NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. FEUILLETON. 16e Jaargang Woensdag 14 December 1898. ■o 4743 HAARLEMS DABBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei- gemeente), per 3 maanden„1-30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post0.3T1/2 VEiKyTZEHsTTZCEnsr Van 1—5 regels 50 Cts.;. iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Püblicité Etrangbre G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel ƒ0,30. Agenten voor dit blad in den omtrek ziin BloetnendaalSantpoort en Schoten, P. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN,bij de tol; Spaarndvvt, C. HARTENDORPZandvoori, G. ZWEMMER Velsen, W. J. RUIJTER; BeverwijkJ. HOORNS; Hillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen eD Advertentiën aan. Offficieeie Berichten. Burgemeester en Wethouders van laarlem, Deen te weten, dat bij hunne be- chikking van 8 December j.l. aan D. Akersloot vergunning is verleend tot iprichtiug van eene slachterij enroo- :erü in het perceel aan de Korte leerenvest no. 3a. Haarlem, 12 Dec. 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, BOREEL. De Secretaris, PIJNACKER. Politiek Overzicht. den duitschenRjjksdag zijnMaandag de lange rust, die dit wetgevend ichaam heeft gehad, door verschil- &nde sprekers b langryke onderwer- len betreffende binnen- en buiten- icdsche politiek besproken. Vooral le rede van den minister von Bülow Is antwoord op vele en velerlei op- nerkingen was belangrijk om haar nhoud. De staatssecretaris van Thiel- aann begon met een financieel over- icht te geven, waarin by den toestand ls zeer gunstig beschreef. Fritzen van het Centrum keurde buitenlandsche politiek goed en prak in het bijzonder zjjn ingeno- nenbeid uit met de reis van den Kei- er naar 't Oosten. Richter, van de 'ryz. Volkspartij, kwam op tegen de itwyzigingspolitiek, die hy een groote atie onwaardig noemde. De leger- oorstellen zijn in stryd met desym- athie, in de Troonrede uitgesproken oor de vredesvoorstellen van den ,zaar. De secretaris van staat Graaf on Posadowsky-Wehler antwoordde at de uitwyzigingspolitiek een zaak voor de Bondsstaten en niet voor i Ryksdag. Ook zei hy dat in de uaestie van Lippe de Bondsraad te eslissen heeft. Hierna kwam van Bülow aan het oord. Hy besprak allereerst den jestand in het Oosten, en zeide dat r rede was te verwachten, dat voor- erst de vrede daar niet zal worden estoord. Uitvoerig behandelde hy 's Keizers >is, waarbij gelijkmatig het oog is ehouden op de belangen der evan- ilische en der katholieke onderdanen ij constateerde dat het uitsluitend uitsch protectoraat over de Duitsche iderdaneu was verkregen. Voorts eldc hij op den voorgrond, dat door Keizers reis de betrekkingen tot 5a Saltan nog hartelijker zijn ge- orden. Hierop besprak hy de Pruisische twyzingen, waardoor geen enkele ternationale betrekking is verstoord, ist doordien de uitwijzingen een ad zijn van eigen souvereiniteit, die ij nergens aantasten laten. (Bijval.) Ter enkele gevallen hebben tusschen ize diplomatieke organen en die a Oosteoryk-Hongarye vertrouwe- fee besprekingen plaats, welke ge el overeenkomstig het vriendschap pelijk karakter zyn, dat er in de wederzjjdsche betrekkingen bestaat. Meer zou ik niet willen zeggen, daar ik het voor beter houd, de kleinere geschillen van meer zakelij- ken aard tusschen door vriendschap verbonden staten, slechts in verzoe nenden geest na rijpe overweging met j nauwkeurige afmeting van de draag- j kracht mijner woorden te behandelen. (Levendige bijval.) Het Drievoudig verbond is hier niet bij gemoeid, Bülow besprak vervolgens de ver houding tot Engeland, en zei dat er allerlei kwestiëuzyn,in welke Duitsch- land met Engeland kan samengaan, zonder andere waardevolle relatiën te becadeelen. Hy herinnerde aan de gevolgde onzydigheid tydens den Spaansch-Amerikaanschen oorlog, en deelde mede, dat de tusschen Amerika en Duitschland bestaande geschillen van handelspolitiek binnenkort weder in behandeling zullen komen. Overal bestaat een streven tot behoud van den vrede. Duitschland steunt op zyn maebt, die rust op de kracht van zyn zwaard. Waar het er om te doen is, den wereldvrede te handhaven zullen wy nooit ontbreken. (Luide bravo's.) Langzamerhand lekt een en ander uit over de politieke rede door keizer Wilhelm gehouden by de ontvangst van het Dieuw gekozen presidium van den Ryksdag. Tot ondersteuning van de leger- voorstellen wees de Keizer op ver anderingen in de staatkundige con stellatie en op den algemeenen ernst der internationale verhoudingen. Men kan niet weten, wat erbinnen korter of langer tyd gebeuren zal. Tusschen Engeland en Frankrijk schynen alle punten van geschil nog niet wegge nomen. Gelukkig is Duitschland in die zaken niet onmiddellijk betrokken. Ook sprak Z. M. over de goede be trekkingen van Duitschland tot En geland, waardoor de vriendelijke rela ties met Rusland geenszins veranderen. Integendeel, met warmte stelde hjj de idealistische neigingen van zyn vriend Keizer Nikolaas in het licht, hierbij de hoop uitsprekende, dat de door Rusland belegde internationale con ferentie tot een praktisch resultaat leiden, en ten gevolge hebben mocht, dat men ophield met het invoeren van nieuwe moorddadige toestellen in de Van verschillende kanten wordt voor de beroemde boodschap van den russischen alleenheerseher telkens, weer de aandacht gevraagd. De „Review of Reviews" spant zich voor een groote internationale bewe ging tot ondersleuning der voorstellen van den Czaar. „Na veel woorden is eindelijk de tijd voor daden gekomen", zegt de oproeping, die in het December-num- mer van Stead's tijdschrift zal ver schijnen. Er moet dadelijk een groote kruistocht georganiseerd worden over de geheele wereld, te beginnen in San Francisco, eD eindigend in Peters burg. „Door het proclameeren van den Heiligen Oorlog tegen den Oorlog, door alle regeeringen op te roepen tot een conferentie om de gevaren! te bestrijden waarmede de moderne krijgstoerustingen den modernen staat bedreigen, heeft de Keizer van Ras- land een zaak aangevat die, hoe edel ze ook moge zyn, onvermijdelijk moet mislukken, tenzij onder de volkeren zelf een kruistocht gepredikt wordt, en een hartelijk en eenstemmig ant woord uit de verschillende lagen der samenleving de roepstem, die van boven komt, begroet." Men stelt zich dezen Vredes-kruis tocht aldus voor. De Engelsch spre kende natiën zouden beginnen metj zich te vereenigen in dit werk des vredes. Amerikaausche gedelegeerden zouden zich naar Londen begeven, j om daar met de gedelegeerden uit' Engeland een Anglo-Amerikaansche] nationale commissie te vormen van; bijv. 20 leden (15 mannen en 5 vrou wen), waarvan tien Engelschen en tien Amerikanen en Canadeezen. Na propaganda gemaakt te hebben in Eugeland zou die commissie, zoo mogelijk versterkt door gedelegeerden uit de kleine staten van Europa, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Nederland, België, Zwitserland en Portugal den grooten kruistocht aanvaarden door het vasteland van Europa, over Parijs, Berlijn, Weenen, Boedapest en Rome Daar Petersburg, overal het volk opwekkend, om ein delijk in de Rassische hoofdstad den Czaar aan te kondigen, hoe harts tochtelijk alle volkeren verlangen naar den vrede. Yolgens den correspondent van de Daily Mail te Kaapstad is president Kruger zeer verontwaardigd over zijn onthullingen ten aanzien van den veldtocht der Boeren in het Zout- pansbergscbe. De Transvaalsche re geering heeft een strenge pers-censuur ingesteld om verdere onthullingen te beletten, ofschoon de reeds gemelde volkomen waar zyn. ST&0SN3EUWS Eerste en derde pagina. Haarlem, 13 Dec. 1898. Schouwburg. Specialiteiten-Gezélschap ter Hall. Het Variété-Gezelschap had Zondag avond weer het gewone succes. Dit maal heette het eene feestvoorstelling. Waarom weten wy niet, maar wel weten wy dat er werkelijk iets feeste lijks van het gezelschap uitging. Een ieder had zijn beste beentje voorge zet. De komiek Gontran, de gnitige chanteuse Rosa de Leeuw en Henr. Köhler waren nog geestiger dan an ders terwijl de antipodist Lui Lui met zyn verbazingwekkende kunstver richtingen een alleraardigste afwisse ling in het programma bracht. De bekende revue, „naar Sonsbeek" bleek by de 200e opvoering nog even frisch te zijn als by hare eerste op voering. Wat heeft dronken Piet zijn luid jes laten lachen. De heer ter Hall heeft van deze figuur een byzonder vroolijk type gemaakt. De schouwburg was evenals ge woonlijk des Zondagsavonds flink bezet. De Nederl. Opera. De gedeeltelijke werkstaking van het orkest der Nederlandsche Opera bij de opvoering op Zaterdagavond alhier, is weer geëindigd. Zondagavond werkte het compleet bij het opera-concert mede. 't Publiek dacht al, dat het schip weer aan den grond zat we zeggen „weer," want sedert haar bestaan is haar leven eenig en alleen financieels tobberij geweest. Voor niemand is dat een geheim. De Nederlandsche Opera toch heeft haar armoede steeds naar alle kanten uitgeroepende leege beurs hing bijna voortdurend op 't Leidsche plein in den wind te bengelen, en in verschil lenden toonaard, bij een opera wel niet anders te verwachten, werd het publiek verzocht in den letterlijken zin van 't woord een duit in 't zakje te doen, om „onze Nationale kunstinstelling," gelijk de Directie haar bij voorkeur placht te noemen, toch vooral in 't leven te be houden. Tot dusver is dat altijd gelukt. Sneeuwballen, inschrijvingen, weldadige dames en meer andere voor tobbende in stellingen gelukkige elementen hebben 't groote lichaam altijd weer op de bee- nen gezet, juist wanneer het van uit putting dreigde om te vallen. Maar de meest overtuigde vrienden van de Opera vleiden zich niet met de hoop, dat ze daarna verder op eigen beenen zou kunnen gaan. Om het plas tisch te zeggen het kwaad zit haar niet alleen in de portemonnaie, maar ook in de ingewanden. De twee directeuren liggen overhoop. Van den eenen wordt zelfs het faillissement gevraagd. De beste zangeres. Mevrouw Tyssen-Bre- merkamp. wil niet meer optreden, „om dat haar werkkring in dit seizoen onaan genaam is." De beste tenor, Urlus, zingt in 't buitenland, blijkbaar in de hoop op een engagement en den uitstekenden bariton, op wien de Opera jarenlang met fierheid rekenen kon, Orelio, heeft zij dezen winter niet kunnen behouden. Onder doze omstandigheden komt er natuurlijk van de kostbare mouteering van nieuwe N ederlandscho ope ra's niets in. Onze stadgenoot Willem Landré, wiens werk bovenop het sta peltje lag, heeft het maar teruggenomen. Wij nemen het der opera niet kwalijk, dat zij, het repertoire niet aanvullende, zooveel doenlijk de zuinigheid betracht, maar de vraag mag gedaan worden, waar zij dan de reden van haar be staan in vindt. In den tegenwoordigen tijd kan men kwalijk beweren, dat die ligt in de verhollandsching van de ope rateksten. Mevrouw van Januschowski was een Duitsche, Mevrouw Madier, de Montjau een Amerikaansche. En wie mejuffrouw Fannie Francisca heeft ge hoord als Philine in Mignon en Marga- retha in Faust, vraagt zich af of het wel de moeite waard was, de Fransche teksten in liet Nederlandsch te vertalen om ze daarna met een Engelsch accent te laten zingen. Die tekstquaestie is een overwonnen standpunt. Zelfs kan men zeggen, dat ze geen quaestde meer is. sedert het pu bliek bij hoopen de Italiaansche opera, bezoekt, waar het absoluut niets van den tekst verstaat. Bewonderenswaardig is en blijft de taaie volharding, waarmee de heer Van der Linden telkens weer de stervende onderneming van haar doodbed weet te doen opstaan, 't Is evenwel de vraag, of hij niet beter deed met haar den tol aan de natuur rustig te laten betalen. De goede artisten blijven voor de kunst toch wel behouden, Pauwels vond een emplooi bij de Fransche opera, de Hollander Albers reist de heele wereld rond en bij het behouden der slech ten heeft de kunst geen belang. De na tionale kunst hecht niet aan een Ne derlandsche opera, die geen Nederland sche opera's kan uitvoeren en. het Ne derlandsche publiek is, in zijn steeds groeiend cosmopolitisme op taalgebied, onverschillig voor de zegeningen van den Nederlandschen tekst. Is l nog niet geabonneerd op ons Zondags blad? Vraag dan proefnum mer, *t kost maar 3© Cents per 3 maandenp. p. 377. Ct. Weten en Werken. Maandagavond werd in „Weten en Werken" de spreekbeurt vervuld door den heer W. C. Goteling Vinnis, van Den Haag. Dat deze spreker bij de ge wone bezoekers geen onbekende is, weet men en bewees wel het- talrijk op gekomen publiek. Ook ditmaal werd de verwachting niet teleurgesteld en wist spreker van. het begiu tot het eind zijn auditorium te boeien. Spreker begon zijne rede met er op te wijzen dat er tusschen zijn optreden van verleden jaar eu dit jaar eene groote gebeurtenis had plaats gevonden en wel de troons bestijging van onze geëerbiedigde Ko ningin. Daarbij is duidelijk gebleken zeide spreker, hoe stamhuis en volk één zijn geworden. Wij wenschen dan ook onze jeugdige vorstin uit den grond van ons hart- God's besten zegen toe en ho pen dat het ons land onder de regeering van Koningin Wilhelmina steeds goed moge gaan. (Luid applaus.) Na deze inleiding begon de heer Gote ling Vinnes met zijne voordracht van het treurspel „Cyrano de Bergerac" van Edmond Rostand. Daar dit stuk genoeg bekend en reeds vele malen besproken is, willen wij alleen volstaan met do mededeeling, dat spreker al de verschil lende in dit stuk voorkomende personen op meesterlijke wijze sprekende invoert en op zeer boeiende wijze de verschillen de tooneeltjes, die in dit stuk worden af gespeeld, voordroeg. Met luide toejuiching werd aan het einde den spreker dank gebracht. BINNENLAND Parlementaire Praatjes. Het is tegenwoordig werken in de Kamer. De zittingen worden geregeld tot na vijven voortgezet niet alleen, maar nu reeds is besloten om 's och tends ten 10 uur te vergaderen, deze week alles om de gevreesde avond zittingen te ontloopeu. Ten aanzien van het heden voortgezet debat over Hooger Onderwijs doe ik het best de rede des Ministers te resumee- ren. Men vindt daarin alle besproken onderwerpen vermeld. Het lag in de bedoeling de weduwen en weezen van leeraren aan onverplichte gymnasia en H. B. S. op te nemen in het pensioenfonds. In beginsel had de Min. niets tegen een beurzenstelsel, maar het zou zeer duur worden en hij wilde dus niets be loven. „University extension" moest z. i. aan particulier initiatief, zoo noodig met Staatshulp, worden overgelaten. Omtrent het leerplan der gymnasia liad de Min. ijverige studie gemaakt. Facultatief maken van Grieksch en 't mogelijk maken van een. doctoraat ook langs den weg der H. B. S. waren hem moeielijker gebleken dan hij dacht. (M. a. w. de Min. dacht er niet aan). Ten aanzien van den leergang was de Min. van de opinie des heeren De Visser. Het Grieksch bij de examens af te schaffen was tegen de wet Leerstoelen. Op dit punt was de Min. het met den heer Drucker eens. Gelijke rechten voor de Universiteiten. Men kon echter niet voor elk vak lectoren aanstellen. De hoofdzaak was dat een nieuwe leerstoel zoo weinig mogelijk zou kosten. Daarmede is van deze zitting het voor naamste gezegd. G. Jr. Het stoffelijk overschot van prof. C. Asser te Leiden wordt Woensdag ochtend langs den Leidschen straat weg naar Den Haag vervoerd, om ten 11 ure op Oud-Eik en Duinen te wor den ter aarde besteld. Door den heer Commissaris der Koningin in deze provincie zyn met ingang van 1 Januari 1899 benoemd tot zetter van 's Ryks directe be lastingen Te Oostzaande heer Jan Hein Sinz., ter vervanging van den heer Arie Bood, hebbende de heer Cornells Heins, die benoeming niet aangenomen. Te Ónder-Amstelde heer Johannes Rigter, ter vervanging van wylen den heerHermanus Bernardns Koekkoek, hebbende de heer Arie de Groot die benoeming niet aangenomen. Te Wormerveerde heer Corneiis Jan Laan, hebbende de heer Jan de Vries die benoeming niet aangenomen, en benoemd tot zetter van 's Ryks directe belastingen Te Diemende heer Willem Chris- tiaan Hendrik Hormeyer, ter vervan- van wylen den heer Jacob King K ask e; Te Ëgmond aan Zee: deheerHoi- bert van Pel, ter vervanging van wylen den heer Pieter Conyn. ijkjes in de Sportwereld, En dat is onze besteZij toonde hem een olieverf, dat nog niet geheel ge ld was en op een ezel stond. „Weet hoe die heet?" Konrad beschouwde nauwkeurig den toten mooien vos en dacht Of ik ben een gek of dit meisje amu- rt zich met mij." En met gedempte m zeide hij Neen, ik weet het niet." .Coreolan." Zij scheen te verwachten, dit woord een sterken indruk op n jongen man zou maken, maar toen onder die mededeeling even onver- tillig bleef als had zij hem verteld, het een karrepaard was, stond zij l oogenblik verstomd. Maar ook chts één oogenblik, want nu begon zij begrijpen, hoe de vork in den steel ,Gij hebt waarschijnlijk nooit eenig ang in renpaarden gesteld?" „Neen, nooit." „Gij rijdt zeker zelf ook niet?" „Neen." Een gevoel van innig medelijden over viel Kathchen en op troostenden toon zeido zij. „Het doet er niet toe. Nu gij bij ons zijt zult gij wel van alles spoedig op de hoogte komen." En zijn verlegenheid bemerkend voegde zij er schielijk aan toe „Nu, zal ik u andere schilderijen la ten zien, die zeker beter in uw smaak zullen vallen." Hem voorgaande liepen zij twee klei ne vertrekken door en bleven in het derdo staan. Op den vloer lagen wolvenhuiden, aan den muur hingen jachttropheën, ge weren, eigenaardige zadels en tuigen, Indische, kunstig gesneden voorwerpen, een tijgervel en Indiaansche wapenen. Aan een der wanden, die artistiek ge drapeerd was, hing te midden van al lerlei zeldzame voorwerpen uit vreemde landen een pliotografie, met een ver welkten kran9 er om heenze stelde een jongen man voor met een grooten stroohoed op het hoofd en een geweer in de eene hand, terwijl zijn andere op den schouder van den voor hem zitten- den jongeling rustte. Kathchen zag Konrad vragend aan „Wie zijn dat?" Hij trad dichterbij, maar wist toch in 't eerst niet, wie het portret voor stelde; eindelijk herkende hij er zijn vader in. Hij had dit portret nog nooit gezien en ook geen ander, dat zijn vader op zoo'n jeugdigen leeftijd weergaf. Met flinke letters was in den rechter hoek geschreven„Rio, 16 Mei 1863." E enige oogenblikken beschouwde hij zijn vader en Kathchen, die achter hem stond, bewoog zich niet. Eindelijk kwam zij naast hem staan „Herkent gij den anderen?" Hij schudde ontkennend het hoofd. „Dat is mijn vader." „Ja, juist." Rio, 1863. Wat moesten die twee toenmaals niet van het leven gehoopt en verwacht hebben, en welk een arm zalig lot was zijn vader ten deel geval len „Gij kunt het portret dagelijks zien. Papa zal u er wel veel van vertellen. Maar nu moeten wij naar binnen gaan, want de heeren zullen reeds wachten." Toen zij een paar pas gedaan hadden bleef zij plotseling staan en vroeg: „Kent gij den prins? De prins von Reichenberg? Neen, dat is waar ook, gij kent hem niet. Hij komt van avond ook. hij is een vriend van papa." Zij doorliepen eenige kamers en toen zij de kleine billardzaal binnentraden, bleef zij weer staan. Door de halfgeopende deuren kon men in do helder verlichte kamer er naast zien en bijna recht tegenover hen stond naast Bran des de prins. Hij rookte een cigarette en lachte. Het eenvoudige, doffe Kurassiersuni- form stoud hem veel beter dan burger- kleeding zijn tengere, eenigszins slappe figuur zag er flinker in uit. In zijn donker uniform, met den dxui- nen degen op zijde, deed hij bepaald aan een betaalmeester denken, maar zoodra men het smalle, aristocratische gezicht zag, verdween die indruk. De linkerwang was door litteekens, die aan den tijd, dien hij te Bonn had doorge bracht, herinnerde, ontsierd; maar juist daardoor verkreeg zijn bijna vrou welijk gelaat iets mannelijks. Naast hem stond, als een toonbeeld van gezondheid' en kracht CarLotta in zijn veelkleurig huzarenuniform. „Dat is de prins", zeide Kathchen. en Konrad begreep terstond, dat zij den man in het donkere uniform bedoelde. „Kijk, nu ziet hij hier heen," ging zij voort, „maar hij kan ons niet her kennen. Is hij niet knap! Hij is de voornaamste personaadje uit Berlijn". Zij sprak levendig en Konrad voelde zich een oogenblik jaloersch. „Ik zal u voorstellen," zeide zij, „laten wij naar binnen gaan. Hij rijdt niet goed, ik bedoel als jockey is hij niet ge schikt, maar niemand is beter schutter dan hij. Hij heeft in Doberan den lsten prijs geschoten bij den grooten duivenwed strijd." En na dit gezegde traden zij binnen. „Heeren mag ik u even mijnheer Kon rad Eckert. de eenige zoon van mijn besten vriend, voorstellen. Zijn door luchtigheid, de prins von Reichenberg, Ritmeester von CarlottaLuitenant, graaf Benlow 1 mijnheer Grey!" Brandes liad Konrad bij de hand ge nomen en hem van den een naar den ander geleid. Toen de voorstelling afgeloopen was liati hij er op volgen „Laten wij nu gaan soupeeren, mijne heeren." Een oogenblik stond Konrad alleen. Hij wenddo zich om, denkend dat Kath chen nog naast hem stond maar deze liep reeds lachend en pratend aan den arm van den prins voort. „Ik geloof, dat wij tafelburen zijn," hoorde hij de stem van graaf Benlow zeggen en hij knikte toestemmend met het hoofd. Ieder nam plaats en terstond ging men druk op het gesprek, dat Car lotta was begonnen, in. Nu en dan mengde Brandes er zich in, de prins echter zelden en de anderen luisterdein en lachten hartelijk om Carlotta's kluch tige invallen. Konrad herademde. Zwijgend en rechtop zat hij naast graaf Benlow, want de gedachte dat hij tegen de eti quette zou zondigen, was hem zeer on aangenaam. Eenmaal bracht Brandes liet gesprek op hem en vertelde van zijn vader en Konrad voelde hoe het bloed hem naar het hoofd steeg, toen aller blikken op hean gevestigd waren. Car lotta nam zijn glas op en wendde zich minzaam tot hem, de prins deed hetzelf de en graaf Benlow klonk met hem. Toen liep het gesprek weer over de aan staande wedrennen te Hamburg en Konrad zat weder zwijgend voor zich te zien. Eén gedachte hield hem voortdurend bezighij moest van hierWat deed hij hier eigenlijk? Hij hoorde niet in dezen kring thuis en zou zich altijd vreemd en dood ongelukkig blijven voe len als hij zich tusschen die aristocra ten moest bewegen, met wie hij niets Brandes uitgezonderd gemeen had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1