J. l. Ochtendb!. van beden is gerectificeerd, Eed.) een buitengewone vergadering ran den gemeenteraad gehouden, in verband met ontdekte onregelmatig heden in het beheer van den ge meente-secretaris. Besloten werd een deskundige commissie te benoemen ten einde een onderzoek in te stellen naar de handelingen van den gemeente secretaris, wat de gemeente-admini stratie betreft. N. Rolt. Cl. Werkstaking te Almelo. Zaterdag zyn er opnieuw onder handelingen gevoerd tusschen de directie der stoomspinnerij Twenthe te Almelo en de werkstakers. De directeur heeft toen in zooverre toegegeven, dat er voortaan des Zater dags gewerkt zal worden van 's mor gens 6 nur tot 's middags één unr. De arbeiders zouden dan na een Het graf van Oldenbarneveld. uur terugkomen, om de machines te poetsen. In een brief over deu brand van de De directeur beloofde verder, dat kerk te Overscbie in het Haagscbe wanneer des Zaterdag 12 unr 15.000 Dagblad komt het volgende voor: kg. garen geproduceerd was, de fabriek „Een droevig denkbeeld, de kerk dan om 12 uur stop gezet zon worden, weg. alleen wat beenderen nu door De arbeiders hadden n.l. gegarandeerd, die ootzaak aan het licht gekomen, dat er niet minder geproduceerd zou maar droeviger nog, weemoediger als worden, als aan hun verlangen werd 't waar is, wat een der oudste Over- voldaan. De spinners wareu wel ge- sebieënaars my mededeelde, dat dit neigd dat voorstel aan te nemen. De het gebeente zou zijn van onzen groo- arbeidsters der kraskamer namen er ten staatsman Oldenbarneveld, die echter geen genoegen mede, vooral hier begraven zou zijn Het gebeente daar de directeur voor baar een andere van dien man daar te midden van regeling van de werkzaamheden wilde dien vuurgloed, nu blootgesteld aan iuvoereu, waardoor eenige arbeidsters wind en weer!" oit zouden vallen en andere werk- Een nader oudcrzoek Daar de waar- zaamhedeu zouden krijgen, heid dezc-r bewering acht het blad niet De staking bljjft dus voortduren, overbodig. I Er zyn c enige duizenden strooibil- Intusschen acht het N. v. d. D. hetjetten verspreid in alle Twentsche niet waarschijnlijk, dat dit onderzoekfabrieksplaatsen, om voor de werk- veel gevolg zal hebben. Het is name-j stakers geldeljjken steuu in te roepen, ljjk reeds ettelijke jaren geleden inge- j Zondagmorgen aan de bekomen won den overleed. INGEZONDEN MEDEDEF- LINGEN. 30 cents per regel. steld (in 1882) in verband met de hierbedoelde plaatselijke overlevering doch gelijk men kan lezen in het fraaie „Gids"-artikel uit 1884 van wijlen mr. D. Veegens, later opgeno men in diens „Historische Studiën" zonder tot eenige uitkomst te leiden. Dergelijke overleveringen omtrent Oldenbarneveld's graf bestaan ook nog omtrent andere plaatsen. Motley zegt, dat bet lijk van den advocaat naar het familiegraf in zijne geboorteplaats Amersfoort is overgebracht, dooa wijst niet aan op welken grond die bewe ring steunt. Van eene plaatselijke overlevering is althans te Amersfoort nooit sprake geweest. Meer schijn van waarheid heeft een door anderen meermalen geuit gevoe len, dat het lijk, eenigen tyd na de voltrekking van het doodvonnis, zou bijgezet zijn in het graf der dorpskerk in Oldenbarneveld's heerlijkheid Ber- kel, bij Rotterdam. Het is bekend, dat Oldenbarneveld's zonen op den dag der terechtstelling verzocht hebben het lijk huns vaders daarheen te mo gen overbrengendat verzoek werd toen afgewezen en het lyk werd be graven in de toenmalige Hofkapel van bet Binnenhof, waar toeu reeds een zijner dochters rustte. Eene overleve ring te Berkel luidt, dat toch, niet tegenstaande de weigering, het ljjk later in het geheim naar de heerlijk heid zou overgebracht zgn. Dat er een Johan van Oldenbarneveld in de dorpskerk van Berkel begraven kan liggen, is zeer goed mogelijk, maar volgens rar. Veegens heeft men dan te denken aan des advokaats kleinzoon (den oudsten zoon van Rei nier van Groeneveld), die in 1633 overleed. Behoudens tegenbewijs mag men nog steeds als de werkelijk laatste rustplaats van Holland's grooten staatsman beschouwen de bovenge noemde Hofkapel, wyl hot feit, dat hij aldaar begraven is, mot stellige zekerheid vaststaat ea tot heden nog geecerlei bewijs gevonden is voor de overleveringen, welke van eene ver plaatsing --aar elders gewagen. De vijf geschied- en oudboidkaadigen, die in 1879, by de guheele verbouwing van de Haagscbe Hofkapel, op ver zoek van de~Regeering een nauwkeu rig onderzoek naar de aldaar nog aanwezige grafsteden instelden waarbij o.a. de lyken van eenige gra ven Yan Holland te voorschijn kwa men zijn door dat onderzoek niet van meening veranderd, en op hun Waanzin. Het dorp Kockengen werd Zater dagavond omstreeks 8 ure in rep en roer gebracht doordat M. N., een jonge schipper, in een aanval van godsdienstwaanzin, al brullende langs de straten liep. Na verschillende ingezetenen, den burgemeester, geslagen te hebben, werd hij door dezen, met behulp van eenige omstanders, aanvankelijk in het huis van bewaring, en daarna in een der schoollokalen, onder goede bewaking gesteld. Zondag werd hij, op last van den burgemeester, naar het krankzinnigengesticht te Utrecht vervoerd. Opstootjes te Oudkarspel. Aangaande de onrustige tooneelen te Oudkarspel, waaromtrent het N. v. d. D. het een en ander mededeelde, wordt aan dat blad nog het volgende gemeld Nadat Dinsdagavond een groote menigte op de been was gekomen, ten einde lucht te geven aan de niet zeer vreedzame stemming, begaf men zich tot voor de woning van den Burge meester, in de onderstelling dat het hoofd der school aldaar zon zijn. Het ontbrak daarbij niet aan allerlei uit roepen en hatelijkheden tegenover de politie. Of al ten stelligste de verzekering werd gegeven, dat de heer H. reeds in den vroegen morgen de gemeente had verlaten, de volksmenigte nam dit niet voor waarheid aan, tot eindelijk de politie, kalmte verkiezende boven wellicht heftige tooneelen, aan een paar personen uit den troep verlof gaf om de onderwijzerswoning te door zoeken. Nadat dit was geschied en men nu de zekerheid meende te heb ben, dat bet hoofd der school niet binnen de gemeente was, ging lang zamerhand de menigte uiteeo, zoodat vóór het begin van den nacht de ge meente weêr tot kalmte was gekomen. Was de burgerij Woensdag bij bek kenslag aangemaand tot rust en kalmte, thans kunnen wjj daarom'rent nog raededeelen, volgens Raadsbesluit is den volke tevens aangekondigd, dat de Raad zijn invloed zal aanwenden, om te bewerken, dat bet hoofd der school niet meer in de gemeente zal terugkeeren. Dewjjl het hek voor de onderwy- zerswoning reeds omvergehaald, de tuin geheel vernield en de woning MUI UlbVUlUC ■UJUUUVIU, VU VU UUU D j rerzoek beeft de toenmalige minister j reeds vry wat beschadigd is en de Tak van Poortvliet aan de noordzijde w®.lke na b0erscht, te verge- van bet nieuwe gebouw een steen doen 1S by een oogenblik stilte tus- pliatsen met het opschrift: schen vaak hevige buien heeft het „In de kelders dezer kapel zyn deGemeentebestuur, in overleg met den grafsteden van Graven en Gravinnen districts-schoolopziener, bes.oten het van Holland en werd het lijk van1 voorloopig verlof van vier dagen te, Johau van Oldebarneveld den XIV verlengen, totdat de Burgemeester Mei MDCXIX bijgezet." oordeelt, dat zyu terugkeer m dege-( i meente mogelijk is. Tot op bet oogenblik blijft bet nu j Ongelukken. rustig in de gemeente. Het onderwijs Ia de kazerne te Hoorn stoeiden is zoodanig geregeld, dat de drie on- boven aan de trap eenige soldaten, der wijzers des morgens aan de eene Een hnnner had bet ongeluk naar en des middags aan de andere helft beneden te vallen met het noodlottig der leerlingen onderwijs geven, gevolg, dat hij eenige ribben brak en Spiegelmaker, Plaathandelaar. Ver gulder en Encadreur. Ged. Oude Gracht 85. RECHTSZAKEN. Zaak Haas—Vau Hall. De beëindiging van de instructie in deze zaak is Maandag aan de beide be klaagden beteekend. Door den officier van justitie wordt volgens bet ,,N. v. d. D." aan de beklaagden, mr. Florin Adriaanj van Hall. geb. 1 Aug. 1838, wonende te Utrecht, van beroep bankier, en Her man Philippus Haas. geb. 21 Juni 1864. wonende te Spa. in België, van beroep bankier, beiden gedetineerd, het vol gende te laste gelegd Bekl. Haas. dat hij in Mei van het vorige jaar den oommissionnair in ef fecten F. J. Beijer bedriegelijk heeft bewogen hem geld op prolongatie te verstrekken tegen, onderpand van Fran- sche effecten, waarvan hij wist dat die geheel waardeloos, gestolen of door eenig ander misdrijf verkregen waren, stuk ken. die in Frankrijk onverhandelbaar waren. Dat hij aan Beijer had voorge steld een prolongatie-contract te sluiten tot een bedrag van f 15.000. onder on derpand van onderscheidene dergelijke fondsen, voorgevende, dat het prima solide fondsen waren, die niet alleen op wogen tegen de door Beijer te loop en risico, maar waarmede ook de reeds be staande schulden van bekl. aan Beijer betaald konden worden. Nadat Beijer verklaard had. dat hij bereid was aan het verzoek van Haas te voldoen, mits tegen ontvangst van solide effecten, had Haas aan Beijea.' zijn voornemen te kennen gegeven om, in plaats van de vroeger opgegeven, ter beurse genoteerde effecten, als onder pand te stallen een aantal als deugde lijk voorgewende aandeelen Chemin de fer d'Orléans. van 500 fr. elk, tot een nominale waarde van 25,000 frs., waar van hij wist, dat ze op verre na niet de daaraan door hem toegekende waarde hadden. Bekl. heeft verder aan Beijer eenige Fransche couranten, over de post gezonden, waarin actions van uiterlijk gelijken naam als de aangebodene tot de koersen van 660 frs. en liooger waren genoteerd hoewel liij wist dat dit arudere effecten waren dan do als onderpand' aangebodene, welke aanbieding op last van bekl. geschiedde door den conimis- sionnaar Mozes Duparc van Lier. Bedjetr heeft daarop een prolongatie overeenkomst tot een bedrag van f 16.000 aangegaan, waarvoor hij 50 van do bovengenoemde actions ontving eat waarvoor hij aan beid. f 12.000 in contanten gaf en dë overblijvende ƒ4000 in mindering bracht van- een reeds be-j staande schuld. Subsidiair wordt bekl. Haas ten la-ste gelegd, dat hij dit een en ander zou heb ben gedaan rni overleg met een tweede, ook met liet oogmerk van wederrech telijke bevoordeeling. Aan bekL Haas en Yan Hall beiden wordt ten laste gelegd, dat tij in Juli en Augustus 1898 gezamenlijk graaf K. Zu Spaur te Bennebroek zouden heb ben bewogen 30 waardelooze acJLions chemin do feT Orléans-Chalons te koo- pen, tegen afgifte van een door graaf Zu Spaur geaecepteerden wissel van f 15.000. Deze aandeelen. waarvan aan bekl. de waardeloosheid bekend was zijn. volgens hun opdracht, aan graaf Z. S. ter hand gesteld door den bank- agent L. S. Jacobs, die daarbij de op dracht had, de namen van bekl. te ver zwijgen en het te doen voorkomen, alsof het voorstel van buitenlandsche bankiers afkomstig was. Den graaf Z. S, werd daarbij medegedeeld, dat het aandeel van. 500 fr. met de dividendbewijzen aan do Parijsche beurs 675 fr. waard was, als bewijs waarvan de bovenge noemde Fransche couranten werden ge toond. Hij gaf daarop een wissel van f 15.000 af, welke hij met zijne liand- teekening bekrachtigde en welke wissel. door bekl. Haas aan eigen order getrok- j ken, dooi* bekl. Van Hall van dezen is, gekocht, terwijl hij wist. of moest be- grijpen, dat die wissel door oplichting of door eenig ander misdrijf was ver kregen. Bekl. Haas zou een bedrag van circa f 3500 of f 1375 uit den verkoop van dezen wissel hebben ontvangen, ofschoon ook hij wist dat die door oplichting was verkregen. Bekl. Haas en Van Hall worden ver der verdacht de bankiersfirma Heldring en Pierson te 's Gravenliage bedriegelijk te hebben bewogen, geld op prolongatie te verstrekken op Fransche effecten, waarvan ze wisten dat die geheel waar deloos, gestolen, of door eenig ander misdrijf verkregen waren. Zij zouden daartoe den commissionair Duparc Van Lier hebben opgedragen, door tusschen- komst van zekeren De Vries te 's Gra venliage als wiens principaal bekl. Haas zich valschelijk voordeed aan de firma Heldring en Pierson mede to deelen. dat des heeren De Vries' princi paal een prolongatiepost van f 25,000 a f 30.000 had loopen bij de firma Schermbeek en Van Hall (waarvan bekl. Van Hall de eenige beheerende vennoot is), tegen onderpand van solide Fransche effecten, tot een gezamenlijke waarde van 130.000 francs. Deze effecten zouden nader aange duid zijn in -een door bekl. Haas aan De Vries gezonden telegram dat door laatstgenoemde aan de firma Heldring en Pierson werd getoond, terwijl het telegram daarbij bedriegelijk inhield, dat die bedragen effectief en eerder iets meer waren. Nadat de firma Heldring en Pierson zich bereid had verklaard in do voorge stelde transactie toe te treden en op onderpand van 130.000 francs aan Fran sche effecten, een bedrag van f 50.000 op prolongatie te verstrekken, zouden door bemiddeling vait den heer De Vries aan de firma gezonden zijn zeven obl. van dë convp. des chemins de fer Paris LyonMediterranée. twee actions van de comp. des chemins dë fer de l'Est en zeven obligation van de chemins >de fer de l'Ouest, hoewel zij wisten dat die Fransche effecten waiV-n; gestoletn> of door eenig ander misdrijf verkregen en bovendien in Frankrijk niet verhandel baar waren. Beklaagden wordt uit dien hoofde ten laste gelegd, d'at zij bedriegelijk de firmanten Heldring en Pierson hebben bewogen om ten name van den boven- jenoemdën B. de Vries en op rekening van het onderpand der op dien datum gesloten prolongatie van f 50.000 (maar feitelijk ten eigen bate) een prolongatie- overeenkomst van f 3000 aan te gaan en tegen inpandneming van genoemde Fransche effecten een som van f 3000 in contanten af te geveai aan De Vries, dlie nog denzelfden dag dit bedrag, na aftrek van f 420 commissieloon, aan bekl. deed toekomen. Aan bekl. Haas wordt ten laste ge legd voor het plegen van do hierboven bedoelde oplichting der firma Heldring en Pierson, opzettelijk aan een ander dë midcMeai en de gelegenheid te heb ben, verschaft, wetende dat de 16 Fran- ;che effoqten gestolen en waardeloos varen, en dus onmogelijk konden strek ken als onderpand' van de tot een be drag van ca. f 3000 gosloteai prolonga tie, van welk bedrag hij f 25S0 tot zich heeft genomen en genoten, bewust dat die gelden afkomstig waren uit dë door middel van oplichting gesloten geldlee- ming bij de firma Heldring en Pierson. Aan bekl. Van Hall wordt ten laste gelegd, dat hij in October 1898 even eens opzettelijk aan een ander de midde len en de gelegenheid heeft verschaft tot de meergenoemde oplichting der firma Heldring en Pierson en dat hij dien persoon f 1500 ter hand had gesteld om dë genoemde 16 Fransche effecten te koopen, wetend'o dat die gestolen en waardeloos waren. Bovendien wordt bekl. Van Hall nog beschuldigd in Dec. 1898 opzettelijk 5 buitenlandsche wissels tot een gezamen lijk bedrag van ruim 10.000 Mark, door den koopman Ph. Spanjer, te Zut- fen in blanco geëndosseerd, te hebben gekocht van D. Bottenheim, of een an der, niettegenstaande hij -wist of moest begrijpen, dat die door Spanjer geën dosseerde en afgegeven wissels, door op lichting of eenig ander misdrijf uit diens handen in eigendom waren verkregen. Naar aanleiding van de bovenvermel de feiten zijnde dus a de oplichting ten nadeele van F. J. Beijer, van f 16000 b. ten nadeele vaar Graaf Zu Spaur, van 15000 c. ten nadeele van de firma Heldring en Pierson, van f 3000 en wat den beklaagde Van Hall alleen be- treft ten nadeele van Ph. Spanjer Dz., te Zutfen. van 10.000 Mark, vordert de officier van justitie tegen beklaagden Haas en Van Hallrechtsingang met bevel tot .gevangenhouding en verwijzing van hun zaak naar de openbare terecht zitting. Naar wij vernemen heeft bekl. Van Hall gébruik gemaakt van zijne bevoegd heid om binnen acht dagen bij de recht bank een memorie van verzet in te dienen. Bekl. Haas, die het hem ten laste ge legde bekent, heeft van dat recht af stand gedaan. Als verdediger van mr. Van Hall zal optreden mr. J. H. Worst-, als ver dediger van Haas mr. L. W. van Gigch. U leest toch ge- regel d liet FeuSI- lleton vanHaar- fleiit's Dagblad" Gemengd Nieuws. De Zaak-Dreyfus. De Parjjsche bladen bevatten een tegenspraak van Le Gall, chef van het kabinet van wijlen president Faure nopens den brief van dr. Gibert te Havre. De tegenspraak is vooral ge grond op het feit, dat onder de na gelaten papieren van Fanre het eerste kranteberichtje, waarin op het geval gezinspeeld werd, door wylen den president op den rand voorzien is van de aanteekening Dit is een leugen. Enkel de Aurore plaatst hier de kantteekening by Waarom het dan toen niet tegengesproken De „Oldenburg" gestrand. Eer het Duitsche pantserschip „01 denborg", dat in de Strander Bucht gestrand was, weder vlot is gekomen, beeft men heel veel arbeid moeten verrichten. Vrijdagmiddag te half één konden do pantserschepeD „Kurfürst Friedrioh Wilhelm" en „Brandenburg" eu de sleepstoomboot „Norder" de „Oldenburg" lostrekkeu. Den heeleo voormiddag was de groote kraan van de keizerlijke werf aan 't werk geweest om de stukken battery-geschut op te heifen, nadat te voren de ammunitie aan boord van de „Musquito" en de steenkool in vier pramen gebracht was. Van het bat- tery-geschut liet men de affuiten aan boord. gp Een gunstige omstandigheid was bij het vlotmakeu, dat een frissche noor denwind woei, die een voortdurend wassen van het water in de haven bewerkte. gi® Tegen den middag had de water stand dezelfde hoogte bereikt als op den avond der stranding, en nu kon de poging met succes herhaald wor den om het pantserschip, dat bij het zinken van 'c water bijna 40 c. M. in den grond was gedrongen, uit den onaangenamen toestand te bevrijden. Eerst zachtjes trekkend, zetten de machines van de „Norder" en de „Brandenburg", zoodra het schip een beetje meegaf, met volle kracht aan eo zonder hinderpaal konden de sche pen met het gestrande oorlogsschip in vrij vaarwater komen. Nadat men 800 Meter oostelijk van de plaats van 't onheil aangekomen was, werd het anker uitgeworpen. Thans bracht de reuzeDkraan de stuk ken geschut weder aan boordde steenkool en de ammunitie werden echter niet dadelijk weder in 't schip geladen. Voor zoover tot nu toe bekend is, is de „Oldenburg" aan de kiel niet be schadigd. Maandag zou de duiker een nader onderzoek instellen. De „01denburg"kwam 's avonds met behulp van eigen machinekracht in de Kieler haven aan. De Doukïiobortsi Te Londen bevindt zich thans de ag6nt van de Doukhobortsi, de disci pelen van graaf Tolstoï, die in hun eigen land zich niet meer op hun plaats gevoelen en daarom uitwijken naar Canada. Een vertegenwoordiger van de „Daily News" heeft een onderhond gehad met dezen volgeling van Tol stoï, waarvan wy een gedeelte op nemen. De Canadeesche regeering is, vol gens hem, deu emigranten, die voor het meerendeel landbouwers zyu, zeer gunstig gezind Ieder mannelijk emi grant krijgt nl. 160 acres land. „Wy zyn", sprak by, „discipelen des vredes, wy hebben veel voor onze beginselen geleden en daarom onder gaan wy gaarne de moeilijkheden welke ons in een nieuw land wachten als wij daar maar overeenkomstig onze beginselen mogen leven. Er bevinden zich reeds veel Tol- stoïanen in Canada, maar nog altijd wachten er 2600 in den Kaukasusen een duizend op Cyprus op een gun stige gelegenheid, om zich bij hun broeders te voegen." „Wat hebben zy tegen Cyprus?" vroeg de persman. „Zy hebben alleen van het klimaat te lyden. Ons volk komt nit de ber gen en houdt van een koud klimaat. Cyprus is te warm. Zy waren eerst bly dat zy daarheen konden gaar. ergens buiten Rusland. Zy werden bijgestaan door de „London Society of Friends" en ook door de „Phila delphia Society of Friends". Deze beide vereenigingen en graaf Tolstoï hebben ook steun verleend voor de emigratie Daar Canada, waar bet kli maat beter is. Om ons nog meer te kunneu helpen, is graaf Tolstoï er toe overgegaan, om zyn boeken niet langer voor niet uit te geven. Hij heeft zyn laatste werk „De opstan ding", verkocht aan verschillende uit gevers in alle landen alleen ten onzen behoeve. Degenen, aan wie hun eigen dommen in Rusland niet ontnomen zya, kannen voor zich zelf en bun baren betalen en doen dat met groot genoegen. Wy zyn allen wat men noemt Tol- stoïanen. Wy gelooven boven alles in vrede. Wy willen elk verlies dragen, zuilen elke opoffering doen, veel liever dan als soldaten te dieneni Ik zelf heb daarvoor in de gevan genis gezeten maar hield vol, tot men my eindelijk door een wreedo list in het leger heeft gekregen. Zy vertel den my, dat mijn vader stervende was aan een gebroken hart en dat niets anders hem zou kunnen redden dan wanneer hy wist, dat ik in dienst zou gaan. Zy haalden mij uit de ge vangenis en lieten my als soldaat dienen. Ik liep weg zoodra ik kou en begaf mij naar mijn dorp in den Eaukasus, barder werkende dan ooit. Twee jaar geleden waren wy 20000 man sterk. Onze nederzettingen wer den opgebroken, buizen en vee wer den ods ontnomen en wy werden van de eene plaats naar de andere ver dreven. Op een onzer nederzettingen bevonden zich 4000 personen, en meer dan een vierde deel is omgeko men door honger of mishandeling. Sommigen zijn opgesloten in de ge vangenis, anderen naar Siberië ver bannen, verscheidenen hebben het leven verlorenmaar wy nemen het martelaarschap aan ter wille van den vrede en beschouwen het als het meest gezegende dat ons kan te beurt val len." „Is de vervolgiug niet afgenomen na de bekendmaking van het voorstel van den Czaar?" ,De eenige concessie, welke ons gedaan is, kregen wij vóór het bekend maken van het voorstel. Eerst in Februari van het vorige jaar kregen wy verlof om te emigreeren. De re geering zag in, dat wy niet door ge vangenisstraf, noch door ontbering, noch door bedreiging met den dood, tot dienstneming in het leger konden gedwongen worden en daarom zei zij, dat wy het land konden verlaten. Dat is alles wat wy vragen. Zoolang wy niet allen weg z\jo, zal er voor ons geen veiligheid in Rusland bestaan, met of zonder vredesvoorstel. Ik ver trouw dat ik, als ik naar de Zwarte Zee terugkeer, geen verlof zal krijgen daar te landen. Als dat zoo is, zal ik aan boord blijven en het toezicht houden op het inschepen van een paar duizend der onzen. om de passagiers op te nemen. Zij vorm den een halve maan, die langzamerhand als in een nevel verdween. Dicht bij de klist lagen een menigte visschers- achuiten, alle natiën waren er bij verte genwoordigd men zag er stoombooten, plezierjachten, eleidfcrische booten, en verder op grootere schepen, een massa vuile kolenschuiiteÈi, koopvaardijschep pen. passagiersbooten, petroleummotors, mailbooten en keurige wit en grijs ge schilderde paketbooten op Southamp ton en Hamburg en langs de blauwe kust over het „Blackwater," bespeurde men een dichte zwerm booten, wier ei genaars met de vluchtelingen aan den oever kwanselden, en deze zwerm strekte zich bijna tot Maldon uit. Een paar mijl van de kust af lag een pantserscliip en 't kwam mijn broeder voor. dat het bijna tot aan do waterlijn gezonken was. Di was het ramtoranschip de „Thun der Child". Het was het eenige oorlogsschip, dat in 't zicht lag, maar ver weg naar rechts zag men over de bijna effen watervlakte zwaru rookwolken omhoog stijgen, die de aanwezigheid van meerdere oorlogs schepen aanduidden, welke voor de mon ding der Theems heen en weer voeren. Met hoeveel beleid hun plannen ook ten uitvoer zouden worden gebracht, toch kenden tij de overwinning der Marsia- nen niet tegengaan. In weerwil van de geruststellingen har er schoonzuster geraakte Mrs. El- phinstone op het gezicht van de zee buiten zich zelf van angst. Zij had nog nooit Engeland verlaten, en wilde liever sterven dan naar een onvriendelijk, vreemd land gaan, zeide zijde arme vrouw scheen te denken dat de Franschen even onmeedoogend waren als de Mar- sianen. Gedurende do laatste tochten waren haar zenuwachtigheid en vrees voortdurend gestegen. Zij wilde steeds naar Stanmorë terugkeeren. Daar was het altijd zoo veilig geweest.. Daar zou den tij George vinden... Slechts met de grootste moeite over reedde tij haar naai- den oever af te dalen, vanwaar mijn broeder er in slaag de de attentie van een paar mannen aan boord van een raderboot te trekken. Zij zonden een sloep naar hem toe en bedon gen zes en dertig pond voor den over tocht van hun drieën. De stoomboot was zoo zeide men voor Ostendë besteand. Te twee uur, nadat mijn broeder hun passage vooruit betaald liad, bevonden tij tich met hun bagage veilig en wel aan boord van de stoomboot. Er was voedsel aan boord, al hoewel tegen ont zettend hoogen prijs te verkrijgen, en j tich een rookkolom uit den nevel te 2 Van de Filippijnen. De gevechten ten noorden van Ma nila die Zaterdagochtend vroeg be gonnen zyn, en Zondag nog voort duurden, zyn de bloedigste welke nog door de Amerikanen en de Filipinos geleverd zyu, na het uitbreken der ongeregeldheden op 5 Februari. Amb telijk wordt het verlies aan de Ame- rikaansche zyde opgegeven als 1 offi cier en 25 man gesneuveld, 8 officie ren en 142 man gewonddaarby zy echter niet gerekend de doodelyke gevallen van zonnesteek, die wel tal- ryk zullen zyn. Hoe groot het verlies der Filipinos is, kan zelfs niet ge raamd worden. De Amerikanen schynen met bun geheele beschikbare troepenmacht uit gerukt te zyu, onder bevel van gene raal Mac Arthur, die noordoost waar ts en generaal Wheaton die noordwaarts langs bet strand van de baai op. spoedig deden mijn broeder en zijn twee dames tich te goed aan een voortreffe lijk maal. Er bevonden ticli reeds een veertigtal passagiers aan bcord. waarvan sommi gen hun laatste geld hadden uitgegeven om den overtocht te betalen, maar de kapitein bleef tot vijf uur in den mid dag voor anker liggen, steeds meer pas sagiers opnemend, totdat het schip ge vaarlijk zwaar geladen was. Waarschijnlijk was hij nog langer op dezelfde plaats gebleven, had tich op dat uur van uit het Zuiden niet een zwaar kanongebulder doen hooren. Als ant woord vuurde het oorlogsschip, dat in 't zicht lag, een klein kanon af en heesch eenige vlaggen. Dikke rookwolken stegen uit de stoom pijpen omhoog. Sommigen der passagiers waren van meening dat dit kanonvuur van Shoebu- ryness kwam, totdat men merkte dat het al luider en luider werd'. Tegelijker tijd werden ver weg in het Zuid-Oosten, de masten en het want van drie oor logsschepen zichtbaar, waarboven dik ke, zwarte rookwolken hingen. Maar mijns broeders aandacht keerde spoedig naar het ver verwijderde kanon- opstijgen. De kleine stoomboot was reeds bezig zich in oostelijke richting te verwijderen en de oever van Essex was neg: slechts onduidelijk zichtbaar toen een NMarsi- aan klein en door den grooten afstand flauwtjes te onderscheiden langs dë moerassige kust uit de richting van Foulness naderde bij het zien hiervan verwenschto de kapitein met luider stemme waarin zijn, angst duidelijk hoorbaar was zijn vertraging en zijn schrik scheen zich ook aan de man schappen mede te deelen. De passagiers leunden over de verschansing en tuur den naar den ver verwijderden Kolos sus, die nu boven de boomen en kerk torens uitstak en met groote stappen nader kwani. Het was de eerste keer dat mijn broe der een Marsiaan zag en meer verbaasd dan wel verschrikt sloeg hij dezen Ti taan gade, die vastberaden op de vloot aankwam al dieper en dieper in het wa ter verzinkend, naarmate hij zich vaaij de' kust. verwijderde. Toen ver weg van; achter de Crouch verscheen een tweede die zonder eenige moeite over een paar boomen, die hem in den weg stonden heenstapte, en op nog grooter afstand! vuur in 't Zuiden terug. Hij verbeelddewerc* een derde zichtbaar, die blijkbaar vrij diep door een moeras moest waden. Allo drie zetten koers naar zee als om de vloot dio tusschen Foulness en de Naze kruiste te beletten te ontsnap pen. Hoewel de stoomboot haar snelste vaart liep verwijderde tij tich met ter gende langzaamheid van dë kust. In Noordwestelijke richting tiende, zag mijn; broeder, dat de halve maan door de schepen gevormd uit angst voor het naderende gevaar verbroken werd; het eene schip na het andere voer weg. de stoombooten; lieten hun schel gefluit hooren, dikke rookkolommen stegen uit de schoorsteenen omhoog, en de zeilen wei-den losgemaakt. Hij werd door dit schouwspel en door het naderende gevaar aan den linker-1 kaait zoo geboeid dat liij geen oogen voor iets anders had. Een plotselinge beweging van de stoomboot tij zwenk te namelijk om te verhinderen dat zij in den grond geboord werd deed hem wankelen en van dë bank vallenj -waarop hij stond. Om hem heen heersch- tc een luid rumoerliiji vernam geschui fel van voeten en een kreet, die naar het hem voorkwam flauwfcjes beantwoord werd. De stoomboot viel af, waardoor hij over het dek rolde. Hij sprong op keek naar stuurboord en bemerkte nu een groot ijzer monster dat veel gelijkenis had met een ploeg schaar en op nog geen honderd el af- stanas van de stoomboot het water door kliefde. onder het voortgaan de schui mende golven tegen de stoomboot op werpend, zoodat de schroefbladen hul peloos in de lucht ronddraaiden en heb dek bijna gelijk met den waterspiegel kwam te staan. Het opspattende schuim belette mijn broeder het eerste oogenblik iets te tien. i Toen hij zijn oogen afgeveegd had, h'j dat het monster hen gepasseerd was en landwaarts stevende." Een zwaar ijzeren bovenschip verhief tich op den metalen kolossus en uit de tvree schoorsteenen stegen dikke rook wolken vermengd' met vonken. Het was de torpedo-ram dë „Thunder Child" ge naamd die voor hen uitstoomdé en die bedreigde vloot ter hulpe snelde. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1899 | | pagina 2