Over voorgevoelens.
Hit drukkende angstwekkende ge
voel. dat ons dag en nacht verontrust en
waarvoor wij geene. reden weten op te
geven, de raadselachtige stemming, die
ons een komend onheil voorspelt, kon
tot nu toe door geen psycholoog ver
klaard worden, en toch behooren zulke
blikken in de toekomst geenszins tot
het rijk der sprookjes, gelijk wij hier
door eenige historisch geconstateerde
voorbeelden wenscken aan te toonen.
Keizer Karei VI. de vader van kei
zerin Maria Theresia, te wier behoeve
hij de Pragmatieke Sanctie uitvaardigde,
had in zeer gezonde dagen, bij een goed
geweten en de lieide van zijn volk. toch
vele sombere oogenblikken door bet le
vendige voorgevoel vau een naderenden,
plotselingen dood. Op zekeren morgen,
toen hij stil en in ziclizelven gekeerd
door de Brigittenau reed, zeide de naast
hem rijdende groothertog Frans Steplia-
nus van Toskane, de gemaal zijner doch
ter, tot hem: „Welke smart bekruipt
-weer uw hart Het verdriet van uwe
majesteit bedroeft ons allen, die u zoo
hartelijk liefhebben en vereeren."
„Het is geen verdriet, mijn zoon, het
zijn de stemmen der waarzeggers," ant
woordde de keizer. „Reeds sedert weken
vermaant eent» stem in mijn binnenste
mij luide, met de wereld af te rekenen,
omdat mij spoedig en plotseling de en
gel des doods verschijnen zal."
„Maar, vader viel de hertog in.
„Gfiön woord meer daarover," zeide
de keizer vriendelijk maar ernstig. „Ule-
feld heeft reeds op mijn bevel het étui
voor de erfenis der Augustijnen-s be
steld."
Weinige dagen later, den In October
1740, werd de verjaardag van keizer
Karei zonder eenige festiviteit gevierd.
Alleen de pauselijke nuntius, Pauluci,
bracht als speciaal huisvriend zijn geluk-
wensch. Karejl antwoordde hem met
een en h artelij keil handdruk en zeide:
„Ik ontvang deze uiting uwer gevoelens
met genoegen, zij komt uit het hart, en
ik aanvaard haar mot ontroering, want
het is de laatste maal, dat gij mij op
dezen dag begroet, in den zandlooper
van mijn leven zijn nog slecht weinige
korrels."
Daarop antwoordde de prelaat glim
lachend „Dat zegt de krachtige man,
in frisekheid van geest een jongeling,
den zeventigjarigen sukkelenden grijs
aard Hoe komt gij aan die gedachten,
bij de achting en de vereoring, die mijn
keizer in de la-acht van het leven ge
niet?"
„En toch is het zoo," antwoordde Ka^
rel levendig, „gij zult misschien zeer
spoedig door het bericht van mijn plot
selingen dood ven-ast worden, maar ik
ben kalmvan mijn kant is alles ge
daan, wat ik doen kou de vader heeft
zijne familie verzorgd!"
Den lln October kwam de keizer
van een groote jacht ongesteld in het
slot te Weencn terug. De ongesteldheid
gaf gelegenheid tot een geleerden twist
aan liet bed van. den voornamen patient.
Men meende, clat de keizer sliep, waar
op do geneesheeren hun gesprek in liet
bijvertrek voortzetten. Maar na eenige
minuten riep de keizer luid„Weest
toch bedaard, gij wijze, alwetende en
toch altijd in het duister tastende dok
ters, breekt u niet eerst het hoofd, bin
nen eenige dagen zal u alles duidelijk
worden, als gij mij openen en mijn hart
uit de borst nomen zult Maar waar is
de zilveren doos, waarin het gelegd moet
worden Ik heb ze al voor vier weiken
besteld. Men roepe graaf Ulefeld, die
zal haar in ontvangst genomen hebben."
Kort daarna trad, blijkbaar diep ont
roerd, graaf Ulefeld de ziekenkamer
binnen. Met eene eerbiedige buiging
overhandigde hij den keizer stilzwijgend
het eene zoo ernstige bestemming heb
bende voorwerp. De hooge zieke echter
zeide glimlachend„Oho, dit etui is te
klein voor mijn hart, dat het verdriet
tot berstens toe uitgezet heeft."
Den Men October verliet de keizer
het bed en zijne ziekenkamer, en opge-
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje-
CCCXLV.
Waarschijnlijk zou ik gevaar loopen
om niet gelezen te worden, wanneer ik
ditmaal over iets anders schreef dan
over den St. Nicolaas. Maar van de
cadcaux zal ik geen opsomming geven.
Die vinden de lezers wel achter de groo
te riiiten langs de straten en dat wel
gestoffeerd en verlevendigd door een
dichte menigte meuschen, koopers en
kijkers.
Ovr die koopers valt wel een en an
der op te merken. Zooals het in huishou
ding, kantoor, fabriek goed is den in
ventaris tc vercleelen in klassen en te
zorgen, dat de zeepkop niet in den
broodtrommel staat, de qui tan ties niet
met do onbetaalde rekeningen en de
vierduitenstukken niet met de gouden
tientjes worden vermengd, zoo heeft liet
ook zijn nut het menschdom in klassen
te verdeel en. Over diu classificatie van
wat men den inventaris van onzen aard
bol zou kunnen noemen, zijn al heelwat
corpulente boeken volgeschreven en
als de lezer er roeping voor voelt, moet
hij voor die studie maar eens con paar
dozijn regenachtige middagen gebrui
ken. Ik sta er niet voor in, dat ze hem
zullen opvroolijken.
Ik zal mij dan ook bepalen tot een
heel, heeil klein onderdeeltje van 't
menschdom, ele St. Nicolaasgangers. En
dan wil ik beginnen met een soort, die
men nu a Inict meer op de straten ziet,
de vroege St. Nïcolaasgangors. Deze ca
tegorie bestaat uitsluitend uit dames.
Nauwelijks wijst de scheurkalender half
November, of zij begeven zich op weg
en gaan de winkels binnen, zou u den-
ruimd at hij met- de keizerin en zijne
kinderen. De groothertog meende, dat
nu ook het uur der genezing voor den
gezondheidstoestand van den keizer ge
komen was; hij hiel zijn glas op en
riep„Leve onze goede vader, keizer
Karei, dien God weer gezond en vroo-
lijk heeft doen worden!"
De vriendelijk begroete, de gelukkige
vader, omhelsde dochter en schoonzoon
de tranen kwamen hem in de oogen en
de maaltijd was spoedig afgeloopen. Eer
de keizer zich in zijne kamer terugtrok,
zeide hij zacht tot zijn schoonzoon„Ja,
ik ben weer gezond en opgeruimd, maar,
mijn zoon, toch blijft het bij de waar
zeggers in de Brigittenau."
Den 20sten October gaf de keizerin
den wensch te kennen, naar de opera te
gaan. De keizer was gewillig en bereid,
de rijnen te begeleiden; met aandacht
volgde hij tot het einde toe de voorstel
ling, daarna sprak hij. nog zeer vrien
delijk met rijn kinderen en verschillen
de heeren van rijn gevolg.
De groothertog wilde hem tot aan zij
ne kamer begeleiden, maai- op weg daar
heen, op de tweede corridor, werd de
keizer door een beroerte getroffen: hij
zonk bewusteloos neer. Toen men hem
opnam en op rijn bed droeg, was hij
reeds een lijk.
Evenals in het midden der vorige
eeuw Karei VI met groote zekerheid rijn
naderenden dood voorspelde, zoo kon
digde in het begin dezer eeuw een maar
schalk van Frankrijk eenige dagen voor
zijn dood aan, dat het uur nabij was,
waarop hij rijn aardsche loopbaan eer
vol zou besluiten. De maarschalk Bes-
sières, hertog van Istrië, van wien een
zijner tijdgenooteu, de hertog van Rovi-
go, in diens gedenkschriften zegt„Hij
nam niet alleen als soldaat, maar vooral
om rijn edel en menschliewend karakter
eene eerste plaats in onder de veldhee-
ren van het keizerrijk," werd in liet be
gin van den veldtocht van 1813, op 45-
jarigen leeftijd, frisch en sterk, aan het
hoofd geplaatst van de cavalerie dér na
de vernietiging in de Russische' sneeuw
velden gereorganiseerde Fransche legers.
Op den tocht van den Rijn naar Leip
zig overnachtte hij den 28n April in een
tusschen Erfurt en Weimar gelegen slot.
Hier kondigde een droom hem. den na
derenden dood aan. Hij zag van een heu
vel een generaal uit het gevecht dragen,
die, ofschoon hij op grooten afstand
stond, hem zeer bekend voorkwam;
twee andere officieren, in wiei hij, zijne
eigene adjudanten herkende, bedekten
het lijk van dien-gesneuvelde met een
witten mantel, daarna werd het op een
rustwagen gelegd, die, geëscorteerd door
twee gendarmen, wegreed. Alles ging
zeer vlug en stil. De bedde adjudanten
naderden nu in ernstige houding dén
heuvel. In plaats van hem het gebeur
de te melden, namen zij zwijgend hunne
plaats a la, suite van den maarschalk in,
en toen deze zich tot hen richtte met de
vraag„Wie: was de officier, wiens lijk
gij zooeven weggezonden hebt?" toen
fluisterde een naast hem staande jonge,
maar doodsbleeke generaal, in wien
do droomendö tot zijne verwondering
dén bij, Borodino gevallen Caulain-
court herkende,, hem in 't oor„Stil,
stik opdat het leger het niet hoort
zijn naam, is Jean Baptiste Bessiè-
res!" Hier schrikte de maarschalk uit
den slaap op.
Des morgens van den laatsten dag zei
de hij na't ontbijt tot de officieren van
zijn staf„Dat is de laatste maaltijd
geweest, dien wij te zamen gebruikt
hebben," en met ernst, maar tevens
met kalmte en opgewektheid vertelde
hij zijn droom. Toen verschillende hee
ren over het bedriegelijko van droom
beelden spraken, zeide hij„Ge hebt
gelijk, mijne heeren, maar Caulaincourt
was zijn leven lang een vriend der
waarheid en hij zal ook in den dood
geen leugen zeggen. Voor 't overige heb
ik een levendig voorgevoel, dat ik van
daag doodgeschoten worddoch het
zij zooals het wil, laten wij rustig aan
onze dagtaak gaan".
Eenige uren later stuitte de voorhoe
de der ruiterij van—d -u marvel1 =^k op
de troepen van den Russischen generaal
ken. Volstrekt niet., want deze St. Xi-
colaasgangers rijn voorzichtig. Ze wan
delen eerst alle winkels langs, prenten
zich van wat er voor de ramen staat,
zooveel mogelijk de prijzen in het hoofd,
vergelijken die daarna zorgvuldig met
elkaar, beraadslagen daarna met een
ernst en degelijkheid, alsof het wel en
wee van den Staat ervan afhing en
gaan daarna hunne inkoopen doen, tot
do winkeliers die zij begunstigen zeg
gende: „riet tl, het is nog wel wat
vroeg, maar we komen toch maar vast.
Dat jachten van de laatste dagen be
valt ons in 't geheel niet. Hier heeft u
de adressen en u zendt het wel op St.
Xicolaasavond, niet waar?"
Voor den winkelier zijn deze klanten
de gemakkelijkste, al rijn rij het niet,
die hem van een „strop" of wïnkeldoch-
terv zullen afhelpen. Heelwat meer
moeite veroorzaakt een tweede soort
van vroegkomers. Deze bestaat, het spijt
me dat ik het zeggen moet, alweer nit
dames. Het valt haar niet in, eerst de
winkels van buiten te bekijken; inte
gendeel stappen ze dadelijk kloekweg
den winkel binnen en vragen naar de
nieuwste artikelen voor St. Xicolaas.
Mocht do winkelier, ietwat huiverig te
genover liet veelomvattende van dit ver
zoek, vragen wat de bedoeling is, dit
of dat of wat anders, dan krijgt hij het
weinig bemoedigend bescheid, op luch-
tigen toon gegeven„Och, laat u maar
eens kijken."
Dan wordt alles voor den dag ge
haald, totdat er op de toonbank een
waarde ligt van een stapel gouden tien
tjes en ten slotte koopt de bezoekster
een artikel van een paar dubbeltjes of
ze koopt ook wel lieelemaal niemendal
en verdwijnt in het laatste geval uit
den winkel met de verklaring: „mijn
keus is er eigenlijk niet bij, maar ik
kom later wel eens terug". Wanneer
v. Winringerode. Hij had onder sterke
dekking zeer voordeelig eenige kanonen
op eene rechts van het dorp Rippach
gelegen hoogte geposteerd, waarmede
de Fransche ruiterij krachtig beschoten
werd. Toen de maarschalk de eerste ka
nonschoten boorde, reed hij met zijn
staf in galop door het défilé, waarin
het dorp lag, om rich persoonlijk te
overtuigen van wat er gaande was.
Toen hij op het punt kwam, waar de
kunstweg, die door het dorp loopt, eene
sterke bocht maakt, werd bij door een
kanonskogel van het paard geworpen
en doodehjk gewond. Hij kou niet meer
spreken, maar rijn blik, dien hij van
rijn sterfbed op de hem omringende
officieren wierp, verkondigde zijne laat
ste gedachte. Hij zeide. het luider en
duidelijker dan woorden het vermoch
ten „Mijn voorgevoel heeft mij niet
bedrogen, de booze droom is waarheid
geworden, vaart welWeinige minuten
later was de maarschalk een lijk.
Zulke levendige voorgevoelens had
den ook twee andere hooge officieren
ran het keizerlijke Fransche leger. Ge
neraal graaf Lasalle schreef uit rijn
bivak bij Wagram des avonds vóór den
slag aan den keizer„Sire, daar ik in
in den aanstaanden slag mijn dood zal
vinden, verzoek ik u mijn naam, mijn
graventitel en mijne bezittingen op
mijn stiefzoon te doen overgaan."
De generaal werd reeds bij het begin
van den slag doodgeschoten, en de kei
zer beschikte zooals hij gewenscht had.
Generaal Cervoni zeide op den dag
van den slag bij Eckmühl tot den kei
zer: „Sire, gij hebt mij in het leger
geroepen, hier ben ik, maar deze eer
volle dag is ook mijn laatste." Een uur
later bracht een ordonnans-officier het
bericht: „Generaal Cervoni is zooeven
het hoofd afgeschoten door een kanons
kogel."
Er zouden stellig nog vele voorbeel
den uit het particuliere leven rijn aan
te voerenin elk geval staat dit vast,
dat er geheimzinnige dingen in het zie-
leleven rijn, die misschien wel nooit
verklaard zullen worden.
(Fr. Ct.)
NABETRACHTING
van den
GEMEENTERAAD.
CXXIX.
De last tot boomenbakkery heeft
het Woensdag in den Raad weer ge
wonnen van hen. die van oordeel zyn,
dat een boom moet blijven staan zoo
lang hij goed is en overvloedig loof
draagt. Met een stemmetje meerder
heid. vijftien tegen veertien, is beslo
ten tot den dood van zeventien, zegge
zeventien iepen aan den Dreef. Zy
zullen worden vervangen door de
kinderlijken stammetjes, die we ook
al aan het eerste gedeelte van den
Dreef moeten dulden. En wanneer we
met tranen in de oogen het volgende
jaar op den Dreef zullen terugdenken
aan de statige boomenrij, die den toe
gang tot den Hout maakte tot een
oogenlust voor landgenoot en vreem
deling, dan zullen we ons moeten
troosten met het randje gras dat er
langs zal worden gelegd. Nooit zag
men magerder compensatie.
Wat de Commissie voor den Hout
en de Plantsoenen bezielde om deze
woudreuzen ten doode op te schrijven
is nauwelijks begrijpelijk, veel min
der nog verklaarbaar. Niet zonder-
vertoon van zelfverloochening werd
het argument voorop gezet, dat
men voor de toekomst moest zorgen
maar de heer Waller kwam er,"en
my'ns inziens terecht rond voor nit,
dat hij ook wel wat voor zichzelveu
en het heden wilde bewaren. Hoofd
voor hoofd zyn de leden van de Com
missie voor den Hont en de Plant
soenen gemoedelijke en maatschappe
lijk geheel onschadelijke menschen,
maar 't is hier de onde waarheidgeef
iemand de beschikking over een bijl
I en by wordt gevaarlijk. Binnenkort
zullen ze vallen de sieraden van onze
Dreef. Wy zullen in hunne schaduw
niet meer wandelen.
de winkelier haai- nakijkt, zal hij haar
bij zijn buurman zien binnengaan en
kan zich troosten met de overweging,
dat rij daar eveneens den heelen winkel
overhoop laat halen.
Wat haar daartoe drijft is weetgierig
heid. Ze wil op de hoogte wezen. Als
rij straks Mevrouw X. of IJ. of Z. op
een visite ontmoet en deze klaagt over
de moedelijkheid om een geschikt cadeau
te vinden voor haar dochter van twaalf
of haar zoontje van negen, dan wil rij
in staat wezen, een heel lijstje van ge
schikte artikelen op te sommen, met de
prijzen er bij en den winkel waar het
te vinden is. Deze St. Xicolaasgangster
koopt zelf niet veel, maar ze is een
encyclopaedic van St. Nicolaas-cadeaux,
die niets liever verlangt dan opgeslagen
te worden. Vandaar dan ook, dat de
verstandige winkelier haar toch, al
weet hij vooruit dat ze niets koopt, al
tijd beleefd behandelt en haar veel laat
zien, omdat ze een wandelende reclame
voor hem is, die alleen maar wat tijd
verlies vereischt.
Onder de St. Xicolaasgangers van de
laatste tien dagen moet in de eerste
plaats worden genoemd de weifelende.
Zij begint met te vragen nalar iets voor
een meisje tusschen zes en acht en een
jongen van vier. Wat ze hebben moet,
weet ze in de verste verte niet. De juf
frouw raadt iets aaneen paardje voor
den kleinen jongen, bijvoorbeeld en
een groote pop voor het meisje. „Ja,
een paardje... zou ik wel een paardje
nemen? misschien krijgt hij er wel een
van rijn grootmoeder. En dan een
paardje... ik vind het zoo..." (wat de
bezoekster van een paardje vindt, zegt
ze er niet bij). Heeft u ook wat an
ders? Een melkwagen, zegt u? Dat zou
ook wel aardig wezen. Of een groote
bal Ja, ook heel geschikt. Ik had al
eens gedacht over een spoor, maar als u
Derhalve kreeg ook de beer Van
der Meulen nul op zyn request, dat
wel aan den drukker van ae Raads
stukken was toegezonden, doch niet
tydig gereed gekomen. Wel was het
in zyn geheel in de courant van den
zelfden drukker opgenomen. In de
vergadering kon de Secretaris het
zelfs niet voorlezen, omdat noch het
origineel, noch een afdruk aanwezig
was.
En de gemeente-architect gaat op
reis met den keurmeester van het
slachtvee, om te kyken naar abattoirs,
't Zag er op een gegeven moment
slecht voor dat voorstel uit. De heer
Scbürmann viel het aan en de heer
Beynes had er geen trek in en rondom
zag men ernstige gezichten, zoodat een
ingewyde in Randsheerlyke gelaats
stadie zooal eens denken mocht:
„Sie sollen es nicht haben,
„Dat vierdeduizend pop."
Daar rnkte opeens het grove ge
schut naar voren. Burgemeester en
Wethouders hadden het geld noodig
voor een goed gevestigd advies over
de wenschelykheid van een abattoir.
Daar zakte fluks het leger der op
positie af. Sommigen zetten gezichten
alsof ze nooit van z'n leven anders
waren geweest dan extra extra minis
terieel en ten slotte bestond het aan
tal kwade pieren, dat niet mee won
doen, maar uit zeven. De anderen
hadden er vrede mee. Hoe nu, na deze
beslissing, de Raad straks, zonder
zich belacbelyk te maken, zal kunnen
besluiten om geen abattoir op te rich
ten, is my niet recht duidelijk. Het
komt my zoo voor, dat met de be
slissing over deze f250.— zoo goed
als tot den bouw besloten is.
De voorgestelde wijzigingen in de
verordening op de vaste cominissiën
gingen zonder veraDderiDg vry vlug er
door. Den heer de Kanter zinde een
en ander niet al te wel, maar zijn
amendementen baatten niet en naar
zijn verklaringen daarvan werd nau
welijks geluisterd. De indertijd be
noemde speciale Commisse voor de
gaszaak werd nu ook benoemd als
Commissie van beheer voor de ge
meente-verlichtingsmiddelen met wel
ken krakenden titel Datuurlyk de te
bonwen gemeentelijke gasfabriek
wordt bedoeld.
De heeren Stolp, Loomeyer en
Sneltjes namen de benoeming als leden
van die Commissie aan, de heer Van
der Mersch wou er zich nog eoosop
bedenken. Het zou jammer zijn, wau-
neer de heer Van der Mersch zich
daarvoor niet liet vinden. Hjj loopt
niet in het gebaande pad vau de af
gesproken meeniogen, maar houdt er
een eigen opinie op na en durft die
ook zeggen. Dat bleek o.a. Woensdag,
toen hij den Burgemeester, die te 5
uur den Raad alweer verzocht om
toch niet te rooken, in overweging
gaf, dan maar eens een voorstel te
doen, hoe laat de leden dan wel de
vrijheid tot rooken zouden hebben,
die vroeger te 4 uur placht te be
ginnen.
De Voorzitter maakte zich ervan
af, door te zeggen dat die zaak niet
aan de orde was. En geen tien mi
nuten later joegen velen, met een
dankbaren blik op den heer Van der
Mersch, de brand er in.
BINNENLANS
Het Regeerings-jubileum van
keizer Frans Jozef.
De vlaggen van Oostenryk-Honga-
rye waren Vrijdag, ter gelegenheid
van hef. Regeerings-jubileum van kei
zer Frans Jozef ontplooid uit de wo
ning van den heer Ocolicsanyi d'Oko-
licsua gezant van dat Ryk by ons Hof
te 's Gravenhage.
Ten half 12 ure werd in de kerk
van den H. Jacobus iu de Parkstraat
een plechtig Te Deum gezongen, ge
leid door den internuntius, Mgr. Tar-
nassi.
H. M. de Koningin deed zich bij
deze plechtigheid vertegenwoordigen
door generaal graaf Dumonceau, ad-
clenkt, dat een paardje. Laat u me die
paardjes nog eens kijken. Of neen, toch
maar liever een vesting met soldaatjes,
't Is zoo verschrikkelijk moeielijk, iets
te vinden".
Als degeen die haar helpt, durfde
dan zou deze klant te hooren krijgen
,.u maakt het zoo moeilijk." Maar iu
plaats van dat antwoord te hooren krijgt
do bezoekster nog hoopen andere dingen
te zien en hoe meer ze onder de oogen
heeft, des te meer raakt ze in de keus
verbijsterd. Heeft ze een zuster meege
bracht* die aan dezelfde kwaal lijdt, dan
is liet leed niet te overzien en het ein
digt niet, voordat de winkelier of zijn
personeel ongeduldig wordt en daarvan
blijken geeft. Dan valt liet der aarzelen
de koopster eensklaps in, dat rij niet
langer misbruik mag maken van hun
kostbaren tijd en kiest., in zenuwachtige,
haast, het ongeschiktste stuk uit den
hoop. De winkelier herademt als ze de
deur uit is, maar hij heeft te vroeg ge
ademd. Daar wordt de winkeldeur ge
opend en ze keert terug: „Och, ik zou
toch maai' liever dat paardje hebben".
Als rij blijk geeft van weer te willen
uitzoeken, roept de winkelier iu doods
angst: „ja, ik weet wel, wat u bedoelt;
ik zal het vanavond sturen." Dat doet
hij en krijgt het den volgendon morgen
terug met de boodschap, dat mevrouw
bij nader inzien toch maar liever wat-
anders liad en dat ze nog wel eens zal
aankomen.
Deze aarzelende koopster eindigt met
rich in de herrie van den allerlaatste®
dag te voorzien van het restant artikel
het nasop, aangezien zij de goede ca
deaux door haar talmen heeft laten
wegpikken.
Gemakkelijker soort is de royale
koopster. Met een opgewekt gezicht
komt deze den winkel binnen, laat zich
een en ander voorleggen, maakt niet
judant-generaal, chef van Haar Mili
tair Huis, terwjjl H. M. de Koningin-
Moeder als Haar vertegenwoordiger
bad afgevaardigd den intendant van
Haar Huis, jhr. De Ranitz.
Beide Hofwaardigheidsbekleeders
werden aan den ingang van het bede
huis ontvangen door den gezant, die
in rouwgewaad was, en naar het pries
terkoor geleid, waar ook de door den
vertegenwoordiger van den Keizer ge-
noodigde leden van het corps diplo
matique en andere geïnviteerden, allen
in ambtsgewaad gekleed, plaats na
men.
De meeste gezanten der vreemde
Mogendheden en secretarissen van
legatie waren aanwezig, terwyl de
plechtigheid voorts werd bygewoond
door den Minister van Bnitenlandsch9
Zaken en den chef van diens Kabinet;
den Minister van Oorlog, den com
missaris der Koningin, mr. Fock, en
den gouverneur der residentie, gene
raal Yan Pommeren.
Te ongeveer 12 uur was het Te
Deum geëindigd.
Mr. T. H. der Kinderen f.
Mr. T. H. der Kinderen, oud-lid
van den Raad van Ned.-Indië, is Don
derdagnacht te 's Gravenhage over
leden. Hjj heeft een langdurige en
zeer eervolle loopbaan in Indischen
Staatsdienst doorgemaakt en daar o.a.
groote verdiensten verworven door
zjjn bemoeiingen voor de wetgeving,
met name de Indische wetboeken.
Ook na zyn terugkeer in het moe
derland heeft de heer Der Kinderen
grooten ijver voor Indische aangele
genheden getoond. Zoo was by voor
zitter van het Kon. Instituut voor
taal-, land- en volkenkunde van Ned.
Indië en bestuurder van het Indisch
Genootschap. Ook in andere opzich
ten bewees by zjjn belangstelling in
onderwerpen van algemeen nut, o.a.
als medebestuurder van de vereeniging
„Armenzorg" in de residentie en van
de Haagsche afdeeling van het Too-
neelverbond.
Hjj was commandeur der Orde vau
den Nederlandschen Leeuw, officier
der Orde van de Eikenkroon, com
mandeur der Orde van Karei III van
SpaDje en ridder van de 2de klasse
der Kroonorde van Siam.
Ruzie in een trein.
Donderdagavond ontstond in een
spoorwegwaggon 3e klasse van de
Holl. Spoorwegmaatschappij twist tus
schen een paar in abnormalen toestand
verkeerende zeelieden, waarbjj de een
zjjn makker mat een mes een hevig
bloedende wonde toebracht aan een
der schouders. Nadat door de om
standers gebruik was gemaakt vau
de noodrem, werd bij aankomst te
Leiden de politie gewaarschuwd,
welke de twistzoekers uit den wagen
verwjjderde en de verwonde overbracht
naar het academisch ziekenhuis en
den ander naar den politiepost aan
den stationsweg. Ook een paar an
dere personen tot het gezelschap be-
hoorende, werden derwaarts overge
bracht om als getuigen te worden ge
hoord.
Te Boexem bjj Roermond is Don
derdag de landbouwer Oostayeo vau
zjjne kar gevallen, doordien bet paard
op hol sloeg. Hjj bleef met zjjn voet
in bet tuig verward hangen en werd
zoo een eind medegesleept. Toen men
het paard tot stilstaan had gebracht,
was de man nagenoeg dood. Zjjn
toestand is hopeloos.
GELENSD &IEUWS
De Zaak-Dreyfus.
In de rubriek„La Yie a Paris"
in de Temps", sehrijft Jules Claretie,
alles behalve een „dreyfusard", veel
eer een „legervereerder", het vol
gende:
Niemand meer dan ik bemint, eer
biedigt, eert, juicht uit het diepst van
de ziel het leger toe, dat Frankryk-
veel omslag, maar koopt vlug en niet
het slechtste. Zij vindt de prijzen vol
strekt niet te hoog en vraagt zelfs vel
eens in vriendelijke verbazing, „hoe de
menschen het er voor kunnen maken."
Blijkens vertrouwelijke mededeelingen
van wie haar te woord staat, strekt rij
den kring van menschen en kinderen
aan wie rij wat te vereeren heeft, zeer
ver uit en wanneer ze dan ook den win
kel uitgaat, heeft ze heelwat gekocht.
Haar klandisie heeft maar éen scha,-
du vrij en wel deze, dat- ze de noodzake
lijkheid van betalen niet al te diep ge
voelt en den winkelier op zijn gunstigst
heel laat betaalt.
Heb ik het tot dusver over de vrou
wen als St. Xieolaasganger gehad,, thans
kom ik aan den heer der schepping.
De man gaat bijna nooit alleen uit St.
Niklazendat gebeurt alleen als hij
voor zijn vrouw wat koopen moet of
voor zijn meisje. Bij die gelegenheid
evenwel gevoelt hij diep rijn onbehol
penheid en onbekwaamheid. Volkomen
inziende, soms wel uit droeve ervaring
overtuigd dat de winkelier als die wil
hem een prul in de handen kan stop
pen zonder dat hij het beseft., tracht
hij den winkelier te vriend te houden,
werkt op diens gemoed door hem om
raad te vragen en wil maai- liefst uit
een kleinen voorraad kiezen, daar een
groote hem totaal van de wijs brengt..
Men zou hem den onnoozelen St. Xi
eolaasganger kunnen noemen. Wordt
hij evenwel door rijn vrouw gepaaid
om mee te gaan inkoopen doen, dan
neemt hij meer een onverschillige hou
ding aan. De verantwoordelijkheid laat
hij dan graag aan haar over en de win
kelier mag hem wel lijden, want hij kan
niet tegen lang treuzelen en aarzelen
en komt er gauw toe, om te zeggen
„zou je nu maar niet eens besluiten V'
Deze soort St. Xieolaasganger kijkt, ge-
op-marsch. Heel myn leven is aan de
vereering gewyd. Ik heb de over
wonnenen van 1870 verdedigd, ik heb
van woede gehuild by het zien onzer
oude veroverde vlaggen, ik heb de
door het ongeluk ongerepte vlaggen
van het nieuwe leger toegejuicht. Den
dag waarop ik, vier jaar geleden, na
de manoeuvres van Chiiteaudun in
patriottische ontroering de bewonde
renswaardige soldaten in veldtenue,
schoon als typen vau Raffet, in het
stof dat hen omgaf als wolken kruit
damp zag detiiecren dieu onver-
getelyken dag had ik aan het col-
iation der officieren, waaraan men
mij de eer gedaan had my te noodi-
gen, als tafelbuurman een jongen,
slanken, blonden en levendigen man,
met een licht accent van den Elzas
onze dierbare Elzas! een officier,
die de majoorskwasten droeg en van
wien de chefs en de kameraden mjj
toen zeidenGy kunt over alles met
hem praten en in zes of zeven talen.
Hy weet van alles. Het is de jongste
en ongetwijfeld de opmerkelijkste
hoofdofficier van bet leger.
En werkelyk, pratende over alles,
over Straatsburg en over Sedan en
over de lessen van het verleden en
over de hoop der toekomst, en over
de nederlaag en over de revanche,
bracht ik een geheelen avond en den
volgenden dag met dien officier door,
wiens eenvoudige, degelijke, verheven
en diepe gesprekken liepen van de
Commentaria van Caesar en de in-
stractiën van den maarschalk van
Saksen tot de muziek van Beethoven
of de opera's van Gounodvan Na
poleon of Moltke tot Paul Bourget
of Dumas fils,
Het was majoor Picquart. Gisteren,
overste Picquart. Vandaag, monsieur
Picquart. Morgen
Een falsaris?Weet gjj,
wat die majoor was die u liet drin
ken aan de fontein, op den weg naar
Courtalain, en u, stoffige soldaten,
arme vermoeide, maar prachtige linie-
soldaten aanzag, met teedere, vader
lijke blikken? Het was een falsaris!
Weet ge wat die slanke officier was,
die zoo kranig zyn uniform droeg eii
wiens chef, die er van wist te spre
ken, my zeide: „Dat is een chef!"
Het was een falsaris! Een falsaris!
Een falsaris zooals die andere majoor
sinds eveneens overste overste
Henry
Gy zult bet niet gelooven, soldaten
die hem gezien hebt, turco's die hem
niet vergeten hebt, en toch is het zoo.
Overste Picquart heeft een verval-
scbing gepleegd, zyn toekomst weg
geworpen, dien droom van een gean-
nexeerdeu Elzasser, geannexeerd als
Ney, overwinnend in Straatsburg
binnen te trekken prijsgegeven.
Hy heeft uitgedacht, opgesteld, be-
krabbeld, verknoeid weet ik wat voor
petit-bleu waarom om eeu eerlijk
man zonder blaam of verdediging ten
val te brengen, voor wien de soldaten
nog weinig maanden geleden het ge
weer presenteerden en die beet de
naam is beroemd majoor Walsin-
Esterhazy
Omdat, volgens de voorstellers, on
der wie de bekende advocaat Wal-
deck-Rotisseau is, het Hof van cassatie
niet de uitgebreide bevoegdheden heeft,
welke sommigen en naar het scheen
ook de Regeering iu art. 445 vau het
Wetboek van Strafvordering lezen,
is Donderdagmiddag in den frauschen
senaat de urgente behandeling ge
vraagd voor een voorstel betreffende
een nieuwe alinea, welke uitdrukke
lijk het recht tot schorsing toekent
van élke strafvervolging, ten opzichte
van met een revisieproces samenhan
gende feiten; met een gelijk aantal
voor- en tegenstemmers (131) is de
urgentie verworpeD, na een zwakke
bestrijding door den minister van
justitie, die de urgente behandeling
afkeurde, daar zy aan het voorstel
het karakter van een gelegenheids
wetje zou geven.
De opening van het college van
den Dreyfusard Buissou aan de hooge-
woonlijk niet op een gulden en is or
niet rouwig om, wanneer hij rijn tour
nee achter den rug heeft.
Ik zou nu nog wel andere soorten
kunnen noemende preciese St. Xieo
laasganger. die in geen geval iets koopt,
dat ook maar een haar afwijkt van wat
hij zich voorgenomen hoeft tc koopen
de lastige soort, die iedereen wegdringt
en zich er over verwondert, dat de men
schen ook altijd op de plek staan, waar
hij wezen moet, en zoo meer. Maar veel
liever wijs ik op de velen, die geeu koo
pers zijn. maar zich er toe moeten be
palen kijkers te blijven. Als men de
kinderen van deze armen, in troepjes
met elkaar, of aan de hand van vader
of moeder, met begeerige blikken naar
al 't uitgestalde fraais ziet turen, dan
zou men wenschen zelf rijk te rijn ora
ook hun bij dit algemeene feest een
genoegen te bereiden. Mogen rij doof
hen die daartoe in staat rijn. ook wor
den bedacht.
En mochten mijne lezeressen en le
zers die tot de gelukkige afdeeling der
koopers behooren, van mij willen weten
of rij tot een van de bovengenoemde
soorten St. Xicolaasgangers moeten
worden gerekend, dan antwoord ik met
te herinneren aan een anecdote ovtr
iemand, die in een gezelseliap vrijvat
aanmerkingen maakte op het mensci-
dom, maai- telkens daarbij voegde„de
aanwezigen natuurlijk uitgezonderd".
Zoo houd ik ook mij maar liefst over
tuigd, dat u lezer en ik behooren tót
de normale St- Xicolaasgangers, dia
niet treuzelen, niet brommen, niet on-
noozel rijn of onverschillig en dié wat
ze gekocht hebben, ook betelen.
FIDELIO.