NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 18e Jaargang. Zaterdag 17 December 1898. ■o 4746 DAGBLAD ^JBOzsrisrs^EnsrTsrKviJ'S: Voor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom dei- gemeente), per 3 maanden„1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post0.37!/2 ADV JiLb6TEaTTIE2sT: i 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent pea- regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen deor onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Pablidté Etrang'ere G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONESSucc., Parijs 31bi$ Faubourg Montmartre. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel ƒ0,30. Agenten Toor dit blad in den omtrek zijn: BloemendaalSantpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Sandpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, bij de tol; Spaamdam, C. HARTENDORPZandvoort, G. ZWEMMER Velsen, "W". J. RUIJTER; Beverwijk, J. HOORNS; Hillegom, ARIE HOPMAN, Molenstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnemer.ten eD Advertentiën aan. Aan hen die daarop zijn ge abonneerd, wordt hierbij verzonden No. 51 van het Weekblad voor de Jeiigd. (Elk No., groot 8 bladzijden, bevat tal van fraaie, gekleurde platen en een voor kinderen alleraardigsten tekst De prijs per 3 maanden is slechts 50 Cents.) Officieele Berichten. Burgemeester en Wethouders van Haarlem, Doen te weten, dat van heden op alle werkdagen, van des voormiddags 10 tot des namiddags 4 uur, tot 29 Dec. e.k., 's namiddags ten 2 ure, ter gemeente-secretarie ter visie zijn ne- dergelegdhet ingekomen verzoek schrift met de bijlagen van P. Jung om vergunning tot oprichting van eene kuiperij in het perceel aan de Antoniestraat no. 10, van J. A. Buur man om vergunning tot oprichting van eene slachterij en rookerjj in het per ceel aan de Bakkerstraat no. 17 en ran W. F. Hekhuijsen om vergun ning tot oprichting van eene steen houwerij en zagerij in het perceel aan den particulieren weg aan het Zuider Buiten Spaarne, en dat op den 29en December e.k. des, namid dags ten 2 ure op het Raadhuis der gemeente de gelegenheid zal worden gegeven, om ten overstaan van het gemeente-bestuur bezwaren tegen het oprichten dezer inrichtingen in te brengen. Haarlem15 Dec. 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd M. O. de KANTER, Waarn. Burg. De Secretaris PIJNACKER. nabij de Haarlemsche broodfabriek op hol. Na genoemde gracht en bet Spaarne te zijn afgehold vloog het op de Kaasmarkt met woeste vaart door de' winkelruiten van den heer Hoekstra,' waarbij het zich ernstig den kop verwondde. Hierna werd het paard gegrepen. Haarlemsch gemengd Koor, 30sten October 1888 opgericht, stond dus onlangs tien jaar. Tot ring van dit heugelijk feit zal den loop der maand Januari een fe avond worden ge even, die doore commissie van dames en heeren veel zorg wordt voorbereid. De datum daarvan is nog niet paald, doch de feestavond zal p' hebben na het concert, dat de eeniging in Januari geven zal. STAOSfelËUWS Eerste en derde pagina. Haarlem, 16 Dec. 1898. Voor de Haagsche rechtbank ver scheen Donderdag de colporteur van hier, H. W. Bos, (zie ons nummer van 12 dezer) die getracht had aan- deelen te plaatsen voor een gefingeerde vereeniging tot werkverschaffing voor blinden, bijna blinden en andere hulp behoevenden, en door middel van cir culaires de ingezetenen tot deelneming ian het voorgewende liefdadige doel had trachten op te wekken, o.a. door voor te geven dat verschillende aan zienlijke personen de zaak steunden. De zoo ontvangen gelden had bekl. sen eigen bate aangewend. Het O. M. eischte tegen hem wegens negenmaal gepleegde oplichting, ver oordeeling tot achttien maanden ge vangenisstraf. Hedenmorgen te 6 uur, sloeg het paard van den heer Vermeulen, dat voor een ledigen broodwagen gespan nen was, op de Bakenessergracht BIKKSENLftÜSD Parlementaire Praatjes. Met binnenlandsche zaken, meest zaakjes, bracht men het gisteren nog tot de pauze. Een vrij langdurig debat werd ge voerd over de paardenfokkerij en het R\jksdepot voor hengstveulens te Ber gen op Zoom, welke leerschool voor Nederlandsche fokkers door den Min. krachtig verdedigd werd. Op aanmerkingen betreffende de tuberculose van het vee antwoordde Z.E. dat hij het rapport eener Staats commissie wachtende is. Aangenomen werd een amendement om de restauratie van den toren te Arnhem niet te subsidieeren. Ingetrokken werd, na een verdedi ging van den post door den Min. een amendement-Lobman om f3000 voor traktementsverhooging der Rijksmu seum-beambten niet toe te staan. Aangenomen daarentegen werd een amend.-Lohman om f 10,000 voor aan koop van antiquiteiten uit de verza meling van het slot te Heeswijk niet te verleenen, met 48 tegen 40 stemmen. Verworpen echter werd alweder een amend.-Lohman, met 44 tegen 42 stemmen, om de gelden voor aan- bouw van lokalen b\j het Rijksmuseum 'niet toe te staan. t Tegen de begrooting stemden alleen de sociaal-democraten. 1 Na de pauze, onder leidiDg des i heeren Veegens, die den Voorzitter 'verving, kwam men aan boord van jde „Marine". j De heer de Ras, die het vuur open- j de, legde nadruk op de wenschelyk- j heid van snelvarende schepen en goed 'geoefende manschappen voor het snel- 1 vurend geschut. Gelet op den marine- oorlog van Amerika en Spanje, gelet I j op de verdeeldheid der specialiteiten, i gelet op de omstandigheid dat onzej 'werven arbeid hebben, en eindelijk op het ontbreken van een bepaald stelsel j van aanbouw gaf hij in overwe ging voorloopig den verderen bouwj van kruiser- en pautserscbepen te staken, totdat over de doelmatigheid dier vaartuigen, speciaal voor Indi- schen dienst, zou zijn beslist. De heer van Kol, die meende dat in een volksvergadering meer ernst heerschte dan in de Kamer (hetgeen protesten uitlokte) zou ddar bij motie hebben uitgemaakt de opheffing vau het Dep. van Marine. Hier zou hij dat niet doen, maar betoogde toch, dat voor Nederland de vloot onuoodig was, evenals voor België en Scandi navië. Hij zou tegen de begrooting stemmen, omdat we voor de millioe- nen aan de vloot besteed toch geen bruikbare schepen hadden. Eerst als een vast plan van defensie voor Ne derland en Indië bestond, zou hjj geld voor schepen willen geven. Ook hij verdedigde evenwel schepen metsnel- vurend tegenover die met zwaar ge schut. Het nieuwe pantserschip moest z. i. als onvoldoende verworpen worden. De heer van Gijn zou den aanbouw daarvan willen uitstellen tot gebleken was of de „Piet Hein" voor Indiscben dienst deugde, in welk geval het nieuwe schip onnoodig wasmen had dan de „Kortenaer" en de „Evertsen" voor hetzelfde doel. Daarentegen achtte de heer Groen van Waarder een ontbreken van een vast plan van aanbouw goed, omdat men dan telkens het beste kon kiezen. De aangebouwde en de te touwen schepen achtte hij geschikt met het oog op de eischen onzer verdediging, waarop hijj, tot zyn leedwezeD, bezui niging niet spoedig zag komen. Dankend voor het gevolg geven aan klachten van het personeel, terloops wijzend op de wenschelijkheid van afschaffing der Zondagsinspecties, drong de heer Staalman nogmaals aan op verandering van bet „oorlam" in het verstrekken van een ander ge notmiddel. Het groote „verloop" der matrozen schetsende, schreef de spr. dit toe aan de behandeling der officieren. De men- schen liepen weg zoo spoedig zy kon den. Spr. was bereid in een nota fei ten te noemende minderen durfden niet klagen over de veelvuldige straf fen. Spr. wees op de Nias; in 6 maan den kregen 83 mannen 580 dagen straf! Yoor den heer Goekoop lag het raison d'etre onzer Marine in onze Koloniën. Hij wilde dus een nieuw schip toestaan, voor het auxiliair eskader, maar hij weifelde wegens het uitblijven van een organisatie plan, dat men kennen moest om de financieele gevolgen, om niet opnieuw stelselloos schatten te gaan besteden. Zoolang geen defensie-plannen vast staan achtte hij verderen aanbouw voor gemengdeu dienst ongeraden. Wat het rapport der staatscommissie aangaat over de samenstelling der Marine-begrooting, achtte de spr. bet verkeerd, dat de Min. hoofdzakelijk ambtenaars-adviezen volgde. G. Jr. Hofbericht. Hare Majesteit de Koningin bracht Woensdagmiddag een bezoek aan de Tentoonstelling van Schilderijen („Vlootrevue 15 September 1898"), van H. W. Mesdag, iu „Pulchri Studio", te 's-Gravenhage. Hare Majesteit werd ontvangen en rondgeleid door den voorzitter en betuigde Hare ingenomenheid ermee, dat dit historisch feit op deze wijze op verschillende momenten zoogetrouw werd weergegeven. Een schets van Esterhazy. Onder dit opschrift schrijft de aan het Hbld. verbonden interviewer o. a. het volgende over de persoon van en het onderhoud met Esterhazy. „Esterhazy Deze naam is voor ons de incarnatie van het leelijke, het lage in de zaak- Dreyfus. Esterhazy is voor ons de verrader, de man die aan het loofd van een bataljon Uhlanen Parijs wilde binnentrekken om Frankrijk aan zyn erfvjjand over te leveren, de man die, wetende dat kapitein Dreyfus het borderel niet heeft geschreven, den onschuldig veroordeelde vier jaar lang heeft laten smachten ver van zijn kinderen, geheel afgesloten van de wereld, met slechts zeevogels, die door hun gekrijseh de stilte van zijn graf verstoren, en mets dan lucht om te zieo, de man die maar één woord had te zeggen om den onge lukkige de vrijheid weer te geven aan zijn gezin, dat hem nog altijd wachten die weigerde dat ééne woord te spreken. Men maakt zich van zulk een hoofd persoon in een zaak een voorstelling, en elke nieuwe onthulling die zijn schuld schijnt te vergrooten, maakt die voorstelling wat scherper. In de zaak-Dreyfus waren vele van deze onthullingen tot ons gekomen. Is het dus te verwonderen dat wij, met behulp der portretten van den majoor, ons een vry duidelijke voor stelling van zijn persoonlijkheid had den gevormd? Die voorstelling hadden wy voor oogen, toen we Woensdagmiddag ons begaven naar het hotel waar de heer Esterhazy logeert. Wij dachten ons een forschgebouwd man van een door en door militair uiterlijk, eeu van die meuschen om wier leden men zich onwillekeurig een uniform denkt met een sabel op zij en rinkelende sporen aan de laar zen. En toen we ons kaartje hadden afgegeven, kwam ons uit de conver satiezaal te gemoet eeu bejaard heer, gebogen van houding, slepend van gang, slap iu de knieën een man die geleefd heeft. 't Was Esterhazy. Langzaam en moeilijk ging hij ons voor naar zyn kamer, waar wij tegenover hem plaats namen.Wij hadden nu gelegenheid hem beter op te nemen. Esterhazy is een man van middel bare lengte, vrij mager, met scherp geteekende gelaatstrekken. Het voor hoofd is breed en vrij hoog, het gaat met een bijkans rechten boek over in een schedel die naar achteren wat smaller toeloopt. Het bijkans kale middengedeelte wordt geflankeerd door platgestreken grijzende haren. Tussehen twee diepliggende bruine oogeD, die zwak uitzien boven een paar donkere kringen, steekt de scherpe, dunne neus vrij sterk voor uit. De dikke lippen worden over schaduwd door een zwaren, nog tame lijk zwarten knevel, die uitloopt in twee grijzende engelsche bakkebaard jes. De forsche kin duidt met den neus en de mondlynen opwilskracht. Overigens spreekt dit gezicht weinig. Maar hoe geheel auder^ wordt het wanneer Esierhazy in het gesprek zich opwindt. Zyn toonlooze stem wordt bijtend, de wijkende lippen laten de opeengeklemde tanden zien en de zwakke oogen steken als stalen pun ten. Een diepe rimpel tussehen de oogen maakt de uitdrukking van het gelaat tot een beeld van woestheid die afschrikt. Zóó was hij toen hij sprak van de garde impériale prus- siennehet was alsof men de beende ren van de Pruisische soldaten tus sehen z\jn tanden hoorde kraken. Zeer merkwaardig voorwaar voor den man, die algemeen wordt aangezien voor den schrijver van de Uhlanen-brieven Maar meestal sprak hij kalm. En dan maakte hij in zyn grijs colbertje, uit welks mouwen de armen van een sporthemd staken, met zyn veelge- dragen pantalon en halfsleetsche das den indruk van een burgermannetje, maar tevens van een man die heeft geleden in zijn leven. Als hy spreekt, wekt hy weinig vertrouwen, daarvoor zyn zyn woor den voor ons, kalme Hollanders, te opgeschroefd. Maar onder voorbe houd vau onze meeniug, willen wy zonder commentaren mededeelen zijn verklaring van zyn houding in de zaak-Dreyfus, gelijk die ons is ge bleken in het gesprek van Woens- dagmiddag. Esterhazy gaf ons een opvatting van den plicht van een militair, die ons de opmerking ontlokte dat hy 'zichzelf maakt tot een ding, een machine. Hy ontkent voor een militair kort- j weg het recht om, in welk geval ook, I de inspraak van zyn geweten, van zyn gemoed te volgen; „Ik ben van myn ijeugd af soldaat geweest eu ik heb j nooit voor mijzelf een menscbelyken I plicht erkend. Ik ken slechts den plicht van den soldaat, volstrekte ly- delyke gehoorzaamheid, tot de uiterste grens, aan de bevelen die ik heb ont- vangen." I En die uiterste grens want hy erkent dan toch ook een grens is by hemde dood. Dit verwyt hij juist den kolonel [Picquart, dat dëzè heeft gehandeld naar zyn geweten, als mensch. Picquart 1 die voor alles soldaat is, had volgens hem moeten zwijgen, volstrekt zwij gen, toen hy de overtuiging kreeg dat Dreyfus niet het borderel had geschreven. Majoor Esterhazy erkent volmon dig, wat men trouwens al vroeger heeft kannen lezen, dat h.j het bor derel heeft geschreveu daaraan is Dreyfus dus niet schuldig Maar uit het weinige wat hy zegt over „l'affaire" spreekt eeu diepe overtuiging dat Dreyfus is eeu verrader van zyn land. Men zou uit zyn woorden afleiden, hoewel hy het niet beslist zegt, dat hy daarvan bewijzen bezit of ten minste kan verschaffen. Over de in cidenten van het proces van 1894 wil hy volstrekt niet sprekeD, hy bepaalt zich tot algemeenheden vau vagen aard en is zelfs zoo voorzichtig ons te verzoeken ook deze niet mede te deelen. Zijn woorden doen echter ver moeden dat hy veel zou kunnen zeg gen, als hy wilde sprekeD. De ontvangst die ons ten deel viel, was buiten verwachting vriendelijk. De heer Esterhazy vertelde ons met de meest mogelijke bereidwilligheid, waarmede by hier een groot deel van zyn tijd doorbrengt. Hy leert Hol landses. De majoor spreekt reeds verschillende talenDuitsch, Engelsch, Spaansch, Italiaansch, en is thans bezig zich met behulp vaneen Duitsch- Hollandsche en een Engelsch-Holland- sche dictionnaire op de hoogte van onze taal te brengen. Hij verstaat het Hollandsch reeds een weinig, en leest onze bladen, welker houdiug in de zaak-Dreyfus voor hem dan ook geen geheim is. Zyn voorloopig oordeel over onze taal is dat ze een mengel moes is van woorden van Duitschë en Engeische herkomst. Hier braken we het onderhoud af, want de tjjd neep. In het ochtendblad van heden schrijft echter het Hbld.: Van majoor Esterhazy ontvangen wy bet verzoek mede te deelen, dat hy tegenover onzen verslaggever geen woord heeft losgelaten over de her komst van het borderel, noch over den schrijver van dat stuk. In liet gesprek, dat onze verslag gever met hem heeft gehad, heeft deze den indruk ontvangen dat de heer E. zich inderdaad uitsprak in den geest als hy schreefmaar het is wel mo gelijk dat hij in het vlug gevoerde gesprek dat in een vreemde taal plaats had. de woorden van den heer E. heeft misverstaan. Bescherming van vogels. Het bestuur van de Maandag te 's-Gravenhage opgerichte Nederland sche vereeniging tot bescherming van vogels bestaat uit mevr. douairière De Jong van Beek en Donk geb. gravin Nahuys, kasteel te Beek en Donk N.-B. eere-preridentemevr. bar. L. van Heemstra—Van Pallandt, presidente; de heer jhr. mr. W. F. Rochussen, vice-president; mevr.Huys- sen van Kattendyke; mevr. Van Loon—Schimmelpenninck van der Oije; mevr. baronesse De Smeth van Alphen; mevr. Verbrugge van 's Gra vendeel, geb. jonkvr. Quarles van Uffordmevr. Diepenbrock geb. jonkv. De Jong van Beek en Donk te Am sterdam; dr. Baëza; den heer C. F. J. Brands, te Utrecht; mevr. H. D. Bicker—Van Heemstra Zuid Hoorn Ryswyk, secretaresse; mevr. Erme- rins-Reynvaan, penuingmeesteresse. De leden achter wier namen geen bijzondere woonplaats vermeld staat, wonen te 's-Gravenhage. FEUILLETON. Kijkjes in de Sportwereld. o Op den dag dat de groote Steeple chase zou plaats hebben, hield de prins Vbn Reichenberg voor het hotel, waar Brajid.es logeerde, stil Kathchen zat met Konrad op het ter- s en las de Duitschë courant. Zij gaap- en er lag een uitdrukking van verve- ing over haar gezichtje verspreid maar oen de prins verzocht eenige oogenblik- ten naast haar te mogen plaats nemen, Terd zij opgeruimder. „Morgen worden er geen courses ge- oopen, is 't wel Dan gaan wij eindelijk eens naar Üonte Carlo. Gaat gij ook mee, Kon rad, ik verheug er mij zoo op." De prins zag er bleek en overspan- len uit; er lagen donkere kringen on- !er rijn oogen. Hij droeg een gekleed© is, hoogen hoed, lichtgrijze handschoe- en, en had een monocle zonder montuur tl 't oog. In deze kleeding zag hij er be taald onvoordeelig en zwak uit. „Het zal mij een waar genoegen rijn, juffrouw Kathchen. Monte Carlo is prachtig, men moet het gezien hebbben. Daarbij vind ik Ni ce in dezen tijd niet. aantrekkelijk. Het publiek op de wedrennen is zoo ge mengd. Men riet er slechts boeventro nies. Daar is de speelbank te Monaco de oorzaak van. Het gespuis wil geld ver dienen en stroomt uit alle werelddeelen hier naar toe om te schacheren." „Dit is toch eigenlijk niets te ver wonderen," zeide Konrad. De prins zag hem met vermoeide, half gesloten oogen aan en knikte. „Vroeger was liet in Nice veel fat soenlijker. Toon ik er voor de eerste maal kwam dat is nu acht jaar gele den was hier de aristocratie van alle j landen vertegenwoordigd. O.a. waren erj de grootvorst Constantijn, de hertog van Connaught en half Frankrijk. Het was hier toen bepaald chique" „Zijt ge van plan vandaag weer op papa's paarden te wedden V' vroeg Kath- chen. Nu werd hij opgewekter en ging wat rechter op rijn stoel zitten. „Ja, dat spreekt van zelf. Als wij vandaag winnen, slaan wij een mooi en slag." En tot Konrad vervolgde hij „Misschien hebt gij mijnheer White gesproken Is hij nog al tevreden over de paar den Ik wilde maar, dat. mijnheer Bran- des kwam, dan konden wij wegrijden, want ik moet den jockey nog spreken. Waarachtig ik wou om heelwat dat het maar avond was, want die wedrennen brengen iemands zenuwgestel totaal in de war. Gij hebt groot gelijk, juffrouw, dat gij er niet meer naar toegaat, het ware beter als men nooit ging, nooit!" „Mij dunkt toch dat gij nog al goedo zaken hebt gemaakt,'' zeide Kathchen. „Gij hebt eiken dag gewonnen, niet waa.r Hij knikte. „Ja. Maar men durft nooit iets te vrar gen. Men laat de beste gelegenheden voorbijgaan en meuschen, die anders duizend louis op een verwenschte kaart durven zetten, bezinnen zich op de wed rennen nog wel eens, of rij de helft zul len wagen." Hij nam de monocle uit rijn oog en streek een weinig verlegen met de hand over 't voorhoofd. „Maar, wat kunnen n die dingen schelen juffrouw Kathchen, neem 't mij niet kwalijk dat ik in uw bijrijn hierover sprak. Gij riet er vandaag allerbekoor lijkst uit, juffrouw Kathchen. Wat heeft de dokter gezegd? vroeg hij, dat gij riek waart of zwak Ge moet zeggen, dat hij er bitter weinig van af weet." Zij lachte. „Hij wil alleen, dat ik de wedrennen niet meer bijwoon het windt mij te veel op." „Odie verstandige manzeide hij met een lach, die het bleeke, magere gezicht iets zeer innemends en jeugdigs gaf, „hij heeft groot gelijk, juffrouw Kathchen. Hij moest iedereen chen raad geven eu mij vooral." Het eene rijtuig na het andere rolde voorbij het terras van het hotel, hot was een bont gewemel van dames in schitte rende toiletten en heeren in pelsen, ter wijl alles, hoeden, lantaarns der rijtui gen en paardentuigen met luikende vi ooltjes versierd was. Brandes liet nog altijd op zich wach ten en de prins begon onrustig te wor den. „In uw plaats zou ik dan mij zelf dit recept voorschrijven," zeide Kathchen. „Blijf vandaag eens hier, Hoogheid, en laten wij, terwijl anderen zich ergeren en geld verliezen, een wandeling gaan maken of naar Billefranche rijden en daar mosselen zoeken." Met schitteren de oogen, door haar eigen inval bezield, boog rij zich naai' hem toe. „Ja, laten wij dat eens doen." Do prins lachte. „Een volgenden keer, juffrouw Kathchen. „Maar vandaag, neen vandaag gaat het werkelijk niet. Ik moet naar de wedrennen." Zij zag hem eenigsrins bedrukt aan en hij trachtte baar breedvoerig, maar met iets verlegens in zijn spreken, uit te leggen dat rijn aanwezigheid op de renbaan noodzakelijk was. Plotseling viel hij zichzelf echter in de rede, zag op rijn horloge en zeide „Nu heb ik geen tijd meer te verlie zen en moet maar alleen wegrijden." Maar op hetzelfde oogenblik verscheen Brandes. Hij maakte rijn excuses dat hij zoo lang op zich had laten wachten, Lachte over de onrust van den prins, kuste Kathchen teeder, zeide als altijd Konrad minzaam goeden dag en daalde toen, vergezeld van den prins, de trap af. Kathchen boog zich over de balustra de heen om de twee heeren in 't rijtuig te zien stappen. Zij knikte hen neg eens lachend toe en riep: „Veel geluk!" Het rijtuig zette zich in beweging en reed den prachtigen weg op. Brandes zag nog eenmaal om en de prins volgde zijn voorbeeld. Kathchen bloosde en 2ag hen nog langen tijd na. Toen trad rij achteruit en ging weer aan het tafeltje bij Konrad zitten. Een tijdlang zeide geen van beiden een woord eh schenen rij in de courant verdiept tte rijn. Het werd stil op de „Promenade des Anglais", de laatste rij tuigen waren reeds uit het gericht ver dwenen, op het terras zat bohalve Kon rad en Kathchen niemand meer en het hotel waar zooeven neg een drukte van belang heerschte, scheen uitgestorven te rijn. Zij verkeerde in een eigenaardige, weeke stemming als iemand, wie een groot geluk te wachten staat. Zij sloeg Konrad gade, die nog altijd las en nu en dan aanteekeningen maakte. Wat zag hij er knap uit! Zoo gezond en manlijk, zoo oprecht en goedhartig! En juist haar vreemde gemoedsstem ming was oorzaak dat rij iets deed, wat zij neg nooit gedaan had. Zij legde haar handje op zijn arm en zeide zachtkens „Konrad. Verbaasd zag hij op, terwijl het bloed hem naar de* wangen steeg. „Wij rijn goede vrienden geworden, niet waar?" Hij begreep niet waar rij naar toe wilde, maar knikte vriendelijk en zeide

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 1