Door de teiephoon.
Ebbersbury's diamant.
Op een prachtigen Julimorgen wan
delde ik het kantoor van mijn patroon
door met het voornemen een dag vrijaf
te vragen om naar buiten te gaan.
Goeden morgen mijnheer, zei ik. Kan
ik vandaag vrijaf hebben. Ik zou gaarne
de kennis met mijn vrouw en kinderen
hernieuwen.
Dit was natuurlijk meer sarcasme om
aan te duiden hoe hard ik gewerkt had
den Iaatsten tijd dan om mij werkelijk
den vrijen dag te veroveren.
Foei, Wijsman, je bent onverbe
terlijk. Ge wilt altijd er tusschen uit
trekken, wanneer ik iets voor u te doen
heb. Zie dit telegram.
Ik las
„Zend besten detective. Diamant ver
dwenen E."
Ge hebt zeker wel van den Ebbers-
burv diamant gehoord, zei de patroon.
Hij vertegenwoordigt een kolossaal
fortuin en is 's graven grootste schat.
Ge zult hem niet onaardig vinden.
Doch nu moet ge vertrekken.
Goed, zei ik ijskoud. En wanneer
ik in Norton aankom, wat dan?
Dan zult ge er den graaf treffen.
Ik zal telegrafeeren, wanneer ge komt.
Ik zei niets meer, ik was niet in de
stemming om iets te zeggen, doch ik
dacht, des te meer een volledige dic-
tionnaire van bijvoegelijke naamwoor
den.
En dus ik ging heen zonder een woord
te zeggen.
Ik kom van Londen, zei ik eenigen
tijd daarna aan het station in Norton
uitstappende.
Stap in, zei de graaf mij naar zijn
rijtuig geleidende.
Terwijl we voortreden, verzocht ik den
graaf mij van den stand van zaken op
de hoogte te brengen.
Begin, als 't u belieft, van het
oogenblik af, dat u den diamant ver
miste.
Ik zal beginnen u te vertellen, dat
hij 480.000 gulden waard is of liever ge
zegd, dat hij niet te betalen is, daar hij
eenig is. Er bestaat geen tweede zoo.
Hij werd mijn vader cadeau gegeven,
afgescheiden van de waarde, hecht ik er
bovendien zeer aan. Vanaf dat hij in
mijn bezit kwam heeft hij in een ge
heime kast in de kamer der gravin gele
gen. We hebben elk een sleutel, mijn
vrouw en ik. Volgt ge mij?
Zeer zeker.
Vier maanden geleden opende
mijn vrouw de kast om er een broche
uit te halen...
Een oogenblik. heeft ze de kast
ook maar voor een oogenblik open ge
laten
Ja.
Was het raam open?
Neen.
Wie waren in het huis?
Mijn vrouw en ik. Zes dienstboden,
drie kenchts, een jongen, en mijn neef
Brinton.
Niemand anders?
Niemand anders behalve de
dief.
Wilt ge mij in de kamer brengen
en mij alleen laten?
Mag ik u een lunch aanbieden?
Dank u. nog niet, eerst werken.
Wilt ge uw neef en mevrouw de gravin
bij mij laten brengen. Ik wil hun eenige
vragen doen.
Ik zal u niet meer da.n noodig is
moeite bezorgen. U en neef Brinton war
ren in dit vertrek, toen de diefstal be
merkt werd vroeg ik den binnentre-
d end en.
Ja. ik had de kast geopend om
er een broche uit te halen en een paar
oorknoppen, welke mijn neef naar de
stad zou nemen om ze te laten reparee-
reai.
En...
Pardon. Ik weet genoeg. Wilt gij
mij toonen hoe de kast opengaat
Vermoedt ge, dat hij er wellicht
nog in zal liggen vroeg Brinton.
Ik vermoed nog niets. Dank u, ja,
't is in orde. Wilt ge mij nu alleen la
ten. Ik za.l schellen.
Nauwelijks had de deur zich achter
de gravin gesloten of een aap, dien ik
tot nu toe niet bemerkt had, sprong
van een kast naar beneden. Verschrikt
sprong ik op en schelde.
Waar komt die aap van daan
vroeg ik den bediende.
Haarlemmer Halletjes
Ren Zaterdagavond/praatje.
CCCXLVHI.
Iedereen weet en beseft, dal de toe
stand van het weer op een gegeven
oogenblik grootten invloed uitoefenen
kan an ook uitoefent op den gang der
wereldsche zaken. Een veldslag, bij mist
gehouden, en door A tegen B. verloren,
zou wellicht door A. gewonnen zijn,
wanneer de zon geschenen had. Het lot
van een of ander werelddeel zou gansch
veranderd zijn.
Dat het menschelijk humeur op en
neer gaat met do weersgesteldheid, is
algemeen bekend. Het aantal Nurksen
groeit aan, naarmate het laarder re
gent of waait en het menschdom lacht,
wanneer de zon het beschijnt.
„Je moet in het leven het weer niet
te gering achten.'' pleegt Wouter te
zeggen. „Bij de invoering van de nieu
we person eel e belasting kwamen de
schatters juist bij mij de straat in, toen
ik de deur uitging. „Och heeren," zei
ik, ,.u ziet, dat ik uitga.. Ik zou u graag
zelf even in mijn huis rondleiden. Is
het niet te veel gevergd, om u te ver
zoeken morgen even bij mij langs te
komen
Deae welwillende toon miste zijn uit
werking niet. De schatters raadpleegden
met elkaar en, daar zij den volgenden
dag toch weer in de buurt moesten we-
O, hij is weer van de ketting ge-
broken en dwaalt in huis rond.
Waarmede voedt ge hem?
Met noten
Breng er mij eenige.
Ik trachtte goede maatjes met den
aap te worden en begon hem noten te
voeren.
Hij stak ze alle in den mond, maar
at ze niet op. Ik deed: alsof ik het niet
bemerkte en hield mij; slapende.
Haastig sprong de aap op den stoel
bij den schoorsteenmantel, toen er op
en behoedzaam naar de hooge pendule,
die op drie uur stil stond. Ik volgde
zijn bewegingen en zag hem de noten
uit den mond verwijderen en in de pen
dule stoppen. Nu wist ik waarom het
uurwerk had opgehouden to loopen.
Ik sprong op, liet mijn handen achter
langs het uurwerk gaan en haalde er
de noten uit. Noten, tien, twaalf, ook
een hard voorwerp met hoeken. Toen ik
mijn hand opende lag er niet anders
dan de diamant in.
Ik schelde en vroeg naar den graaf.
En? zei hij.
Gevonden, zei ik en legde den dia
mant in zijn hand.
Ik heb een scherp oor en voelde het
onderscheid tusschen het natuurlijk ver
raste „gevonden" van de gravin en het
gemaakte, schijnbaar verwonderde „ge
vonden" van Brinton.
Laat eens zien, zei Brinton de
hand uitstekende. Hij nam hem en ging
er mee naar het venster, ik sloeg hem
opmerkzaam gade.
Het is een wonderlijke steen, zei
hij zich omke erende met een lichte tril
ling van zijn hand-
ÏIij zag mij aan, onze cogen ontmoet
ten elkander. Hij sloeg ze neer. Dit ook
gaf mij stof tot nadenken.
Kom nu mee, zei de graaf. Onze
lunch wacht. Ge hebt verdiend...
Nog niets, zei ik nadenkende. Nog
niets. Kom mee.
Ik nam den diamant in mijn handen
en ketste hem tegen den schoorsteen
mantel. De steen viel aan dxiizend! stuk
ken.
Stommerik, stiet de graaf uit.
Wacht nog even, zei ik.
Wat bedoelt ge.
Eenvoudig dit. dat de diamant
eenige oogenblikken geleden in mijn be
zit was, doch wat gij uit Brinton's liand
terug naamt was niet de steen, dien ik
gevonden heb. Imitatie...
Zwijg, zei de graaf, ge beleedigt
mijn neef, hoe durft ge?
-Zie slechts naar buiten, zei ik. Wie
rijdt daar ais een dolleman het park uit
Heb ik hem beleedigd Is dat het ge
drag van een edelman, een krankzinnige
of een dief Waarom gaat hij er als een
dolleman van door? Gauw dan, een
paard, en ik zal hem vergiffenis vragen.
Uw neef stal vier maanden geleden
den diamant, liet hem namaken, legde
den echten achter in de pendule, opdat
hij gevonden zou worden en zou dan zijn
slag slaan en hem verruilen.
Niemand zou da nargwaan hebben.
Gij hadt uw diamant en hij... gauw
een paard. Ik zal hem terughalen.
Ik snelde naar het raam en liet mij'
naar beneden.
Ach, mijnheer, spaar mijn neef,
kreet de gravin.
Ik holde naar de stallen, sprong te
paarde en rende naar buiten. Binnen
tien minuten had ik den dief ingehaald.
Geef terug, hijgde ik.
Brinton zag geen uitweg meer.
Als een klein kind haalde hij den
diamant te voorschijn eu reikte hem
mij over.
Ik bewonder u. zed hij.
Genoeg ge kunt gaan. Maar
wacht u, zei ik dreigend. Voor ditmaal
zal de aap als dief fungeereu. Laat het
u een les zijn...
Voorwaarts.
En ik reed in de richting van het
park terug.
Ik zal uw neef sparen, zei ik den
diamant overhandigende. Ik zal rapport
ever den aap uitbrengen.
Den volgenden dag gaf mijn patroon
mij 4 dagen vrij af.
Mijnheer Wood strekte zich in zijn
gemakkelijken kantoorstoel, zoo recht
behagel ijk uit, als dat slechts een schat
rijk man doen kan. daarbij rookte hij
zen, beloofden zij dan terug te zullen
komen.
En waarom was ik daar nu zoo op
gesteld zul je misschien vragen. D.it
zal ik je zeggen, 't Was dien dag prach
tig weereen zacht windje woei er. vol
le zonneschijn glansde over het aardrijk.
Ze zouden mijn huis dus op het aller
gunstigst hebben gezien. De kamers lij
ken grooter, het meubilair ziet er beter
uit, de schatters zelf zijn optimistisch,
gestemd. Ik dacht„misschien is 't mor
gen slecht weer als ze weerom komen
en dan wordt de huui-waardc- en de meu
belen zeker lager getaxeerd." Mijn ver
wachting kwam uit. 't Regende den vol
genden dag bij stroomen. Alles zag er
naar uit, triestig, somber en akelig. En
't slot van de zaak is geweest, dat ik over
mijn belastingbiljet niet ontevreden ben.
Had ik de schatters ontvangen bij het
mooie weer. dan zou het cijfer allicht
een tientje hooger zijn geweest.
Ik heb, zooals je weet. een paai- hui
zen in de stad. Zoo nu en clan verande
ren die van huurder en dan komt er
ook een tijd, waarop ze te bezichtigen
zijn. Dan sla ik een bordje aan, waarop
de liefhebbers naai- mij worden verwe
zen. Komt er een bij mij en is het mooi
weer, dan ga ik dadelijk met hem mee.
Regent het, dan stel ik hem uit tot den
volgenden dag, in de hoop dat het weer
beter zal zijn geworden. Ik zeg je Fidelio,
een huis in de zon is vijftig gulden
huur meer waard, dan datzelfde huis in
den regen."
Deze redeneering leek me heel mooi,
een Havanna., zoo dik en geurig als
Ametrikaansche millionnairs dat gewoon
zijn.
Nu, mr. Wood kon zich die weelde
wel veroorloven; hij was toch een der
rijkste van Boston, en de dollarregen
hield nog altijd aan. Voor eenige jaren
had hij eenige mijlen van Boston een
prachtige villa gebouwd' en die konink
lijk ingericht. Een nieiuw afvoerkanaal
voor zijn steeds overvloedig springende
dollarbronnen had. hij gevonden in den
aanleg eener telefonische verbinding zij
ner villa niet zijn kantoor te Boston.
Nu behoefde liij 's morgens niet meer af
te spreken, of zijne vrouw naai- komedie
of concert wilde gaan. Den geheelen
dag kon hij. met zijne wederhelft spre
ken, zooveel hij, wilde.
Daar gaat de telephoonschel, ten toe
ken, dat men op de villa met hem
wenscht te 9preken.
Zij wil zeker van avond „Rigolet-
to" hooren, zei hij bij zichzelven, liep
naai' het telephoontoestel en riep„Wat
beveelt mijn duifje?
Pairdon, mijnheer, klonk het terug,
u vergist u in de persoon.
- Met wie heb ik dan de eer te spre
ken riep Wood.
Smith, inbrekerwas 't korte ant
woord.
Ik versta het Laatste woord niet
duidelijk, stamelde mr. Wood.
- Ik heet Smith en ben inbreker,
klonk het nu zeer duidelijk in het oor
van mr. Wood, die verbleekte.
Drijf den spot niet met me, maar
zeg kort en duidelijk waar ge zijt wat
ge wilt, telephoneerde Wood, met opge
wondenheid.
Het doet me genoegen mijnheer,
dat gij de zaak met bekwamen spoed
wilt afhandelen. Ik ben met mijn volk in
uwe villa binnengedrongen, heb uwe
vrouw en bedienden stevig gebonden,
zoodat uwe villa, in mijne macht is.
Luister rustig toe, want het zal je heel
weinig baten, de politie ter hulp te roe
pen. Durft gij u van 't telephoontoestel
verwijderen, of begaat gij een andere
onvoorzichtigheid, dan staat op hetzelf
de oogenblik uwe villa in brand. Ik heb
in uwe salon eenige honderden bosse
stroo laten dragen en daar wat petro
leum opgegoten, zoodat één lucifer ge
noeg is om... u ziet, mijnheer, dat gij
geheel in mijn macht zijt.
Moordenaar, roover, brulde mr.
Wood.
Laten wij op onze zaken terugko
men, klonk het kalm terug. Ik heb 5000
dollar noodig. Als gij mij die geven wilt,
zal ik vertrekken zonder eenige schade
aan te richten.
Gij ruin eert me. stamelde Wood.
Mijnheer Wood, gij schertst. Gij
hebt schatten verdiend 5000 dollar be-
teekent voor u niets.
Ik kan niet, steunde Wood.
Je dwingt me een slechte daad
te doen. I khoud de lucifer in de hand
gereed. Ja of neen, betaalt ge?
Ja, ik moet wel.
Over eenige oogenblikken zal een
vertrouwd persoon zich in uw kantoor
aanmelden. Gij zult hem de verlangde
som ter hand stellen en daarvoor het
wachtwoord hooren, da,t ge mij door de
teiephoon moet toeroepen opdat ik wete
of de zaak in orde i=. Ik maak u nog
opmerkzaam dat wij geen wissel accep
teeren kunnen, 't Is juist 4 uur, op 't
oogenblik treedt mijn zaakwaarnemer
uw bureau binnen.
Mr. Wood keerde zich onwillekeurig
om. Tot zijn verwondering trad een net
gekleed heer binnen. Deze sprak droog
weg
Ik heb voor rekening van den
heer Smith 5000 dollar te ontvangen
Zeker, bracht mr. Wood met
moeite uit. Bevend haalde hij uit de
brandkast een pakje banknoten en telde
den pas binnengekomen© de verlangde
som voor, die ze met de grootste kalmte
bij zich stak.
Kan u mij niet aan een goede si
gaar helpen vroeg de vertrouwde van.
mr. Smith.
Met genoegen, antwoordde mr.
Wood onrustig, en reikte bevend zijn
sigarenkoker over, maar wil u mij nu
het wachtwoord zeggen?
„Doe wel en vrees niemandAan
boord alles welsprak de vreemdeling
en verliet na beleefden groet het kan
toor.
Mr. Wood liep naar de teiephoon
en riep ..Doe wel en vrees niemand
Aan boord alles wel." Het. stroo komt u
maar zou toch voor algemeene toepas
sing niet deugen.
Verbeeld je, dat de inspecteur van de
belastingen op zijn beurt alleen schat
ters uitzond als het mooi weer was
wel. de menschen zouden hun werk niet
afkrijgen en menigeen zou in 't. geheel
niet „geschat" worden."
,,'k Betwijfel of ze daar wel rouwig
om zouden wezen," zei Wouter. „Een
vergeten burger een goed leven," zegt
het spreekwoord, maar de fiscus vergeet
een burger niet licht. Wat zou die an
ders een goed leven hebben
't Is weer de tijd van de circulaires
en we worden dan ook met drukwerken
van allerlei aard overstroomd. Daar is
de ernstige opwekking tot het geven
van een bijdrage voor een liefdadig doel,
die menigeen met een pijnlijke zucht
naast zich neer zal leggen niet alleen,
omdat het aantal van deze aanvragen
ieder jaar grooter wordt, maar ook om
dat het niet mogelijk is aan alle iets te
geven. Dan zijn er ook raadselachtige
aanvragen om hulp, die a,l aan het adres
te herkennen zijn. Op de slechte, quali-
teit enveloppe staat met bleeke inkt ge-
sechreven „Aan mijnheer" of „Aan me
vrouw." De inhoud bestaat uit de smeek
bede van iemand, die op niet, al te dui
delijke wijze hare lotgevallen opsomt,
met de wanhopige slotsom, „dat ze nu
geen raad meer weet". Achter deze
klachten zit soms oplichterij, dikwijls
eigen schuld, maar helaas ook vaak wa
re, echte ellende en armoede; jammer
wel in de kamers laten liggen en wat
mijn vrouw beteeft...
Haai' zal geen leed overkomen.
Vergeet niet mijnheer, dat ik een gent
leman ben.
Mr. Wood voelde hart en beurs
heel wat lichter.
Eenige oogenblikken later zat hij in
zijn equipage, dat hem zoo spoedig mo
gelijk naar huis moest brengen. Wat
ging dat langzaam. Op 't oogenblikstond
misschien zijn villa in brand en zijne
vrouw...
Zijn vrouw gebonden, misschien met
een prop in den mond. Mr. Wood hield
zich bij deze gedachten, de handen voor
het aangezicht. Dio pijnlijke onzeker
heid liet liem geen oogenblik rust. Eik
oogenblik zette hij den koetsier tot
spoed aan. Eindelijk hielden de dampen
de paarden voor de villa stü, die daar
nog erven vriendelijk lag als altijd.
Zoo vlug hij maar kon stormde mr.
Wood naar de kamers zijner echtge-
noote, die rustig op een sofa lag te lezen.
Wat moet je geleden hebben mijn
engel, riep hij tweo, driemaal achter el
kaar.
Mevrouw Wood keek haar man met
de grootste verwondering aan. Is de
markt gedaald, vroeg ze.
- Laat die markt er buiten, zei Wood
geërgerd, zeg liever of die kerel brand
gesticht heeft of niet.
Arme man zuchtte mevrouw Wood.
Gij hebt zeker verschrikkelijke verliezen
geleden.
Wat geef ik om die onnoozele 5000
dollar, als ik maar wist wie die kerel
was.
- Wie bedoel je toch, vroeg zijn
touw ongerust.
Wel, den inbreker, schreeuwde
Wood ongeduldig.
Toch niet bij ons vroeg zijne echt
vriendin verschrikt.
Maar die kerel heeft je toch vast
gebonden.
Mij Maar gij hebt je verstand
verloren geloof ik. Wees toch kalm,
man
Ik verlies er inderdaad het ver
stand bij. Vertel mij toch eens alles
wat er gebeurd is tijdens mijne afwezig
heid, vroeg mr. Wood.
Wel daar is niets gebeurd, behalve
dat een zeker heer Smith...
Juist juist, onderbrak de nieuws
gierige echtvriend met gejaagdheid.
Dat een zekere heer Smith, een
netto jonge man
Ja, dat is hij en verder.
Zich aan mij, voorstelde en mij
verlof vroeg, met u per telefoon over
handelszaken te mogen spreken.
En hij heeft je niet gebonden en stroo
in het salon gebracht.
Waarvoor zou dat goed geweest,
zijn?
Het waarom doet hier minder ter
zake. Heeft hij dan niets gezegd?
O, zeker. Hij vond de teiephoon
een prachtige uitvinding.
Ozei mr. Wood, en vergat den
half geopendeu mond te sluiten.
Blijkbaar ging hem een licht op.
Parlementaire Praatjes.
Dat bij Waterstaat, Handel en Nijver
heid met stoom werd gewerkt, ja met
electriciteit spreekt vanzelf, evenals het
vanzelf spreekt, dat een Ka mei- die naar
huis wil, haast heeft.
Tot de onderwerpen die bij Water
staat tot debat aanleiding gaven behoor
den de Kamers van Arbeid, door de
heeren Nolting, Troelstra. de Klerk,
Pyttersen en Kerdijk besproken.
De minister deed tegenover de op
en aanmerkingen dezer heeren de nood
zakelijkheid uitkomen van een klein
getal kamers waarin zooveel mogelijk
bedrijven waren vertegenwoordigd'; uit
breiding der groepen zou de kosten te
hoog maken. Wijziging van stemtijd en
stemopneming achtte de Min. nog niet
geraden.
De Posterijen gaven tot een aantal
vragen, wenken en wenschen aanleiding.
Deze gaven den Minister reden te ant
woorden dat een wijziging der tijdre-
geling niet van hem te wachten was;
dat hij op de voorschriften betreffende
Zondagsrust zou doen lettendat, waar
op bezuiniging werd aangedrongengeen
toezeggingen omtrent lotsverbeteringen
van postboden, enz., konden gedaan
maar, dat het bijna ondoenlijk is, uit te
maken met welk van de drie gevallen
men te doen heeft.
Onder de circulaires zijn er verder
vele aanbevelingen van winkels on ma
gazijnen, die ik hier niet verder zal be
spreken. Maar er was er ook ee.n bij
over mineraalwater. En nu zou men wel
denken, dat het Willi elmin a-Sta al wa tea*
of Hollandia-tafelwater waren. Want
voor deze watersoorten wordt reclame
gemaakt op vloeipapieren servetje®, op
kurkentrekkers, op aschbakjes, op brief-
zegels, op reuzenflesschen. op portretten
der Koninginnen en op wat al niet meer.
De heer Koolhoven zou, geloof ik. de
woorden Wilhelmina-Staalwater en Hol
la,ndia-Tafelwa,ter wel op de wolken wil
len schrijven, wanneer deze maar inkt
hielden. Doch dat doen ze niet.
Men zou al licht denken, dat de cir
culaire ter aanbeveling van mineraalwa
ter, die ik boven bedoelde, ook van de
Maats, tot Exploitatie van Staal water
bronnen afkomstig was, maar dat is het
geval niet. Zonder te vreezen, dat ik on
zen Haarlemschen producten schade zal
doen, meen ik wel te mogen zeggen,
dat de circulaire een reclame was voor
het natuurlijke mineraalwater van Pou
gues St. Léger.
En welk een reclame! Ik gun mij het
genoegen den aanhef hier af te schrij
ven. „Het natuurlijke mineraalwater van
„P. St. L. is het oudst bekende (Julius
„Cesar. Koninklijk besluit in 1584)."
Dit is onduidelijk- Of Julius Cesar
iu 1584 een koninklijk besluit kan heb-
worden; dat gestreefd werd naar go-
lijkmatigo bevordering van post- en te
legraafambtenaren, doch dat er wel eens
strijdige belangen voorkomen; dat uit
breiding van de post te plattenlande
niet ging.
De geheeld begrooting werd zonder
hoofdelijke stemming aangenomen en
men kwam met de begrooting van, kolo
niën bijna, onmiddellijk aan die voor
Suriname.
De heer Pyttersen, in het algemeen
met deze begrooting ingenomen, kreeg
van den Minister ten antwoord, dat
deze geen bepaalde belofte kan doen om
trent een proef met kolonisatie van Hol-
landsche boeren,; hij zou de mogelijk
heid, ook met het, oog op de kosten, na
der onderzoeken. Wat de klachten be
treft omtrent de onveiligheid der gren
zen door het ontsnappen van gedepor
teerden uit Cayenne, onze gezant te Pa-
rij- hield zich met die zaak bezig.
Op deze begrooling werden neg en
kele duizenden bezuinigd, bestemd voor
de scholen van koelies en emigranten.
De begrooting van Curasao gaf tot
debat geen aanleiding en. het geheele
hoofdsuk X werd aangenomen zonder
stemming.
Een geheele reeks van wetsontwer
pen naturalisaties, bekrachtiging van
provinciale heffingen, enz.
Een dier heffingen, voor Drente,
had1 ten doel. op een weg van 20 Kilo
meter 4 maal een heffing van 2| et. per
rijwiel toe te staan, door den heer van
Kol bestreden, door Minister Borgesius
en den heer Willing© verdedigd, wijl de
wielrijders belang hadden bij een goe
den w eg.
Het protest van den A. N. W. B.
per adres ingediend hielp. Het wets
ontwerp werd verworpen met 32 tegen
31 stemmen.
Triumf van de fiets!
Suppletoir© begroetingen en wijzi
gingen daarvan trokken in bonte rij
voorbij.
Dan hoofdst. XI (Onvoorzien) der
begrooting, waarbij de heer van der
Kun afzag van zijn voornemen om te
gen den Min. van Just, te demonstree-
He<t hoofdst. werd daarop goedge
keurd eu nog even voor vijven ging de
Kamer tot nadere bijeenroeping (Febr.)
uiteen. G. Jr.
Artis.
Zooals bekend is, werd in December
van het jaar 1896 in liet Bibliotheekge
bouw van het Koninklijk Zoölogisch Ge
nootschap „Natura Artis Magistra"
eene tentoonstelling geopend van een
der aan het Genootschap toebehoorende
verzameling Inlandsche insectendeze
tentoonstelling mocht zich in zulk een
druk bezoek verheugen, dat besloten
werd die uit te breiden en naast de ge
noemde in ons vaderland voorkomende
insecten ook een gedeelte der zoo uitge
breide collectie Tropische Vlinders ter
bezichtiging te stellenop den eersten
Kerstdag te openen, zal zij voorloopig
voor onbepaalden tijd geopend blijven.
In een 40tal laden is een uitgezochte
collectie der schoonste vlinders tentoon
gesteld1. Do lij wordt geopend door in
kleur, fraaieil vorm uitmuntende Papi-
lioniden. Tot de grootste behooren de
Ornithopteras, waarvan verscheidene
prachtige soorten in onzen O.-I. Archipel
voorkomen. Vooral opmerkelijk is O.
priamus, die een opvallend sexueel di-
morphisme vertoont; de mannetjes zijn
groen, de vrouwtjes zwart met eenige
witte teekening. Bijzondei' fraai is ook
de zeldzame O. brookiana van Borneo en
Sumatra. Door een aantal schoone exem-
p La re li is het geslacht Papilio vertegen
woordigd hiervan zijn meer dan 300
soorten bekend, die bijna alle tot het
tropische gebied behooren slechts drie
soorten komen in Europa, voor, waarvan
slechts één (P. machaon, de Koninginne-
page) bij ons. De nu volgende Pieriden
zijn de verwanten van onze witjes. Hier
bij zijn wit, geel en rood de heerschen-
de kleuren.
Onder de Danaïden, waarvan ons land
geen soorten bezit, zijn verscheidene
soorten gekenmerkt door fraaien, blau
wen weerschijn op de vleugels, terwijl
de Satyriden (Zandoogjes) over het ge
heel weinig in het oogvallend gekleurd
zijn. Tot de fraaiste vlinders behooren
do scliitterend blauwe Morpho's van
Noordelijk Z.-Amerika vooral en bo
vendien wit gevlekte M. cyprïs is uitne
mend schoon. De groep der Nymphali-
ben gegeven, is zeker geen quaestie meer,
want de man was toen al eenige honder-
de jaren dood.
„Verordening van Lodewijk XIII
„in 1632. Gepatenteerde brief van Lo-
„dewijk XIV in 1745," aldus vervolgt
de circulaire. Op gevaar af van den
schoolmeester uit te hangen, mag ik
toch wel doen opmerken, dat Lodewijk
XIV in 1745 al dertig jaar dood was
en de waarschijnlijkheid, da,t hij toen
brieven (gepatenteerd of niet) heeft ge
schreven, niet groot is.
Maar er wachten ons in de circulaire
nog andere verrassingen. „Onder de be
roemde geneeskundige behandeling," zoo
luidt het verder, „waren Julius Cesar,
Hendrik II, Hendrik III, Catherina de
Medicis en Lodewijk XIV."
Nu vraag ik iedereen in gemoede:
hoe is het mogelijk, ons al deze beroem
de historische personen voor te stellen,
mineraalwater drinkende voor ziekten
van de spijsverterings-werktuigen
want daarvoor moet het water dienen.
Hoe kan men zich een Lodewijk XIV
denken, die drankjes gebruikt? Voor
mij neemt dat een groot gedeelte van
den stralenkrans weg en ik voor mij
ben dan ook nog niet tot de slotsom ge
komen, dat we van nu af aan niets an
ders moeten drinken, dan Pougues St.
Léger. Zoo krachtig is dat water in elk
geval niet, dat het deze historische be
roemdheden in het leven heeft kunnen
houden. Ze zijn op dit oogenblik alle
maal lang dood.
Maar alles is vergankelijk, zal de le
nen, waarvan onze schoenlappers deel
uitmaken, is ook in de tropen ruim ver
tegenwoordigd. Opmerkelijk is vooral
het geslacht Kallima, waarbij de onder
zijde in kleur en vorm zeer bedriegelijk
ecu verdord blad nabootst, wat zeer
zeker, als de vlinder met opgeklapte
vleugels zit te rusten, als beschermings
middel waarde heeft.
Bij verwaait e soorten komt hetzelfde,
maar in minder volmaaktheid, voor. De
nu volgende Ervciniden, Lvcaeniden.
en Hesperiden zijn kleine vlinders,
sommige schitterend rood, andere fraai
blauw. Terwij! de eerstgenoemde groep
vooral aan Z.-Amerika eigen is, bezit
ons land van de beide overige ook eenig©
soorten, als Blauwtjes en Dikkopjes be
kend. Aan het eind dei* verzameling zijn
ook enkele Nachtvlinders aanwezig, o.a.
do gi-oote Nyctalemon patroclus. Wij
twijfelen geenszins of ook deze Tropische
Vlinders zullen groote belangstelling
wekken bij de leden en bezoekers, die
thans kennis kunnen maken met een
verzameling, welke niet voortdurend ten
toongesteld kan worden, zoowel wegens
hare uitgebreidheid, als wegens de groote
voorzorgen, welke tot het instandhouden
moeten genomen worden, daar zij zoowei
van licht eu stof afgesloten moet blij
ven. Deze tentoonstelling belooft gedu
rende de Kerstdagen en de eerstvolgen
de welcen van het nieuwe jaar een druk
eu belangstellend bezoek.
Maansverduistering
In den avond van Dinsdag 27 Dee.
heeft een totale maansverduistering
plaats, die in ons laud in haar ge
heel zichtbaar zal zijn.
Wanneer wolken of nevels ons dit
maal het vrije uitzicht op den hemel
niet benemen, zal deze verduistering
zelf onder zeer gunstige omstandig
heden kunnen gezien worden. Ten
eerste bereikt de volle maan in den
winter een veel grootere hoogte dan
in den zomer en op grootere hoogten
worden de beelden niet alleen tuinder
vervormd door de straalbreking, maar
is de atmosfeer gewoonlijk ook zui
verder dan dicht bij den horizon. Ten
tweede beeft de eerste aanraking met
de kernschaduw plaats, wanneer de
maan reeds vrjj hoog staat.
Begin der verduistering 8 uur 41
min., einde 1 uur 56 min.
Van veel belang, vooral bjj een
totale eclips, is de waarneming van
de kleur van het verduisterde ge
deelte en van de verschillende tinten,
die daarin kunnen voorkomen.
Het verduisterde gedeelte van de
schyf wordt niet ouzichtbaar, maar
heeft een grjjze of rossige tint. Ook
zelfs tijdens de totaliteit blyft de maan
zichtbaar, als een schyf met een
koperkleurig licht. Dat licht vertoont
zich by elke totale eclips weer anders
dan bij een vorige en kan alle tinten
van rood aannemen. Nu en dan is
de kleur zelfs vuurrood, zoodat de
maan zich voordoet als een gloeiende
schyf. Een enkele maal, maar hoogst
zelden, komt het voor, dat de totaal
verduisterde maan geheel onzicht
baar is.
tLette«°e« en SCmigsist
Eigen Haard van 24 December be
vat o.a.:
Een kykje op esne Koftie-onderne-
ming in de Lampongsche districten,
door Gr. B. A. Degent, me* afbeel
dingen. Het Nederlandsche Duivels
eiland der 17e eeuw eu zyn balling,,
door Job. H. Been. De „Aanbidding
vau de Koningen" van Hans Mem-
liug, door Jo. de Vries. De Aanbid
ding van de Koningen, naar de schil
derij van Hans Memiing, in het St.-
Jans-Hospitaal te Brugge. Alexan
drine Tinne, door dr. H. C. Rogge,,
met portret I. Om en by de groote
stad Het Tolhuis te Amsterdam, met
al beelding naar eene teekemug van
8. H. de Roos.
De Wereldkroniek van denzelfden
datum beval behalve verschillende
portretten eene afbeelding van de
opening van den duitschen Ryksdag,
en de voortzetting van het artikel
„Onthullingen uit de Dreyfus-zaak"
door Esterhazy.
Sarah Bernhardt beeldhouwer
In CasselVs Magazine vertelt mevr#
zer zeggen en dat is waar. We voelen dat
te meer met het sterven van het
jaar 189S in het verschiet. Zoo kan em.
mag het aan het water van Pougues St.
Léger niet ten kwade worden geduid,
dat Catherina de Médicis dood is ze
zou er, zonder dat Mineraalwater toch
ook niet meer wezen. Beroemd of niet
beroemd, het klokje van gehoorzaamheid
slaat voor allen, voor den een blijft het
alleen maar wat langer uit, dan voor
den ander.
Een staaltje van langen levensduur-
vond ik den vijftienden van deze maand
in het Kenaupark. Dicht bij de Park
laan stonden in een groot perk nog zoo
veel roode rozen, dat er een flinke bou
quet van. luid, kunnen worden gemaakt.
Er waren zelfs tal van knoppen ouder,
die in het knoopsgat van een jeugdigen,
groenen bruigom niet zouden hebben:
misstaan.
Taai van leven zijn ook de reizigers
linnen, zeep cn andere artikelen, die
(soms met een voet tusschen de deur) de
vrouw des huizes te spreken vragen en
haar voor grof geld wat slechte waar op
dringen. En al zijn ze niet onsterfelijk,
ze zullen altijd opvolgers hebben, zoo
lang de menschen zich laten verlokken
aan de deur te koopen van reizende lie
den, die ze misschien van him leven;
niet weer zien.
FIDELIO.