GOUD. Een Russische Schets. Ik woonde in een kleine Mexicaan - sehe hut. Na het stadsleven te heb ben vaarwel gezegd, zocht ik als Robin son. Crusoe een eenzame plek onzer wereld op, waar ik aan den arbeid toog. Maar in mijn vrijen tijd, wanneer de hemel helder was, begaf ik mij met het geweer over deen schouder naar de ber gen en genoot met volle teugen door naar den oceaan te staren, of te luiste ren naar de sprookjes der bergstroom pjes. Des avonds, wanneer de hemel bewolkt was en de regen klagend tikte op het dak der hut, speelde ik kaart met mijn oude huishoudster of droomde alleen gezeten bij het vuur, over rijk dom. Ik wilde het leven genieten. Ik was mij bewust, dat ik belust was op spel, dat ik millioenen noodig had om mijne luimen bot te vieren. Ik be nijdde de Californlsche gelukzoekers om het goud, dat goud, waarvoor zij fami lie. vrienden, ouders verloochenden. Goud, dat is het ware geluk... Geruchten, over schatten, die in de bergen begraven lagen, maakten mijn hoofd op holgoud was het woord dat immer over mijn lippen drong. Op een keer had ik mij in de bergen in den weg vergist. Mijn hond Dschiep rende vroolijk vooruit, de vogels hoog opjagend tot waar de bergsneeuw. in nadenken ver zonken, rood wordt beschenen door de stralen der ter ruste gaande zon. 't Begon te schemeren, de wind ver school zich in de bergen, de struiken lispelden geheimnisvol, en vredige witte wolkjes zweefden aan den hemel. ïk kwam op een zandige plek en keek om mij heen. Aan de eene zijde lokte een groen dal, aan de andere leidde een smal voetpad naar de spits. Daarheen te gaan was eenvoudig onzinnig. Er bleef mij niet andtrs over dan in de bergen te over nachten. Zonder mij lang te bedenken, hulde ik me in mijn mantel en legde me neer op den grond. Met de> handen onder het hoofd staarde ik in de verte. Dschiep bromde zacht, vleide zich eindelijk tegen mij aan en sliep oogen- schijnlijk in. 't Werd duister, 't Was alsof schaduwen zich bewogen en boog op zweefden in de lucht. De een of an dere vogel schreeuwde boven mijn hoofd en verdween, al kleiner en kleiner wor dend, tot hij een stip geleek,... Ik kon niet slapen 't was mij vreemd te moede... Fijne streepjes nevel bedekten langzaam de hooge bergen. Ik ben toch. geen kind, dat ik bang ben voor nevelsprak ik luide: en begon, om mijn gedachten af te leiden, een lied te zingen. Mijn stem klonk hees cm en onaangenaam. De echo weerkaatste mijn lied nog slechter, zoo dat ik onwillekeurig zweeg. Ik stond op. Plotseling verscheen van achter den nevelmuur iets donkers, dat meer en meer naderde. Oplettend keek ik toe vóór mij stond een matroos. Dschiep wierp zich met luid geblaf op hem, doch keerde onmiddellijk terug en verschool zich achter mij. Wie zijt gij, geestverschijning riep ik uit in mijn angst. Waarom stondt gij op uit uw graf? Of zocht ge de ziel der matrozen, die verpletterd werden tegen de rotswan den. Of zijt gij gekomen om de bijge- loovige Indianen te verschrikken, of de monniken te herinneren aan het leven hiernamaals. Wie zijt gij?... El tesorosprak de matroos in 't Spaaiisch, met de hand naai* de berg toppen wijzend. Goudriep ik uit, en mijn vrees verdween oogeublikkelijk. - Lieve verschijning, weet gij waar liet goud te vinden is Wanneer gij het mij wilt geven, zaJ ik mijn gansche le ven u gedachtig zijn! Wijs mij waar het verborgen ligt! Ik viel op de knieën voor den geest, de handen naar hem uitgestrekt. Wat hebt gij met goud van noo- de Wanneer gij geniet het, boven- aardsch geluk, wat nut u dan aardsche rijkdom wanneer uw ziel brandt in het eeuwige vuur, zal niet het goud uw leed verzachten! 't Is anders met den aardschen mensch Geen vriendschap is hechter dan goud, geen liefde inniger dan geld, geen deugden zijn reiner dan dit blinkend speelgoed, geen geluk voor wien het goud een holle klank is! Het heerscht over de aarde, het geeft den gebrekkige schoonheid, 't Is waar, het baart nijd en afgunst, doch wordt zelfs door de grooten der aarde aangebeden. De men- sclien houden van de zon, omdat ze op goud gelijktHet kind in de wieg strekt de handjes uit naar eon blinkend stuk speelgoed, en van af de grijze oudheid overleefde het goud alle hartstochten Geestverschijning, schenk mij dit goud. El tesoro! herhaalde de geest en wees met een snelle bewging naar den top van den berg. Ik sprong op, greep mijn houweel en volgde hem. Wij l>e- stegen zwijgend den berg. 't Was zóó stil, dat ik mijn hart kon hooren klop pen. Somwijlen raakte onder onze voe ten een steen los, die, in den afgrond stortend, de zwaluwen verschrikt deed opvliegen. Aan weerskanten fonkelden lichtjes dat waren de oogen van wil de katten of dwaallichtjes. Dschiep volg de mij, den staart tussehen de pooten. Hoe lang wij voortliepen weet ik niet, doch de tijd viel mij eindeloos lang. Eindelijk bleef mijn geleider staan aan den inham van een rots en bukte zich om iets van don grond op te nemen, hetgeen hij daarna in de lucht wierp. Hoe groot was mijn verbazing, toon eenige goudstukken aan mijn voeten vielen... Hier moest zich de schat bevinden. Ik sloeg met kracht het houweel in den steen, een groot stuk goud vloog af. Ik wierp een blik op den matroos. Hij stond daar kalm vóór mij, met over de borst gekruiste armen, zijn fonkelen de oogen onafgebroken op mij gevestigd, wees met een snelle beweging naar den gon met woede in de rots te slaan. Met ieder en slag van het houweel viel een stuk goud naar beneden, het lag rondom mij verstrooid als herfstblade ren... Maai- ik sloeg er geen acht op, ik wilde mijn arbeid zelfs niet voor één seconde staken. Urenlang hadden de sterren reeds aan den hemel geschit terd; nog altoos gunde ik mij geen rust, vermoeidheid' voelde ik niet; 'k schonk geen aandacht aan de onheil verkondende echo. Hoe meer goud ik rondom mij zag, hoe meer ik wilde be zitten. Het goud verblindde mij. Eindelijk maakte zich een ontzettende machteloosheid van mij meester. Mijn armen vielen slap neer langs mijn lichaam, de knieën knikten, 't begon alles voor mijn oogen te draaien. Ik liet mij nederzmken op den grond en viel in een diepen slaap... Toen ik ontwaakte, likte Dschiep mij het gelaat. De ochtend was kil en som ber. Een grijze nevel hing over 't ge bergte. Ik lag op den top der rots met bebloede handen en vóór mij lag een hoop... steen en. BINNENLAND Parlementaire Praatjes. Beide Kamers der Staten-Generaal waren gisteren even bijeen. De Senaat behandelde de reeks van kleine ont werpen, laatstelijk door de Tweede Kamer goedgekeurd en ging daarna tot Dinsdag 27 Dec. rusten. In de Tweede Kamer liep het alge meen debat over de Staatsbegrooting nog niet af, dank zij de .'eeks van replieken. Daarvan had de heer Troelstra het leeuwendeel, nu en dan door den Voorzitter geprikkeld tot kortheid en tot het blijven in het rich- tige spoor. De heer Troelstra liet dientengevolge het kiesrecht en andere zaken rusten en hield zich voorname lijk bezig met het vraagstuk der pen- sioneeriug, tegenover den heer Heldt uiteenzettende dat hij reeds tevreden zou zijn als de Staat 10 millioen gaf en met de65jarigen begon, om 't principe. De arbeiders konden z. i. niet bijdra gen. Moest het kapitaal gevonden worden, dan van de kapitalisten. En passant kreeg de heer Nolting te hoo ren, dat niet de socialisten, dochmen- schen als hij het volk bedrogen. De Voorzitter laakte deze uitdruk king, doch de heer Troelstra meende dat hij de grenzen niet had over schreden en hoopte dat de Voorzitter het hem niet euvel zou duiden. Op de tribune klonk applaus wat den Voorzitter met ontruiming deed dreigen. Toen eindigde de heer Troelstra met een hernieuwde aanbeveling van al gemeen kiesrecht. De heer Kerdijk, die gisteren kal mer sprak dan heden (Vrijdag), blijk baar geprikkeld, verwierp zijnerzijds het hem door den heer yan Karne- beek voorgeworpen bondgenootschap met de Kuyperianen. Dat hij ditmaal het kiesrecht liet rusten verklaarde de spr. hierdoor, dat hy, de technische herziening der Reg. op dit stuk willende afwachten, niet verwachten mocht, dat zij het kiesrecht ook principieel zou herzien. Bereid de Reg. te steunen zou hy critiek niet sparen en vroeg al dade lijk een meer positief antwoord over de pensioenregeling en over de be lastingplannen^ Hy hoopte op daden. Nadat de heer Van der Kun by het hoofdstuk XI (Middelen) een votum van wantrouwen had aange kondigd in de handelspolitiek der Reg. kwam als nieuwe spr. nog de heer Staalman, in een felle rede la kende dat de Reg. niets terecht bracht van het program der Liberale Unie. Den kiezers was gezegdkiest libe ralen, dan krygt ge goedkoop brood en arbeiderspensioen. Nu kwamen de kiezers bedrogen uit. De Ministers hadden voor hun ouden dag gezorgd, voor de arbeiders deden zij niemendal. Onder de schilderij van 's land toe stand, die de Min. Pierson Donderdag teekende, kon met vette letters ge schreven wordenboerenbedrog Van de andere replieken is niets bijzonders te zeggen. Dinsdag 11 uur voortzetting. G. Jr. De bekende firma Gebr. Dobbel- mann, zeepfabrikanten te Nijmegen, heeft aan de levering van haar artikel Zeeppoeder een eigenaardige reclame verbonden, die tevens een vaderlands lievende berinnering is. Zy verspreidt daarbij namelijk kaar ten waarop een tafreeltje voorkomt uit de feesten gehouden by de inhul diging onzer Koningin, vooral te Am sterdam. Ook van de legerrevue is er een afbeelding bij. Pers Overzicht. Uitzetting van vreemdelingen. Naar aanleiding van de uitzetting van Nederlanders uit Duitsehiand, in den laatsten tijd herhaaldelijk voor gekomen, bevat de N. R. Cl. een artikel waarin zy o.m. zegt: Onze regeering zal ongetwijfeld ge daan hebben en nog doen wat zij kan om te Berlijn de belangen dezer Nederlanders voor te staan. En voor zoover inderdaad met noodelooze hard heid |by de uitzetting is te werk ge gaan, mag men zeker vertrouwen, dat de regeering van bet met ons bevriende land, die geen reden heeft om ods onwelwillend gezind te zijn, aan billijke grieven te dien opzichte zal te gemoet komen. Zal het echter onze regeering ook gelukken ten aanzien van de uitzet tingen zeiven een gunstige beslissing te verkrijgen? Het is, gelijk ook uit de officieuse Duitsche pers blijkt, de militaire quaestie, die tot de uitzetting var. Nederlanders uit Pruisen aanleiding geeft. Men wil daar geen vreemde lingen in het land dulden, die zich niet laten naturaliseeren en daar dus niet dienstplichtig zijn en tevens ook in hun eigen land niet aan de mili taire verplichtingen voldoen. Dit laatste nu is den Nederlanders, die in Duitsehiand gevestigd zijn, niet mogelyk, omdat onze militiewet alleen ingezetenen tot de inschrijving voor de lotiDg toelaat. Zij worden nu voor het dilemma gesteld van of zich te laten natura liseeren en dan aan den militairen dienstplicht in Duitsehiand te vol doen, of over de Nederlandsche grens gebracht te worden. Van Duitsche zijde wordt tot ver dediging van de gevolgde handelwijze aangevoerd, dat de concurrentie van de Duitsche tegen de in Duitsehiand gevestigde Nederlandsche werklieden tengevolge van de militaire verhou dingen zeer 'bemoeilijkt wordt. De werkgevers in Duitsehiand zoo beweert men nemen bij voorkeur de Nederlandsche werkliedeu, die zich aanbieden, aan, daar dezen niet, en de Duitsehers wel genoodzaakt zijn. tot vervulling van den militairen dienst plicht den dienst van den patroon te verlaten, hetgeen in menig bedrijf stoornis veroorzaakt. Wy herhalen, dat wy ten volle vertrouwen hebben in de activiteit van onze regeering om in deze zaak de belangen der Nederlanders met warmte voor te staan en zij zal daarby zeker niet nalaten te wijzen op de goede bejegening, die de talrijke Duit sehers by ons te lande ondervinden. Mocht zy niettemin er niet in slagen verander ng in de in Pruisen gevolgde gedragslijn te verkrijgen, dan zou het misschien overweging verdienen onze militiewet in dien zin te wijzi gen, dat de buiten de grenzen ge vestigde Nederlanders ook voor de loting hier te lande kouden worden ingeschreven. Deze wijziging zou het argument, dat in Pruizen tot verde diging van de gevolgde handelwijze wordt aangevoerd, geheel opheffen. Hierna bespreekt de N. R. Ct. de klacht van Duitsche zijde geuit, dat men ook in Nederland met de uitzet ting van vreemde werklieden, meer malen vrij kras te werk ging. Het blad zet de wettelijke voorschriften op dit punt uiteen en besluit dan aldus Wij mogen aannemen, dat onze wet nog altyd overeenkomstig deze begin selen wordt toegepast. Gronden om daaraan te twijfelen zyn ons niet be kend. Raadzaam zal het intusschen zyn, dat vreemdelingen, die reeds ge- ruimen tyd hier te lande verblijven, zich van een reis- en verbiyfpas trach ten te voorzien; en evenzeer komt het ons voor op den weg onzer politie te liggen, zich van tyd tot tyd te vergewissen van den toestand der vreemdelingen, wat hun middelen van bestaan betreft en ben zoo noodig tijdig te waarschuwen, opdat zij zich niet onverwachts aan het gevaar van uitzetting zien blootgesteld, zonder Zich op het oordeel van den kanton rechter te kunnen beroepen. Ook in de ministerieele missive van 1849 wordt de wenschelykbeid uitgesproken, dat de vreemdeling bekend worde gemaakt met de voorschriften onzer wet ten aanzien van de reis- en verblyfpassen en hare verlenging. Letteren en Hsinsi Opera Italiana. Men meldt ons uit Amsterdam De italiaansche opera bracht Vrij dagavond in het „Paleis" Verdi s „Otello" ten gehoore. Er valt van dit werk niet veel te zeggen, Verdi heeft er geschreven, die 'meer aan spreken, meer het publiek „pakken" dan dit, hoewel bet toch ook fraaie momenten bezit. Otello's vreeselyke eed. het einde der tweede acte werd door Sgr. Prévosti en Sgr. Lunardi overweldigend mooi gezongen. Lunardi gaf in deze geheele party trouwens blijk zyn rol ernstig te hebben be studeerd en zoowel van het vocale gedeelte als van het spel zeer veel werk te hebben gemaakt. Prévosti beschikt over een fraai getimbreerd tenor-geluid, als nog geen zyner voor gangers by dit gezelschap heeft ge toond te bezitten. Sigra. Rosiüi gaf een zeer goede Desdemona, doch wil het my voorkomen, dat zy niet ge noeg routine bezit om zang en spel te doen samengaan in volkomen har monie. Het een lydt dan onder het anderin scènes waarin zij veel werk maakt van haar spel is het alsof zy minder oor heeft voor wat hare stem- middelen produceeren en omgekeerd. Het orkest wist zich later te her stellen maar was in den aanvang be slist slecht, evenzoo het koor, dat echter veel goeds gaf. Het publiek was weder een en al geestdrift en volgende voorstellingen zullen zeker voor een grooter aantal bezoekers plaats vinden. B. RECHTSZAKEN. Het drama te 's Gravenhage. Het groote drama, Zondag 5 Juni jl. in de Weimarstraat te 's Gravenhage afgespeeld tussehen den gepensionneer- den kapitein van het Indische leger Vemer, zijne echtgenoote en haar vrien din, werd Vrijdag voor de strafrecht- bank in Den Haag behandeld, voor welk collegie deze gewezen officier terecht stond', wegens moord e(n poging tot moord. Er weiden niet veel toehoorders op de tribunes toegelaten. Do beklaagde verscheen in burger- kleeding mei demisaison over den arm en parapluie in de hand voor zijn rech ters, de heer en Van Heusde, vice-presi dent do la Baseecour Caan, Croocke- wit. Van Rees, Rechters, laatstgenoem de wegens den omvang der zaak toe gevoegd als bijzitter. Het O. M. wordt waargenomen door den subst. off. mr. Van den Bran doler, terwijl mr. Quarles; van Ufford fungeert als substituut- grif fier. Verdediger is nu-. J. Limburg. Naar ziju naam en beroep onder vraagd geeft bekl. op zonder beroep te zijn. Gij zijt echter gepensionneerd ka pitein, doet de president opmerken, waarop bekl. bevestigend antwoordt-. Terwijl prof. Van Heukelom uit Lei den als deskundige voor op het podium plaats neemt, doet de griffier voorle zing van het visum repertum. Eerst, voor zoover betreft mevr. Meijer, een genees- en heelkundig ver slag van de door het projectiel veroor zaakte wonden in schedel en hersenen een akelig relaas, dat concludeert dat 't lijk was van een gewond perscon, ge troffen door een kogel in de slaapstreek, clie de huid eu het slaapbeeu heeft door boord en in den schedel is gedrongen. De dood was hoofdzakelijk veroorzaakt door het groote bloedverlies. Andere afwijkingen, die den dood verklaren, zijn niet gevonden. En voor zooveel betreft mevr. Vemer, komt het verslag der deskundigen, tij dens voorlezing waarvan beklaagde nu en dan met den zakdoek tranen afveegt, tot de slotsom dat de dood veroorzaakt is door ontsteking der hersenen en et terbacteriën. Wel is geconstateerd een afwijking van hart en longen van ern stige n aard, maar deze was niet zooda nig dat daaruit zou zijn af te leiden, dat de aanwezigheid van een hersen- abccs den dood niet zou hebben ver klaard. Kan dat abces ontstaan zijn door een inwendige oorzaak? vroeg dei pre sident aan professor Van Heukelom, die atwoordd!© dat dit niet volstrekt on mogelijk was. Echter tussehen de teekenen van de verwonding en de ontsteking bestond met aan zekerheid grenzende waar schijnlijkheid na-uw verband. Op de vraag van den verdediger of z. i. de dood van mevr. Vemer het gevolg is va-n 't schot,, antwoordde de professor min of meer bevestigend. Dé) getuige en deskundige dokter Steyn Parvé bevestigde de mogelijkheid der verwonding dbor een revolverschot, onder mededoeling dat zij zij zich niets herinnerde van het op- haai" geloste schot, en dlat mevr. Vemer, tijdens de behandeling in de inrichting in d'e Ja- vastraaü, niet gewaagde van de ver standhouding van haar en beklaagde. Z. i. kan de verettering ook spontaan ontstaan zijn, maar het abces is ver oorzaakt door het kogelschot. Professor Van Heukelom, nader voor geroepen licht nader toe, dat de veret tering niet spontaan is, wat doctor Parvé daarna toegeeft. Hij blijft er bij dat de dood het gevolg is van het schot. Op eenige vragen van bekl. antwoordt de getuige dat mevr. Vemer kalm en in bewusteloozen toestand is overleden, zonder over haar man te spreken. Beklaagde zegt-, dat hun huwelijk zeer gelukkig was tot aan de kennisma king met mevr. Meijer. Bijna dagelijks was hij met mevr. M. in relatie, welke leidde tot een liaison tussehen haar en hem, die maar een paar maanden duur de. Later is zij. tegen zijn wil, toen hij ziek was, ten zijnen huize gekomen. Zijn vrouw en mevr. Meijer hebben hem echter altijd bedrogen steeds wei gerde hij cadeaux en geld van haar aan aan te nemen. Kort vóór het gebeurde, nadat zijn vrouw de echtelijke woning verlaten had. was er nog een verzoening. Nooit heeft hij echter plan gehad zijn vrouw te dooden eu hij heeft nooit een revol ver bij zich gedragen dan alleen toen de rechercheur van politie hem bedreigde. Eerst Vrijdag 2 Juni nam hij het wa pen op zak. Toen hij op 4 Juni de bei de vrouwen ontmoette, was 't alsof hij den duivel in het lijf had, Wat er ver der gebeurd is, herinnert hij zich niet, ook niet dat hij op beiden geschoten, had. Het dragen van den dolk verklaart hij hieruit, dat hij die bij reparatiën aan zijn fiets gebruikte. Beklaagde ver keerde, na de ontdekking der verhou ding tussehen zijn vrouw en mevr. Meijer, steeds in treurigen opgewonden toestand. Hij had nooit kunnen denken dat een vrouw te zijnen huize zou ziju la loup dans la bergerie. De getuige Goetz v. d. Vet, die meermalen met be klaagde omging en wandelde, deelde mede dat bekl., hoewel weinig sterken drank gebruikende, vaak zenuwachtig en heftig was en zich aan hem, getuige, beklaagd had, dat zijn vrouw weg was. Ook was hij zeer opgewonden toen hij van getuige's vrouw vernam, dat me vrouw Vemer voor haar huwelijk „er van door was geweest". Eenmaal be klaagde Vemer zich tegenover get., dat zijn leven vernietigd was. Ook kort vóór den moord was bekl. zeer opgewonden, zijn oogen draaiden heon in zijn hoofd eu bij de ontmoeting der vrouwen schoof liij get. voorbij, zeggende„daar heb je de ooi-zaak." Get. hoorde toen schieten en zag dat beid. a bout portent op de vrouwen het revolver richtte. De beklaagde bevestigt dat hij den bewusten Zondagavond zeer opgewon den was. Hij herinnert zich niet op de vrouwen geschoten te hebben. Uit eenige vragen, door den verdedi ger gesteld, bleek nu nog dat de getuige niet wist dat beklaagde wapenen bij zich droeg en dat bij beft schieten geen tijd was om het wapen te richten en dat bekl. altijd klaagde over achteruit zetting door zijn chefs in Indië. Zooda nig dat hij de Willemsorde niet meer wilde dragen. Daarna werd gehoord de vroegere rechercheur van politie Tromp, die nooit iets onbehoorlijks tussehen mevr. Vemer en mevr. Meijer heeft bespeurd evenmin zijne vrouw, want getuige woonde bij mevrouw Meijer een maand in. Dc dames lieten zich ongunstig over beklaagde uit, mevrouw Meijer meer dan mevrouw Vemer. En get. woonde bij hen in ter hunner bescherming. Zoo vroeg mevr. Vemer get. op 5 Juni de dames op eene wandeling te vergezellen en haar te volgen. Hij zag later bekl. op de dames toespringen en op haar vu rende en evenzoo zag hij dat bekl. een fleschje aan den mond bracht. Bij het schieten zag bekl. er zeer rood uit, daar na hoogst bleek. Bekl. beweert dat de get. hem altijd getart heeft en zegt, dat als hij hem weer onmoette, hij er niet zou tegen opzien den haan van een revolver te spannen en op hem te schieten De president vermaant bekl. zich niet zenuwachtig te maken. De get. zegt niet te weten, waarom li ij bekl. zou hebben getart. Het blijkt dat bekl. zeer verbolgen is, dat de get. zich tussehen zijn (bekl.) vrouw en hem stelde. Of bekl. de revolver op de vrou wen heeft aangelegd, kon get. niet ver klaren. Bekl. is overtuigd, dat er tussehen get. en mevr. Meyer een intieme ver standhouding bestond. Dc get. weerspreekt dit echter ten stelligste. Get. Van der Does, werkman, geeft verklaringen omtrent hert voorgevallene, onder anderen mededeelende, dat bekl. na hel gebeurde zeer kalm was, en zelfs zeide zeer goed te weten wat hij gedaan liacl en dat hij naar de gevangenis moest. Daarvan herinnert bekl. zich niets. Evenmin dat hij strichnine uit Indië medegebracht, gebruikt bad. De getuige politieagent Kuil laars meende daarentegen dat bekl. na, het schieten er zeer verwilderd uitzag, maar niets deed om te ontvluchten. De verdere getuigenverhoor en strek ken om aangaande den toestand van bekl. en andere feiten gedurende en na den moord inlichtigen in te winnen. Bekl. weet hierbij oa. niet te verklaren hoe er meerdere scherpe patronen in zijn zak zijn gevonden. Het koop en van een revolver en vijftig patronen daar bij, verklaart hij uit zijn wensch om lid van een schietvereeniging te worden en volstrekt, niet zijn voornemen om zich tegen aanvallen te verdedigen. O.a. deelt dè inspecteur van politie AaJtsz medei, dat hij ten politiebureele kalm1 bekend had op de vrouwen ge schoten to hebben, omdat zij hem er toe gebracht hadden door de innige ver houding die tussehen de dames bestond. Zoo wist hij zicli precies nog meerdere feiten te herinneren, bepaaldelijk dat hij in een onverwacht oogenblik ge schoten had. Getuige had den indruk dat zijne antwoorden niet verward wa ren, maar vooral van mevr. M. sprak hij met haat, en ook zeide hij dat hem hinderde dat hij zijne vrouw 12 gulden 's weeks moest uitkeeren. Maar ook van dit gesprek ten politiebureele beweerde bekl. zich geen woord te herinneren. Den verdediger bevreemdt 't dat een geregeld gesprek mogelijk was, omdat beklaagde, strichnine had ingenomen, waardoor heit, volgens mededeeling van dr. Roessingh, onmogelijk was met be klaagde te spreken. Na voorlezing der acten van overlij den wordt de zitting voor een half uur geschorst. Getuige Hotz, gep. kapitein, die se dert 1895 bij bekl. aan huis kwam, heeft steeds een aangename verhouding tussehen de beide, echtgenooten waarge nomen, tot op 30 Mei 1897 mevrouw Meyer bij getuige kwam en hem me dedeelde dat de. heer Vemer zijne vrouw mishandelde en dat deze gevlucht was naar een kruidenier die beneden hen woonde. Getuige heeft zich derwaarts begeven en vond mevrouw Vemer kalm bij een kopje thee en een beschuitje. Sporen van mishandeling waren toen niet waar te nemen en alleen had mevr. zich beklaagd dat haar man haar had gedreigd met een hoedenspeld. Door be middeling van getuige is toen eene ver zoening tot stand gekomen. Door den verdediger werden daarna aan getuige eenige vragen gesteld om trent de verhouding tussehen de beide echtgenooten. Uit het antwoord bleek dat de lieer Vemer veel van zijne vrouw hield, zijn geheele pensioen aan haar gafdat hij verzocht niet aan hem maar aan zijne vrouw cadeau te geven, en dat zijne vrouw na de kennismaking met mevr. Meyer hare kennissen ver waarloosde. Beklaagde was altijd zoo vervuld met die zaak van de beide vrou wen, dat hij, daarover niet kunnende spreken, in slaap viel, zelfs in tram en omnibus. Uit vroegere dagen heeft ge tuige vernomen dat bekl. als cadet te Breda uit zenuwachtigheid in een gracht is gesprongen. De heer Van Geel, gep. hoofdofficier van het O.-I, leger, heeft bekl. als cadet gekend, doch hem is niets daarvan be kend. Wel was Vemer reeds als jongen zeer zenuwachtig en in zich zelf ge keerd. In Indië heeft hij zich meerma len zeer zonderling en opvliegend ge dragen; zoo had hij o.a.. eens met zijn sabel geslagen naar den koetsier, die een dogcar van zijn chef bestuurde. Erg wantrouwend was hij ook. Zoo had hij in Indië de gewoonte om zijn losse ta fels en stoelen aan kettingen vast te leggen. Tijdens zijn "verblijf in Indië was bekl. met zijn vrouw gelukkig en get. heeft nooit van scènes geboord, zelfs niet als zijn vrouw hem plaagde. Hier in Holland heeft getuige Vemer en zijne vrouw teruggevonden en de ver houding geleek hém toen zoo gelukkig niet meer; mevr. Vemer bleek noncha lant voor haren zieken man en maakte grappen met mevr. Meijer, terwijl haar man boven ziek lag. Van een buitenge woon intieme verhouding tussehen dc beide dames heeft hij ncoit. iets gemerkt, b Toen beklaagde door zijne vrouw ver- i! la,ten werd was hij zeer treurig en ont stemd. Mevr. de wesÉf.we Millard, die na bet verlaten der woning door mevr. Vemer j bij bekl. in huis is gekomen, vond hem zeer zenuwachtig, hij leed aan slapeloos- j head en sprak altijd over zijn vrouw. Van mevr. Meyer sprak hij steeds met verachting en meermalen heeft ge- t tuig© gezien, dat mevr. Vemer met ine-, j vrouw Meyer voorbij de woning van jj bekl. kwam en beiden dan tartende,j plagende blikken naai" de ramen wier- pen, bek!, was dan vreeselijk opgewon den. Ook verklaarde hij dat hij door mannen achtervolgd werd die door de g beide dames daartoe werden aangezet.' Hierna wordt voorlezing gedaan van q enige zinsneden uit brieven, door mevr. Meijer aan getuige geschreven, waarin waarschuwingen n beschuldigingen T voorkomen tegen den heer Vemer. j Op een vraag van den verdediger of bekl. er niet meermalen over klaagde jj dat hij stemmen hoorde, antwoordt, ge- j tuige bevestigend. i, Mej. Eek, die sedert 1896 bij den sr heer Vemer aan huis kwam, bevestigt si de gunstige verklaringen omtrent bet Q huwelijksleven van de echtegenooten SI voordat mevr. Meyer in het gezin kwam. »I Eenmaal heeft mevr. Mever getuige op il straat aangesproken en gezegd„komt a Vemer nog bij jullie aan huis? Pas II maar op, hij is een Jeelijke ploert en is >l van mij nog niet af." 8 De beer Wt-ry bevestigt voorgaande M verklaring en deelt mede ouder anderen, 6) dat hij naar aanleiding van een sclirij- li ven door mevrouw Meyer aan de vorige getuige gericht over den heer Vemer, ie zijn omgang met bekl. beeft gestaakt, IC later heeft hij gemerkt dat dit schrijven lasterlijk was en zijne excuses gemaakt. Getuige Everdey die 3 jaren heeft r! gediend bij de mama van den lieer Ve- - nier, verklaart, dat het huwelijk tus- schen den beer Vemer en diens vrouw zer gelukkig was. P Ten slotte wordt nog een oud O. I. 1 militair gehoord, die den heer Vemer heeft gekend als luitenant en hoeft lee- ren achten; als een humaan en dapper officier. La,ter is hij, veranderd ëai zeer zonderling geworden. Het. was nu en dan of er iets aan hem haperde. De vroegere kalme, officier was zoo zenuw- achtig geworden, dat hij niet meer zelf- standig kon optreden. In 1896, hier in Den Haag, ontmoette getuige zijn oud- kapitein in diens woning geheel veran- 11 derd. Hij scheen gebukt onder leed, de veerkracht was er uit, en hij zat te huilen. Als oud verpleger in een krank- zinnigenge,sticht kreeg getuige den in- druk dat hij met. een zenuwlijder te 10 doen had, wiens toestand; grensde aan B krankzinnigheid. I Hedenmorgen 10 uur voortzetting. a Gemerigd Nieuws. e° De zaak-Dreyfu8. Omtrent de vorderingen van het Hof van cassatie weinig anders dan geruchten. Na Picquart zullen gene- raai Gonse en kapitein Cuignet ge hoord worden. De Figaro meldt dat er nieuwe huiszoekingen gedaan zyn, die tot zeer belangrijke resultaten ge- leid hebben. Men zou dit in verband kunnen brengen met wat bet biad La Cloche Woensdag meldde, nl. dat het Hof op het spoor zou zyn geko men van betrekkingen, die bestaan hebben tusscben Esterhazv en Henry. Het zou gebleken zyn dat men meer- malen op het spoor van Esterhazy zou zyn geweest, die stukken aan Sch warz- koppen leverde, maar dat Henry als gezaghebbend ambtenaar aan het bu- r reau van den inlichtingendienst alle nasporingen steeds zou hebben ver- ydeld. 11 Voorts wordt gemeld dat het Hof J van cassatie ia de vorige week alle stukken, geheime en ultra-geheime, - die op de zaak Dreyfus betrekking hebben, zou hebben opgevraagd. De regeering zou dit niet geweigerd heb ben maar bepaalde waarborgen voor de overlegging geëischt. Over den vorm waaronder en de voorzorgen waarmee al deze geheimen aan het Hof zullen worden geopenbaard, zou nu tussehen regeering en Hof beraad slaagd en onderhandeld worden. Picquart is ongesteld, hoewel niet ernstig, waarschiinlyk tengevolge van overspanning. Hy lydt aan keelpijn en influenza. Eenige dagen geleden moest een dokter hem reeds tijdens een verhoor voor 't Hof van Cassatie hulp verleenen. Vrijdag echter is bij weder verhoord. Ook tijdens het college van prof. Buisson iD de Sorbonne hadden eenige standjes plaats tussehen studenten, voor- en tegenstanders van dengene- raien staf. Prof. Bnisson sprak over: „Deop- voeding van den wil by het individu en by de natie". Na afloop onttrok by zich per rijtuig aau betuigingen. 2000 studeaiea gingen toen uaar de Cherche Midi om leve Picquart te roepen. Het protest-adres ten gunste van Picquart is reeds door meer dan 100.000 Frauschen geteekend. Houten stoppen, in Frankrijk gebruikt men in den laatsteD tijd tot sluiting van flessehen, zelfs als er champagne-wyn en andere koolzuurhoudende dranken in zijn, stoppen van populieren- en wilgen- hout.Deze worden uitgehold, zoo dat de wand van onder dunner is dan verder op. By het indrijven kan men aldus den stop eenigszins samenpersen en de druk van het gas uit de flescli dringt dan den stop zóó stijf tegen het glas, dat by champagne zelfs wei nig of geen yzerdraaa noodig is. Om1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 10