J. l.
Ochtendb!. van beden is gerectificeerd,
Eed.) een buitengewone vergadering
ran den gemeenteraad gehouden, in
verband met ontdekte onregelmatig
heden in het beheer van den ge
meente-secretaris. Besloten werd een
deskundige commissie te benoemen
ten einde een onderzoek in te stellen
naar de handelingen van den gemeente
secretaris, wat de gemeente-admini
stratie betreft.
N. Rolt. Cl.
Werkstaking te Almelo.
Zaterdag zyn er opnieuw onder
handelingen gevoerd tusschen de
directie der stoomspinnerij Twenthe
te Almelo en de werkstakers.
De directeur heeft toen in zooverre
toegegeven, dat er voortaan des Zater
dags gewerkt zal worden van 's mor
gens 6 nur tot 's middags één unr.
De arbeiders zouden dan na een
Het graf van Oldenbarneveld. uur terugkomen, om de machines te
poetsen.
In een brief over deu brand van de De directeur beloofde verder, dat
kerk te Overscbie in het Haagscbe wanneer des Zaterdag 12 unr 15.000
Dagblad komt het volgende voor: kg. garen geproduceerd was, de fabriek
„Een droevig denkbeeld, de kerk dan om 12 uur stop gezet zon worden,
weg. alleen wat beenderen nu door De arbeiders hadden n.l. gegarandeerd,
die ootzaak aan het licht gekomen, dat er niet minder geproduceerd zou
maar droeviger nog, weemoediger als worden, als aan hun verlangen werd
't waar is, wat een der oudste Over- voldaan. De spinners wareu wel ge-
sebieënaars my mededeelde, dat dit neigd dat voorstel aan te nemen. De
het gebeente zou zijn van onzen groo- arbeidsters der kraskamer namen er
ten staatsman Oldenbarneveld, die echter geen genoegen mede, vooral
hier begraven zou zijn Het gebeente daar de directeur voor baar een andere
van dien man daar te midden van regeling van de werkzaamheden wilde
dien vuurgloed, nu blootgesteld aan iuvoereu, waardoor eenige arbeidsters
wind en weer!" oit zouden vallen en andere werk-
Een nader oudcrzoek Daar de waar- zaamhedeu zouden krijgen,
heid dezc-r bewering acht het blad niet De staking bljjft dus voortduren,
overbodig. I Er zyn c enige duizenden strooibil-
Intusschen acht het N. v. d. D. hetjetten verspreid in alle Twentsche
niet waarschijnlijk, dat dit onderzoekfabrieksplaatsen, om voor de werk-
veel gevolg zal hebben. Het is name-j stakers geldeljjken steuu in te roepen,
ljjk reeds ettelijke jaren geleden inge- j
Zondagmorgen aan de bekomen won
den overleed.
INGEZONDEN MEDEDEF-
LINGEN.
30 cents per regel.
steld (in 1882) in verband met de
hierbedoelde plaatselijke overlevering
doch gelijk men kan lezen in het
fraaie „Gids"-artikel uit 1884 van
wijlen mr. D. Veegens, later opgeno
men in diens „Historische Studiën"
zonder tot eenige uitkomst te leiden.
Dergelijke overleveringen omtrent
Oldenbarneveld's graf bestaan ook nog
omtrent andere plaatsen. Motley zegt,
dat bet lijk van den advocaat naar
het familiegraf in zijne geboorteplaats
Amersfoort is overgebracht, dooa wijst
niet aan op welken grond die bewe
ring steunt. Van eene plaatselijke
overlevering is althans te Amersfoort
nooit sprake geweest.
Meer schijn van waarheid heeft een
door anderen meermalen geuit gevoe
len, dat het lijk, eenigen tyd na de
voltrekking van het doodvonnis, zou
bijgezet zijn in het graf der dorpskerk
in Oldenbarneveld's heerlijkheid Ber-
kel, bij Rotterdam. Het is bekend, dat
Oldenbarneveld's zonen op den dag
der terechtstelling verzocht hebben
het lijk huns vaders daarheen te mo
gen overbrengendat verzoek werd
toen afgewezen en het lyk werd be
graven in de toenmalige Hofkapel van
bet Binnenhof, waar toeu reeds een
zijner dochters rustte. Eene overleve
ring te Berkel luidt, dat toch, niet
tegenstaande de weigering, het ljjk
later in het geheim naar de heerlijk
heid zou overgebracht zgn. Dat er
een Johan van Oldenbarneveld in de
dorpskerk van Berkel begraven kan
liggen, is zeer goed mogelijk, maar
volgens rar. Veegens heeft men
dan te denken aan des advokaats
kleinzoon (den oudsten zoon van Rei
nier van Groeneveld), die in 1633
overleed.
Behoudens tegenbewijs mag men
nog steeds als de werkelijk laatste
rustplaats van Holland's grooten
staatsman beschouwen de bovenge
noemde Hofkapel, wyl hot feit, dat
hij aldaar begraven is, mot stellige
zekerheid vaststaat ea tot heden nog
geecerlei bewijs gevonden is voor de
overleveringen, welke van eene ver
plaatsing --aar elders gewagen. De
vijf geschied- en oudboidkaadigen, die
in 1879, by de guheele verbouwing
van de Haagscbe Hofkapel, op ver
zoek van de~Regeering een nauwkeu
rig onderzoek naar de aldaar nog
aanwezige grafsteden instelden
waarbij o.a. de lyken van eenige gra
ven Yan Holland te voorschijn kwa
men zijn door dat onderzoek niet
van meening veranderd, en op hun
Waanzin.
Het dorp Kockengen werd Zater
dagavond omstreeks 8 ure in rep en
roer gebracht doordat M. N., een
jonge schipper, in een aanval van
godsdienstwaanzin, al brullende langs
de straten liep.
Na verschillende ingezetenen,
den burgemeester, geslagen te hebben,
werd hij door dezen, met behulp van
eenige omstanders, aanvankelijk in
het huis van bewaring, en daarna in
een der schoollokalen, onder goede
bewaking gesteld. Zondag werd hij,
op last van den burgemeester, naar
het krankzinnigengesticht te Utrecht
vervoerd.
Opstootjes te Oudkarspel.
Aangaande de onrustige tooneelen
te Oudkarspel, waaromtrent het N.
v. d. D. het een en ander mededeelde,
wordt aan dat blad nog het volgende
gemeld
Nadat Dinsdagavond een groote
menigte op de been was gekomen, ten
einde lucht te geven aan de niet zeer
vreedzame stemming, begaf men zich
tot voor de woning van den Burge
meester, in de onderstelling dat het
hoofd der school aldaar zon zijn. Het
ontbrak daarbij niet aan allerlei uit
roepen en hatelijkheden tegenover de
politie.
Of al ten stelligste de verzekering
werd gegeven, dat de heer H. reeds
in den vroegen morgen de gemeente
had verlaten, de volksmenigte nam dit
niet voor waarheid aan, tot eindelijk
de politie, kalmte verkiezende boven
wellicht heftige tooneelen, aan een
paar personen uit den troep verlof
gaf om de onderwijzerswoning te door
zoeken. Nadat dit was geschied en
men nu de zekerheid meende te heb
ben, dat bet hoofd der school niet
binnen de gemeente was, ging lang
zamerhand de menigte uiteeo, zoodat
vóór het begin van den nacht de ge
meente weêr tot kalmte was gekomen.
Was de burgerij Woensdag bij bek
kenslag aangemaand tot rust en kalmte,
thans kunnen wjj daarom'rent nog
raededeelen, volgens Raadsbesluit is
den volke tevens aangekondigd, dat
de Raad zijn invloed zal aanwenden,
om te bewerken, dat bet hoofd der
school niet meer in de gemeente
zal terugkeeren.
Dewjjl het hek voor de onderwy-
zerswoning reeds omvergehaald, de
tuin geheel vernield en de woning
MUI UlbVUlUC ■UJUUUVIU, VU VU UUU D j
rerzoek beeft de toenmalige minister j reeds vry wat beschadigd is en de
Tak van Poortvliet aan de noordzijde w®.lke na b0erscht, te verge-
van bet nieuwe gebouw een steen doen 1S by een oogenblik stilte tus-
pliatsen met het opschrift: schen vaak hevige buien heeft het
„In de kelders dezer kapel zyn deGemeentebestuur, in overleg met den
grafsteden van Graven en Gravinnen districts-schoolopziener, bes.oten het
van Holland en werd het lijk van1 voorloopig verlof van vier dagen te,
Johau van Oldebarneveld den XIV verlengen, totdat de Burgemeester
Mei MDCXIX bijgezet." oordeelt, dat zyu terugkeer m dege-(
i meente mogelijk is.
Tot op bet oogenblik blijft bet nu j
Ongelukken. rustig in de gemeente. Het onderwijs
Ia de kazerne te Hoorn stoeiden is zoodanig geregeld, dat de drie on-
boven aan de trap eenige soldaten, der wijzers des morgens aan de eene
Een hnnner had bet ongeluk naar en des middags aan de andere helft
beneden te vallen met het noodlottig der leerlingen onderwijs geven,
gevolg, dat hij eenige ribben brak en
Spiegelmaker, Plaathandelaar. Ver
gulder en Encadreur.
Ged. Oude Gracht 85.
RECHTSZAKEN.
Zaak Haas—Vau Hall.
De beëindiging van de instructie in
deze zaak is Maandag aan de beide be
klaagden beteekend.
Door den officier van justitie wordt
volgens bet ,,N. v. d. D." aan de
beklaagden, mr. Florin Adriaanj van
Hall. geb. 1 Aug. 1838, wonende te
Utrecht, van beroep bankier, en Her
man Philippus Haas. geb. 21 Juni 1864.
wonende te Spa. in België, van beroep
bankier, beiden gedetineerd, het vol
gende te laste gelegd
Bekl. Haas. dat hij in Mei van het
vorige jaar den oommissionnair in ef
fecten F. J. Beijer bedriegelijk heeft
bewogen hem geld op prolongatie te
verstrekken tegen, onderpand van Fran-
sche effecten, waarvan hij wist dat die
geheel waardeloos, gestolen of door eenig
ander misdrijf verkregen waren, stuk
ken. die in Frankrijk onverhandelbaar
waren. Dat hij aan Beijer had voorge
steld een prolongatie-contract te sluiten
tot een bedrag van f 15.000. onder on
derpand van onderscheidene dergelijke
fondsen, voorgevende, dat het prima
solide fondsen waren, die niet alleen op
wogen tegen de door Beijer te loop en
risico, maar waarmede ook de reeds be
staande schulden van bekl. aan Beijer
betaald konden worden.
Nadat Beijer verklaard had. dat hij
bereid was aan het verzoek van Haas
te voldoen, mits tegen ontvangst van
solide effecten, had Haas aan Beijea.'
zijn voornemen te kennen gegeven om,
in plaats van de vroeger opgegeven, ter
beurse genoteerde effecten, als onder
pand te stallen een aantal als deugde
lijk voorgewende aandeelen Chemin de
fer d'Orléans. van 500 fr. elk, tot een
nominale waarde van 25,000 frs., waar
van hij wist, dat ze op verre na niet de
daaraan door hem toegekende waarde
hadden. Bekl. heeft verder aan Beijer
eenige Fransche couranten, over de post
gezonden, waarin actions van uiterlijk
gelijken naam als de aangebodene tot
de koersen van 660 frs. en liooger waren
genoteerd hoewel liij wist dat dit arudere
effecten waren dan do als onderpand'
aangebodene, welke aanbieding op last
van bekl. geschiedde door den conimis-
sionnaar Mozes Duparc van Lier.
Bedjetr heeft daarop een prolongatie
overeenkomst tot een bedrag van
f 16.000 aangegaan, waarvoor hij 50
van do bovengenoemde actions ontving
eat waarvoor hij aan beid. f 12.000 in
contanten gaf en dë overblijvende ƒ4000
in mindering bracht van- een reeds be-j
staande schuld.
Subsidiair wordt bekl. Haas ten la-ste
gelegd, dat hij dit een en ander zou heb
ben gedaan rni overleg met een tweede,
ook met liet oogmerk van wederrech
telijke bevoordeeling.
Aan bekL Haas en Yan Hall beiden
wordt ten laste gelegd, dat tij in Juli
en Augustus 1898 gezamenlijk graaf
K. Zu Spaur te Bennebroek zouden heb
ben bewogen 30 waardelooze acJLions
chemin do feT Orléans-Chalons te koo-
pen, tegen afgifte van een door graaf
Zu Spaur geaecepteerden wissel van
f 15.000. Deze aandeelen. waarvan aan
bekl. de waardeloosheid bekend was
zijn. volgens hun opdracht, aan graaf
Z. S. ter hand gesteld door den bank-
agent L. S. Jacobs, die daarbij de op
dracht had, de namen van bekl. te ver
zwijgen en het te doen voorkomen, alsof
het voorstel van buitenlandsche bankiers
afkomstig was. Den graaf Z. S, werd
daarbij medegedeeld, dat het aandeel
van. 500 fr. met de dividendbewijzen
aan do Parijsche beurs 675 fr. waard
was, als bewijs waarvan de bovenge
noemde Fransche couranten werden ge
toond. Hij gaf daarop een wissel van
f 15.000 af, welke hij met zijne liand-
teekening bekrachtigde en welke wissel.
door bekl. Haas aan eigen order getrok- j
ken, dooi* bekl. Van Hall van dezen is,
gekocht, terwijl hij wist. of moest be-
grijpen, dat die wissel door oplichting
of door eenig ander misdrijf was ver
kregen.
Bekl. Haas zou een bedrag van circa
f 3500 of f 1375 uit den verkoop van
dezen wissel hebben ontvangen, ofschoon
ook hij wist dat die door oplichting was
verkregen.
Bekl. Haas en Van Hall worden ver
der verdacht de bankiersfirma Heldring
en Pierson te 's Gravenliage bedriegelijk
te hebben bewogen, geld op prolongatie
te verstrekken op Fransche effecten,
waarvan ze wisten dat die geheel waar
deloos, gestolen, of door eenig ander
misdrijf verkregen waren. Zij zouden
daartoe den commissionair Duparc Van
Lier hebben opgedragen, door tusschen-
komst van zekeren De Vries te 's Gra
venliage als wiens principaal bekl.
Haas zich valschelijk voordeed aan
de firma Heldring en Pierson mede to
deelen. dat des heeren De Vries' princi
paal een prolongatiepost van f 25,000
a f 30.000 had loopen bij de firma
Schermbeek en Van Hall (waarvan bekl.
Van Hall de eenige beheerende vennoot
is), tegen onderpand van solide Fransche
effecten, tot een gezamenlijke waarde
van 130.000 francs.
Deze effecten zouden nader aange
duid zijn in -een door bekl. Haas aan
De Vries gezonden telegram dat door
laatstgenoemde aan de firma Heldring
en Pierson werd getoond, terwijl het
telegram daarbij bedriegelijk inhield,
dat die bedragen effectief en eerder iets
meer waren.
Nadat de firma Heldring en Pierson
zich bereid had verklaard in do voorge
stelde transactie toe te treden en op
onderpand van 130.000 francs aan Fran
sche effecten, een bedrag van f 50.000
op prolongatie te verstrekken, zouden
door bemiddeling vait den heer De Vries
aan de firma gezonden zijn zeven obl.
van dë convp. des chemins de fer Paris
LyonMediterranée. twee actions van
de comp. des chemins dë fer de l'Est en
zeven obligation van de chemins >de fer
de l'Ouest, hoewel zij wisten dat die
Fransche effecten waiV-n; gestoletn> of
door eenig ander misdrijf verkregen en
bovendien in Frankrijk niet verhandel
baar waren.
Beklaagden wordt uit dien hoofde
ten laste gelegd, d'at zij bedriegelijk de
firmanten Heldring en Pierson hebben
bewogen om ten name van den boven-
jenoemdën B. de Vries en op rekening
van het onderpand der op dien datum
gesloten prolongatie van f 50.000 (maar
feitelijk ten eigen bate) een prolongatie-
overeenkomst van f 3000 aan te gaan
en tegen inpandneming van genoemde
Fransche effecten een som van f 3000
in contanten af te geveai aan De Vries,
dlie nog denzelfden dag dit bedrag, na
aftrek van f 420 commissieloon, aan
bekl. deed toekomen.
Aan bekl. Haas wordt ten laste ge
legd voor het plegen van do hierboven
bedoelde oplichting der firma Heldring
en Pierson, opzettelijk aan een ander
dë midcMeai en de gelegenheid te heb
ben, verschaft, wetende dat de 16 Fran-
;che effoqten gestolen en waardeloos
varen, en dus onmogelijk konden strek
ken als onderpand' van de tot een be
drag van ca. f 3000 gosloteai prolonga
tie, van welk bedrag hij f 25S0 tot zich
heeft genomen en genoten, bewust dat
die gelden afkomstig waren uit dë door
middel van oplichting gesloten geldlee-
ming bij de firma Heldring en Pierson.
Aan bekl. Van Hall wordt ten laste
gelegd, dat hij in October 1898 even
eens opzettelijk aan een ander de midde
len en de gelegenheid heeft verschaft tot
de meergenoemde oplichting der firma
Heldring en Pierson en dat hij dien
persoon f 1500 ter hand had gesteld
om dë genoemde 16 Fransche effecten
te koopen, wetend'o dat die gestolen en
waardeloos waren.
Bovendien wordt bekl. Van Hall nog
beschuldigd in Dec. 1898 opzettelijk 5
buitenlandsche wissels tot een gezamen
lijk bedrag van ruim 10.000 Mark,
door den koopman Ph. Spanjer, te Zut-
fen in blanco geëndosseerd, te hebben
gekocht van D. Bottenheim, of een an
der, niettegenstaande hij -wist of moest
begrijpen, dat die door Spanjer geën
dosseerde en afgegeven wissels, door op
lichting of eenig ander misdrijf uit diens
handen in eigendom waren verkregen.
Naar aanleiding van de bovenvermel
de feiten zijnde dus a de oplichting ten
nadeele van F. J. Beijer, van f 16000
b. ten nadeele vaar Graaf Zu Spaur, van
15000 c. ten nadeele van de firma
Heldring en Pierson, van f 3000 en
wat den beklaagde Van Hall alleen be-
treft ten nadeele van Ph. Spanjer Dz.,
te Zutfen. van 10.000 Mark, vordert de
officier van justitie tegen beklaagden
Haas en Van Hallrechtsingang met
bevel tot .gevangenhouding en verwijzing
van hun zaak naar de openbare terecht
zitting.
Naar wij vernemen heeft bekl. Van
Hall gébruik gemaakt van zijne bevoegd
heid om binnen acht dagen bij de recht
bank een memorie van verzet in te
dienen.
Bekl. Haas, die het hem ten laste ge
legde bekent, heeft van dat recht af
stand gedaan.
Als verdediger van mr. Van Hall
zal optreden mr. J. H. Worst-, als ver
dediger van Haas mr. L. W. van Gigch.
U leest toch ge-
regel d liet FeuSI-
lleton vanHaar-
fleiit's Dagblad"
Gemengd Nieuws.
De Zaak-Dreyfus.
De Parjjsche bladen bevatten een
tegenspraak van Le Gall, chef van
het kabinet van wijlen president Faure
nopens den brief van dr. Gibert te
Havre. De tegenspraak is vooral ge
grond op het feit, dat onder de na
gelaten papieren van Fanre het eerste
kranteberichtje, waarin op het geval
gezinspeeld werd, door wylen den
president op den rand voorzien is van
de aanteekening Dit is een leugen.
Enkel de Aurore plaatst hier de
kantteekening by Waarom het dan
toen niet tegengesproken
De „Oldenburg" gestrand.
Eer het Duitsche pantserschip „01
denborg", dat in de Strander Bucht
gestrand was, weder vlot is gekomen,
beeft men heel veel arbeid moeten
verrichten. Vrijdagmiddag te half één
konden do pantserschepeD „Kurfürst
Friedrioh Wilhelm" en „Brandenburg"
eu de sleepstoomboot „Norder" de
„Oldenburg" lostrekkeu.
Den heeleo voormiddag was de
groote kraan van de keizerlijke werf
aan 't werk geweest om de stukken
battery-geschut op te heifen, nadat te
voren de ammunitie aan boord van de
„Musquito" en de steenkool in vier
pramen gebracht was. Van het bat-
tery-geschut liet men de affuiten aan
boord. gp
Een gunstige omstandigheid was bij
het vlotmakeu, dat een frissche noor
denwind woei, die een voortdurend
wassen van het water in de haven
bewerkte. gi®
Tegen den middag had de water
stand dezelfde hoogte bereikt als op
den avond der stranding, en nu kon
de poging met succes herhaald wor
den om het pantserschip, dat bij het
zinken van 'c water bijna 40 c. M. in
den grond was gedrongen, uit den
onaangenamen toestand te bevrijden.
Eerst zachtjes trekkend, zetten de
machines van de „Norder" en de
„Brandenburg", zoodra het schip een
beetje meegaf, met volle kracht aan
eo zonder hinderpaal konden de sche
pen met het gestrande oorlogsschip in
vrij vaarwater komen.
Nadat men 800 Meter oostelijk van
de plaats van 't onheil aangekomen
was, werd het anker uitgeworpen.
Thans bracht de reuzeDkraan de stuk
ken geschut weder aan boordde
steenkool en de ammunitie werden
echter niet dadelijk weder in 't schip
geladen.
Voor zoover tot nu toe bekend is,
is de „Oldenburg" aan de kiel niet be
schadigd. Maandag zou de duiker een
nader onderzoek instellen.
De „01denburg"kwam 's avonds met
behulp van eigen machinekracht in
de Kieler haven aan.
De Doukïiobortsi
Te Londen bevindt zich thans de
ag6nt van de Doukhobortsi, de disci
pelen van graaf Tolstoï, die in hun
eigen land zich niet meer op hun
plaats gevoelen en daarom uitwijken
naar Canada.
Een vertegenwoordiger van de
„Daily News" heeft een onderhond
gehad met dezen volgeling van Tol
stoï, waarvan wy een gedeelte op
nemen.
De Canadeesche regeering is, vol
gens hem, deu emigranten, die voor
het meerendeel landbouwers zyu, zeer
gunstig gezind Ieder mannelijk emi
grant krijgt nl. 160 acres land.
„Wy zyn", sprak by, „discipelen
des vredes, wy hebben veel voor onze
beginselen geleden en daarom onder
gaan wy gaarne de moeilijkheden
welke ons in een nieuw land wachten
als wij daar maar overeenkomstig
onze beginselen mogen leven.
Er bevinden zich reeds veel Tol-
stoïanen in Canada, maar nog altijd
wachten er 2600 in den Kaukasusen
een duizend op Cyprus op een gun
stige gelegenheid, om zich bij hun
broeders te voegen."
„Wat hebben zy tegen Cyprus?"
vroeg de persman.
„Zy hebben alleen van het klimaat
te lyden. Ons volk komt nit de ber
gen en houdt van een koud klimaat.
Cyprus is te warm. Zy waren eerst
bly dat zy daarheen konden gaar.
ergens buiten Rusland. Zy werden
bijgestaan door de „London Society
of Friends" en ook door de „Phila
delphia Society of Friends". Deze
beide vereenigingen en graaf Tolstoï
hebben ook steun verleend voor de
emigratie Daar Canada, waar bet kli
maat beter is. Om ons nog meer te
kunneu helpen, is graaf Tolstoï er
toe overgegaan, om zyn boeken niet
langer voor niet uit te geven. Hij
heeft zyn laatste werk „De opstan
ding", verkocht aan verschillende uit
gevers in alle landen alleen ten onzen
behoeve. Degenen, aan wie hun eigen
dommen in Rusland niet ontnomen
zya, kannen voor zich zelf en bun
baren betalen en doen dat met groot
genoegen.
Wy zyn allen wat men noemt Tol-
stoïanen. Wy gelooven boven alles in
vrede. Wy willen elk verlies dragen,
zuilen elke opoffering doen, veel liever
dan als soldaten te dieneni
Ik zelf heb daarvoor in de gevan
genis gezeten maar hield vol, tot men
my eindelijk door een wreedo list in
het leger heeft gekregen. Zy vertel
den my, dat mijn vader stervende
was aan een gebroken hart en dat
niets anders hem zou kunnen redden
dan wanneer hy wist, dat ik in dienst
zou gaan. Zy haalden mij uit de ge
vangenis en lieten my als soldaat
dienen. Ik liep weg zoodra ik kou en
begaf mij naar mijn dorp in den
Eaukasus, barder werkende dan ooit.
Twee jaar geleden waren wy 20000
man sterk. Onze nederzettingen wer
den opgebroken, buizen en vee wer
den ods ontnomen en wy werden van
de eene plaats naar de andere ver
dreven. Op een onzer nederzettingen
bevonden zich 4000 personen, en
meer dan een vierde deel is omgeko
men door honger of mishandeling.
Sommigen zijn opgesloten in de ge
vangenis, anderen naar Siberië ver
bannen, verscheidenen hebben het
leven verlorenmaar wy nemen het
martelaarschap aan ter wille van den
vrede en beschouwen het als het meest
gezegende dat ons kan te beurt val
len."
„Is de vervolgiug niet afgenomen
na de bekendmaking van het voorstel
van den Czaar?"
,De eenige concessie, welke ons
gedaan is, kregen wij vóór het bekend
maken van het voorstel. Eerst in
Februari van het vorige jaar kregen
wy verlof om te emigreeren. De re
geering zag in, dat wy niet door ge
vangenisstraf, noch door ontbering,
noch door bedreiging met den dood,
tot dienstneming in het leger konden
gedwongen worden en daarom zei zij,
dat wy het land konden verlaten. Dat
is alles wat wy vragen. Zoolang wy
niet allen weg z\jo, zal er voor ons
geen veiligheid in Rusland bestaan,
met of zonder vredesvoorstel. Ik ver
trouw dat ik, als ik naar de Zwarte
Zee terugkeer, geen verlof zal krijgen
daar te landen. Als dat zoo is, zal ik
aan boord blijven en het toezicht
houden op het inschepen van een paar
duizend der onzen.
om de passagiers op te nemen. Zij vorm
den een halve maan, die langzamerhand
als in een nevel verdween. Dicht bij
de klist lagen een menigte visschers-
achuiten, alle natiën waren er bij verte
genwoordigd men zag er stoombooten,
plezierjachten, eleidfcrische booten, en
verder op grootere schepen, een massa
vuile kolenschuiiteÈi, koopvaardijschep
pen. passagiersbooten, petroleummotors,
mailbooten en keurige wit en grijs ge
schilderde paketbooten op Southamp
ton en Hamburg en langs de blauwe
kust over het „Blackwater," bespeurde
men een dichte zwerm booten, wier ei
genaars met de vluchtelingen aan den
oever kwanselden, en deze zwerm strekte
zich bijna tot Maldon uit.
Een paar mijl van de kust af lag een
pantserscliip en 't kwam mijn broeder
voor. dat het bijna tot aan do waterlijn
gezonken was.
Di was het ramtoranschip de „Thun
der Child".
Het was het eenige oorlogsschip, dat
in 't zicht lag, maar ver weg naar rechts
zag men over de bijna effen watervlakte
zwaru rookwolken omhoog stijgen, die
de aanwezigheid van meerdere oorlogs
schepen aanduidden, welke voor de mon
ding der Theems heen en weer voeren.
Met hoeveel beleid hun plannen ook ten
uitvoer zouden worden gebracht, toch
kenden tij de overwinning der Marsia-
nen niet tegengaan.
In weerwil van de geruststellingen
har er schoonzuster geraakte Mrs. El-
phinstone op het gezicht van de zee
buiten zich zelf van angst. Zij had nog
nooit Engeland verlaten, en wilde liever
sterven dan naar een onvriendelijk,
vreemd land gaan, zeide zijde arme
vrouw scheen te denken dat de Franschen
even onmeedoogend waren als de Mar-
sianen. Gedurende do laatste tochten
waren haar zenuwachtigheid en vrees
voortdurend gestegen. Zij wilde steeds
naar Stanmorë terugkeeren. Daar was
het altijd zoo veilig geweest.. Daar zou
den tij George vinden...
Slechts met de grootste moeite over
reedde tij haar naai- den oever af te
dalen, vanwaar mijn broeder er in slaag
de de attentie van een paar mannen aan
boord van een raderboot te trekken. Zij
zonden een sloep naar hem toe en bedon
gen zes en dertig pond voor den over
tocht van hun drieën. De stoomboot was
zoo zeide men voor Ostendë besteand.
Te twee uur, nadat mijn broeder hun
passage vooruit betaald liad, bevonden
tij tich met hun bagage veilig en wel
aan boord van de stoomboot. Er was
voedsel aan boord, al hoewel tegen ont
zettend hoogen prijs te verkrijgen, en j tich een rookkolom uit den nevel te 2
Van de Filippijnen.
De gevechten ten noorden van Ma
nila die Zaterdagochtend vroeg be
gonnen zyn, en Zondag nog voort
duurden, zyn de bloedigste welke nog
door de Amerikanen en de Filipinos
geleverd zyu, na het uitbreken der
ongeregeldheden op 5 Februari. Amb
telijk wordt het verlies aan de Ame-
rikaansche zyde opgegeven als 1 offi
cier en 25 man gesneuveld, 8 officie
ren en 142 man gewonddaarby zy
echter niet gerekend de doodelyke
gevallen van zonnesteek, die wel tal-
ryk zullen zyn. Hoe groot het verlies
der Filipinos is, kan zelfs niet ge
raamd worden.
De Amerikanen schynen met bun
geheele beschikbare troepenmacht uit
gerukt te zyu, onder bevel van gene
raal Mac Arthur, die noordoost waar ts
en generaal Wheaton die noordwaarts
langs bet strand van de baai op.
spoedig deden mijn broeder en zijn twee
dames tich te goed aan een voortreffe
lijk maal.
Er bevonden ticli reeds een veertigtal
passagiers aan bcord. waarvan sommi
gen hun laatste geld hadden uitgegeven
om den overtocht te betalen, maar de
kapitein bleef tot vijf uur in den mid
dag voor anker liggen, steeds meer pas
sagiers opnemend, totdat het schip ge
vaarlijk zwaar geladen was.
Waarschijnlijk was hij nog langer op
dezelfde plaats gebleven, had tich op dat
uur van uit het Zuiden niet een zwaar
kanongebulder doen hooren. Als ant
woord vuurde het oorlogsschip, dat in
't zicht lag, een klein kanon af en heesch
eenige vlaggen.
Dikke rookwolken stegen uit de stoom
pijpen omhoog.
Sommigen der passagiers waren van
meening dat dit kanonvuur van Shoebu-
ryness kwam, totdat men merkte dat
het al luider en luider werd'. Tegelijker
tijd werden ver weg in het Zuid-Oosten,
de masten en het want van drie oor
logsschepen zichtbaar, waarboven dik
ke, zwarte rookwolken hingen.
Maar mijns broeders aandacht keerde
spoedig naar het ver verwijderde kanon-
opstijgen.
De kleine stoomboot was reeds bezig
zich in oostelijke richting te verwijderen
en de oever van Essex was neg: slechts
onduidelijk zichtbaar toen een NMarsi-
aan klein en door den grooten afstand
flauwtjes te onderscheiden langs dë
moerassige kust uit de richting van
Foulness naderde bij het zien hiervan
verwenschto de kapitein met luider
stemme waarin zijn, angst duidelijk
hoorbaar was zijn vertraging en zijn
schrik scheen zich ook aan de man
schappen mede te deelen. De passagiers
leunden over de verschansing en tuur
den naar den ver verwijderden Kolos
sus, die nu boven de boomen en kerk
torens uitstak en met groote stappen
nader kwani.
Het was de eerste keer dat mijn broe
der een Marsiaan zag en meer verbaasd
dan wel verschrikt sloeg hij dezen Ti
taan gade, die vastberaden op de vloot
aankwam al dieper en dieper in het wa
ter verzinkend, naarmate hij zich vaaij
de' kust. verwijderde. Toen ver weg van;
achter de Crouch verscheen een tweede
die zonder eenige moeite over een paar
boomen, die hem in den weg stonden
heenstapte, en op nog grooter afstand!
vuur in 't Zuiden terug. Hij verbeelddewerc* een derde zichtbaar, die blijkbaar
vrij diep door een moeras moest waden.
Allo drie zetten koers naar zee als
om de vloot dio tusschen Foulness en
de Naze kruiste te beletten te ontsnap
pen.
Hoewel de stoomboot haar snelste
vaart liep verwijderde tij tich met ter
gende langzaamheid van dë kust.
In Noordwestelijke richting tiende,
zag mijn; broeder, dat de halve maan door
de schepen gevormd uit angst voor het
naderende gevaar verbroken werd; het
eene schip na het andere voer weg. de
stoombooten; lieten hun schel gefluit
hooren, dikke rookkolommen stegen uit
de schoorsteenen omhoog, en de zeilen
wei-den losgemaakt.
Hij werd door dit schouwspel en door
het naderende gevaar aan den linker-1
kaait zoo geboeid dat liij geen oogen
voor iets anders had. Een plotselinge
beweging van de stoomboot tij zwenk
te namelijk om te verhinderen dat
zij in den grond geboord werd deed
hem wankelen en van dë bank vallenj
-waarop hij stond. Om hem heen heersch-
tc een luid rumoerliiji vernam geschui
fel van voeten en een kreet, die naar het
hem voorkwam flauwfcjes beantwoord
werd. De stoomboot viel af, waardoor
hij over het dek rolde.
Hij sprong op keek naar stuurboord
en bemerkte nu een groot ijzer monster
dat veel gelijkenis had met een ploeg
schaar en op nog geen honderd el af-
stanas van de stoomboot het water door
kliefde. onder het voortgaan de schui
mende golven tegen de stoomboot op
werpend, zoodat de schroefbladen hul
peloos in de lucht ronddraaiden en heb
dek bijna gelijk met den waterspiegel
kwam te staan.
Het opspattende schuim belette mijn
broeder het eerste oogenblik iets te tien.
i Toen hij zijn oogen afgeveegd had,
h'j dat het monster hen gepasseerd
was en landwaarts stevende."
Een zwaar ijzeren bovenschip verhief
tich op den metalen kolossus en uit de
tvree schoorsteenen stegen dikke rook
wolken vermengd' met vonken. Het was
de torpedo-ram dë „Thunder Child" ge
naamd die voor hen uitstoomdé en die
bedreigde vloot ter hulpe snelde.
(Wordt vervolgd.)