▼leden en de blanken ze niet konden groepeeren. Ieder verdedigde zicli voor eigen re- j kening. Dit zonderlinge gevecht duurde een uur en eindigde met een algemeen „sauvo qui peut" dei- Staatstroepen, die de vlucht namen naar Kasongo, waar zich baron Dhanis bevond! Reeds was het nieuws der dubbele nederlaag te Sulunga en Kabambare den baron t«r oore gekomen en deze had reeds de eerste maatregelen genomen. Hij riep de soldaten der oude colon ne Glorie, die zoo dapper de thans zege pralende Batetelas hadden verslagen, naar Kassongo (éeu graad ten Westen van Kabambare en lijfde daar eveneens de vluchtelingen weer in. Op 20 No vember had baron Dhanis onder zijne bevelen 850 man, die. dank zij de hulp uit Nvangwé, elk ISO patronen hadden. Einde November rukte de onder-gou verneur met die krijgsmacht uit Kas songo naar de Lulindi. om den muiters den overtocht over deze rivier te belet ten. De gouverneur-generaal Wangennee, die op denzelfden datum te Stanleyville waa, had van zijn kant bevel gegeven aan de stations van den Equator, de Aruwinie en de districten der Banga- las, al de geoefende soldaten boven de bepaalde garnizoenen naar de Falls te zenden. De commandant zal alsdan 250 man versterking aan baron Dhanis kun nen leveren. Het blijkt verder uit vcrscliillende rapporten van den intendant Malfaifc, die de streek van Stanleyville comman deert, dat de troepen van baron Dhanis een zeer voldoende getal blanken tellen. Latere berichten hebben gesproken van een nederlaag van baron Dhanis. Met dit bericht zal zeker bedoeld zijn een nederlaag van de sterke macht, waarover baron Dhanis, blijkens het bovenstaande, beschikte. Het is wel is waar door het bestuur van den Congo- staat tegengesproken, of liever, dit heeft geaegd, dat aan de bureaux van het bestuur van een nederlaag niets bekend was. doch juiste gegevens omtrent d!en afloop dezer expeditie heeft men niet. Van de Filippijnen. Het officieele blad Republica meldt dat hot congres te Maioh/s de grond wet heeft goedgekeurd en een motie vao vertrouwen in Aguinal'.oaanuaoi die gemachtigd werd den Amerikanen den oorlog te verklaren, wanneer hy het raadzaam achtle. In den naelit van den 20e doodde een Amerikaausche semhiwacht eet: kapitein van de artillerie der Filipino's bjj de voorposten te Tonde». De inland- scbe pers is over dit feit zeer ver ontwaardigd en noemt de daad van den schildwacht een laden moord. Zaterdagnacht beproefden vjjf Fili pino's door 'de Amerikaausche hniën te b eken om den dood van doe kapi tein te wreken. Een Amerikaausche; schildwacht doodde een dériadriugers, die met eea revolver was gewapend; de anderen werden gevangen genomen. Kea hoog huis. Park How Building in New-York, het hoogste als woning bestemde ge bouw ter wereld is thans gereed. Het huis is 390 voet of 117 M. hoog; het rust op palen die 16 M. in den grond geheid zyu. De viaggestokkeu op de beide koepels verheffen zich 17 M. boven gebouw, zoodat de knoppen van die vlaggestokken tot 150 M. boven den beganen grond reiken. Het ge bouw is, aau de zjjde van de Ann Street maar 6 M. breed en gelijkt, van daar gezien, een ontzaglijk Loogeu schoorsteen. Er is 8000 ton staal en 12.000 ton ander materiaal aan den bouw besteed, d. i. 20.000 U-u te saaien, ju;.6t zooveel a's de „Kuiser Wilhelm der Grosse", nel grootste schip ter wereld; maar Park Row Building is, zijdeling op hot schip neergelegd, 44 M. korter en terwij! de Kaiser \V." 1*» millioen Mark heeft gekost, is aa:; et reuzengeboutv slechts 10 mi'.iiocu M. besteed. Ho v> -schil -Dl Hc jr'eMmer iiaiSeijea Een Zaierdagavoyuipraai je. cccLxm. Eindelijk zal er dan toch eens iets gedaan worden om de Koningin en daardoor ook de Regeering te wijzen op de treurige spoorwegtoestanden, waaraan we in Haarlem sukkelen. De heer Rethaaa Macaré, onze ijverige af gevaardigde, heeft in zijn rede van Donderdagavond het ijs gebroken. Er is nu een uitvoerig adres ter teekening gelegd' en wanneer de Haarlemmers hun belang begrijpen, zullen ze niet in gebreke blijven liet te gaan teekenen. Begrijpen ze hun belang niet, dan blij ven ze thuis. De heer Macaré stond Donderdagr avond op den wel wat eigenaardig uit- ziepden katheder te praten, zooals ie- mandl spreekt over een onderwerp, dat hem geen week achtereen uit de gedach te is. Op de manier, zooals ik bijvoor beeld, die geen redenaar ben, zou kun nen vertellen van mijn levensloop en familieomstandigheden, aangenomen al eens. dat er een publick zou te vinden wezen dat daarnaar luisteren wou, wat ik niet geloof. Voor den heer Macaré is do Haarlemsehe spoorwegquaestie dan ook een stuk levensloop. Hij heeft er al zoolang in gezeten en aan gewerkt en na zooveel jaar van. moeite en arbeid, idfiu qp niets zijn uitgeloopen, is het bewonderenswaardig, dat onze afgevaar digde nog met zooveel overtuiging, ja met zoo groote warmte de goede zaak kan bepleiten. Die warmte kwam nog om een an dere reden goed! te pas. 't Was in de groote zaalvan 't Brongebouw koud, ijskoud. Het blies door de deuren Tan do verandah, die 's zomers zooveel heer- voornamelijk in de machines van 27.000 paardekrachten, die in bet stoomschip liggen. Toch heeft het ge bouw te New-York ook een stoom werktuig van 1000 pk. voor de be diening van de lifts en voor de electri- sche verlichting. Het Park Row Buil ding heeft 950 lokalen vao flinke af meting, die gemakkelijk ruimte aan bieden om er vier personen in't werk te stellen; het wordt geheel een huis voor zaken", bij gedeelten als kantoren verhuurd. Als nu ieder persoon, dié er arbeidt, per dag vyf meuschen ontvangst, kan de „bevolking" die dagelijks het gebouw bezoekt op 25.000 personen worden gesteld, ter wijl de vaste „bewoners" op 8000 zijn te schatten. Een stadje op zichzelf dus. De reclame in China. Hoewel reeds iu verschillende ha vensteden van China, die voor het ver keer openstaan, reclame gemaakt wordt op Earopaesche of liever op Auicrikaacsche wyzo, is in het groot ste deel van het Horaelsche rijk de eigenaardige mauier om zyn waren aan den man te brengen nog in zwang, welke vooral daarin bestaat om zoo veel mogelijk leven te maken. De handelaars in papier byv. gebruiken handtrommels, de kooplieden van zij den stollen een andere soort van i rom mel, waarbij f%'ee aau een draad be vestigde kogeltjes door het draaien van het polsgewricht beurtelings legen de beide vliezen geslagen worden. Hande'aars in manufacturen lokken hun koopers door den dreanenden klank van de tam-tara de scharen slijpers b-dienen zich van vierkante, motalen platen, die door middel van twee touwtjes aan elkander verboa- den zyn en waarmede ze oorterdou- vend klapperen. Reizende barbiers dragen gewoonlijk een soort stemvork by zich willen zy dc meuschen laten hooren dat zjj er zijn, dan trekken ze daar een ijzeren staafje tnsscheu door. Kwakzalvers of kooplieden in geneesmiddelen en zalven maken evenwel, juist als hun blsDke colle ga's, het meeste levenze ratelen met halfgeopende ijzeren ringen en stukken "metaal er dapper op ios. Ovoreenkomstig het hier heersciiende gebruik om bij barbierswinkels scheer bekkens, hy berbergen kruiken enz. uit le hangen, lokt de Chin, koopman met zijn metalen ysschaaltjes de koo pers voor ae frisscbe, ongezonde zure pruimen! imonade en ten slotte gebruikt de oliehandelaar voor dit zelfde doel een grooten houten klapper. Het moet daar een helsch leven in China zijn. Keizer Wilhelm II vierde Vrjjdag zjju verjaardag. Zijne Majesteit is 27 Januari 1859 te Berlijn geboren. Reeds Donderdag waren verschei den vorstelijke personen te Berlijn aangekomen, o. a. de groothertog van Hessen, de hertog van Saksen- Coburg- Gotba, de prins vau Hohenzollern, prins Ferdinand van Roemenië enz. Ook de koning van Saksen werd ver wacht. Een Californlsclie gsschisdenis. Dat is dus dc vervulling vau den schoonsten droom mijner jeugdzei Martin Daiford voor zich. Hij was zooeven na een zesjarige af wezigheid uit de goudstreken van Cali- fornië voor een kort bezoek naar het oord teruggekeerd, waar hij zijne jeugd had doorgebracht. Weggegaan als een wilde, avontuurlijke, fortuinzoekende jongeling, keerde hij terug als een bedaard, zeer baardig man, tusscben wiens wenkbrauwen en om wiens mond hoeken de ernst des levens zich gelegd had. Hij was een man, aan wien men bij den eersten blik kon zien, dat hij allerlei lotswisselingen had ondergaan. Dolly Markham was ook ouder ge worden. Zij was een onschuldig kind, met lijke frischkeid aanbrengen, het blies oiet minder achter 't tooneel vandaan, zoodat menigeen van de aanwezigen on getwijfeld met bezorgdheid! naar zijn maai* matigjes gegarneerd1 hoofd zou gekeken hebben, als hiji dat bij moge lijkheid in 't oog had kunnen krijgen. En er zijn op vergaderingen als deze gewoonlijk heelwat van due ongeineubi- eerde hoofden present. Als het ergste (gebeurt, dan is veertien dagen na dato de heele gemeenteraad en driekwart van do rechterlijke macht in Haarlem ho peloos verkouden. Niemand die de rede gehoord' heeft lean in gemoede verklaren, dat hij nu, nog niet weet hoe de zaak in elkaar zit. De lieer Macaré heeft dat op zijn klare en onopgesmukte manier diiidelijk genoeg verteld. Maar wat hij niet ge daan heeft, dat is een antwoord geven op een vraag die hijzelf gesteld heeft. Waarom heeft de Hollandsche Spoor nooit geantwoord' op het bodl van Haar lem van f 250.000 als bijdrage in dè kosten van het plan-Telders? Waarom heeft de Maatschappij zich nooit de moeite gegeven, eens een flinke spoor weghaven. in Haarlem te maken, hoe- j wel dat zeker in haar voordeel zou zijn i geweest 1 Ik hob zoon flauw vermoeden, dat de heer Macaré het antwoord op die vragen wel £oed en deugdelijk kent, maai* het om bepaalde redenen beter achtte, diat hier niet te geven. Vraagt men mij naar mijn opinie, dan zeg ik ,,'t is Amsterdamsche overheerseliing en niets anders." Groote steden zijn gewoonlijk jaloersck en naijverig op den bloei van kleinere gemeenten in hunne onmiddellijke nabijheid. En vooral wanneer het haar zeiven, zooals met Amsterdam 't geval is, niet naar dien vleesche gaat. 't Is Amsterdams be lang niet, dat Haarlem zich ontwikkelt in de richting van een drukke scheep- fraai haar, met lipjes als bedauwde ro zenknopjes en blauwe wonderschoon? oogen, toen Dalford fortuin ging zoeken. Maar zij was inmiddels te Boston ge weest en had steedscho manieren en steedsche kleecling aangenomen, hetgeen Martin echter in het binnenste van zijn hart volstrekt niet voor een verfraaiing van. haar persoon hield. Zij friseerde nu haar goudkleurig haar en vermeerderde het op kunstige wijze; zij droeg kostbare ringen aan de vin gers, lisp te voornaam, als zij sprak, en poogde den modernen, voor voornaam geheeten gang na te bootsen, dien men de „Grieksche kromming' heette. Inste- de van den hartelijken kus, waarmede Martin verwacht had begroet te worden, reikte zij hem deftig hare vingertop pen toe. toen hij na zulk een lange af wezigheid in de kamer trad. Pshawbromde Martin onder zijn dikken snorbaard, en Dolly zeide iets over heb fraaie weder van den dag in het bijzondereen weer d'at men uit hoofde van het seizoen volstrekt niet verwacht zou hebben. Vervolgens kwam de oude Markham in de kamer en toen werd het gesprek algemeen. Ik zie wel waar de wind vandaan komt, dacht Dalford, toen hij eenige avonden bij het haardvuur zat. De oude farmer Markham liiesld! namelijk veel van een vrooiijk houtvuur, hoewel diat in de zachte Octoberlucht van den Indi- aanschen zomer volstrekt nog niet nood zakelijk was. De vogels zongen nog lus tig in de twijgen der dicht met bont- loof prijkende suikerahornboomen, een bewijs dat ze zich door de koude hand van den wintergrijsaard nog niet on aangenaam aangeraakt voelden. .,Ik zie wel van waar de wind komt," dacht Dalford en luisterde slechts verstrooid naar de niets beduidende gesprekken van den heer Octavius Wellington, die van Boston was gekomen om zich op het land een of twee dagen van het denken te verpoozen, want hij was cor respondent van een handelshuis. Zij is, zooals al deze steedsche vrouwen en nvodedames zijnzij, bemint den gek met zijne verlakte laarsjes meer dan iemand die gezond verstand in het hoofd, maar geen pomade er op heeft. PshawWat is er eigenlijk aan gelegen? Gij komt van Californië, zoo ik hoor mijnheer? zei de heer Wellington, terwijl hij zich met een zeker voornaam gebaar van bescherming tot Dalford wendde, die geen deel aan het gesprek genomen had, diat nu precies begon te verflauwen. Martin knikte verstrooid met het hoofd. Ja. was het korte antwoord. Een heerlijk klimaat, schier altijd zomer, schoone vruchten niet waai*. Wed? Geen antwoordDalford staarde strak in het vuur. Gij hebt er waarschijnlijk een farm gehad? voer ö!e heer Wellington gerust voort. Neen mijnheer, hierin vergist ge u Ha. dan waart ge waarschijnlijk in de mijnen? Wat zal ik u zeggen, antwoordde Martin, terwijl hij, met die hand over zijn zwaren baard streek, en Oc tavius vruchteloos poogde, in weer wil van Macasseroiie en echte haarbal- sem zijn zeven haren aan kin en boven lip op te strijken. Nu ja. ik ben in die mijnen geweest! Zonderling leven daarwel Niet bijzonder' Keert ge spoedig naar California terug? Dat weet ik nog niet. Misschien ga ik spoedig daarheen, verklaarde nu de heer Wellington met voorname nonchalance, ik ben daar ge- engageerdl door eene groote firma te San Francisco Saxon, zoo heeten die menschen. Het kan zijn. dat gij' van hen gehoord hebt, de firma is wereld beroemd. en zoo ik u misschien daar kan voorstellen, en in goede gezelschappen inleiden, dan... vaart en een bloeiende industrie die behoudt het liever voor zich. De zelf zucht van groote steden gaat veel liever uit op annexatie en wanneer we een kwartier sporeais dichter bij de grrrroote stad lagen, wees er dan maar zeker van, dat ei" al menige poging zou zijn gedaan, om ons met huid en haar op te slokken en met onze bescheiden kleinheid het groote lichaam uit te breiden. Geluk kig zijn we daarvan nu nog ver genoeg af en wanneer ik het voor 't zeggen had, dan zou ik wel willen, dat Haar lem op de plaats van Alkmaar lag. De rook van een groote stad is niet zoo plezierig en voordeelig als men dat wel eens meenen zou. En wanneer de Hollandsche Spoor haar directe lijn van Amsterdam over de Haarlemmei-meer naar Leiden krijgt. dan zijn we voor een groot deel de Haarlemmermeer als klant ook kwijt-. Dan kunnen ze 's Maandags veel gemak kelijker en gauwer in een van die twee plaatsen hunne inkoopen gaan doen, dian d'at ze met paard en wagen naar Haarlem komen. Als 't verstandig was om te pruttelen en als 't pruttelen iets hielp, dan zouden we kunnen vragen, of Haarlem na de droogmaking van de Haarlemmermeer, zich de plaag van do moeraskoortsen zoo langen tijd heeft moeten getroosten om ten slotte die Haarlemmermeer van zich te zien ver vreemden. Voor het tot stand komen van die lijn bestaat naai* 't schijnt veel kans. De heer Macaré, die op de hoogte is, voorziet haren aanleg en moent, dat die niet tegen te houdien zal wezen, onder steld al dat het iemand in den zin zou komen, dat te probeeren. Immers het algemeen belang gaat boven het plaat selijke en dat moet een afgevaardigde ter Tweede Kamer ongetwijfeld! beden ken. Voor 't publiek is het anders niet volkomen duidelijk, welk voordeel er Verplicht, onderbrak Martin Dal ford bedaard den onvermoeiden babbe laar, ik ben met het gezelschap, waar mede ik in Californië verkeer, volkomen tevreden. De heer Wellington zette nu zijne aanmerkingen en beschenningsvoorstel- len niet verder voort, maai' Martin hoor de hem half fluisterend tot Dolly zeg gen, toen beiden de kamer verheten Een zeer fraai exemplaar ran een Californischen beer. Wat zegt ge, me juffrouw Dolly? Ha, ha, ha; waar lijk de meesten dezer goudzoekers en mijnwerkers zijn toch maar half be schaafd. En Dolly's toestemmend lachen werd zoowel door Martin Dalford als door Miriam Allington, de kleine, arme dorpsnaaister gehoord, die in den hoek -no op ui uojv&aooq o.unoru uo pa de werkjas van den farmer Markham maakte. Miriam's goede, zachte oogen schenen vochtig te worden, toen zij. den vluchtigen indruk zag, dien dit onbetamelijk lachen op Dalfords manne lijk gezicht veroorzaakte. Stoor u er niet aan, mijnheer Dal ford, zeide zij, hare plotselinge ingeving volgend. Dolly is altijd onbedachtzaam geweest. En vervolgens boog zij zich blo zend op haar werk neer en naaide een knoop op een verkeerde plaats. Ja, gij zij|t niet zoo onbedia-cht- zaarn, Miriam, zei Dalford' hierop, ter wijl hij zich van de gemeenzame, spreek wijze bediende, wélke hij gebruikte, toen zij nog een bruine boschnïmf was, die op de boomen in den omtrek klom, om noten en bessen te plukken, en wat Dolly betreft ik geloof dat de wereld niet stil zal staan, als zij' blijft gelijk zij is. Zes jaren veranderen, ons toch. Den volgenden dag zocht hij mèt Dolly Markham een gesprek ondier vier oogen. Wel Dolly, zeide hij, hoe staan wij toch met- elkander Gaat- ge de volgende maand met mij naar Califor nië? Dolly zag voor zich, werd verlegen en maakte een knoop in den band van haar voorschoot. Nu? vroeg Dalford. - Gij gij verrast mij, lispte Dolly. Verrassen? hm, dat geloof ik toch niet tus-schen ons was immers reeds jaren geleden alles bepaald. Maar ik was destijds nog een kind hernam Dolly. Maar nu zijt ge een jonge dochter, Dolly, antwoordde Martin bed'aard, en gij moet nu beslissen! Men verandert meermalen in den lcop van jaren zijne denkwijze, stamel de het meisje, en En de uwe is veranderd? Ja' zeide rij verlegen. Over mij en onze betrekking? Om u de waarheid te zeggen, mijnheer Dalford, brak Dolly eindelijk los en vergat haar lispen, hare verle genheid en zelfs haar Grieksche bui ging, ik heb beloofd met Octavius Wel lington te huwen. - Wel zoo, antwoordde Martin, een weinig verbleekend en op rijn snorbaard bijtend, ge geeft hem dus de voorkeur boven mij? Ja, riep zij. snibbig, hij is een zeer deftig, fijn mensch en heeft zeer goede vooruitzichten op een loopbaan Als kantoorbediende bij Saxon Co. onderbrak baar Martin spottend en er klonk iets als toorn in dien uit roep. Ja, het is ginder een aanzienlijk handelshuis, zooals ik vernomen heb, een firma, die de gelieele wereld door zaken doet en een ijverig en knap man als Octavius kan daar gemakkelijk voor uitkomen. Beschuldig mij: van het bre ken mijner huwelijksbelofte, maar uwe Vrouw word ik nooit. O wees gerust, zoo iets doe ik niet, antwoordde Martin met wijsgee- rige kalmte. Zoo ge met den ruil tevre den zijt, ben ik het ook, en ik hoop slechts dat gij met uw Octavius geluk kig wordt. Wees daaromtrent niet ongerust. Martin verliet de kamer en deed een lange wandeling om den tegenwoordi- gelegen kan rijn in de besparing van een kwartier op een reis naar of van het buitenland, die een uur of twaalf en langer duurt. „Komt men over dten hond, dan komt men over de staart," zegt een Holland-sell spreekwoord, maar de Hollandsche Spoor op hare beurt is van meening, dat de sprong des te ge makkelijker wordt, naarmate de staart korter is. En van deze operatie zal nu Haarlem, dat uit het wereldverkeer raakt, de dupe worden. Het schijnt, dat er een overgroot be lang mee gemoeid is, of do reis van Koningsbergen naar den Hoek van Hol land een. kwartiertje langer of korter duurt. Hoewel de Holladsch© Spoor een groot lichaam is, verschilt zo toch in zooverre- van menschelijke reuzen in de gewone beteeken is van het woord, dat waar dezen tot elkander bluffen, dat rij grooter zijn dan de anderen, de Hol landsche Spoor Hare concurrenten tracht te verpletteren met de bewering„ik ben de kortste." 't Is niet plezierig om van zoo'n groot lichaam het stiefkind te wezen. Zijn armen rijn zoo lang en zijn lichaam dienovereenkomstig. Strekt zoo'n lichaam maar even cle hand uit, dan tuimelt het arme stiefkind in den hoek; licht het maar even den voet op, dan krijgt het arme richt een schop van heb ik jou <1031*. Is het wonder, dat zoo'n arm stiefkindje dan naar de rechters gaat en zegt„och, lieve rechters, mijn stief vader behandelt me zoo slecht Wat ik noodig heb, dat krijg ik niet. Hij duwt nu! altijd maar in tien hoek. Als ik wat vraag krijg ik soms niet eens ant woord Dat stiefkind is Haarlem en de Hol landsche Spoor is d'e stiefvader. De rechters dj? hier te beslissen hebben, zijn de leden van de Kamer, voorgelicht door de raadslieden der Kroon, de mi nisters. 't Is te hopen, dat die rechters gen staat van zaken goed te overleggen en rijn hart een weinig rustig te laten worden, want het haat. is een ondeu gend), ontevreden, ding, dat altijd het meest *naar datgene verlangt, wat het het minst bezitten, kan. Toen hij terugkwam was er niemand! in de kamer dan de kleine duivenoogi- ge Miriam Allington, en rij scheen ge weend te hebben, alsof haar een groot ongeluk overkomen was. Waarom hebt ge geweend, Miri am? vroeg Martin, na. rijn hoed neer gelegd! te hebben, wat is er gaande, heeft iemand u beleedigd? O, ilc d!a.cht slechts dat het schan de is! zeide zij en naaide haastig voort zondier op te zien. Wat is schande? Dat Dolly u zoo behandelt, na zes jaren te zamen verloofd te rijn. En nu moet ge geheel alleen terug en rijt een zaam in de wereld, en Martin Daiford zette zich naast het meisje, streek zich herhaaldelijk door den zwaren baard, keek haar vervolgens glimlachend in de door tranen verduis terde oogen en zeide Zoudt gij misschien met mij wil len gaan, Miriam? Zoo ik u dit vroeg? Wij weten, niet wat rij antwoordde, maar toen Martin Dalford na verloop van twee weken naar zijne wettelijke woonplaats terugkeerde, had1 liij eene jonge bekoorlijke vrouw bij zich, wier meisjesnaam Miriam. Allington was. Zie, zei de oude farmer Mark ham, dat hebt gij er van, nu is Miriam rijn vrouw. Wat is daaraan gelegen, riep Dol ly, ik zal toch geen goudgraver en een gemeen en mijnwerker t<ot man nemen. Ik moet zeggen, voer de oude landman voort, dat ik hem voor een goed mensch en huisvader houd; hij zal Miriam geluküg maken en gij, dochter, moest niet zoo laag op alle andere menschen neerzien, omdat ge met een handelaar huwt. Wij kunnen toch niet allen op dezelfde wijze geluk kig rijn, de eene stijgt, de andere diaalt, dat is 's werelds loop De heer Wellington huwde met Dolly Markham en nam vervolgens zijne vrouw mede naar San Francisco, waar hij haar in een voornaam logement bracht. Men had daar zilveren vorken, maar zeer weinig te eten, kostbare ta pijten, maar zeer slechte bedden, lange rekeningen-, maar korte spijslijsten. Toen Octavius daar zijn geliefde vrouw een onderkomen had bezorgd, begaf hij, zich dadelijk op weg, om zich bij Saxon Co. aan te dienen. Het fraaie huis waarin de kantoren zich bevonden, was wel is waar reeds geslo ten, maar de eerste boekhouder, die toevallig nog tegenwoordig was, zeide, het zou geen slechten indruk maken, zoo d'e nieuwe kantoorbediende zich da delijk in persoon aan een der chefs voorstelde. Men was zeer gesteld' op nauwkeurigheid in het liuis en mijn heer Wellington was reeds een heele week te laat aangekomen. Den heer Octavius zonk het hart bijna zichtbaar in de onberispelijk ge lakte laarzen. En waarheen moet ik mij wen den om een der heeren te vinden en mij te verontschuldigen? vroeg hij. Mijnheer Saxon is niet in de stad, antwoordde de oude grijze boek houder, maar gij kunt tot den com pagnon der firma, den heer Dalford gaanhij woont in de Westerfield- street no. 100. Daiford, hé? dacht mijnheer Oc tavius, toen hij den naam en de woon plaats in zijn notitieboekje schreef, „ik ken dien naam, dun lel- mij'. Ha-, ja, het is immers de naam van den ouden heer, d-ie een blauwen scheen bij mijne Dolly heeft geloopenZonderlinge toevallig heid, die mij toch niet zal weerhouden mijn chef dadelijk een bezoek te bren gen. No. 100 Westerfieldstreet was een fraai groot steenen gebouw met spiegel ruiten, gebeeldhouwde dieuren, balkons en het luid' achter een tuin en een be koorlijke oranjerie. Een knecht in een zich het lot van 't arme kind zullen aan trekken en tot den onverschilligen stief vader zeggen„Schaam je je niet. om je stiefkind, zoo aan, zijn lot over te la ten? Zie jo niet, dat het aan bleekzucht- lijd't en aan lichaamszwakte? Geef het een staalpreparaat, geen staalwater, want daarmede is het ook al niet afdoen de geholpen, maar een verhoogde spoor wegbrug, een nieuw station, een spoor weghaven. Het kind zal er van opfleu ren. En wanneer je dat niet doet, stief vader, dan zullen we jouw tot je straf je eigen voedsel onthouden en krijg je de lijn Amsterdam--Leiden niet. We hebben, nu in een week kennis gemaakt of laat ik liever zeggen de ken nis hernieuwd, met Wind, Vorst en Mist, drie machtige factoren in ons le ven, machtiger in ieder geval dan wij, daar we, in weerwil van onze knapheid, niet in staat rijn om hen ook maar even tegen te houden of te verjagen. Tic ont moette dezer dagen Boreas, den Wind, op den Ovetrveeuschen weg, waai* hij zich vermaakte met te probeeren of hij de petroleumlantarens kon uitblazen, wat wonderwel gelukte. De olie klotste in die onsierlijke verlichtingsmiddelen als een zeetje in miniatuur en toen ik Boreas naderde, liad ik moeite om te blijven staan. „Schei nu toch eens uit, Boreas", zei ik dringend, maar heel, onderdanig aangezien ik bang was, dat hij mij om ver blazen zou en die vrees, was niet ongegrond, want toen hij naar mij keek en den geweldigen adem van rijn neus gaten op mij richtte, moest ik mij met handen en voeten aan een lantarenpaal vastklemmen, om te blijven staan. „Beste jongen" zei hij toen, „jelui menschen. weten niet. wat goed, voor je is. Ik ben een van. je beste vrienden. Of blaas ik niet de heele boel eens door en schoon in je duffe steden 1 Daaraan den- eenvoudig zwarte kleeding voerde Oc tavius in een bezoekkamer, waar het zachte licht van waskaarsen op met kostbaar damast overtrokken stoelen, Brusselsche tapijten en. albasten statuet- ten viel. Aaai het eene einde der kamer za,t lezend eene dame, wier sierlijke ge stalte in de diepte van een ruststoel half begraven lag., terwijl de zware plooien van een groene moiré antique robe langs haar heen golfden, als de smaragd groene golfjes der zee langs eene zwaan. Wenscht ge mijnheer Dalford te spreken vroeg de dlame vriendelijk, toen Octavius bedeesd nader trad. Hij zal dadelijk maar gij! rijt immers mijnheer Wellington! En gij rijt Miriam! riep de kan toorbediende met de groote vooruitrich ten. Maai* voor liij aan rijn verbazing meer uitdrukking kon geven, trad de compagnon der beroemde firma Saxon Co. binnen en, mijnheer Octavius bevond zich tegenover den heer Martin Dalford, een Californischen beer. Ik ik dlacht, dat ge een goud graver waart, stamelde Octavius. Ik ben het ook somwijlen, lachte Dalford, en heb daar mijne vrouw bij voorbeeld uit het zand des levens op- j gedolven - Hij is de rijkste man in do stadi, glimlachte Miriam, en ik was kinder achtig genoeg te weeneu, toen ik liét vernam, want ik had er mij reeds recht mee verblijd, hem met mijne spaar penningen verder door de wereld) te hel pen. En hoe gaat het met Dolly vroeg de heer Dalford vriendelijk, toen zijne vrouw opstond en haai* arm teed'erlijk in den zijnen legde. Gij; moet haar hier brengen, om met Miriam over het oude geboorteland te praten. Zoo was! het blaadjo omgekeerd Martin Dalford patroniseerde nu wer kelijk den jongen man, die hem voor weinige weken in de keuken van liet Nieuw Engelands-farmhouse patroni- seeren wilde. Dolly was volstrekt niet tevreden met haar lot. Zij1 sloot zich op en weendle den geheelen morgen, nadat Miriam in een elegant open rijtuig, bespannen met twee kostbare schimmels haar het eerst een bezoek had gebracht. Zij ween de niet om Miriam's geluk, maar om haar eigen ongeluk, want Octavius had haar uitgescholden voor „zottin" toen zij hem een nieuw zijden kleed had verzocht, eene zottin, die misschien ge loofde, dat een arme kantoorbediende tot over de ooren in het geld zat, of dat zij hem gouden bergen had mee gebracht, enz. Vervolgens was de kaste lein van het nobele logement, waar het paartje zijn intrek had genomen, zoo onfatsoenlijk met zijne lange rekeningen geen korten tijd te willen wachten, en dat maalde haar ook nog ini het hoofd, Martin Dalfordl, de rijke man, dien rij zoo snood had afgewezen en het ergst van alles was, dat rij zich zeggen moest, „Het is uw eigen schuld, ontrouw straft haar eigen meesterArme Dolly (v- y.) INGEZONDEN MEDEDEE- LINGEN 30 <-;oT3ts per rereet Hebt gij Asthma Dr. R. SCHIFFMANN's Middel tegen Asthma geeft onmiddellijke verlichting zelfs bij de hevigste aan vallen en geneest waar andere mid delen lalen. Verkrijgbaar bij J. van Gl'LÏK te Haarlem, in pakjes van 11. 1,50 en tl. 2,75. <F&injjgiefeetr*ieiyteita Getrouwd 26 Jan. L. C. Weathoff en B. van dor Mandate, Schsvenir.r ec. Bevallen24 Jan. Mevr. De Haas •i. Wageuingen. 26. B. Neameyor Yan Heusden leven 1. d. Amst. O verleden 23 Jan. H. M. Dünich. Amsterd. 25 Wed. E. Oosterveo?:— Steenbergen 63 j. Apeldoorn. 26. C. M. A. G. van Bleyswyk Ris—Yan Vliet 31 j. den Haav. keu jelui niet, ondankbaren die jelui bent. Als ilc een onnoozelo pan van een dak blaas, dan ben ik de kwaaie man... Nietige aardworm, wat let me of ik blaas jo als een veertje in de lucht weg V' Hierbij zette Boreas zulke bolle wan gen, dat ik van schrik achter mijn lan tarenpaal kroop en, uit zelfbehoud het gesprek op een ander onderwerp bren gende, riep„Heel verplicht. Liever niet! Yertel mij liever eens, of we weer gauw uw collega Regen terug zul len zien?" „Pluvius?" zei Bc-reas, „ik geloof wel. dat hij weer om den hoek staat. Kijk eens hier, nu on dan komt vriend Vorst- wel eens om den hoek kijken, maar die heeft meer wil van zijn werk in den omtrek van Zweden, Noorwegen en de Pool Pluvius cn ik rijn toch maar de goede vrienden van Nederland. En mijn zwaarmoedige vriend! Mist doet ook wel eens een duit in 't zakje." „Men zegt wel eens, dat het natte weer zooveel riekte veroorzaakt, opper de ik schuchter. „Dwaasheid," zei Boreas al snuiven de, „jullie grootste vijanden rijn je bed, waar je te lang inligtde corsetten diie je vrouwen dragen, de kwakzalvers, die jelui rijk maakt en de buren, door wie je je raad laat geven. De buren rijn d'e gevaarlijkste®. Vermijd d!ie vier ge- vaajtm cai Pluvius zal geen vat op je hebben. En maak nu clat jo wegkomt, want daar komt dè burgemeester van Bloemendaal aan en dien wil ik den hoed van zijn hoofd! blazen." En daarmee gaf hij me zulk een wind stoot in den rug, dat ik voorover vied en... in mijn bed wakker werd. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1899 | | pagina 2