Door de teiephoon. Ebbersbury's diamant. Op een prachtigen Julimorgen wan delde ik het kantoor van mijn patroon door met het voornemen een dag vrijaf te vragen om naar buiten te gaan. Goeden morgen mijnheer, zei ik. Kan ik vandaag vrijaf hebben. Ik zou gaarne de kennis met mijn vrouw en kinderen hernieuwen. Dit was natuurlijk meer sarcasme om aan te duiden hoe hard ik gewerkt had den Iaatsten tijd dan om mij werkelijk den vrijen dag te veroveren. Foei, Wijsman, je bent onverbe terlijk. Ge wilt altijd er tusschen uit trekken, wanneer ik iets voor u te doen heb. Zie dit telegram. Ik las „Zend besten detective. Diamant ver dwenen E." Ge hebt zeker wel van den Ebbers- burv diamant gehoord, zei de patroon. Hij vertegenwoordigt een kolossaal fortuin en is 's graven grootste schat. Ge zult hem niet onaardig vinden. Doch nu moet ge vertrekken. Goed, zei ik ijskoud. En wanneer ik in Norton aankom, wat dan? Dan zult ge er den graaf treffen. Ik zal telegrafeeren, wanneer ge komt. Ik zei niets meer, ik was niet in de stemming om iets te zeggen, doch ik dacht, des te meer een volledige dic- tionnaire van bijvoegelijke naamwoor den. En dus ik ging heen zonder een woord te zeggen. Ik kom van Londen, zei ik eenigen tijd daarna aan het station in Norton uitstappende. Stap in, zei de graaf mij naar zijn rijtuig geleidende. Terwijl we voortreden, verzocht ik den graaf mij van den stand van zaken op de hoogte te brengen. Begin, als 't u belieft, van het oogenblik af, dat u den diamant ver miste. Ik zal beginnen u te vertellen, dat hij 480.000 gulden waard is of liever ge zegd, dat hij niet te betalen is, daar hij eenig is. Er bestaat geen tweede zoo. Hij werd mijn vader cadeau gegeven, afgescheiden van de waarde, hecht ik er bovendien zeer aan. Vanaf dat hij in mijn bezit kwam heeft hij in een ge heime kast in de kamer der gravin gele gen. We hebben elk een sleutel, mijn vrouw en ik. Volgt ge mij? Zeer zeker. Vier maanden geleden opende mijn vrouw de kast om er een broche uit te halen... Een oogenblik. heeft ze de kast ook maar voor een oogenblik open ge laten Ja. Was het raam open? Neen. Wie waren in het huis? Mijn vrouw en ik. Zes dienstboden, drie kenchts, een jongen, en mijn neef Brinton. Niemand anders? Niemand anders behalve de dief. Wilt ge mij in de kamer brengen en mij alleen laten? Mag ik u een lunch aanbieden? Dank u. nog niet, eerst werken. Wilt ge uw neef en mevrouw de gravin bij mij laten brengen. Ik wil hun eenige vragen doen. Ik zal u niet meer da.n noodig is moeite bezorgen. U en neef Brinton war ren in dit vertrek, toen de diefstal be merkt werd vroeg ik den binnentre- d end en. Ja. ik had de kast geopend om er een broche uit te halen en een paar oorknoppen, welke mijn neef naar de stad zou nemen om ze te laten reparee- reai. En... Pardon. Ik weet genoeg. Wilt gij mij toonen hoe de kast opengaat Vermoedt ge, dat hij er wellicht nog in zal liggen vroeg Brinton. Ik vermoed nog niets. Dank u, ja, 't is in orde. Wilt ge mij nu alleen la ten. Ik za.l schellen. Nauwelijks had de deur zich achter de gravin gesloten of een aap, dien ik tot nu toe niet bemerkt had, sprong van een kast naar beneden. Verschrikt sprong ik op en schelde. Waar komt die aap van daan vroeg ik den bediende. Haarlemmer Halletjes Ren Zaterdagavond/praatje. CCCXLVHI. Iedereen weet en beseft, dal de toe stand van het weer op een gegeven oogenblik grootten invloed uitoefenen kan an ook uitoefent op den gang der wereldsche zaken. Een veldslag, bij mist gehouden, en door A tegen B. verloren, zou wellicht door A. gewonnen zijn, wanneer de zon geschenen had. Het lot van een of ander werelddeel zou gansch veranderd zijn. Dat het menschelijk humeur op en neer gaat met do weersgesteldheid, is algemeen bekend. Het aantal Nurksen groeit aan, naarmate het laarder re gent of waait en het menschdom lacht, wanneer de zon het beschijnt. „Je moet in het leven het weer niet te gering achten.'' pleegt Wouter te zeggen. „Bij de invoering van de nieu we person eel e belasting kwamen de schatters juist bij mij de straat in, toen ik de deur uitging. „Och heeren," zei ik, ,.u ziet, dat ik uitga.. Ik zou u graag zelf even in mijn huis rondleiden. Is het niet te veel gevergd, om u te ver zoeken morgen even bij mij langs te komen Deae welwillende toon miste zijn uit werking niet. De schatters raadpleegden met elkaar en, daar zij den volgenden dag toch weer in de buurt moesten we- O, hij is weer van de ketting ge- broken en dwaalt in huis rond. Waarmede voedt ge hem? Met noten Breng er mij eenige. Ik trachtte goede maatjes met den aap te worden en begon hem noten te voeren. Hij stak ze alle in den mond, maar at ze niet op. Ik deed: alsof ik het niet bemerkte en hield mij; slapende. Haastig sprong de aap op den stoel bij den schoorsteenmantel, toen er op en behoedzaam naar de hooge pendule, die op drie uur stil stond. Ik volgde zijn bewegingen en zag hem de noten uit den mond verwijderen en in de pen dule stoppen. Nu wist ik waarom het uurwerk had opgehouden to loopen. Ik sprong op, liet mijn handen achter langs het uurwerk gaan en haalde er de noten uit. Noten, tien, twaalf, ook een hard voorwerp met hoeken. Toen ik mijn hand opende lag er niet anders dan de diamant in. Ik schelde en vroeg naar den graaf. En? zei hij. Gevonden, zei ik en legde den dia mant in zijn hand. Ik heb een scherp oor en voelde het onderscheid tusschen het natuurlijk ver raste „gevonden" van de gravin en het gemaakte, schijnbaar verwonderde „ge vonden" van Brinton. Laat eens zien, zei Brinton de hand uitstekende. Hij nam hem en ging er mee naar het venster, ik sloeg hem opmerkzaam gade. Het is een wonderlijke steen, zei hij zich omke erende met een lichte tril ling van zijn hand- ÏIij zag mij aan, onze cogen ontmoet ten elkander. Hij sloeg ze neer. Dit ook gaf mij stof tot nadenken. Kom nu mee, zei de graaf. Onze lunch wacht. Ge hebt verdiend... Nog niets, zei ik nadenkende. Nog niets. Kom mee. Ik nam den diamant in mijn handen en ketste hem tegen den schoorsteen mantel. De steen viel aan dxiizend! stuk ken. Stommerik, stiet de graaf uit. Wacht nog even, zei ik. Wat bedoelt ge. Eenvoudig dit. dat de diamant eenige oogenblikken geleden in mijn be zit was, doch wat gij uit Brinton's liand terug naamt was niet de steen, dien ik gevonden heb. Imitatie... Zwijg, zei de graaf, ge beleedigt mijn neef, hoe durft ge? -Zie slechts naar buiten, zei ik. Wie rijdt daar ais een dolleman het park uit Heb ik hem beleedigd Is dat het ge drag van een edelman, een krankzinnige of een dief Waarom gaat hij er als een dolleman van door? Gauw dan, een paard, en ik zal hem vergiffenis vragen. Uw neef stal vier maanden geleden den diamant, liet hem namaken, legde den echten achter in de pendule, opdat hij gevonden zou worden en zou dan zijn slag slaan en hem verruilen. Niemand zou da nargwaan hebben. Gij hadt uw diamant en hij... gauw een paard. Ik zal hem terughalen. Ik snelde naar het raam en liet mij' naar beneden. Ach, mijnheer, spaar mijn neef, kreet de gravin. Ik holde naar de stallen, sprong te paarde en rende naar buiten. Binnen tien minuten had ik den dief ingehaald. Geef terug, hijgde ik. Brinton zag geen uitweg meer. Als een klein kind haalde hij den diamant te voorschijn eu reikte hem mij over. Ik bewonder u. zed hij. Genoeg ge kunt gaan. Maar wacht u, zei ik dreigend. Voor ditmaal zal de aap als dief fungeereu. Laat het u een les zijn... Voorwaarts. En ik reed in de richting van het park terug. Ik zal uw neef sparen, zei ik den diamant overhandigende. Ik zal rapport ever den aap uitbrengen. Den volgenden dag gaf mijn patroon mij 4 dagen vrij af. Mijnheer Wood strekte zich in zijn gemakkelijken kantoorstoel, zoo recht behagel ijk uit, als dat slechts een schat rijk man doen kan. daarbij rookte hij zen, beloofden zij dan terug te zullen komen. En waarom was ik daar nu zoo op gesteld zul je misschien vragen. D.it zal ik je zeggen, 't Was dien dag prach tig weereen zacht windje woei er. vol le zonneschijn glansde over het aardrijk. Ze zouden mijn huis dus op het aller gunstigst hebben gezien. De kamers lij ken grooter, het meubilair ziet er beter uit, de schatters zelf zijn optimistisch, gestemd. Ik dacht„misschien is 't mor gen slecht weer als ze weerom komen en dan wordt de huui-waardc- en de meu belen zeker lager getaxeerd." Mijn ver wachting kwam uit. 't Regende den vol genden dag bij stroomen. Alles zag er naar uit, triestig, somber en akelig. En 't slot van de zaak is geweest, dat ik over mijn belastingbiljet niet ontevreden ben. Had ik de schatters ontvangen bij het mooie weer. dan zou het cijfer allicht een tientje hooger zijn geweest. Ik heb, zooals je weet. een paai- hui zen in de stad. Zoo nu en clan verande ren die van huurder en dan komt er ook een tijd, waarop ze te bezichtigen zijn. Dan sla ik een bordje aan, waarop de liefhebbers naai- mij worden verwe zen. Komt er een bij mij en is het mooi weer, dan ga ik dadelijk met hem mee. Regent het, dan stel ik hem uit tot den volgenden dag, in de hoop dat het weer beter zal zijn geworden. Ik zeg je Fidelio, een huis in de zon is vijftig gulden huur meer waard, dan datzelfde huis in den regen." Deze redeneering leek me heel mooi, een Havanna., zoo dik en geurig als Ametrikaansche millionnairs dat gewoon zijn. Nu, mr. Wood kon zich die weelde wel veroorloven; hij was toch een der rijkste van Boston, en de dollarregen hield nog altijd aan. Voor eenige jaren had hij eenige mijlen van Boston een prachtige villa gebouwd' en die konink lijk ingericht. Een nieiuw afvoerkanaal voor zijn steeds overvloedig springende dollarbronnen had. hij gevonden in den aanleg eener telefonische verbinding zij ner villa niet zijn kantoor te Boston. Nu behoefde liij 's morgens niet meer af te spreken, of zijne vrouw naai- komedie of concert wilde gaan. Den geheelen dag kon hij. met zijne wederhelft spre ken, zooveel hij, wilde. Daar gaat de telephoonschel, ten toe ken, dat men op de villa met hem wenscht te 9preken. Zij wil zeker van avond „Rigolet- to" hooren, zei hij bij zichzelven, liep naai' het telephoontoestel en riep„Wat beveelt mijn duifje? Pairdon, mijnheer, klonk het terug, u vergist u in de persoon. - Met wie heb ik dan de eer te spre ken riep Wood. Smith, inbrekerwas 't korte ant woord. Ik versta het Laatste woord niet duidelijk, stamelde mr. Wood. - Ik heet Smith en ben inbreker, klonk het nu zeer duidelijk in het oor van mr. Wood, die verbleekte. Drijf den spot niet met me, maar zeg kort en duidelijk waar ge zijt wat ge wilt, telephoneerde Wood, met opge wondenheid. Het doet me genoegen mijnheer, dat gij de zaak met bekwamen spoed wilt afhandelen. Ik ben met mijn volk in uwe villa binnengedrongen, heb uwe vrouw en bedienden stevig gebonden, zoodat uwe villa, in mijne macht is. Luister rustig toe, want het zal je heel weinig baten, de politie ter hulp te roe pen. Durft gij u van 't telephoontoestel verwijderen, of begaat gij een andere onvoorzichtigheid, dan staat op hetzelf de oogenblik uwe villa in brand. Ik heb in uwe salon eenige honderden bosse stroo laten dragen en daar wat petro leum opgegoten, zoodat één lucifer ge noeg is om... u ziet, mijnheer, dat gij geheel in mijn macht zijt. Moordenaar, roover, brulde mr. Wood. Laten wij op onze zaken terugko men, klonk het kalm terug. Ik heb 5000 dollar noodig. Als gij mij die geven wilt, zal ik vertrekken zonder eenige schade aan te richten. Gij ruin eert me. stamelde Wood. Mijnheer Wood, gij schertst. Gij hebt schatten verdiend 5000 dollar be- teekent voor u niets. Ik kan niet, steunde Wood. Je dwingt me een slechte daad te doen. I khoud de lucifer in de hand gereed. Ja of neen, betaalt ge? Ja, ik moet wel. Over eenige oogenblikken zal een vertrouwd persoon zich in uw kantoor aanmelden. Gij zult hem de verlangde som ter hand stellen en daarvoor het wachtwoord hooren, da,t ge mij door de teiephoon moet toeroepen opdat ik wete of de zaak in orde i=. Ik maak u nog opmerkzaam dat wij geen wissel accep teeren kunnen, 't Is juist 4 uur, op 't oogenblik treedt mijn zaakwaarnemer uw bureau binnen. Mr. Wood keerde zich onwillekeurig om. Tot zijn verwondering trad een net gekleed heer binnen. Deze sprak droog weg Ik heb voor rekening van den heer Smith 5000 dollar te ontvangen Zeker, bracht mr. Wood met moeite uit. Bevend haalde hij uit de brandkast een pakje banknoten en telde den pas binnengekomen© de verlangde som voor, die ze met de grootste kalmte bij zich stak. Kan u mij niet aan een goede si gaar helpen vroeg de vertrouwde van. mr. Smith. Met genoegen, antwoordde mr. Wood onrustig, en reikte bevend zijn sigarenkoker over, maar wil u mij nu het wachtwoord zeggen? „Doe wel en vrees niemandAan boord alles welsprak de vreemdeling en verliet na beleefden groet het kan toor. Mr. Wood liep naar de teiephoon en riep ..Doe wel en vrees niemand Aan boord alles wel." Het. stroo komt u maar zou toch voor algemeene toepas sing niet deugen. Verbeeld je, dat de inspecteur van de belastingen op zijn beurt alleen schat ters uitzond als het mooi weer was wel. de menschen zouden hun werk niet afkrijgen en menigeen zou in 't. geheel niet „geschat" worden." ,,'k Betwijfel of ze daar wel rouwig om zouden wezen," zei Wouter. „Een vergeten burger een goed leven," zegt het spreekwoord, maar de fiscus vergeet een burger niet licht. Wat zou die an ders een goed leven hebben 't Is weer de tijd van de circulaires en we worden dan ook met drukwerken van allerlei aard overstroomd. Daar is de ernstige opwekking tot het geven van een bijdrage voor een liefdadig doel, die menigeen met een pijnlijke zucht naast zich neer zal leggen niet alleen, omdat het aantal van deze aanvragen ieder jaar grooter wordt, maar ook om dat het niet mogelijk is aan alle iets te geven. Dan zijn er ook raadselachtige aanvragen om hulp, die a,l aan het adres te herkennen zijn. Op de slechte, quali- teit enveloppe staat met bleeke inkt ge- sechreven „Aan mijnheer" of „Aan me vrouw." De inhoud bestaat uit de smeek bede van iemand, die op niet, al te dui delijke wijze hare lotgevallen opsomt, met de wanhopige slotsom, „dat ze nu geen raad meer weet". Achter deze klachten zit soms oplichterij, dikwijls eigen schuld, maar helaas ook vaak wa re, echte ellende en armoede; jammer wel in de kamers laten liggen en wat mijn vrouw beteeft... Haai' zal geen leed overkomen. Vergeet niet mijnheer, dat ik een gent leman ben. Mr. Wood voelde hart en beurs heel wat lichter. Eenige oogenblikken later zat hij in zijn equipage, dat hem zoo spoedig mo gelijk naar huis moest brengen. Wat ging dat langzaam. Op 't oogenblikstond misschien zijn villa in brand en zijne vrouw... Zijn vrouw gebonden, misschien met een prop in den mond. Mr. Wood hield zich bij deze gedachten, de handen voor het aangezicht. Dio pijnlijke onzeker heid liet liem geen oogenblik rust. Eik oogenblik zette hij den koetsier tot spoed aan. Eindelijk hielden de dampen de paarden voor de villa stü, die daar nog erven vriendelijk lag als altijd. Zoo vlug hij maar kon stormde mr. Wood naar de kamers zijner echtge- noote, die rustig op een sofa lag te lezen. Wat moet je geleden hebben mijn engel, riep hij tweo, driemaal achter el kaar. Mevrouw Wood keek haar man met de grootste verwondering aan. Is de markt gedaald, vroeg ze. - Laat die markt er buiten, zei Wood geërgerd, zeg liever of die kerel brand gesticht heeft of niet. Arme man zuchtte mevrouw Wood. Gij hebt zeker verschrikkelijke verliezen geleden. Wat geef ik om die onnoozele 5000 dollar, als ik maar wist wie die kerel was. - Wie bedoel je toch, vroeg zijn touw ongerust. Wel, den inbreker, schreeuwde Wood ongeduldig. Toch niet bij ons vroeg zijne echt vriendin verschrikt. Maar die kerel heeft je toch vast gebonden. Mij Maar gij hebt je verstand verloren geloof ik. Wees toch kalm, man Ik verlies er inderdaad het ver stand bij. Vertel mij toch eens alles wat er gebeurd is tijdens mijne afwezig heid, vroeg mr. Wood. Wel daar is niets gebeurd, behalve dat een zeker heer Smith... Juist juist, onderbrak de nieuws gierige echtvriend met gejaagdheid. Dat een zekere heer Smith, een netto jonge man Ja, dat is hij en verder. Zich aan mij, voorstelde en mij verlof vroeg, met u per telefoon over handelszaken te mogen spreken. En hij heeft je niet gebonden en stroo in het salon gebracht. Waarvoor zou dat goed geweest, zijn? Het waarom doet hier minder ter zake. Heeft hij dan niets gezegd? O, zeker. Hij vond de teiephoon een prachtige uitvinding. Ozei mr. Wood, en vergat den half geopendeu mond te sluiten. Blijkbaar ging hem een licht op. Parlementaire Praatjes. Dat bij Waterstaat, Handel en Nijver heid met stoom werd gewerkt, ja met electriciteit spreekt vanzelf, evenals het vanzelf spreekt, dat een Ka mei- die naar huis wil, haast heeft. Tot de onderwerpen die bij Water staat tot debat aanleiding gaven behoor den de Kamers van Arbeid, door de heeren Nolting, Troelstra. de Klerk, Pyttersen en Kerdijk besproken. De minister deed tegenover de op en aanmerkingen dezer heeren de nood zakelijkheid uitkomen van een klein getal kamers waarin zooveel mogelijk bedrijven waren vertegenwoordigd'; uit breiding der groepen zou de kosten te hoog maken. Wijziging van stemtijd en stemopneming achtte de Min. nog niet geraden. De Posterijen gaven tot een aantal vragen, wenken en wenschen aanleiding. Deze gaven den Minister reden te ant woorden dat een wijziging der tijdre- geling niet van hem te wachten was; dat hij op de voorschriften betreffende Zondagsrust zou doen lettendat, waar op bezuiniging werd aangedrongengeen toezeggingen omtrent lotsverbeteringen van postboden, enz., konden gedaan maar, dat het bijna ondoenlijk is, uit te maken met welk van de drie gevallen men te doen heeft. Onder de circulaires zijn er verder vele aanbevelingen van winkels on ma gazijnen, die ik hier niet verder zal be spreken. Maar er was er ook ee.n bij over mineraalwater. En nu zou men wel denken, dat het Willi elmin a-Sta al wa tea* of Hollandia-tafelwater waren. Want voor deze watersoorten wordt reclame gemaakt op vloeipapieren servetje®, op kurkentrekkers, op aschbakjes, op brief- zegels, op reuzenflesschen. op portretten der Koninginnen en op wat al niet meer. De heer Koolhoven zou, geloof ik. de woorden Wilhelmina-Staalwater en Hol la,ndia-Tafelwa,ter wel op de wolken wil len schrijven, wanneer deze maar inkt hielden. Doch dat doen ze niet. Men zou al licht denken, dat de cir culaire ter aanbeveling van mineraalwa ter, die ik boven bedoelde, ook van de Maats, tot Exploitatie van Staal water bronnen afkomstig was, maar dat is het geval niet. Zonder te vreezen, dat ik on zen Haarlemschen producten schade zal doen, meen ik wel te mogen zeggen, dat de circulaire een reclame was voor het natuurlijke mineraalwater van Pou gues St. Léger. En welk een reclame! Ik gun mij het genoegen den aanhef hier af te schrij ven. „Het natuurlijke mineraalwater van „P. St. L. is het oudst bekende (Julius „Cesar. Koninklijk besluit in 1584)." Dit is onduidelijk- Of Julius Cesar iu 1584 een koninklijk besluit kan heb- worden; dat gestreefd werd naar go- lijkmatigo bevordering van post- en te legraafambtenaren, doch dat er wel eens strijdige belangen voorkomen; dat uit breiding van de post te plattenlande niet ging. De geheeld begrooting werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen en men kwam met de begrooting van, kolo niën bijna, onmiddellijk aan die voor Suriname. De heer Pyttersen, in het algemeen met deze begrooting ingenomen, kreeg van den Minister ten antwoord, dat deze geen bepaalde belofte kan doen om trent een proef met kolonisatie van Hol- landsche boeren,; hij zou de mogelijk heid, ook met het, oog op de kosten, na der onderzoeken. Wat de klachten be treft omtrent de onveiligheid der gren zen door het ontsnappen van gedepor teerden uit Cayenne, onze gezant te Pa- rij- hield zich met die zaak bezig. Op deze begrooling werden neg en kele duizenden bezuinigd, bestemd voor de scholen van koelies en emigranten. De begrooting van Curasao gaf tot debat geen aanleiding en. het geheele hoofdsuk X werd aangenomen zonder stemming. Een geheele reeks van wetsontwer pen naturalisaties, bekrachtiging van provinciale heffingen, enz. Een dier heffingen, voor Drente, had1 ten doel. op een weg van 20 Kilo meter 4 maal een heffing van 2| et. per rijwiel toe te staan, door den heer van Kol bestreden, door Minister Borgesius en den heer Willing© verdedigd, wijl de wielrijders belang hadden bij een goe den w eg. Het protest van den A. N. W. B. per adres ingediend hielp. Het wets ontwerp werd verworpen met 32 tegen 31 stemmen. Triumf van de fiets! Suppletoir© begroetingen en wijzi gingen daarvan trokken in bonte rij voorbij. Dan hoofdst. XI (Onvoorzien) der begrooting, waarbij de heer van der Kun afzag van zijn voornemen om te gen den Min. van Just, te demonstree- He<t hoofdst. werd daarop goedge keurd eu nog even voor vijven ging de Kamer tot nadere bijeenroeping (Febr.) uiteen. G. Jr. Artis. Zooals bekend is, werd in December van het jaar 1896 in liet Bibliotheekge bouw van het Koninklijk Zoölogisch Ge nootschap „Natura Artis Magistra" eene tentoonstelling geopend van een der aan het Genootschap toebehoorende verzameling Inlandsche insectendeze tentoonstelling mocht zich in zulk een druk bezoek verheugen, dat besloten werd die uit te breiden en naast de ge noemde in ons vaderland voorkomende insecten ook een gedeelte der zoo uitge breide collectie Tropische Vlinders ter bezichtiging te stellenop den eersten Kerstdag te openen, zal zij voorloopig voor onbepaalden tijd geopend blijven. In een 40tal laden is een uitgezochte collectie der schoonste vlinders tentoon gesteld1. Do lij wordt geopend door in kleur, fraaieil vorm uitmuntende Papi- lioniden. Tot de grootste behooren de Ornithopteras, waarvan verscheidene prachtige soorten in onzen O.-I. Archipel voorkomen. Vooral opmerkelijk is O. priamus, die een opvallend sexueel di- morphisme vertoont; de mannetjes zijn groen, de vrouwtjes zwart met eenige witte teekening. Bijzondei' fraai is ook de zeldzame O. brookiana van Borneo en Sumatra. Door een aantal schoone exem- p La re li is het geslacht Papilio vertegen woordigd hiervan zijn meer dan 300 soorten bekend, die bijna alle tot het tropische gebied behooren slechts drie soorten komen in Europa, voor, waarvan slechts één (P. machaon, de Koninginne- page) bij ons. De nu volgende Pieriden zijn de verwanten van onze witjes. Hier bij zijn wit, geel en rood de heerschen- de kleuren. Onder de Danaïden, waarvan ons land geen soorten bezit, zijn verscheidene soorten gekenmerkt door fraaien, blau wen weerschijn op de vleugels, terwijl de Satyriden (Zandoogjes) over het ge heel weinig in het oogvallend gekleurd zijn. Tot de fraaiste vlinders behooren do scliitterend blauwe Morpho's van Noordelijk Z.-Amerika vooral en bo vendien wit gevlekte M. cyprïs is uitne mend schoon. De groep der Nymphali- ben gegeven, is zeker geen quaestie meer, want de man was toen al eenige honder- de jaren dood. „Verordening van Lodewijk XIII „in 1632. Gepatenteerde brief van Lo- „dewijk XIV in 1745," aldus vervolgt de circulaire. Op gevaar af van den schoolmeester uit te hangen, mag ik toch wel doen opmerken, dat Lodewijk XIV in 1745 al dertig jaar dood was en de waarschijnlijkheid, da,t hij toen brieven (gepatenteerd of niet) heeft ge schreven, niet groot is. Maar er wachten ons in de circulaire nog andere verrassingen. „Onder de be roemde geneeskundige behandeling," zoo luidt het verder, „waren Julius Cesar, Hendrik II, Hendrik III, Catherina de Medicis en Lodewijk XIV." Nu vraag ik iedereen in gemoede: hoe is het mogelijk, ons al deze beroem de historische personen voor te stellen, mineraalwater drinkende voor ziekten van de spijsverterings-werktuigen want daarvoor moet het water dienen. Hoe kan men zich een Lodewijk XIV denken, die drankjes gebruikt? Voor mij neemt dat een groot gedeelte van den stralenkrans weg en ik voor mij ben dan ook nog niet tot de slotsom ge komen, dat we van nu af aan niets an ders moeten drinken, dan Pougues St. Léger. Zoo krachtig is dat water in elk geval niet, dat het deze historische be roemdheden in het leven heeft kunnen houden. Ze zijn op dit oogenblik alle maal lang dood. Maar alles is vergankelijk, zal de le nen, waarvan onze schoenlappers deel uitmaken, is ook in de tropen ruim ver tegenwoordigd. Opmerkelijk is vooral het geslacht Kallima, waarbij de onder zijde in kleur en vorm zeer bedriegelijk ecu verdord blad nabootst, wat zeer zeker, als de vlinder met opgeklapte vleugels zit te rusten, als beschermings middel waarde heeft. Bij verwaait e soorten komt hetzelfde, maar in minder volmaaktheid, voor. De nu volgende Ervciniden, Lvcaeniden. en Hesperiden zijn kleine vlinders, sommige schitterend rood, andere fraai blauw. Terwij! de eerstgenoemde groep vooral aan Z.-Amerika eigen is, bezit ons land van de beide overige ook eenig© soorten, als Blauwtjes en Dikkopjes be kend. Aan het eind dei* verzameling zijn ook enkele Nachtvlinders aanwezig, o.a. do gi-oote Nyctalemon patroclus. Wij twijfelen geenszins of ook deze Tropische Vlinders zullen groote belangstelling wekken bij de leden en bezoekers, die thans kennis kunnen maken met een verzameling, welke niet voortdurend ten toongesteld kan worden, zoowel wegens hare uitgebreidheid, als wegens de groote voorzorgen, welke tot het instandhouden moeten genomen worden, daar zij zoowei van licht eu stof afgesloten moet blij ven. Deze tentoonstelling belooft gedu rende de Kerstdagen en de eerstvolgen de welcen van het nieuwe jaar een druk eu belangstellend bezoek. Maansverduistering In den avond van Dinsdag 27 Dee. heeft een totale maansverduistering plaats, die in ons laud in haar ge heel zichtbaar zal zijn. Wanneer wolken of nevels ons dit maal het vrije uitzicht op den hemel niet benemen, zal deze verduistering zelf onder zeer gunstige omstandig heden kunnen gezien worden. Ten eerste bereikt de volle maan in den winter een veel grootere hoogte dan in den zomer en op grootere hoogten worden de beelden niet alleen tuinder vervormd door de straalbreking, maar is de atmosfeer gewoonlijk ook zui verder dan dicht bij den horizon. Ten tweede beeft de eerste aanraking met de kernschaduw plaats, wanneer de maan reeds vrjj hoog staat. Begin der verduistering 8 uur 41 min., einde 1 uur 56 min. Van veel belang, vooral bjj een totale eclips, is de waarneming van de kleur van het verduisterde ge deelte en van de verschillende tinten, die daarin kunnen voorkomen. Het verduisterde gedeelte van de schyf wordt niet ouzichtbaar, maar heeft een grjjze of rossige tint. Ook zelfs tijdens de totaliteit blyft de maan zichtbaar, als een schyf met een koperkleurig licht. Dat licht vertoont zich by elke totale eclips weer anders dan bij een vorige en kan alle tinten van rood aannemen. Nu en dan is de kleur zelfs vuurrood, zoodat de maan zich voordoet als een gloeiende schyf. Een enkele maal, maar hoogst zelden, komt het voor, dat de totaal verduisterde maan geheel onzicht baar is. tLette«°e« en SCmigsist Eigen Haard van 24 December be vat o.a.: Een kykje op esne Koftie-onderne- ming in de Lampongsche districten, door Gr. B. A. Degent, me* afbeel dingen. Het Nederlandsche Duivels eiland der 17e eeuw eu zyn balling,, door Job. H. Been. De „Aanbidding vau de Koningen" van Hans Mem- liug, door Jo. de Vries. De Aanbid ding van de Koningen, naar de schil derij van Hans Memiing, in het St.- Jans-Hospitaal te Brugge. Alexan drine Tinne, door dr. H. C. Rogge,, met portret I. Om en by de groote stad Het Tolhuis te Amsterdam, met al beelding naar eene teekemug van 8. H. de Roos. De Wereldkroniek van denzelfden datum beval behalve verschillende portretten eene afbeelding van de opening van den duitschen Ryksdag, en de voortzetting van het artikel „Onthullingen uit de Dreyfus-zaak" door Esterhazy. Sarah Bernhardt beeldhouwer In CasselVs Magazine vertelt mevr# zer zeggen en dat is waar. We voelen dat te meer met het sterven van het jaar 189S in het verschiet. Zoo kan em. mag het aan het water van Pougues St. Léger niet ten kwade worden geduid, dat Catherina de Médicis dood is ze zou er, zonder dat Mineraalwater toch ook niet meer wezen. Beroemd of niet beroemd, het klokje van gehoorzaamheid slaat voor allen, voor den een blijft het alleen maar wat langer uit, dan voor den ander. Een staaltje van langen levensduur- vond ik den vijftienden van deze maand in het Kenaupark. Dicht bij de Park laan stonden in een groot perk nog zoo veel roode rozen, dat er een flinke bou quet van. luid, kunnen worden gemaakt. Er waren zelfs tal van knoppen ouder, die in het knoopsgat van een jeugdigen, groenen bruigom niet zouden hebben: misstaan. Taai van leven zijn ook de reizigers linnen, zeep cn andere artikelen, die (soms met een voet tusschen de deur) de vrouw des huizes te spreken vragen en haar voor grof geld wat slechte waar op dringen. En al zijn ze niet onsterfelijk, ze zullen altijd opvolgers hebben, zoo lang de menschen zich laten verlokken aan de deur te koopen van reizende lie den, die ze misschien van him leven; niet weer zien. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1898 | | pagina 6