▼leden en de blanken ze niet konden
groepeeren.
Ieder verdedigde zicli voor eigen re- j
kening. Dit zonderlinge gevecht duurde
een uur en eindigde met een algemeen
„sauvo qui peut" dei- Staatstroepen, die
de vlucht namen naar Kasongo, waar
zich baron Dhanis bevond!
Reeds was het nieuws der dubbele
nederlaag te Sulunga en Kabambare den
baron t«r oore gekomen en deze had
reeds de eerste maatregelen genomen.
Hij riep de soldaten der oude colon
ne Glorie, die zoo dapper de thans zege
pralende Batetelas hadden verslagen,
naar Kassongo (éeu graad ten Westen
van Kabambare en lijfde daar eveneens
de vluchtelingen weer in. Op 20 No
vember had baron Dhanis onder zijne
bevelen 850 man, die. dank zij de hulp
uit Nvangwé, elk ISO patronen hadden.
Einde November rukte de onder-gou
verneur met die krijgsmacht uit Kas
songo naar de Lulindi. om den muiters
den overtocht over deze rivier te belet
ten.
De gouverneur-generaal Wangennee,
die op denzelfden datum te Stanleyville
waa, had van zijn kant bevel gegeven
aan de stations van den Equator, de
Aruwinie en de districten der Banga-
las, al de geoefende soldaten boven de
bepaalde garnizoenen naar de Falls te
zenden. De commandant zal alsdan 250
man versterking aan baron Dhanis kun
nen leveren.
Het blijkt verder uit vcrscliillende
rapporten van den intendant Malfaifc,
die de streek van Stanleyville comman
deert, dat de troepen van baron Dhanis
een zeer voldoende getal blanken tellen.
Latere berichten hebben gesproken
van een nederlaag van baron Dhanis.
Met dit bericht zal zeker bedoeld zijn
een nederlaag van de sterke macht,
waarover baron Dhanis, blijkens het
bovenstaande, beschikte. Het is wel is
waar door het bestuur van den Congo-
staat tegengesproken, of liever, dit heeft
geaegd, dat aan de bureaux van het
bestuur van een nederlaag niets bekend
was. doch juiste gegevens omtrent d!en
afloop dezer expeditie heeft men niet.
Van de Filippijnen.
Het officieele blad Republica meldt
dat hot congres te Maioh/s de grond
wet heeft goedgekeurd en een motie
vao vertrouwen in Aguinal'.oaanuaoi
die gemachtigd werd den Amerikanen
den oorlog te verklaren, wanneer hy
het raadzaam achtle.
In den naelit van den 20e doodde
een Amerikaausche semhiwacht eet:
kapitein van de artillerie der Filipino's
bjj de voorposten te Tonde». De inland-
scbe pers is over dit feit zeer ver
ontwaardigd en noemt de daad van
den schildwacht een laden moord.
Zaterdagnacht beproefden vjjf Fili
pino's door 'de Amerikaausche hniën
te b eken om den dood van doe kapi
tein te wreken. Een Amerikaausche;
schildwacht doodde een dériadriugers,
die met eea revolver was gewapend;
de anderen werden gevangen genomen.
Kea hoog huis.
Park How Building in New-York,
het hoogste als woning bestemde ge
bouw ter wereld is thans gereed. Het
huis is 390 voet of 117 M. hoog; het
rust op palen die 16 M. in den grond
geheid zyu. De viaggestokkeu op de
beide koepels verheffen zich 17 M.
boven gebouw, zoodat de knoppen
van die vlaggestokken tot 150 M. boven
den beganen grond reiken. Het ge
bouw is, aau de zjjde van de Ann
Street maar 6 M. breed en gelijkt,
van daar gezien, een ontzaglijk Loogeu
schoorsteen. Er is 8000 ton staal en
12.000 ton ander materiaal aan den
bouw besteed, d. i. 20.000 U-u te saaien,
ju;.6t zooveel a's de „Kuiser Wilhelm
der Grosse", nel grootste schip ter
wereld; maar Park Row Building is,
zijdeling op hot schip neergelegd,
44 M. korter en terwij! de Kaiser
\V." 1*» millioen Mark heeft gekost,
is aa:; et reuzengeboutv slechts 10
mi'.iiocu M. besteed. Ho v> -schil -Dl
Hc jr'eMmer iiaiSeijea
Een Zaierdagavoyuipraai je.
cccLxm.
Eindelijk zal er dan toch eens iets
gedaan worden om de Koningin en
daardoor ook de Regeering te wijzen
op de treurige spoorwegtoestanden,
waaraan we in Haarlem sukkelen. De
heer Rethaaa Macaré, onze ijverige af
gevaardigde, heeft in zijn rede van
Donderdagavond het ijs gebroken. Er is
nu een uitvoerig adres ter teekening
gelegd' en wanneer de Haarlemmers
hun belang begrijpen, zullen ze niet
in gebreke blijven liet te gaan teekenen.
Begrijpen ze hun belang niet, dan blij
ven ze thuis.
De heer Macaré stond Donderdagr
avond op den wel wat eigenaardig uit-
ziepden katheder te praten, zooals ie-
mandl spreekt over een onderwerp, dat
hem geen week achtereen uit de gedach
te is. Op de manier, zooals ik bijvoor
beeld, die geen redenaar ben, zou kun
nen vertellen van mijn levensloop en
familieomstandigheden, aangenomen al
eens. dat er een publick zou te vinden
wezen dat daarnaar luisteren wou, wat
ik niet geloof. Voor den heer Macaré
is do Haarlemsehe spoorwegquaestie dan
ook een stuk levensloop. Hij heeft er
al zoolang in gezeten en aan gewerkt en
na zooveel jaar van. moeite en arbeid,
idfiu qp niets zijn uitgeloopen, is het
bewonderenswaardig, dat onze afgevaar
digde nog met zooveel overtuiging, ja
met zoo groote warmte de goede zaak
kan bepleiten.
Die warmte kwam nog om een an
dere reden goed! te pas. 't Was in de
groote zaalvan 't Brongebouw koud,
ijskoud. Het blies door de deuren Tan
do verandah, die 's zomers zooveel heer-
voornamelijk in de machines van
27.000 paardekrachten, die in bet
stoomschip liggen. Toch heeft het ge
bouw te New-York ook een stoom
werktuig van 1000 pk. voor de be
diening van de lifts en voor de electri-
sche verlichting. Het Park Row Buil
ding heeft 950 lokalen vao flinke af
meting, die gemakkelijk ruimte aan
bieden om er vier personen in't werk
te stellen; het wordt geheel een huis
voor zaken", bij gedeelten als kantoren
verhuurd. Als nu ieder persoon, dié
er arbeidt, per dag vyf meuschen
ontvangst, kan de „bevolking" die
dagelijks het gebouw bezoekt op
25.000 personen worden gesteld, ter
wijl de vaste „bewoners" op 8000 zijn
te schatten. Een stadje op zichzelf
dus.
De reclame in China.
Hoewel reeds iu verschillende ha
vensteden van China, die voor het ver
keer openstaan, reclame gemaakt
wordt op Earopaesche of liever op
Auicrikaacsche wyzo, is in het groot
ste deel van het Horaelsche rijk de
eigenaardige mauier om zyn waren
aan den man te brengen nog in zwang,
welke vooral daarin bestaat om zoo
veel mogelijk leven te maken. De
handelaars in papier byv. gebruiken
handtrommels, de kooplieden van zij
den stollen een andere soort van i rom
mel, waarbij f%'ee aau een draad be
vestigde kogeltjes door het draaien
van het polsgewricht beurtelings legen
de beide vliezen geslagen worden.
Hande'aars in manufacturen lokken
hun koopers door den dreanenden
klank van de tam-tara de scharen
slijpers b-dienen zich van vierkante,
motalen platen, die door middel van
twee touwtjes aan elkander verboa-
den zyn en waarmede ze oorterdou-
vend klapperen. Reizende barbiers
dragen gewoonlijk een soort stemvork
by zich willen zy dc meuschen laten
hooren dat zjj er zijn, dan trekken
ze daar een ijzeren staafje tnsscheu
door. Kwakzalvers of kooplieden in
geneesmiddelen en zalven maken
evenwel, juist als hun blsDke colle
ga's, het meeste levenze ratelen
met halfgeopende ijzeren ringen en
stukken "metaal er dapper op ios.
Ovoreenkomstig het hier heersciiende
gebruik om bij barbierswinkels scheer
bekkens, hy berbergen kruiken enz. uit
le hangen, lokt de Chin, koopman
met zijn metalen ysschaaltjes de koo
pers voor ae frisscbe, ongezonde zure
pruimen! imonade en ten slotte gebruikt
de oliehandelaar voor dit zelfde doel
een grooten houten klapper. Het moet
daar een helsch leven in China zijn.
Keizer Wilhelm II vierde Vrjjdag
zjju verjaardag. Zijne Majesteit is
27 Januari 1859 te Berlijn geboren.
Reeds Donderdag waren verschei
den vorstelijke personen te Berlijn
aangekomen, o. a. de groothertog van
Hessen, de hertog van Saksen- Coburg-
Gotba, de prins vau Hohenzollern,
prins Ferdinand van Roemenië enz.
Ook de koning van Saksen werd ver
wacht.
Een Californlsclie gsschisdenis.
Dat is dus dc vervulling vau den
schoonsten droom mijner jeugdzei
Martin Daiford voor zich.
Hij was zooeven na een zesjarige af
wezigheid uit de goudstreken van Cali-
fornië voor een kort bezoek naar het
oord teruggekeerd, waar hij zijne jeugd
had doorgebracht. Weggegaan als een
wilde, avontuurlijke, fortuinzoekende
jongeling, keerde hij terug als een
bedaard, zeer baardig man, tusscben
wiens wenkbrauwen en om wiens mond
hoeken de ernst des levens zich gelegd
had. Hij was een man, aan wien men
bij den eersten blik kon zien, dat hij
allerlei lotswisselingen had ondergaan.
Dolly Markham was ook ouder ge
worden. Zij was een onschuldig kind, met
lijke frischkeid aanbrengen, het blies
oiet minder achter 't tooneel vandaan,
zoodat menigeen van de aanwezigen on
getwijfeld met bezorgdheid! naar zijn
maai* matigjes gegarneerd1 hoofd zou
gekeken hebben, als hiji dat bij moge
lijkheid in 't oog had kunnen krijgen.
En er zijn op vergaderingen als deze
gewoonlijk heelwat van due ongeineubi-
eerde hoofden present. Als het ergste
(gebeurt, dan is veertien dagen na dato
de heele gemeenteraad en driekwart van
do rechterlijke macht in Haarlem ho
peloos verkouden.
Niemand die de rede gehoord' heeft
lean in gemoede verklaren, dat hij nu,
nog niet weet hoe de zaak in elkaar
zit. De lieer Macaré heeft dat op zijn
klare en onopgesmukte manier diiidelijk
genoeg verteld. Maar wat hij niet ge
daan heeft, dat is een antwoord geven
op een vraag die hijzelf gesteld heeft.
Waarom heeft de Hollandsche Spoor
nooit geantwoord' op het bodl van Haar
lem van f 250.000 als bijdrage in dè
kosten van het plan-Telders? Waarom
heeft de Maatschappij zich nooit de
moeite gegeven, eens een flinke spoor
weghaven. in Haarlem te maken, hoe-
j wel dat zeker in haar voordeel zou zijn
i geweest 1
Ik hob zoon flauw vermoeden, dat
de heer Macaré het antwoord op die
vragen wel £oed en deugdelijk kent,
maai* het om bepaalde redenen beter
achtte, diat hier niet te geven. Vraagt
men mij naar mijn opinie, dan zeg ik
,,'t is Amsterdamsche overheerseliing
en niets anders." Groote steden zijn
gewoonlijk jaloersck en naijverig op
den bloei van kleinere gemeenten in
hunne onmiddellijke nabijheid. En
vooral wanneer het haar zeiven, zooals
met Amsterdam 't geval is, niet naar
dien vleesche gaat. 't Is Amsterdams be
lang niet, dat Haarlem zich ontwikkelt
in de richting van een drukke scheep-
fraai haar, met lipjes als bedauwde ro
zenknopjes en blauwe wonderschoon?
oogen, toen Dalford fortuin ging zoeken.
Maar zij was inmiddels te Boston ge
weest en had steedscho manieren en
steedsche kleecling aangenomen, hetgeen
Martin echter in het binnenste
van zijn hart volstrekt niet voor een
verfraaiing van. haar persoon hield. Zij
friseerde nu haar goudkleurig haar en
vermeerderde het op kunstige wijze;
zij droeg kostbare ringen aan de vin
gers, lisp te voornaam, als zij sprak, en
poogde den modernen, voor voornaam
geheeten gang na te bootsen, dien men
de „Grieksche kromming' heette. Inste-
de van den hartelijken kus, waarmede
Martin verwacht had begroet te worden,
reikte zij hem deftig hare vingertop
pen toe. toen hij na zulk een lange af
wezigheid in de kamer trad.
Pshawbromde Martin onder zijn
dikken snorbaard, en Dolly zeide iets
over heb fraaie weder van den dag in
het bijzondereen weer d'at men uit
hoofde van het seizoen volstrekt niet
verwacht zou hebben. Vervolgens kwam
de oude Markham in de kamer en toen
werd het gesprek algemeen.
Ik zie wel waar de wind vandaan
komt, dacht Dalford, toen hij eenige
avonden bij het haardvuur zat. De oude
farmer Markham liiesld! namelijk veel
van een vrooiijk houtvuur, hoewel diat
in de zachte Octoberlucht van den Indi-
aanschen zomer volstrekt nog niet nood
zakelijk was. De vogels zongen nog lus
tig in de twijgen der dicht met bont-
loof prijkende suikerahornboomen, een
bewijs dat ze zich door de koude hand
van den wintergrijsaard nog niet on
aangenaam aangeraakt voelden. .,Ik zie
wel van waar de wind komt," dacht
Dalford en luisterde slechts verstrooid
naar de niets beduidende gesprekken
van den heer Octavius Wellington, die
van Boston was gekomen om zich op
het land een of twee dagen van het
denken te verpoozen, want hij was cor
respondent van een handelshuis.
Zij is, zooals al deze steedsche
vrouwen en nvodedames zijnzij, bemint
den gek met zijne verlakte laarsjes
meer dan iemand die gezond verstand
in het hoofd, maar geen pomade er op
heeft. PshawWat is er eigenlijk aan
gelegen?
Gij komt van Californië, zoo ik
hoor mijnheer? zei de heer Wellington,
terwijl hij zich met een zeker voornaam
gebaar van bescherming tot Dalford
wendde, die geen deel aan het gesprek
genomen had, diat nu precies begon te
verflauwen.
Martin knikte verstrooid met het
hoofd.
Ja. was het korte antwoord.
Een heerlijk klimaat, schier altijd
zomer, schoone vruchten niet waai*.
Wed?
Geen antwoordDalford staarde strak
in het vuur.
Gij hebt er waarschijnlijk een
farm gehad? voer ö!e heer Wellington
gerust voort.
Neen mijnheer, hierin vergist ge
u
Ha. dan waart ge waarschijnlijk
in de mijnen?
Wat zal ik u zeggen, antwoordde
Martin, terwijl hij, met die hand over
zijn zwaren baard streek, en Oc
tavius vruchteloos poogde, in weer
wil van Macasseroiie en echte haarbal-
sem zijn zeven haren aan kin en boven
lip op te strijken. Nu ja. ik ben in die
mijnen geweest!
Zonderling leven daarwel
Niet bijzonder'
Keert ge spoedig naar California
terug?
Dat weet ik nog niet.
Misschien ga ik spoedig daarheen,
verklaarde nu de heer Wellington met
voorname nonchalance, ik ben daar ge-
engageerdl door eene groote firma te
San Francisco Saxon, zoo heeten die
menschen. Het kan zijn. dat gij' van
hen gehoord hebt, de firma is wereld
beroemd. en zoo ik u misschien daar kan
voorstellen, en in goede gezelschappen
inleiden, dan...
vaart en een bloeiende industrie die
behoudt het liever voor zich. De zelf
zucht van groote steden gaat veel liever
uit op annexatie en wanneer we een
kwartier sporeais dichter bij de grrrroote
stad lagen, wees er dan maar zeker van,
dat ei" al menige poging zou zijn gedaan,
om ons met huid en haar op te slokken
en met onze bescheiden kleinheid het
groote lichaam uit te breiden. Geluk
kig zijn we daarvan nu nog ver genoeg
af en wanneer ik het voor 't zeggen
had, dan zou ik wel willen, dat Haar
lem op de plaats van Alkmaar lag. De
rook van een groote stad is niet zoo
plezierig en voordeelig als men dat wel
eens meenen zou.
En wanneer de Hollandsche Spoor
haar directe lijn van Amsterdam over
de Haarlemmei-meer naar Leiden krijgt.
dan zijn we voor een groot deel de
Haarlemmermeer als klant ook kwijt-.
Dan kunnen ze 's Maandags veel gemak
kelijker en gauwer in een van die twee
plaatsen hunne inkoopen gaan doen,
dian d'at ze met paard en wagen naar
Haarlem komen. Als 't verstandig was
om te pruttelen en als 't pruttelen iets
hielp, dan zouden we kunnen vragen,
of Haarlem na de droogmaking van de
Haarlemmermeer, zich de plaag van
do moeraskoortsen zoo langen tijd heeft
moeten getroosten om ten slotte die
Haarlemmermeer van zich te zien ver
vreemden.
Voor het tot stand komen van die
lijn bestaat naai* 't schijnt veel kans.
De heer Macaré, die op de hoogte is,
voorziet haren aanleg en moent, dat die
niet tegen te houdien zal wezen, onder
steld al dat het iemand in den zin zou
komen, dat te probeeren. Immers het
algemeen belang gaat boven het plaat
selijke en dat moet een afgevaardigde
ter Tweede Kamer ongetwijfeld! beden
ken. Voor 't publiek is het anders niet
volkomen duidelijk, welk voordeel er
Verplicht, onderbrak Martin Dal
ford bedaard den onvermoeiden babbe
laar, ik ben met het gezelschap, waar
mede ik in Californië verkeer, volkomen
tevreden.
De heer Wellington zette nu zijne
aanmerkingen en beschenningsvoorstel-
len niet verder voort, maai' Martin hoor
de hem half fluisterend tot Dolly zeg
gen, toen beiden de kamer verheten
Een zeer fraai exemplaar ran een
Californischen beer. Wat zegt ge, me
juffrouw Dolly? Ha, ha, ha; waar
lijk de meesten dezer goudzoekers en
mijnwerkers zijn toch maar half be
schaafd.
En Dolly's toestemmend lachen werd
zoowel door Martin Dalford als door
Miriam Allington, de kleine, arme
dorpsnaaister gehoord, die in den hoek
-no op ui uojv&aooq o.unoru uo pa
de werkjas van den farmer Markham
maakte. Miriam's goede, zachte oogen
schenen vochtig te worden, toen zij.
den vluchtigen indruk zag, dien dit
onbetamelijk lachen op Dalfords manne
lijk gezicht veroorzaakte.
Stoor u er niet aan, mijnheer Dal
ford, zeide zij, hare plotselinge ingeving
volgend. Dolly is altijd onbedachtzaam
geweest. En vervolgens boog zij zich blo
zend op haar werk neer en naaide een
knoop op een verkeerde plaats.
Ja, gij zij|t niet zoo onbedia-cht-
zaarn, Miriam, zei Dalford' hierop, ter
wijl hij zich van de gemeenzame, spreek
wijze bediende, wélke hij gebruikte,
toen zij nog een bruine boschnïmf was,
die op de boomen in den omtrek klom,
om noten en bessen te plukken, en wat
Dolly betreft ik geloof dat de wereld
niet stil zal staan, als zij' blijft gelijk
zij is. Zes jaren veranderen, ons toch.
Den volgenden dag zocht hij mèt
Dolly Markham een gesprek ondier vier
oogen. Wel Dolly, zeide hij, hoe staan
wij toch met- elkander Gaat- ge de
volgende maand met mij naar Califor
nië?
Dolly zag voor zich, werd verlegen
en maakte een knoop in den band van
haar voorschoot.
Nu? vroeg Dalford.
- Gij gij verrast mij, lispte Dolly.
Verrassen? hm, dat geloof ik
toch niet tus-schen ons was immers
reeds jaren geleden alles bepaald.
Maar ik was destijds nog een kind
hernam Dolly.
Maar nu zijt ge een jonge dochter,
Dolly, antwoordde Martin bed'aard, en
gij moet nu beslissen!
Men verandert meermalen in den
lcop van jaren zijne denkwijze, stamel
de het meisje, en
En de uwe is veranderd?
Ja' zeide rij verlegen.
Over mij en onze betrekking?
Om u de waarheid te zeggen,
mijnheer Dalford, brak Dolly eindelijk
los en vergat haar lispen, hare verle
genheid en zelfs haar Grieksche bui
ging, ik heb beloofd met Octavius Wel
lington te huwen.
- Wel zoo, antwoordde Martin, een
weinig verbleekend en op rijn snorbaard
bijtend, ge geeft hem dus de voorkeur
boven mij?
Ja, riep zij. snibbig, hij is een zeer
deftig, fijn mensch en heeft zeer goede
vooruitzichten op een loopbaan
Als kantoorbediende bij Saxon
Co. onderbrak baar Martin spottend
en er klonk iets als toorn in dien uit
roep.
Ja, het is ginder een aanzienlijk
handelshuis, zooals ik vernomen heb,
een firma, die de gelieele wereld door
zaken doet en een ijverig en knap man
als Octavius kan daar gemakkelijk voor
uitkomen. Beschuldig mij: van het bre
ken mijner huwelijksbelofte, maar uwe
Vrouw word ik nooit.
O wees gerust, zoo iets doe ik
niet, antwoordde Martin met wijsgee-
rige kalmte. Zoo ge met den ruil tevre
den zijt, ben ik het ook, en ik hoop
slechts dat gij met uw Octavius geluk
kig wordt.
Wees daaromtrent niet ongerust.
Martin verliet de kamer en deed een
lange wandeling om den tegenwoordi-
gelegen kan rijn in de besparing van
een kwartier op een reis naar of van
het buitenland, die een uur of twaalf
en langer duurt. „Komt men over dten
hond, dan komt men over de staart,"
zegt een Holland-sell spreekwoord, maar
de Hollandsche Spoor op hare beurt is
van meening, dat de sprong des te ge
makkelijker wordt, naarmate de staart
korter is. En van deze operatie zal nu
Haarlem, dat uit het wereldverkeer
raakt, de dupe worden.
Het schijnt, dat er een overgroot be
lang mee gemoeid is, of do reis van
Koningsbergen naar den Hoek van Hol
land een. kwartiertje langer of korter
duurt. Hoewel de Holladsch© Spoor een
groot lichaam is, verschilt zo toch in
zooverre- van menschelijke reuzen in de
gewone beteeken is van het woord, dat
waar dezen tot elkander bluffen, dat
rij grooter zijn dan de anderen, de Hol
landsche Spoor Hare concurrenten tracht
te verpletteren met de bewering„ik
ben de kortste."
't Is niet plezierig om van zoo'n groot
lichaam het stiefkind te wezen. Zijn
armen rijn zoo lang en zijn lichaam
dienovereenkomstig. Strekt zoo'n lichaam
maar even cle hand uit, dan tuimelt
het arme stiefkind in den hoek; licht
het maar even den voet op, dan krijgt
het arme richt een schop van heb ik
jou <1031*. Is het wonder, dat zoo'n arm
stiefkindje dan naar de rechters gaat
en zegt„och, lieve rechters, mijn stief
vader behandelt me zoo slecht Wat ik
noodig heb, dat krijg ik niet. Hij duwt
nu! altijd maar in tien hoek. Als ik
wat vraag krijg ik soms niet eens ant
woord
Dat stiefkind is Haarlem en de Hol
landsche Spoor is d'e stiefvader. De
rechters dj? hier te beslissen hebben,
zijn de leden van de Kamer, voorgelicht
door de raadslieden der Kroon, de mi
nisters. 't Is te hopen, dat die rechters
gen staat van zaken goed te overleggen
en rijn hart een weinig rustig te laten
worden, want het haat. is een ondeu
gend), ontevreden, ding, dat altijd het
meest *naar datgene verlangt, wat het
het minst bezitten, kan.
Toen hij terugkwam was er niemand!
in de kamer dan de kleine duivenoogi-
ge Miriam Allington, en rij scheen ge
weend te hebben, alsof haar een groot
ongeluk overkomen was.
Waarom hebt ge geweend, Miri
am? vroeg Martin, na. rijn hoed neer
gelegd! te hebben, wat is er gaande,
heeft iemand u beleedigd?
O, ilc d!a.cht slechts dat het schan
de is! zeide zij en naaide haastig voort
zondier op te zien.
Wat is schande?
Dat Dolly u zoo behandelt, na zes
jaren te zamen verloofd te rijn. En nu
moet ge geheel alleen terug en rijt een
zaam in de wereld, en
Martin Daiford zette zich naast het
meisje, streek zich herhaaldelijk door
den zwaren baard, keek haar vervolgens
glimlachend in de door tranen verduis
terde oogen en zeide
Zoudt gij misschien met mij wil
len gaan, Miriam? Zoo ik u dit vroeg?
Wij weten, niet wat rij antwoordde,
maar toen Martin Dalford na verloop
van twee weken naar zijne wettelijke
woonplaats terugkeerde, had1 liij eene
jonge bekoorlijke vrouw bij zich, wier
meisjesnaam Miriam. Allington was.
Zie, zei de oude farmer Mark
ham, dat hebt gij er van, nu is Miriam
rijn vrouw.
Wat is daaraan gelegen, riep Dol
ly, ik zal toch geen goudgraver en een
gemeen en mijnwerker t<ot man nemen.
Ik moet zeggen, voer de oude
landman voort, dat ik hem voor een
goed mensch en huisvader houd; hij
zal Miriam geluküg maken en gij,
dochter, moest niet zoo laag op alle
andere menschen neerzien, omdat ge
met een handelaar huwt. Wij kunnen
toch niet allen op dezelfde wijze geluk
kig rijn, de eene stijgt, de andere diaalt,
dat is 's werelds loop
De heer Wellington huwde met Dolly
Markham en nam vervolgens zijne
vrouw mede naar San Francisco, waar
hij haar in een voornaam logement
bracht. Men had daar zilveren vorken,
maar zeer weinig te eten, kostbare ta
pijten, maar zeer slechte bedden, lange
rekeningen-, maar korte spijslijsten. Toen
Octavius daar zijn geliefde vrouw een
onderkomen had bezorgd, begaf hij,
zich dadelijk op weg, om zich bij Saxon
Co. aan te dienen.
Het fraaie huis waarin de kantoren zich
bevonden, was wel is waar reeds geslo
ten, maar de eerste boekhouder, die
toevallig nog tegenwoordig was, zeide,
het zou geen slechten indruk maken,
zoo d'e nieuwe kantoorbediende zich da
delijk in persoon aan een der chefs
voorstelde. Men was zeer gesteld' op
nauwkeurigheid in het liuis en mijn
heer Wellington was reeds een heele
week te laat aangekomen.
Den heer Octavius zonk het hart
bijna zichtbaar in de onberispelijk ge
lakte laarzen.
En waarheen moet ik mij wen
den om een der heeren te vinden en
mij te verontschuldigen? vroeg hij.
Mijnheer Saxon is niet in de
stad, antwoordde de oude grijze boek
houder, maar gij kunt tot den com
pagnon der firma, den heer Dalford
gaanhij woont in de Westerfield-
street no. 100.
Daiford, hé? dacht mijnheer Oc
tavius, toen hij den naam en de woon
plaats in zijn notitieboekje schreef, „ik
ken dien naam, dun lel- mij'. Ha-, ja, het
is immers de naam van den ouden heer,
d-ie een blauwen scheen bij mijne Dolly
heeft geloopenZonderlinge toevallig
heid, die mij toch niet zal weerhouden
mijn chef dadelijk een bezoek te bren
gen.
No. 100 Westerfieldstreet was een
fraai groot steenen gebouw met spiegel
ruiten, gebeeldhouwde dieuren, balkons
en het luid' achter een tuin en een be
koorlijke oranjerie. Een knecht in een
zich het lot van 't arme kind zullen aan
trekken en tot den onverschilligen stief
vader zeggen„Schaam je je niet. om
je stiefkind, zoo aan, zijn lot over te la
ten? Zie jo niet, dat het aan bleekzucht-
lijd't en aan lichaamszwakte? Geef het
een staalpreparaat, geen staalwater,
want daarmede is het ook al niet afdoen
de geholpen, maar een verhoogde spoor
wegbrug, een nieuw station, een spoor
weghaven. Het kind zal er van opfleu
ren. En wanneer je dat niet doet, stief
vader, dan zullen we jouw tot je straf je
eigen voedsel onthouden en krijg je de
lijn Amsterdam--Leiden niet.
We hebben, nu in een week kennis
gemaakt of laat ik liever zeggen de ken
nis hernieuwd, met Wind, Vorst en
Mist, drie machtige factoren in ons le
ven, machtiger in ieder geval dan wij,
daar we, in weerwil van onze knapheid,
niet in staat rijn om hen ook maar even
tegen te houden of te verjagen. Tic ont
moette dezer dagen Boreas, den Wind,
op den Ovetrveeuschen weg, waai* hij
zich vermaakte met te probeeren of hij
de petroleumlantarens kon uitblazen, wat
wonderwel gelukte. De olie klotste in
die onsierlijke verlichtingsmiddelen als
een zeetje in miniatuur en toen ik Boreas
naderde, liad ik moeite om te blijven
staan.
„Schei nu toch eens uit, Boreas",
zei ik dringend, maar heel, onderdanig
aangezien ik bang was, dat hij mij om
ver blazen zou en die vrees, was niet
ongegrond, want toen hij naar mij keek
en den geweldigen adem van rijn neus
gaten op mij richtte, moest ik mij met
handen en voeten aan een lantarenpaal
vastklemmen, om te blijven staan.
„Beste jongen" zei hij toen, „jelui
menschen. weten niet. wat goed, voor je
is. Ik ben een van. je beste vrienden. Of
blaas ik niet de heele boel eens door en
schoon in je duffe steden 1 Daaraan den-
eenvoudig zwarte kleeding voerde Oc
tavius in een bezoekkamer, waar het
zachte licht van waskaarsen op met
kostbaar damast overtrokken stoelen,
Brusselsche tapijten en. albasten statuet-
ten viel. Aaai het eene einde der kamer
za,t lezend eene dame, wier sierlijke ge
stalte in de diepte van een ruststoel
half begraven lag., terwijl de zware
plooien van een groene moiré antique
robe langs haar heen golfden, als de
smaragd groene golfjes der zee langs
eene zwaan.
Wenscht ge mijnheer Dalford te
spreken vroeg de dlame vriendelijk,
toen Octavius bedeesd nader trad. Hij
zal dadelijk maar gij! rijt immers
mijnheer Wellington!
En gij rijt Miriam! riep de kan
toorbediende met de groote vooruitrich
ten. Maai* voor liij aan rijn verbazing
meer uitdrukking kon geven, trad de
compagnon der beroemde firma Saxon
Co. binnen en, mijnheer Octavius
bevond zich tegenover den heer Martin
Dalford, een Californischen beer.
Ik ik dlacht, dat ge een goud
graver waart, stamelde Octavius.
Ik ben het ook somwijlen, lachte
Dalford, en heb daar mijne vrouw bij
voorbeeld uit het zand des levens op- j
gedolven
- Hij is de rijkste man in do stadi,
glimlachte Miriam, en ik was kinder
achtig genoeg te weeneu, toen ik liét
vernam, want ik had er mij reeds recht
mee verblijd, hem met mijne spaar
penningen verder door de wereld) te hel
pen.
En hoe gaat het met Dolly vroeg
de heer Dalford vriendelijk, toen zijne
vrouw opstond en haai* arm teed'erlijk
in den zijnen legde. Gij; moet haar hier
brengen, om met Miriam over het
oude geboorteland te praten.
Zoo was! het blaadjo omgekeerd
Martin Dalford patroniseerde nu wer
kelijk den jongen man, die hem voor
weinige weken in de keuken van liet
Nieuw Engelands-farmhouse patroni-
seeren wilde.
Dolly was volstrekt niet tevreden met
haar lot. Zij1 sloot zich op en weendle
den geheelen morgen, nadat Miriam
in een elegant open rijtuig, bespannen
met twee kostbare schimmels haar het
eerst een bezoek had gebracht. Zij ween
de niet om Miriam's geluk, maar om
haar eigen ongeluk, want Octavius had
haar uitgescholden voor „zottin" toen
zij hem een nieuw zijden kleed had
verzocht, eene zottin, die misschien ge
loofde, dat een arme kantoorbediende
tot over de ooren in het geld zat, of
dat zij hem gouden bergen had mee
gebracht, enz. Vervolgens was de kaste
lein van het nobele logement, waar het
paartje zijn intrek had genomen, zoo
onfatsoenlijk met zijne lange rekeningen
geen korten tijd te willen wachten, en
dat maalde haar ook nog ini het hoofd,
Martin Dalfordl, de rijke man, dien rij
zoo snood had afgewezen en het ergst
van alles was, dat rij zich zeggen moest,
„Het is uw eigen schuld, ontrouw straft
haar eigen meesterArme Dolly
(v- y.)
INGEZONDEN MEDEDEE-
LINGEN
30 <-;oT3ts per rereet
Hebt gij Asthma
Dr. R. SCHIFFMANN's Middel
tegen Asthma geeft onmiddellijke
verlichting zelfs bij de hevigste aan
vallen en geneest waar andere mid
delen lalen. Verkrijgbaar bij J. van
Gl'LÏK te Haarlem, in pakjes van
11. 1,50 en tl. 2,75.
<F&injjgiefeetr*ieiyteita
Getrouwd 26 Jan. L. C. Weathoff
en B. van dor Mandate, Schsvenir.r ec.
Bevallen24 Jan. Mevr. De Haas
•i. Wageuingen. 26. B. Neameyor
Yan Heusden leven 1. d. Amst.
O verleden 23 Jan. H. M. Dünich.
Amsterd. 25 Wed. E. Oosterveo?:—
Steenbergen 63 j. Apeldoorn. 26. C.
M. A. G. van Bleyswyk Ris—Yan
Vliet 31 j. den Haav.
keu jelui niet, ondankbaren die jelui
bent. Als ilc een onnoozelo pan van
een dak blaas, dan ben ik de kwaaie
man... Nietige aardworm, wat let me
of ik blaas jo als een veertje in de lucht
weg V'
Hierbij zette Boreas zulke bolle wan
gen, dat ik van schrik achter mijn lan
tarenpaal kroop en, uit zelfbehoud het
gesprek op een ander onderwerp bren
gende, riep„Heel verplicht. Liever
niet! Yertel mij liever eens, of we
weer gauw uw collega Regen terug zul
len zien?"
„Pluvius?" zei Bc-reas, „ik geloof wel.
dat hij weer om den hoek staat. Kijk
eens hier, nu on dan komt vriend Vorst-
wel eens om den hoek kijken, maar die
heeft meer wil van zijn werk in den
omtrek van Zweden, Noorwegen en de
Pool Pluvius cn ik rijn toch maar de
goede vrienden van Nederland. En
mijn zwaarmoedige vriend! Mist doet
ook wel eens een duit in 't zakje."
„Men zegt wel eens, dat het natte
weer zooveel riekte veroorzaakt, opper
de ik schuchter.
„Dwaasheid," zei Boreas al snuiven
de, „jullie grootste vijanden rijn je bed,
waar je te lang inligtde corsetten diie
je vrouwen dragen, de kwakzalvers, die
jelui rijk maakt en de buren, door wie
je je raad laat geven. De buren rijn
d'e gevaarlijkste®. Vermijd d!ie vier ge-
vaajtm cai Pluvius zal geen vat op je
hebben. En maak nu clat jo wegkomt,
want daar komt dè burgemeester van
Bloemendaal aan en dien wil ik den
hoed van zijn hoofd! blazen."
En daarmee gaf hij me zulk een wind
stoot in den rug, dat ik voorover vied
en... in mijn bed wakker werd.
FIDELIO.