter ellende ten prooi ge ven wat voorzeker al een zeer zon derlinge wijze van armenzorg to noemen zoude zijn en vooral tegenover de, aan hun ellendigen toestand toch geheel on schuldige, kinderen een groote onrecht vaardigheid. Hier moest, naar der on dergeteekenden bescheiden oordeel, de wet de macht geven zulk een man en vader voor zijn onmenschelijk gedrag te straffen hem rijn plaats in en in vloed op rijn gezin tijdelijk te ontnemen, en zoodoende den weg te banen, die hulp aan rijn gezin tot werkelijken steun en werkelijk voordeel maken zoude. Doch ook in dit opricht laat onze ver ouderde armenwet de dringendste belan gen onbeschermd staan. Een derde kwaal openbaart zich door de praktijk der armenwet, een kwaad dat voorzeker bedelarij en ongebonden heid grootelijks in de hand werkt, dit nl. dat het door gebrek aan organisatie der gemeenschappelijke armenzorg mo gelijk is, dat verschillende instellingen hulp en steun verleenen aan dezelfde personen, zonder dat rij dit van elkander weten. In de Troonrede van 1897 werd door allen, die op het gebied van de armen- zorv werkzaam rijn en geen vrede heb ben met de resultaten door de armen wet van 1854 verkregen, door onder geteekenden niet het minst met groo te vreugde gelezen, dat eene Wetsvoor- dracht tot verbetering van het armwezen in bewerking is. Dat is bijna veertien maanden gele den en sedert is de Troonrede van 1898 uitgesproken. Ten slotte wordt de aandacht op de volgende wenschen gevestigd: 1. het wijzigen van art. 21 der tegen woordige wet. in dien zin. dat de over heid niet uitsluitend bij volstrekte on vermijdelijkheid onderstand aan behoef- tigen mag verleenen, maai- ook dan, wanneer hulp volgens goede beginselen van armenzorg noodzakelijk is 2. het aanmoedigen en bevorderen van eene degelijke organisatie van de armenzorg, opdat de daardoor ontstaan de samenwerking zoo volledig mogelijk rij en zoo groot mogelijke resultaten af- werpe. 3. het inrichten en bijhouden door het gemeentebestuur van een vertrouwe lijk centraal register van de in iedere gemeente ondersteunde behoeftigen, waartoe alle instellingen hare medewer king verleenen en welk register tea- raad pleging beschikbaar is voor ieder der instellingen 4. het instellen en in stand houden in iedere gemeente, boven een te bepalen, zielental, van een algemeenen armen raad, bestaande uit afgevaardigden van alle instellingen, die opgaven doen voor het centraal register. De taak van dezen raad zoude o a. moeten rijn het be spreken van gemeenschappelijke belan gen en het beramen van maatregelen tot bevordering van goede armenzorg, alsook het samenstellen van een jaarver slag betreffende het armwezen in de ge meente, waar hij gevestigd is; 5. het verbeteren van het uitvoerig verslag, dat jaarlijks aan de Staten-Ge neraal over de verrichtingen van het arm bestuur, volgens arts 193 der Grond wet, moet worden gegeven. De verslagen der verschillende armenraden zouden tot grondslag van dit Regeeringsverslag kunnen dienen, waardoor vollediger ken nis van den toestand van het. armwezen in het geheele rijk zoude worden verkre gen; 6. het oprichten van gemeentewege van werkhuizen voor die behoeftigen, dio wegens luiheid, lichtzinnigheid of slecht gedrag geen onderstand in ande ren vorm behooren te verkrijgen 7. het veroordeel en tot plaatsing in een rijkswerkinrichting o. a. van perso nen, die, hoewel in staat hun gezin te onderhouden, door luiheid of slecht le vensgedrag, dit in die mate nalaten, dat hun gezin armlastig wordt, alsook van hen, die, in een werkhuis opgenomen, zich aldaar op ergerlijke wijze tegen de tucht vergrijpen. 8. strengere luindhavmg, zoo noodig wijziging van art. 432 van het Wetboek van Strafrecht, straf bedreigende tegen bedelarij en landlooperij. „De zaak der armen lijdt geen uit stel." Prof. mr. M. W. F. Treub vraagt het woord eu herhaalt wat hg om trent de voorlezing vao het concept daarvóór heeft gezegd. Spr. is van meening.dat de iederen spreker toegestane 5 minuten veel te koi t zijn en zegt, dat er in het concept niets staat wat de leden van de 2de Kamer niet reeds weten. De praktgk van den armenzorg had iu het adres moeten worden behandeld, van deze is geen woord gerept en daarom is spreker tegen het concept. „Geld is noodig," dat is het, wat „L. n. V." naar alle zijden moet uiUchreeawen en alvorens men zich in theoretische FEUILLETON. po „Ja, ik heb hesm lief!" zeide rij. Darkham barstte in een snijdenden laci. uit. „HemGij hebt hem liefEen man, e u in stilte het hof maakt cn den Uoed niet bezit of niet verlangt openlijk rijn liefde uit te komen. Heeft hij anzoek bij uw tante gedaan? Kom, heeft hij gedaan? Of speelt hij ;oaar wat met u Het zou niet de eerste saai rijn, dat hij dat deed. Er loopen Jtooeg praatjes over hem." Agatha trok toornig haar wenkbrau wen samen. „Er loopen geen praatjes van Dill- *yn", zeide rij. ,Van morgen wilde hij een bezoek bij mevrouw Greatoreee afleggen, maar ik verzocht hem het niet te doen. Hij zal morgen met haar spreken." Dat zal hij wel zeggen. Maar zelfs hij he* doet, wat dan. Zal me vrouw Greatorese naar het aanzoek van een bedelaar luisteren „Ik ben er van overtuigd, dat rij naar het aanzoek van een „gentleman" zal luisteren." Zij zeide dat niet om hem te kwetsen, maar hij dacht dat het een steek op rich zelf was. „Zij zal naar mij hooren," zeide hij, „al ben ik dan ook geen, wat gij noemt, gentleman." „Dr. Darkham, wezenlijk ik Zij was getroffen door de uitwerking harer woorden. Zij hief haar bleek, be rouwvol gelaat naar hem op. Zij vond het verschrikkelijk iemand, wie dan ook, gekwetst te hebben. „Dat bedoelde ik niet." De plotseling verandering in baar we zen, haar zachte vriendelijke woorden vielen als balsem in rijn gewond hart. Hoever zou die vriendelijkheid niet kun nen gaan als hij rijn zaak met hart en ziel bepleitte. Agathariep hij uit, „luister naar mij. Ik smeek u naar mij te luisteren. Alles is tegen mij, dat weet ik, maar als... als je eens wist wat je voor mij rijt" „Ik verlang het niet te weten." Zij viel hem in de rede, maar voelde dat de moed haar ging begeven. Voor het eerst was zij bevreesd. „Gij zult het weten," zeide hij. „Als ik u nu vertel, dat gij mijn rieleheil in handen hebt..." Hij zweeg en trachtte haar hand te vatten, maar rij stootte hem van rich af. Zij voelde zich angstig. „Uw rieleheil!" riep zij uit. „O 1 neen neen l" Er sprak zooveel afschuw uit haar woorden en houding, dat hij haar ver wonderd aanzag. Wist rij iets? Vermoedde rij iets? On mogelijk! Hij wierp die gedachte terstond van rich, maar een andere maakte voor de eerste plaats. Zijn zaak stond hopeloos, voor zoover het haar betrof. Zij had een afkeer van hem. Zij ver foeide hem en wat het ergste van alles nog was, rij beminde een ander. Was haar hart nog vrij geweest, dan had er misschien nog een kansje voor hem bestaan, maar hij kende haar te goed en juist die wetenschap was oor zaak dat hij rich zoo tot haar aangetrok ken voelde om te weten dat wanneer rij eens een besluit genomen had, dit moeielijk te veranderen zou rijn. „Zijt ge besloten?" vroeg hij. Zij maakte een toestemmend gebaar. „Gij verkiest dus een leven van ar moede?" „Ik heb het leven gekozen, dat ik wensch te ledden." „En mevrouw Greatorese? Zij is al tijd zoo goed voor u geweest. Gij werkt haar tegen, terwijl ge haar zooveel ver plicht zijt." „Ik ben haar moer verschuldigd dan ik ooit kan vergoeden," zeide Agatha ontroerd. „Maar ik geef mijn levensge luk er niet- prijs voor. Zij vouwde de handen op haar borst samen. Haar stem klonk bedroefd. Hij had een pijnlijke snaar doen trillen. Wel is waar had mevrouw Greatorese haar voor gebrek lijden behoed, maar moest rij haar daarom voor altijd slaafs gehoor zamen en haar eigen wil geheel in dien van haai" tante doen opgaan? Neen duizendmaal neen." Toch was rij haar veel verschuldigd. En ging rij nu haar tante dit niet met ondank vergelden?" De arme Agatha voelde zich ellendig op dat oogenblik. „Gij hebt dus uw besluit genomen vroeg Darkham weer. Zijn toon klonk vragend en dreigend. „Gij wijslt mij af? Bedenk Agatha, denk..." Ik heb gedaeht." „Gij tart mij dus?" barstte hij uit Moedig zag rij hem in 't gelaat, hoe wel haar hart haai* in de schoenen zonk. „Ja, dat doe ik." Hij trad dichter op haar toe, en greep haai" bij den arm. Zijn gericht bevond ricli vlak bij het hare En welk een ge laat was het! „Mij te tarten", hij sprak gejaagd, „ge moet wel krankzinnig rijn om dit te doen. Luister naar mij. Nooit zult gij dien dwaas trouwen. Ik zal het beletten zelfs," hier zweeg hij onheilspellend, „al moest ik hem vernietigen!" Dat woord kon ook betrekking heb ben op Dillwyn's praktijk, maai" in haar overspannen toestand kwam het Agatha voor of rij de doodsklok van hun geluk hoorde linden. Okon rij maar weg ko men Zij kon probeeren hem voorbij te loo pen maar een zekere stem in haar bin nenste waarschuwde haar dit niet te doen. Elk bewijs van lafheid zou in dit geval verkeerd rijn. Zij bleef rustig staan en bad God in stilte om bijstand. En werkelijk kwam er hulp opdagen. HOOFDSTUK XXIV. „Ben jij daar Agatha!" riep een. vroo- lijke stem. Het was mijnheer Browne. En of schoon Dicky's stem in rijn soort, heel goed was, had toch niemand ooit ber weerd, dat ze als muziek klonkmaar Agatha klonk ze- op dit oogenblik heel liefelijk in de ooren. Zij hield haar adem in en onderdrukte met moeite een sniV „Dicky, ben jij het? Kom... kom hier. Gauw!" riep rij hem toe, hem haar hand toestekend. Zij trachtte haar zenuwachtigheid te onderdrukken, maar ze overmande baar Browne lichtte de klink van het hekje op en bevond zich in minder dan geen tijd naast haar. Hij greep haar hand rij was hem tegemoet gesneld en drukte die hartelijk. Hij hield veel van Agatha en rij van hem trouwens dat deden de meeste meisjes. Toch beweer den rij altijd dat hij de meest nuttelooze persoon was, die er bestond. Agatha evenwel zeide dat na dien avond nooit meer. Natuurlijk zag hij onmiddellijk, dat er iets aan de hand wa& Hij knikte Darkham toe, die in het duister stond. „Verrukkelijke avond, vindt gij nietï"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1