Over voorgevoelens. Hit drukkende angstwekkende ge voel. dat ons dag en nacht verontrust en waarvoor wij geene. reden weten op te geven, de raadselachtige stemming, die ons een komend onheil voorspelt, kon tot nu toe door geen psycholoog ver klaard worden, en toch behooren zulke blikken in de toekomst geenszins tot het rijk der sprookjes, gelijk wij hier door eenige historisch geconstateerde voorbeelden wenscken aan te toonen. Keizer Karei VI. de vader van kei zerin Maria Theresia, te wier behoeve hij de Pragmatieke Sanctie uitvaardigde, had in zeer gezonde dagen, bij een goed geweten en de lieide van zijn volk. toch vele sombere oogenblikken door bet le vendige voorgevoel vau een naderenden, plotselingen dood. Op zekeren morgen, toen hij stil en in ziclizelven gekeerd door de Brigittenau reed, zeide de naast hem rijdende groothertog Frans Steplia- nus van Toskane, de gemaal zijner doch ter, tot hem: „Welke smart bekruipt -weer uw hart Het verdriet van uwe majesteit bedroeft ons allen, die u zoo hartelijk liefhebben en vereeren." „Het is geen verdriet, mijn zoon, het zijn de stemmen der waarzeggers," ant woordde de keizer. „Reeds sedert weken vermaant eent» stem in mijn binnenste mij luide, met de wereld af te rekenen, omdat mij spoedig en plotseling de en gel des doods verschijnen zal." „Maar, vader viel de hertog in. „Gfiön woord meer daarover," zeide de keizer vriendelijk maar ernstig. „Ule- feld heeft reeds op mijn bevel het étui voor de erfenis der Augustijnen-s be steld." Weinige dagen later, den In October 1740, werd de verjaardag van keizer Karei zonder eenige festiviteit gevierd. Alleen de pauselijke nuntius, Pauluci, bracht als speciaal huisvriend zijn geluk- wensch. Karejl antwoordde hem met een en h artelij keil handdruk en zeide: „Ik ontvang deze uiting uwer gevoelens met genoegen, zij komt uit het hart, en ik aanvaard haar mot ontroering, want het is de laatste maal, dat gij mij op dezen dag begroet, in den zandlooper van mijn leven zijn nog slecht weinige korrels." Daarop antwoordde de prelaat glim lachend „Dat zegt de krachtige man, in frisekheid van geest een jongeling, den zeventigjarigen sukkelenden grijs aard Hoe komt gij aan die gedachten, bij de achting en de vereoring, die mijn keizer in de la-acht van het leven ge niet?" „En toch is het zoo," antwoordde Ka^ rel levendig, „gij zult misschien zeer spoedig door het bericht van mijn plot selingen dood ven-ast worden, maar ik ben kalmvan mijn kant is alles ge daan, wat ik doen kou de vader heeft zijne familie verzorgd!" Den lln October kwam de keizer van een groote jacht ongesteld in het slot te Weencn terug. De ongesteldheid gaf gelegenheid tot een geleerden twist aan liet bed van. den voornamen patient. Men meende, clat de keizer sliep, waar op do geneesheeren hun gesprek in liet bijvertrek voortzetten. Maar na eenige minuten riep de keizer luid„Weest toch bedaard, gij wijze, alwetende en toch altijd in het duister tastende dok ters, breekt u niet eerst het hoofd, bin nen eenige dagen zal u alles duidelijk worden, als gij mij openen en mijn hart uit de borst nomen zult Maar waar is de zilveren doos, waarin het gelegd moet worden Ik heb ze al voor vier weiken besteld. Men roepe graaf Ulefeld, die zal haar in ontvangst genomen hebben." Kort daarna trad, blijkbaar diep ont roerd, graaf Ulefeld de ziekenkamer binnen. Met eene eerbiedige buiging overhandigde hij den keizer stilzwijgend het eene zoo ernstige bestemming heb bende voorwerp. De hooge zieke echter zeide glimlachend„Oho, dit etui is te klein voor mijn hart, dat het verdriet tot berstens toe uitgezet heeft." Den Men October verliet de keizer het bed en zijne ziekenkamer, en opge- Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje- CCCXLV. Waarschijnlijk zou ik gevaar loopen om niet gelezen te worden, wanneer ik ditmaal over iets anders schreef dan over den St. Nicolaas. Maar van de cadcaux zal ik geen opsomming geven. Die vinden de lezers wel achter de groo te riiiten langs de straten en dat wel gestoffeerd en verlevendigd door een dichte menigte meuschen, koopers en kijkers. Ovr die koopers valt wel een en an der op te merken. Zooals het in huishou ding, kantoor, fabriek goed is den in ventaris tc vercleelen in klassen en te zorgen, dat de zeepkop niet in den broodtrommel staat, de qui tan ties niet met do onbetaalde rekeningen en de vierduitenstukken niet met de gouden tientjes worden vermengd, zoo heeft liet ook zijn nut het menschdom in klassen te verdeel en. Over diu classificatie van wat men den inventaris van onzen aard bol zou kunnen noemen, zijn al heelwat corpulente boeken volgeschreven en als de lezer er roeping voor voelt, moet hij voor die studie maar eens con paar dozijn regenachtige middagen gebrui ken. Ik sta er niet voor in, dat ze hem zullen opvroolijken. Ik zal mij dan ook bepalen tot een heel, heeil klein onderdeeltje van 't menschdom, ele St. Nicolaasgangers. En dan wil ik beginnen met een soort, die men nu a Inict meer op de straten ziet, de vroege St. Nïcolaasgangors. Deze ca tegorie bestaat uitsluitend uit dames. Nauwelijks wijst de scheurkalender half November, of zij begeven zich op weg en gaan de winkels binnen, zou u den- ruimd at hij met- de keizerin en zijne kinderen. De groothertog meende, dat nu ook het uur der genezing voor den gezondheidstoestand van den keizer ge komen was; hij hiel zijn glas op en riep„Leve onze goede vader, keizer Karei, dien God weer gezond en vroo- lijk heeft doen worden!" De vriendelijk begroete, de gelukkige vader, omhelsde dochter en schoonzoon de tranen kwamen hem in de oogen en de maaltijd was spoedig afgeloopen. Eer de keizer zich in zijne kamer terugtrok, zeide hij zacht tot zijn schoonzoon„Ja, ik ben weer gezond en opgeruimd, maar, mijn zoon, toch blijft het bij de waar zeggers in de Brigittenau." Den 20sten October gaf de keizerin den wensch te kennen, naar de opera te gaan. De keizer was gewillig en bereid, de rijnen te begeleiden; met aandacht volgde hij tot het einde toe de voorstel ling, daarna sprak hij. nog zeer vrien delijk met rijn kinderen en verschillen de heeren van rijn gevolg. De groothertog wilde hem tot aan zij ne kamer begeleiden, maai- op weg daar heen, op de tweede corridor, werd de keizer door een beroerte getroffen: hij zonk bewusteloos neer. Toen men hem opnam en op rijn bed droeg, was hij reeds een lijk. Evenals in het midden der vorige eeuw Karei VI met groote zekerheid rijn naderenden dood voorspelde, zoo kon digde in het begin dezer eeuw een maar schalk van Frankrijk eenige dagen voor zijn dood aan, dat het uur nabij was, waarop hij rijn aardsche loopbaan eer vol zou besluiten. De maarschalk Bes- sières, hertog van Istrië, van wien een zijner tijdgenooteu, de hertog van Rovi- go, in diens gedenkschriften zegt„Hij nam niet alleen als soldaat, maar vooral om rijn edel en menschliewend karakter eene eerste plaats in onder de veldhee- ren van het keizerrijk," werd in liet be gin van den veldtocht van 1813, op 45- jarigen leeftijd, frisch en sterk, aan het hoofd geplaatst van de cavalerie dér na de vernietiging in de Russische' sneeuw velden gereorganiseerde Fransche legers. Op den tocht van den Rijn naar Leip zig overnachtte hij den 28n April in een tusschen Erfurt en Weimar gelegen slot. Hier kondigde een droom hem. den na derenden dood aan. Hij zag van een heu vel een generaal uit het gevecht dragen, die, ofschoon hij op grooten afstand stond, hem zeer bekend voorkwam; twee andere officieren, in wiei hij, zijne eigene adjudanten herkende, bedekten het lijk van dien-gesneuvelde met een witten mantel, daarna werd het op een rustwagen gelegd, die, geëscorteerd door twee gendarmen, wegreed. Alles ging zeer vlug en stil. De bedde adjudanten naderden nu in ernstige houding dén heuvel. In plaats van hem het gebeur de te melden, namen zij zwijgend hunne plaats a la, suite van den maarschalk in, en toen deze zich tot hen richtte met de vraag„Wie: was de officier, wiens lijk gij zooeven weggezonden hebt?" toen fluisterde een naast hem staande jonge, maar doodsbleeke generaal, in wien do droomendö tot zijne verwondering dén bij, Borodino gevallen Caulain- court herkende,, hem in 't oor„Stil, stik opdat het leger het niet hoort zijn naam, is Jean Baptiste Bessiè- res!" Hier schrikte de maarschalk uit den slaap op. Des morgens van den laatsten dag zei de hij na't ontbijt tot de officieren van zijn staf„Dat is de laatste maaltijd geweest, dien wij te zamen gebruikt hebben," en met ernst, maar tevens met kalmte en opgewektheid vertelde hij zijn droom. Toen verschillende hee ren over het bedriegelijko van droom beelden spraken, zeide hij„Ge hebt gelijk, mijne heeren, maar Caulaincourt was zijn leven lang een vriend der waarheid en hij zal ook in den dood geen leugen zeggen. Voor 't overige heb ik een levendig voorgevoel, dat ik van daag doodgeschoten worddoch het zij zooals het wil, laten wij rustig aan onze dagtaak gaan". Eenige uren later stuitte de voorhoe de der ruiterij van—d -u marvel1 =^k op de troepen van den Russischen generaal ken. Volstrekt niet., want deze St. Xi- colaasgangers rijn voorzichtig. Ze wan delen eerst alle winkels langs, prenten zich van wat er voor de ramen staat, zooveel mogelijk de prijzen in het hoofd, vergelijken die daarna zorgvuldig met elkaar, beraadslagen daarna met een ernst en degelijkheid, alsof het wel en wee van den Staat ervan afhing en gaan daarna hunne inkoopen doen, tot do winkeliers die zij begunstigen zeg gende: „riet tl, het is nog wel wat vroeg, maar we komen toch maar vast. Dat jachten van de laatste dagen be valt ons in 't geheel niet. Hier heeft u de adressen en u zendt het wel op St. Xicolaasavond, niet waar?" Voor den winkelier zijn deze klanten de gemakkelijkste, al rijn rij het niet, die hem van een „strop" of wïnkeldoch- terv zullen afhelpen. Heelwat meer moeite veroorzaakt een tweede soort van vroegkomers. Deze bestaat, het spijt me dat ik het zeggen moet, alweer nit dames. Het valt haar niet in, eerst de winkels van buiten te bekijken; inte gendeel stappen ze dadelijk kloekweg den winkel binnen en vragen naar de nieuwste artikelen voor St. Xicolaas. Mocht do winkelier, ietwat huiverig te genover liet veelomvattende van dit ver zoek, vragen wat de bedoeling is, dit of dat of wat anders, dan krijgt hij het weinig bemoedigend bescheid, op luch- tigen toon gegeven„Och, laat u maar eens kijken." Dan wordt alles voor den dag ge haald, totdat er op de toonbank een waarde ligt van een stapel gouden tien tjes en ten slotte koopt de bezoekster een artikel van een paar dubbeltjes of ze koopt ook wel lieelemaal niemendal en verdwijnt in het laatste geval uit den winkel met de verklaring: „mijn keus is er eigenlijk niet bij, maar ik kom later wel eens terug". Wanneer v. Winringerode. Hij had onder sterke dekking zeer voordeelig eenige kanonen op eene rechts van het dorp Rippach gelegen hoogte geposteerd, waarmede de Fransche ruiterij krachtig beschoten werd. Toen de maarschalk de eerste ka nonschoten boorde, reed hij met zijn staf in galop door het défilé, waarin het dorp lag, om rich persoonlijk te overtuigen van wat er gaande was. Toen hij op het punt kwam, waar de kunstweg, die door het dorp loopt, eene sterke bocht maakt, werd bij door een kanonskogel van het paard geworpen en doodehjk gewond. Hij kou niet meer spreken, maar rijn blik, dien hij van rijn sterfbed op de hem omringende officieren wierp, verkondigde zijne laat ste gedachte. Hij zeide. het luider en duidelijker dan woorden het vermoch ten „Mijn voorgevoel heeft mij niet bedrogen, de booze droom is waarheid geworden, vaart welWeinige minuten later was de maarschalk een lijk. Zulke levendige voorgevoelens had den ook twee andere hooge officieren ran het keizerlijke Fransche leger. Ge neraal graaf Lasalle schreef uit rijn bivak bij Wagram des avonds vóór den slag aan den keizer„Sire, daar ik in in den aanstaanden slag mijn dood zal vinden, verzoek ik u mijn naam, mijn graventitel en mijne bezittingen op mijn stiefzoon te doen overgaan." De generaal werd reeds bij het begin van den slag doodgeschoten, en de kei zer beschikte zooals hij gewenscht had. Generaal Cervoni zeide op den dag van den slag bij Eckmühl tot den kei zer: „Sire, gij hebt mij in het leger geroepen, hier ben ik, maar deze eer volle dag is ook mijn laatste." Een uur later bracht een ordonnans-officier het bericht: „Generaal Cervoni is zooeven het hoofd afgeschoten door een kanons kogel." Er zouden stellig nog vele voorbeel den uit het particuliere leven rijn aan te voerenin elk geval staat dit vast, dat er geheimzinnige dingen in het zie- leleven rijn, die misschien wel nooit verklaard zullen worden. (Fr. Ct.) NABETRACHTING van den GEMEENTERAAD. CXXIX. De last tot boomenbakkery heeft het Woensdag in den Raad weer ge wonnen van hen. die van oordeel zyn, dat een boom moet blijven staan zoo lang hij goed is en overvloedig loof draagt. Met een stemmetje meerder heid. vijftien tegen veertien, is beslo ten tot den dood van zeventien, zegge zeventien iepen aan den Dreef. Zy zullen worden vervangen door de kinderlijken stammetjes, die we ook al aan het eerste gedeelte van den Dreef moeten dulden. En wanneer we met tranen in de oogen het volgende jaar op den Dreef zullen terugdenken aan de statige boomenrij, die den toe gang tot den Hout maakte tot een oogenlust voor landgenoot en vreem deling, dan zullen we ons moeten troosten met het randje gras dat er langs zal worden gelegd. Nooit zag men magerder compensatie. Wat de Commissie voor den Hout en de Plantsoenen bezielde om deze woudreuzen ten doode op te schrijven is nauwelijks begrijpelijk, veel min der nog verklaarbaar. Niet zonder- vertoon van zelfverloochening werd het argument voorop gezet, dat men voor de toekomst moest zorgen maar de heer Waller kwam er,"en my'ns inziens terecht rond voor nit, dat hij ook wel wat voor zichzelveu en het heden wilde bewaren. Hoofd voor hoofd zyn de leden van de Com missie voor den Hont en de Plant soenen gemoedelijke en maatschappe lijk geheel onschadelijke menschen, maar 't is hier de onde waarheidgeef iemand de beschikking over een bijl I en by wordt gevaarlijk. Binnenkort zullen ze vallen de sieraden van onze Dreef. Wy zullen in hunne schaduw niet meer wandelen. de winkelier haai- nakijkt, zal hij haar bij zijn buurman zien binnengaan en kan zich troosten met de overweging, dat rij daar eveneens den heelen winkel overhoop laat halen. Wat haar daartoe drijft is weetgierig heid. Ze wil op de hoogte wezen. Als rij straks Mevrouw X. of IJ. of Z. op een visite ontmoet en deze klaagt over de moedelijkheid om een geschikt cadeau te vinden voor haar dochter van twaalf of haar zoontje van negen, dan wil rij in staat wezen, een heel lijstje van ge schikte artikelen op te sommen, met de prijzen er bij en den winkel waar het te vinden is. Deze St. Xicolaasgangster koopt zelf niet veel, maar ze is een encyclopaedic van St. Nicolaas-cadeaux, die niets liever verlangt dan opgeslagen te worden. Vandaar dan ook, dat de verstandige winkelier haar toch, al weet hij vooruit dat ze niets koopt, al tijd beleefd behandelt en haar veel laat zien, omdat ze een wandelende reclame voor hem is, die alleen maar wat tijd verlies vereischt. Onder de St. Xicolaasgangers van de laatste tien dagen moet in de eerste plaats worden genoemd de weifelende. Zij begint met te vragen nalar iets voor een meisje tusschen zes en acht en een jongen van vier. Wat ze hebben moet, weet ze in de verste verte niet. De juf frouw raadt iets aaneen paardje voor den kleinen jongen, bijvoorbeeld en een groote pop voor het meisje. „Ja, een paardje... zou ik wel een paardje nemen? misschien krijgt hij er wel een van rijn grootmoeder. En dan een paardje... ik vind het zoo..." (wat de bezoekster van een paardje vindt, zegt ze er niet bij). Heeft u ook wat an ders? Een melkwagen, zegt u? Dat zou ook wel aardig wezen. Of een groote bal Ja, ook heel geschikt. Ik had al eens gedacht over een spoor, maar als u Derhalve kreeg ook de beer Van der Meulen nul op zyn request, dat wel aan den drukker van ae Raads stukken was toegezonden, doch niet tydig gereed gekomen. Wel was het in zyn geheel in de courant van den zelfden drukker opgenomen. In de vergadering kon de Secretaris het zelfs niet voorlezen, omdat noch het origineel, noch een afdruk aanwezig was. En de gemeente-architect gaat op reis met den keurmeester van het slachtvee, om te kyken naar abattoirs, 't Zag er op een gegeven moment slecht voor dat voorstel uit. De heer Scbürmann viel het aan en de heer Beynes had er geen trek in en rondom zag men ernstige gezichten, zoodat een ingewyde in Randsheerlyke gelaats stadie zooal eens denken mocht: „Sie sollen es nicht haben, „Dat vierdeduizend pop." Daar rnkte opeens het grove ge schut naar voren. Burgemeester en Wethouders hadden het geld noodig voor een goed gevestigd advies over de wenschelykheid van een abattoir. Daar zakte fluks het leger der op positie af. Sommigen zetten gezichten alsof ze nooit van z'n leven anders waren geweest dan extra extra minis terieel en ten slotte bestond het aan tal kwade pieren, dat niet mee won doen, maar uit zeven. De anderen hadden er vrede mee. Hoe nu, na deze beslissing, de Raad straks, zonder zich belacbelyk te maken, zal kunnen besluiten om geen abattoir op te rich ten, is my niet recht duidelijk. Het komt my zoo voor, dat met de be slissing over deze f250.— zoo goed als tot den bouw besloten is. De voorgestelde wijzigingen in de verordening op de vaste cominissiën gingen zonder veraDderiDg vry vlug er door. Den heer de Kanter zinde een en ander niet al te wel, maar zijn amendementen baatten niet en naar zijn verklaringen daarvan werd nau welijks geluisterd. De indertijd be noemde speciale Commisse voor de gaszaak werd nu ook benoemd als Commissie van beheer voor de ge meente-verlichtingsmiddelen met wel ken krakenden titel Datuurlyk de te bonwen gemeentelijke gasfabriek wordt bedoeld. De heeren Stolp, Loomeyer en Sneltjes namen de benoeming als leden van die Commissie aan, de heer Van der Mersch wou er zich nog eoosop bedenken. Het zou jammer zijn, wau- neer de heer Van der Mersch zich daarvoor niet liet vinden. Hjj loopt niet in het gebaande pad vau de af gesproken meeniogen, maar houdt er een eigen opinie op na en durft die ook zeggen. Dat bleek o.a. Woensdag, toen hij den Burgemeester, die te 5 uur den Raad alweer verzocht om toch niet te rooken, in overweging gaf, dan maar eens een voorstel te doen, hoe laat de leden dan wel de vrijheid tot rooken zouden hebben, die vroeger te 4 uur placht te be ginnen. De Voorzitter maakte zich ervan af, door te zeggen dat die zaak niet aan de orde was. En geen tien mi nuten later joegen velen, met een dankbaren blik op den heer Van der Mersch, de brand er in. BINNENLANS Het Regeerings-jubileum van keizer Frans Jozef. De vlaggen van Oostenryk-Honga- rye waren Vrijdag, ter gelegenheid van hef. Regeerings-jubileum van kei zer Frans Jozef ontplooid uit de wo ning van den heer Ocolicsanyi d'Oko- licsua gezant van dat Ryk by ons Hof te 's Gravenhage. Ten half 12 ure werd in de kerk van den H. Jacobus iu de Parkstraat een plechtig Te Deum gezongen, ge leid door den internuntius, Mgr. Tar- nassi. H. M. de Koningin deed zich bij deze plechtigheid vertegenwoordigen door generaal graaf Dumonceau, ad- clenkt, dat een paardje. Laat u me die paardjes nog eens kijken. Of neen, toch maar liever een vesting met soldaatjes, 't Is zoo verschrikkelijk moeielijk, iets te vinden". Als degeen die haar helpt, durfde dan zou deze klant te hooren krijgen ,.u maakt het zoo moeilijk." Maar iu plaats van dat antwoord te hooren krijgt do bezoekster nog hoopen andere dingen te zien en hoe meer ze onder de oogen heeft, des te meer raakt ze in de keus verbijsterd. Heeft ze een zuster meege bracht* die aan dezelfde kwaal lijdt, dan is liet leed niet te overzien en het ein digt niet, voordat de winkelier of zijn personeel ongeduldig wordt en daarvan blijken geeft. Dan valt liet der aarzelen de koopster eensklaps in, dat rij niet langer misbruik mag maken van hun kostbaren tijd en kiest., in zenuwachtige, haast, het ongeschiktste stuk uit den hoop. De winkelier herademt als ze de deur uit is, maar hij heeft te vroeg ge ademd. Daar wordt de winkeldeur ge opend en ze keert terug: „Och, ik zou toch maai' liever dat paardje hebben". Als rij blijk geeft van weer te willen uitzoeken, roept de winkelier iu doods angst: „ja, ik weet wel, wat u bedoelt; ik zal het vanavond sturen." Dat doet hij en krijgt het den volgendon morgen terug met de boodschap, dat mevrouw bij nader inzien toch maar liever wat- anders liad en dat ze nog wel eens zal aankomen. Deze aarzelende koopster eindigt met rich in de herrie van den allerlaatste® dag te voorzien van het restant artikel het nasop, aangezien zij de goede ca deaux door haar talmen heeft laten wegpikken. Gemakkelijker soort is de royale koopster. Met een opgewekt gezicht komt deze den winkel binnen, laat zich een en ander voorleggen, maakt niet judant-generaal, chef van Haar Mili tair Huis, terwjjl H. M. de Koningin- Moeder als Haar vertegenwoordiger bad afgevaardigd den intendant van Haar Huis, jhr. De Ranitz. Beide Hofwaardigheidsbekleeders werden aan den ingang van het bede huis ontvangen door den gezant, die in rouwgewaad was, en naar het pries terkoor geleid, waar ook de door den vertegenwoordiger van den Keizer ge- noodigde leden van het corps diplo matique en andere geïnviteerden, allen in ambtsgewaad gekleed, plaats na men. De meeste gezanten der vreemde Mogendheden en secretarissen van legatie waren aanwezig, terwyl de plechtigheid voorts werd bygewoond door den Minister van Bnitenlandsch9 Zaken en den chef van diens Kabinet; den Minister van Oorlog, den com missaris der Koningin, mr. Fock, en den gouverneur der residentie, gene raal Yan Pommeren. Te ongeveer 12 uur was het Te Deum geëindigd. Mr. T. H. der Kinderen f. Mr. T. H. der Kinderen, oud-lid van den Raad van Ned.-Indië, is Don derdagnacht te 's Gravenhage over leden. Hjj heeft een langdurige en zeer eervolle loopbaan in Indischen Staatsdienst doorgemaakt en daar o.a. groote verdiensten verworven door zjjn bemoeiingen voor de wetgeving, met name de Indische wetboeken. Ook na zyn terugkeer in het moe derland heeft de heer Der Kinderen grooten ijver voor Indische aangele genheden getoond. Zoo was by voor zitter van het Kon. Instituut voor taal-, land- en volkenkunde van Ned. Indië en bestuurder van het Indisch Genootschap. Ook in andere opzich ten bewees by zjjn belangstelling in onderwerpen van algemeen nut, o.a. als medebestuurder van de vereeniging „Armenzorg" in de residentie en van de Haagsche afdeeling van het Too- neelverbond. Hjj was commandeur der Orde vau den Nederlandschen Leeuw, officier der Orde van de Eikenkroon, com mandeur der Orde van Karei III van SpaDje en ridder van de 2de klasse der Kroonorde van Siam. Ruzie in een trein. Donderdagavond ontstond in een spoorwegwaggon 3e klasse van de Holl. Spoorwegmaatschappij twist tus schen een paar in abnormalen toestand verkeerende zeelieden, waarbjj de een zjjn makker mat een mes een hevig bloedende wonde toebracht aan een der schouders. Nadat door de om standers gebruik was gemaakt vau de noodrem, werd bij aankomst te Leiden de politie gewaarschuwd, welke de twistzoekers uit den wagen verwjjderde en de verwonde overbracht naar het academisch ziekenhuis en den ander naar den politiepost aan den stationsweg. Ook een paar an dere personen tot het gezelschap be- hoorende, werden derwaarts overge bracht om als getuigen te worden ge hoord. Te Boexem bjj Roermond is Don derdag de landbouwer Oostayeo vau zjjne kar gevallen, doordien bet paard op hol sloeg. Hjj bleef met zjjn voet in bet tuig verward hangen en werd zoo een eind medegesleept. Toen men het paard tot stilstaan had gebracht, was de man nagenoeg dood. Zjjn toestand is hopeloos. GELENSD &IEUWS De Zaak-Dreyfus. In de rubriek„La Yie a Paris" in de Temps", sehrijft Jules Claretie, alles behalve een „dreyfusard", veel eer een „legervereerder", het vol gende: Niemand meer dan ik bemint, eer biedigt, eert, juicht uit het diepst van de ziel het leger toe, dat Frankryk- veel omslag, maar koopt vlug en niet het slechtste. Zij vindt de prijzen vol strekt niet te hoog en vraagt zelfs vel eens in vriendelijke verbazing, „hoe de menschen het er voor kunnen maken." Blijkens vertrouwelijke mededeelingen van wie haar te woord staat, strekt rij den kring van menschen en kinderen aan wie rij wat te vereeren heeft, zeer ver uit en wanneer ze dan ook den win kel uitgaat, heeft ze heelwat gekocht. Haar klandisie heeft maar éen scha,- du vrij en wel deze, dat- ze de noodzake lijkheid van betalen niet al te diep ge voelt en den winkelier op zijn gunstigst heel laat betaalt. Heb ik het tot dusver over de vrou wen als St. Xieolaasganger gehad,, thans kom ik aan den heer der schepping. De man gaat bijna nooit alleen uit St. Niklazendat gebeurt alleen als hij voor zijn vrouw wat koopen moet of voor zijn meisje. Bij die gelegenheid evenwel gevoelt hij diep rijn onbehol penheid en onbekwaamheid. Volkomen inziende, soms wel uit droeve ervaring overtuigd dat de winkelier als die wil hem een prul in de handen kan stop pen zonder dat hij het beseft., tracht hij den winkelier te vriend te houden, werkt op diens gemoed door hem om raad te vragen en wil maai- liefst uit een kleinen voorraad kiezen, daar een groote hem totaal van de wijs brengt.. Men zou hem den onnoozelen St. Xi eolaasganger kunnen noemen. Wordt hij evenwel door rijn vrouw gepaaid om mee te gaan inkoopen doen, dan neemt hij meer een onverschillige hou ding aan. De verantwoordelijkheid laat hij dan graag aan haar over en de win kelier mag hem wel lijden, want hij kan niet tegen lang treuzelen en aarzelen en komt er gauw toe, om te zeggen „zou je nu maar niet eens besluiten V' Deze soort St. Xieolaasganger kijkt, ge- op-marsch. Heel myn leven is aan de vereering gewyd. Ik heb de over wonnenen van 1870 verdedigd, ik heb van woede gehuild by het zien onzer oude veroverde vlaggen, ik heb de door het ongeluk ongerepte vlaggen van het nieuwe leger toegejuicht. Den dag waarop ik, vier jaar geleden, na de manoeuvres van Chiiteaudun in patriottische ontroering de bewonde renswaardige soldaten in veldtenue, schoon als typen vau Raffet, in het stof dat hen omgaf als wolken kruit damp zag detiiecren dieu onver- getelyken dag had ik aan het col- iation der officieren, waaraan men mij de eer gedaan had my te noodi- gen, als tafelbuurman een jongen, slanken, blonden en levendigen man, met een licht accent van den Elzas onze dierbare Elzas! een officier, die de majoorskwasten droeg en van wien de chefs en de kameraden mjj toen zeidenGy kunt over alles met hem praten en in zes of zeven talen. Hy weet van alles. Het is de jongste en ongetwijfeld de opmerkelijkste hoofdofficier van bet leger. En werkelyk, pratende over alles, over Straatsburg en over Sedan en over de lessen van het verleden en over de hoop der toekomst, en over de nederlaag en over de revanche, bracht ik een geheelen avond en den volgenden dag met dien officier door, wiens eenvoudige, degelijke, verheven en diepe gesprekken liepen van de Commentaria van Caesar en de in- stractiën van den maarschalk van Saksen tot de muziek van Beethoven of de opera's van Gounodvan Na poleon of Moltke tot Paul Bourget of Dumas fils, Het was majoor Picquart. Gisteren, overste Picquart. Vandaag, monsieur Picquart. Morgen Een falsaris?Weet gjj, wat die majoor was die u liet drin ken aan de fontein, op den weg naar Courtalain, en u, stoffige soldaten, arme vermoeide, maar prachtige linie- soldaten aanzag, met teedere, vader lijke blikken? Het was een falsaris! Weet ge wat die slanke officier was, die zoo kranig zyn uniform droeg eii wiens chef, die er van wist te spre ken, my zeide: „Dat is een chef!" Het was een falsaris! Een falsaris! Een falsaris zooals die andere majoor sinds eveneens overste overste Henry Gy zult bet niet gelooven, soldaten die hem gezien hebt, turco's die hem niet vergeten hebt, en toch is het zoo. Overste Picquart heeft een verval- scbing gepleegd, zyn toekomst weg geworpen, dien droom van een gean- nexeerdeu Elzasser, geannexeerd als Ney, overwinnend in Straatsburg binnen te trekken prijsgegeven. Hy heeft uitgedacht, opgesteld, be- krabbeld, verknoeid weet ik wat voor petit-bleu waarom om eeu eerlijk man zonder blaam of verdediging ten val te brengen, voor wien de soldaten nog weinig maanden geleden het ge weer presenteerden en die beet de naam is beroemd majoor Walsin- Esterhazy Omdat, volgens de voorstellers, on der wie de bekende advocaat Wal- deck-Rotisseau is, het Hof van cassatie niet de uitgebreide bevoegdheden heeft, welke sommigen en naar het scheen ook de Regeering iu art. 445 vau het Wetboek van Strafvordering lezen, is Donderdagmiddag in den frauschen senaat de urgente behandeling ge vraagd voor een voorstel betreffende een nieuwe alinea, welke uitdrukke lijk het recht tot schorsing toekent van élke strafvervolging, ten opzichte van met een revisieproces samenhan gende feiten; met een gelijk aantal voor- en tegenstemmers (131) is de urgentie verworpeD, na een zwakke bestrijding door den minister van justitie, die de urgente behandeling afkeurde, daar zy aan het voorstel het karakter van een gelegenheids wetje zou geven. De opening van het college van den Dreyfusard Buissou aan de hooge- woonlijk niet op een gulden en is or niet rouwig om, wanneer hij rijn tour nee achter den rug heeft. Ik zou nu nog wel andere soorten kunnen noemende preciese St. Xieo laasganger. die in geen geval iets koopt, dat ook maar een haar afwijkt van wat hij zich voorgenomen hoeft tc koopen de lastige soort, die iedereen wegdringt en zich er over verwondert, dat de men schen ook altijd op de plek staan, waar hij wezen moet, en zoo meer. Maar veel liever wijs ik op de velen, die geeu koo pers zijn. maar zich er toe moeten be palen kijkers te blijven. Als men de kinderen van deze armen, in troepjes met elkaar, of aan de hand van vader of moeder, met begeerige blikken naar al 't uitgestalde fraais ziet turen, dan zou men wenschen zelf rijk te rijn ora ook hun bij dit algemeene feest een genoegen te bereiden. Mogen rij doof hen die daartoe in staat rijn. ook wor den bedacht. En mochten mijne lezeressen en le zers die tot de gelukkige afdeeling der koopers behooren, van mij willen weten of rij tot een van de bovengenoemde soorten St. Xicolaasgangers moeten worden gerekend, dan antwoord ik met te herinneren aan een anecdote ovtr iemand, die in een gezelseliap vrijvat aanmerkingen maakte op het mensci- dom, maai- telkens daarbij voegde„de aanwezigen natuurlijk uitgezonderd". Zoo houd ik ook mij maar liefst over tuigd, dat u lezer en ik behooren tót de normale St- Xicolaasgangers, dia niet treuzelen, niet brommen, niet on- noozel rijn of onverschillig en dié wat ze gekocht hebben, ook betelen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6