NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
FEUILLETON.
16e Jaargang
Woensdag 14 December 1898.
■o 4743
HAARLEMS DABBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei-
gemeente), per 3 maanden„1-30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.3T1/2
VEiKyTZEHsTTZCEnsr
Van 1—5 regels 50 Cts.;. iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Püblicité Etrangbre G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel ƒ0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek ziin BloetnendaalSantpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN,bij de tol; Spaarndvvt, C. HARTENDORPZandvoori, G. ZWEMMER
Velsen, W. J. RUIJTER; BeverwijkJ. HOORNS; Hillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen eD Advertentiën aan.
Offficieeie Berichten.
Burgemeester en Wethouders van
laarlem,
Deen te weten, dat bij hunne be-
chikking van 8 December j.l. aan D.
Akersloot vergunning is verleend tot
iprichtiug van eene slachterij enroo-
:erü in het perceel aan de Korte
leerenvest no. 3a.
Haarlem, 12 Dec. 1898.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
BOREEL.
De Secretaris,
PIJNACKER.
Politiek Overzicht.
den duitschenRjjksdag zijnMaandag
de lange rust, die dit wetgevend
ichaam heeft gehad, door verschil-
&nde sprekers b langryke onderwer-
len betreffende binnen- en buiten-
icdsche politiek besproken. Vooral
le rede van den minister von Bülow
Is antwoord op vele en velerlei op-
nerkingen was belangrijk om haar
nhoud. De staatssecretaris van Thiel-
aann begon met een financieel over-
icht te geven, waarin by den toestand
ls zeer gunstig beschreef.
Fritzen van het Centrum keurde
buitenlandsche politiek goed en
prak in het bijzonder zjjn ingeno-
nenbeid uit met de reis van den Kei-
er naar 't Oosten. Richter, van de
'ryz. Volkspartij, kwam op tegen de
itwyzigingspolitiek, die hy een groote
atie onwaardig noemde. De leger-
oorstellen zijn in stryd met desym-
athie, in de Troonrede uitgesproken
oor de vredesvoorstellen van den
,zaar. De secretaris van staat Graaf
on Posadowsky-Wehler antwoordde
at de uitwyzigingspolitiek een zaak
voor de Bondsstaten en niet voor
i Ryksdag. Ook zei hy dat in de
uaestie van Lippe de Bondsraad te
eslissen heeft.
Hierna kwam van Bülow aan het
oord. Hy besprak allereerst den
jestand in het Oosten, en zeide dat
r rede was te verwachten, dat voor-
erst de vrede daar niet zal worden
estoord.
Uitvoerig behandelde hy 's Keizers
>is, waarbij gelijkmatig het oog is
ehouden op de belangen der evan-
ilische en der katholieke onderdanen
ij constateerde dat het uitsluitend
uitsch protectoraat over de Duitsche
iderdaneu was verkregen. Voorts
eldc hij op den voorgrond, dat door
Keizers reis de betrekkingen tot
5a Saltan nog hartelijker zijn ge-
orden.
Hierop besprak hy de Pruisische
twyzingen, waardoor geen enkele
ternationale betrekking is verstoord,
ist doordien de uitwijzingen een
ad zijn van eigen souvereiniteit, die
ij nergens aantasten laten. (Bijval.)
Ter enkele gevallen hebben tusschen
ize diplomatieke organen en die
a Oosteoryk-Hongarye vertrouwe-
fee besprekingen plaats, welke ge
el overeenkomstig het vriendschap
pelijk karakter zyn, dat er in de
wederzjjdsche betrekkingen bestaat.
Meer zou ik niet willen zeggen,
daar ik het voor beter houd, de
kleinere geschillen van meer zakelij-
ken aard tusschen door vriendschap
verbonden staten, slechts in verzoe
nenden geest na rijpe overweging met j
nauwkeurige afmeting van de draag- j
kracht mijner woorden te behandelen.
(Levendige bijval.) Het Drievoudig
verbond is hier niet bij gemoeid,
Bülow besprak vervolgens de ver
houding tot Engeland, en zei dat er
allerlei kwestiëuzyn,in welke Duitsch-
land met Engeland kan samengaan,
zonder andere waardevolle relatiën te
becadeelen. Hy herinnerde aan de
gevolgde onzydigheid tydens den
Spaansch-Amerikaanschen oorlog, en
deelde mede, dat de tusschen Amerika
en Duitschland bestaande geschillen
van handelspolitiek binnenkort weder
in behandeling zullen komen. Overal
bestaat een streven tot behoud van
den vrede. Duitschland steunt op zyn
maebt, die rust op de kracht van zyn
zwaard. Waar het er om te doen is,
den wereldvrede te handhaven zullen
wy nooit ontbreken. (Luide bravo's.)
Langzamerhand lekt een en ander
uit over de politieke rede door keizer
Wilhelm gehouden by de ontvangst
van het Dieuw gekozen presidium van
den Ryksdag.
Tot ondersteuning van de leger-
voorstellen wees de Keizer op ver
anderingen in de staatkundige con
stellatie en op den algemeenen ernst
der internationale verhoudingen. Men
kan niet weten, wat erbinnen korter
of langer tyd gebeuren zal. Tusschen
Engeland en Frankrijk schynen alle
punten van geschil nog niet wegge
nomen. Gelukkig is Duitschland in
die zaken niet onmiddellijk betrokken.
Ook sprak Z. M. over de goede be
trekkingen van Duitschland tot En
geland, waardoor de vriendelijke rela
ties met Rusland geenszins veranderen.
Integendeel, met warmte stelde hjj de
idealistische neigingen van zyn vriend
Keizer Nikolaas in het licht, hierbij
de hoop uitsprekende, dat de door
Rusland belegde internationale con
ferentie tot een praktisch resultaat
leiden, en ten gevolge hebben mocht,
dat men ophield met het invoeren van
nieuwe moorddadige toestellen in de
Van verschillende kanten wordt
voor de beroemde boodschap van den
russischen alleenheerseher telkens,
weer de aandacht gevraagd.
De „Review of Reviews" spant zich
voor een groote internationale bewe
ging tot ondersleuning der voorstellen
van den Czaar.
„Na veel woorden is eindelijk de
tijd voor daden gekomen", zegt de
oproeping, die in het December-num-
mer van Stead's tijdschrift zal ver
schijnen. Er moet dadelijk een groote
kruistocht georganiseerd worden over
de geheele wereld, te beginnen in
San Francisco, eD eindigend in Peters
burg. „Door het proclameeren van
den Heiligen Oorlog tegen den Oorlog,
door alle regeeringen op te roepen
tot een conferentie om de gevaren!
te bestrijden waarmede de moderne
krijgstoerustingen den modernen staat
bedreigen, heeft de Keizer van Ras-
land een zaak aangevat die, hoe edel
ze ook moge zyn, onvermijdelijk moet
mislukken, tenzij onder de volkeren
zelf een kruistocht gepredikt wordt,
en een hartelijk en eenstemmig ant
woord uit de verschillende lagen der
samenleving de roepstem, die van
boven komt, begroet."
Men stelt zich dezen Vredes-kruis
tocht aldus voor. De Engelsch spre
kende natiën zouden beginnen metj
zich te vereenigen in dit werk des
vredes. Amerikaausche gedelegeerden
zouden zich naar Londen begeven, j
om daar met de gedelegeerden uit'
Engeland een Anglo-Amerikaansche]
nationale commissie te vormen van;
bijv. 20 leden (15 mannen en 5 vrou
wen), waarvan tien Engelschen en
tien Amerikanen en Canadeezen. Na
propaganda gemaakt te hebben in
Eugeland zou die commissie, zoo
mogelijk versterkt door gedelegeerden
uit de kleine staten van Europa,
Zweden, Noorwegen, Denemarken,
Nederland, België, Zwitserland en
Portugal den grooten kruistocht
aanvaarden door het vasteland van
Europa, over Parijs, Berlijn, Weenen,
Boedapest en Rome Daar Petersburg,
overal het volk opwekkend, om ein
delijk in de Rassische hoofdstad den
Czaar aan te kondigen, hoe harts
tochtelijk alle volkeren verlangen naar
den vrede.
Yolgens den correspondent van de
Daily Mail te Kaapstad is president
Kruger zeer verontwaardigd over zijn
onthullingen ten aanzien van den
veldtocht der Boeren in het Zout-
pansbergscbe. De Transvaalsche re
geering heeft een strenge pers-censuur
ingesteld om verdere onthullingen te
beletten, ofschoon de reeds gemelde
volkomen waar zyn.
ST&0SN3EUWS
Eerste en derde pagina.
Haarlem, 13 Dec. 1898.
Schouwburg.
Specialiteiten-Gezélschap ter Hall.
Het Variété-Gezelschap had Zondag
avond weer het gewone succes. Dit
maal heette het eene feestvoorstelling.
Waarom weten wy niet, maar wel
weten wy dat er werkelijk iets feeste
lijks van het gezelschap uitging. Een
ieder had zijn beste beentje voorge
zet. De komiek Gontran, de gnitige
chanteuse Rosa de Leeuw en Henr.
Köhler waren nog geestiger dan an
ders terwijl de antipodist Lui Lui met
zyn verbazingwekkende kunstver
richtingen een alleraardigste afwisse
ling in het programma bracht.
De bekende revue, „naar Sonsbeek"
bleek by de 200e opvoering nog even
frisch te zijn als by hare eerste op
voering. Wat heeft dronken Piet zijn
luid jes laten lachen. De heer ter Hall
heeft van deze figuur een byzonder
vroolijk type gemaakt.
De schouwburg was evenals ge
woonlijk des Zondagsavonds flink
bezet.
De Nederl. Opera.
De gedeeltelijke werkstaking van het
orkest der Nederlandsche Opera bij de
opvoering op Zaterdagavond alhier, is
weer geëindigd. Zondagavond werkte het
compleet bij het opera-concert mede.
't Publiek dacht al, dat het schip
weer aan den grond zat we zeggen
„weer," want sedert haar bestaan is
haar leven eenig en alleen financieels
tobberij geweest. Voor niemand is dat
een geheim. De Nederlandsche Opera
toch heeft haar armoede steeds naar alle
kanten uitgeroepende leege beurs hing
bijna voortdurend op 't Leidsche plein
in den wind te bengelen, en in verschil
lenden toonaard, bij een opera wel niet
anders te verwachten, werd het publiek
verzocht in den letterlijken zin van 't
woord een duit in 't zakje te doen, om
„onze Nationale kunstinstelling," gelijk
de Directie haar bij voorkeur placht te
noemen, toch vooral in 't leven te be
houden. Tot dusver is dat altijd gelukt.
Sneeuwballen, inschrijvingen, weldadige
dames en meer andere voor tobbende in
stellingen gelukkige elementen hebben 't
groote lichaam altijd weer op de bee-
nen gezet, juist wanneer het van uit
putting dreigde om te vallen.
Maar de meest overtuigde vrienden
van de Opera vleiden zich niet met de
hoop, dat ze daarna verder op eigen
beenen zou kunnen gaan. Om het plas
tisch te zeggen het kwaad zit haar niet
alleen in de portemonnaie, maar ook
in de ingewanden. De twee directeuren
liggen overhoop. Van den eenen wordt
zelfs het faillissement gevraagd. De
beste zangeres. Mevrouw Tyssen-Bre-
merkamp. wil niet meer optreden, „om
dat haar werkkring in dit seizoen onaan
genaam is." De beste tenor, Urlus, zingt
in 't buitenland, blijkbaar in de hoop
op een engagement en den uitstekenden
bariton, op wien de Opera jarenlang
met fierheid rekenen kon, Orelio, heeft
zij dezen winter niet kunnen behouden.
Onder doze omstandigheden komt er
natuurlijk van de kostbare mouteering
van nieuwe N ederlandscho ope
ra's niets in. Onze stadgenoot Willem
Landré, wiens werk bovenop het sta
peltje lag, heeft het maar teruggenomen.
Wij nemen het der opera niet kwalijk,
dat zij, het repertoire niet aanvullende,
zooveel doenlijk de zuinigheid betracht,
maar de vraag mag gedaan worden,
waar zij dan de reden van haar be
staan in vindt. In den tegenwoordigen
tijd kan men kwalijk beweren, dat die
ligt in de verhollandsching van de ope
rateksten. Mevrouw van Januschowski
was een Duitsche, Mevrouw Madier, de
Montjau een Amerikaansche. En wie
mejuffrouw Fannie Francisca heeft ge
hoord als Philine in Mignon en Marga-
retha in Faust, vraagt zich af of het
wel de moeite waard was, de Fransche
teksten in liet Nederlandsch te vertalen
om ze daarna met een Engelsch accent
te laten zingen.
Die tekstquaestie is een overwonnen
standpunt. Zelfs kan men zeggen, dat
ze geen quaestde meer is. sedert het pu
bliek bij hoopen de Italiaansche opera,
bezoekt, waar het absoluut niets van
den tekst verstaat.
Bewonderenswaardig is en blijft de
taaie volharding, waarmee de heer Van
der Linden telkens weer de stervende
onderneming van haar doodbed weet te
doen opstaan, 't Is evenwel de vraag, of
hij niet beter deed met haar den tol
aan de natuur rustig te laten betalen.
De goede artisten blijven voor de kunst
toch wel behouden, Pauwels vond
een emplooi bij de Fransche opera, de
Hollander Albers reist de heele wereld
rond en bij het behouden der slech
ten heeft de kunst geen belang. De na
tionale kunst hecht niet aan een Ne
derlandsche opera, die geen Nederland
sche opera's kan uitvoeren en. het Ne
derlandsche publiek is, in zijn steeds
groeiend cosmopolitisme op taalgebied,
onverschillig voor de zegeningen van den
Nederlandschen tekst.
Is l nog niet
geabonneerd op
ons Zondags
blad? Vraag
dan proefnum
mer, *t kost maar
3© Cents per 3
maandenp. p.
377. Ct.
Weten en Werken.
Maandagavond werd in „Weten en
Werken" de spreekbeurt vervuld door
den heer W. C. Goteling Vinnis, van
Den Haag. Dat deze spreker bij de ge
wone bezoekers geen onbekende is,
weet men en bewees wel het- talrijk op
gekomen publiek. Ook ditmaal werd de
verwachting niet teleurgesteld en wist
spreker van. het begiu tot het eind zijn
auditorium te boeien. Spreker begon
zijne rede met er op te wijzen dat er
tusschen zijn optreden van verleden
jaar eu dit jaar eene groote gebeurtenis
had plaats gevonden en wel de troons
bestijging van onze geëerbiedigde Ko
ningin. Daarbij is duidelijk gebleken
zeide spreker, hoe stamhuis en volk één
zijn geworden. Wij wenschen dan ook
onze jeugdige vorstin uit den grond van
ons hart- God's besten zegen toe en ho
pen dat het ons land onder de regeering
van Koningin Wilhelmina steeds goed
moge gaan. (Luid applaus.)
Na deze inleiding begon de heer Gote
ling Vinnes met zijne voordracht van
het treurspel „Cyrano de Bergerac" van
Edmond Rostand. Daar dit stuk genoeg
bekend en reeds vele malen besproken
is, willen wij alleen volstaan met do
mededeeling, dat spreker al de verschil
lende in dit stuk voorkomende personen
op meesterlijke wijze sprekende invoert
en op zeer boeiende wijze de verschillen
de tooneeltjes, die in dit stuk worden af
gespeeld, voordroeg.
Met luide toejuiching werd aan het
einde den spreker dank gebracht.
BINNENLAND
Parlementaire Praatjes.
Het is tegenwoordig werken in de
Kamer. De zittingen worden geregeld
tot na vijven voortgezet niet alleen,
maar nu reeds is besloten om 's och
tends ten 10 uur te vergaderen, deze
week alles om de gevreesde avond
zittingen te ontloopeu.
Ten aanzien van het heden voortgezet
debat over Hooger Onderwijs doe ik het
best de rede des Ministers te resumee-
ren. Men vindt daarin alle besproken
onderwerpen vermeld.
Het lag in de bedoeling de weduwen
en weezen van leeraren aan onverplichte
gymnasia en H. B. S. op te nemen in
het pensioenfonds.
In beginsel had de Min. niets tegen
een beurzenstelsel, maar het zou zeer
duur worden en hij wilde dus niets be
loven.
„University extension" moest z. i.
aan particulier initiatief, zoo noodig met
Staatshulp, worden overgelaten.
Omtrent het leerplan der gymnasia
liad de Min. ijverige studie gemaakt.
Facultatief maken van Grieksch en 't
mogelijk maken van een. doctoraat ook
langs den weg der H. B. S. waren hem
moeielijker gebleken dan hij dacht. (M.
a. w. de Min. dacht er niet aan).
Ten aanzien van den leergang was
de Min. van de opinie des heeren De
Visser. Het Grieksch bij de examens
af te schaffen was tegen de wet
Leerstoelen. Op dit punt was de Min.
het met den heer Drucker eens. Gelijke
rechten voor de Universiteiten. Men
kon echter niet voor elk vak lectoren
aanstellen. De hoofdzaak was dat een
nieuwe leerstoel zoo weinig mogelijk zou
kosten.
Daarmede is van deze zitting het voor
naamste gezegd. G. Jr.
Het stoffelijk overschot van prof.
C. Asser te Leiden wordt Woensdag
ochtend langs den Leidschen straat
weg naar Den Haag vervoerd, om ten
11 ure op Oud-Eik en Duinen te wor
den ter aarde besteld.
Door den heer Commissaris der
Koningin in deze provincie zyn met
ingang van 1 Januari 1899 benoemd
tot zetter van 's Ryks directe be
lastingen
Te Oostzaande heer Jan Hein
Sinz., ter vervanging van den heer
Arie Bood, hebbende de heer Cornells
Heins, die benoeming niet aangenomen.
Te Ónder-Amstelde heer Johannes
Rigter, ter vervanging van wylen den
heerHermanus Bernardns Koekkoek,
hebbende de heer Arie de Groot die
benoeming niet aangenomen.
Te Wormerveerde heer Corneiis
Jan Laan, hebbende de heer Jan de
Vries die benoeming niet aangenomen,
en benoemd tot zetter van 's Ryks
directe belastingen
Te Diemende heer Willem Chris-
tiaan Hendrik Hormeyer, ter vervan-
van wylen den heer Jacob
King
K ask e;
Te Ëgmond aan Zee: deheerHoi-
bert van Pel, ter vervanging van
wylen den heer Pieter Conyn.
ijkjes in de Sportwereld,
En dat is onze besteZij toonde hem
een olieverf, dat nog niet geheel ge
ld was en op een ezel stond. „Weet
hoe die heet?"
Konrad beschouwde nauwkeurig den
toten mooien vos en dacht
Of ik ben een gek of dit meisje amu-
rt zich met mij." En met gedempte
m zeide hij
Neen, ik weet het niet."
.Coreolan." Zij scheen te verwachten,
dit woord een sterken indruk op
n jongen man zou maken, maar toen
onder die mededeeling even onver-
tillig bleef als had zij hem verteld,
het een karrepaard was, stond zij
l oogenblik verstomd. Maar ook
chts één oogenblik, want nu begon zij
begrijpen, hoe de vork in den steel
,Gij hebt waarschijnlijk nooit eenig
ang in renpaarden gesteld?"
„Neen, nooit."
„Gij rijdt zeker zelf ook niet?"
„Neen."
Een gevoel van innig medelijden over
viel Kathchen en op troostenden toon
zeido zij.
„Het doet er niet toe. Nu gij bij ons
zijt zult gij wel van alles spoedig op de
hoogte komen." En zijn verlegenheid
bemerkend voegde zij er schielijk aan
toe
„Nu, zal ik u andere schilderijen la
ten zien, die zeker beter in uw smaak
zullen vallen."
Hem voorgaande liepen zij twee klei
ne vertrekken door en bleven in het
derdo staan.
Op den vloer lagen wolvenhuiden,
aan den muur hingen jachttropheën, ge
weren, eigenaardige zadels en tuigen,
Indische, kunstig gesneden voorwerpen,
een tijgervel en Indiaansche wapenen.
Aan een der wanden, die artistiek ge
drapeerd was, hing te midden van al
lerlei zeldzame voorwerpen uit vreemde
landen een pliotografie, met een ver
welkten kran9 er om heenze stelde
een jongen man voor met een grooten
stroohoed op het hoofd en een geweer
in de eene hand, terwijl zijn andere op
den schouder van den voor hem zitten-
den jongeling rustte.
Kathchen zag Konrad vragend aan
„Wie zijn dat?"
Hij trad dichterbij, maar wist toch
in 't eerst niet, wie het portret voor
stelde; eindelijk herkende hij er zijn
vader in.
Hij had dit portret nog nooit gezien
en ook geen ander, dat zijn vader op
zoo'n jeugdigen leeftijd weergaf.
Met flinke letters was in den rechter
hoek geschreven„Rio, 16 Mei 1863."
E enige oogenblikken beschouwde hij
zijn vader en Kathchen, die achter hem
stond, bewoog zich niet. Eindelijk kwam
zij naast hem staan
„Herkent gij den anderen?"
Hij schudde ontkennend het hoofd.
„Dat is mijn vader."
„Ja, juist."
Rio, 1863. Wat moesten die twee
toenmaals niet van het leven gehoopt
en verwacht hebben, en welk een arm
zalig lot was zijn vader ten deel geval
len
„Gij kunt het portret dagelijks zien.
Papa zal u er wel veel van vertellen.
Maar nu moeten wij naar binnen gaan,
want de heeren zullen reeds wachten."
Toen zij een paar pas gedaan hadden
bleef zij plotseling staan en vroeg:
„Kent gij den prins? De prins von
Reichenberg? Neen, dat is waar ook,
gij kent hem niet. Hij komt van avond
ook. hij is een vriend van papa."
Zij doorliepen eenige kamers en toen
zij de kleine billardzaal binnentraden,
bleef zij weer staan.
Door de halfgeopende deuren kon
men in do helder verlichte kamer er
naast zien en bijna recht tegenover hen
stond naast Bran des de prins.
Hij rookte een cigarette en lachte.
Het eenvoudige, doffe Kurassiersuni-
form stoud hem veel beter dan burger-
kleeding zijn tengere, eenigszins slappe
figuur zag er flinker in uit.
In zijn donker uniform, met den dxui-
nen degen op zijde, deed hij bepaald
aan een betaalmeester denken, maar
zoodra men het smalle, aristocratische
gezicht zag, verdween die indruk. De
linkerwang was door litteekens, die aan
den tijd, dien hij te Bonn had doorge
bracht, herinnerde, ontsierd; maar
juist daardoor verkreeg zijn bijna vrou
welijk gelaat iets mannelijks.
Naast hem stond, als een toonbeeld
van gezondheid' en kracht CarLotta in
zijn veelkleurig huzarenuniform.
„Dat is de prins", zeide Kathchen. en
Konrad begreep terstond, dat zij den
man in het donkere uniform bedoelde.
„Kijk, nu ziet hij hier heen," ging
zij voort, „maar hij kan ons niet her
kennen. Is hij niet knap! Hij is de
voornaamste personaadje uit Berlijn".
Zij sprak levendig en Konrad voelde
zich een oogenblik jaloersch.
„Ik zal u voorstellen," zeide zij, „laten
wij naar binnen gaan. Hij rijdt niet
goed, ik bedoel als jockey is hij niet ge
schikt, maar niemand is beter schutter
dan hij.
Hij heeft in Doberan den lsten prijs
geschoten bij den grooten duivenwed
strijd."
En na dit gezegde traden zij binnen.
„Heeren mag ik u even mijnheer Kon
rad Eckert. de eenige zoon van mijn
besten vriend, voorstellen. Zijn door
luchtigheid, de prins von Reichenberg,
Ritmeester von CarlottaLuitenant,
graaf Benlow 1 mijnheer Grey!"
Brandes liad Konrad bij de hand ge
nomen en hem van den een naar den
ander geleid.
Toen de voorstelling afgeloopen was
liati hij er op volgen
„Laten wij nu gaan soupeeren, mijne
heeren."
Een oogenblik stond Konrad alleen.
Hij wenddo zich om, denkend dat Kath
chen nog naast hem stond maar deze
liep reeds lachend en pratend aan den
arm van den prins voort.
„Ik geloof, dat wij tafelburen zijn,"
hoorde hij de stem van graaf Benlow
zeggen en hij knikte toestemmend met
het hoofd. Ieder nam plaats en terstond
ging men druk op het gesprek, dat Car
lotta was begonnen, in. Nu en dan
mengde Brandes er zich in, de prins
echter zelden en de anderen luisterdein
en lachten hartelijk om Carlotta's kluch
tige invallen.
Konrad herademde. Zwijgend en
rechtop zat hij naast graaf Benlow,
want de gedachte dat hij tegen de eti
quette zou zondigen, was hem zeer on
aangenaam. Eenmaal bracht Brandes
liet gesprek op hem en vertelde van zijn
vader en Konrad voelde hoe het bloed
hem naar het hoofd steeg, toen aller
blikken op hean gevestigd waren. Car
lotta nam zijn glas op en wendde zich
minzaam tot hem, de prins deed hetzelf
de en graaf Benlow klonk met hem.
Toen liep het gesprek weer over de aan
staande wedrennen te Hamburg en
Konrad zat weder zwijgend voor zich
te zien.
Eén gedachte hield hem voortdurend
bezighij moest van hierWat deed
hij hier eigenlijk? Hij hoorde niet in
dezen kring thuis en zou zich altijd
vreemd en dood ongelukkig blijven voe
len als hij zich tusschen die aristocra
ten moest bewegen, met wie hij niets
Brandes uitgezonderd gemeen had.