hij prefereert onderwijs aan kleine jon
gens door onderwijzeressen. Spr. meen
de dan ook van den hear Waller begre
pen te hébben, dat de bedoeling was
ook in die klassen de onderwijzers dooi-
onderwijzeressen te vervangen.
De heer STOLP is 't met dezen spre
ker eens; het voornemen was. in dien
tijd zooals de heer Kruseman het zegt.
De heer WALLER wijst er op, dat
er verleden jaar een overcompleet was
aan personeel, dat toen geplaatst moest
worden. Zeer mogelijk is het. dat spr.
destijds een antwoord heeft gegeven
als de heer Kruseman. bedoelt.
De heer Brouwer evenwel wenschte
voor deze vacature een onderwijzer, al
thans voorloopig. Hom scheen het be
ter, dat deze jongens van den, beginne
af onder mannelijke leiding waxen.
De heer KiRUSEM A]i bedankt voor
de inlichtingen en verzoekt bij nieuwe
vacature ook vrouwelijke sollicitanten
in- de voordracht op te namenopdiait
de Raad den keus zal kunnen d'oen.
Benoemd wordt de heer Nennstiehl.
PUNT 15. Voor de vacature, ont
staan aan dé meisjesschool voor mid
delbaar onderwijs met vijfjarigen cur
sus, door het eervol ontslag aan Mej.
W. A. W. Deen ik, hebben B. en W.
de vólgende voordracht opgemaakt: 1.
Mej. W. E. van Roggen, te Laden2.
Mej. F. R. K. van Lier, te Amsterdam.
Benoemd wordt tot leerares in de
Hcogduitsche taal en letterkunde aan
genoemde school, op eene jaarwedde
van aanvankelijk f 1200, Mej. Van
Roggen, met algemeene stemmen.
;\iets meer aan de orde zijnde, word't
de openbare vergadering te 5 uur ge
sloten door den 'voorzitter.
&8É8W£t«LA?êD
Polytechnische School.
Voor de deelneming aan de eind
examens der Rijks Polytechnische
School hadden zich aangemeld 97 can
didates en wol ter verkrijging van
het diploma voor civiel ingenieur 45.
voor bouwkündig ingenieur één, voor
scheepsbouwkundig ingenieur één, voor
we-vktuigkundig ingenieur 36 en voor
technoloog (falbrieks ingénieur) 13.
Van deze 97 candidaten trokken zich
vóór of gedurende het examen terug 7.
Neg hadden zich aangegeven voor het
doen van heit gedeeltelijk examen voor
technoloog en wel voor het eerste ge
deelte 26 candidaten, waarvan zich
eveneens vóór of gedurend'e het examen
twee terugtrokken en voor het tweede
gedeelte 16, waarvan" zich één candi-
daat terugtrok.
Voor de eerste, maal wordt dit jaar
voor de examen-oommissie C afgeno
men een examen in de beginselen van
kennis van werktuigen, werktuigbouw
kunde en werktuigkundig teekenen de
candidaten moeten in dit jaar in het
bezit zijn gekomen van liet- getuigschrift
B voor werktuigkundig ingenieur. Tot
liet afleggen van bedoeld exameni heb
ben zich 10 candidaten opgegeven.
Dé uitslag van de examens voor tech
noloog eerste en tweede gedeelte, van.
de bouwkundige, scheepsbouwkundige,
werktuigkundige en mijnen ingenieurs
volgt hieronder.
Examen B art. 60 (technoloog).
Geslaagd! voor het le gedeelte (B 1)
M. C. Braat, H. W. Dammers, P. H.
Hendriks, C. W. J. Hover, KL Jonker
Czn.. F. Keem3.11, W. C. Knoops, E.
de Kruyff, J. G. Maschhaiipt. F. A.
Möi&jfuizen, J. G. Roest. N. J. Rolda-
nus, H. J. Scbolte, M. Snel, N. L. Söhn-
gen, W. O. Thaarup van Tienen, P.
W. M. Trap, E. C. Verschoor.
Geslaagd voor het 2de. gedeelte (B 2)
H. J. W. A. A. Bakker, H, C, Barend-
recht, H. J. Belinfante, D. J. Bunscho
ten,, M. Holleman, O. van Iterson Jr..
S. C. J. Olivier, J. Ii. Schepers, B. W.
van Eld'ik Thieme.
Geslaagdl; voor art. 62 (bouwk.-inge-
nieur) J. H. W. Leliman.
Voor art. 63 (scheepsbouwk.-inge-
nieur) J. C. S. Scshokking.
Voor art. 64 (werktuigk.-ing.)H.
F. Adamjs, A. E. R. Arnold, A. W.
van BerkeL J. F. Bierman, A. G. Bos
man, Ph. M. Bosscher, P. J. C. Brauns,
L. Costei- van Voorhout. J. M. Goslings,
F. L. Haider, A. G. P. Harting. Chr.
Hovestad. F. J. Th. van Iterson, G.
Kalff, W. L. A. Kemper, J. Q. H. La,li
mans, F. H. von Lindtem, C. F. G.
Metsch, F. W. Rühle von Liliënstern
ter Meulen, S. Piek, M. II. Rovers, N.
A. Smits, E. F. Suringar, H. G. Teu-
wisse, F. G. Unger, S. G. Viskei-, D.
A. Vreedeuberg, J. II. D. Wagen er.
Voor art.. 65, mijnen-ingenieur, P.
J. Jansen.
De uitslag van de overig examens,
die worden voortgezet, zal vermoedelijk
Dinsdag 4 Juli a. s. bekend kunnen
gemaakt worden.
De Nederlandsche Taal en
de Indiërs.
De „Neerlandia" van Juni bevat een
brief van dezen inhoud
Van luitenant Clockener Brousson
vernam ik eeoi èn ander over de groote
taalbeweging door het Algemeen Ne-
deiiandsoh Verbond begonnen.
Z.W.E.G. las, mij ook een en ander
uit Neerlandia voor, hetgeen mij: deed
besluiten om èn in uw orgaan èn in d'é
Soldatenkrant eens een beroep te doen
op de vrienden van de Hollandsche
taal.
Maar al te vaak wordt vergeten, dat
het èn voor Nederland èn voor Indië
van groot belang zou zijn, als dé om
gangstaal in plaat? van het Maleisch 't
Hollandsoh werd.
Het Nederlandsch sprekende gedeel
te der inheeansche bevolking is, verge
leken bij - overige, al zeer klein te
noemenhet cijfer wordt nog kleiner,
wanneer men bedenkt, dat Europeeselie
en Indo-Europeescihe kinderen op klei
ne plaatsen, vooral op do buitenbezit
tingen, zeer slecht hun moedertaal
(soms ook hun vadertaal: alleen) leeren
spreken en wel om d'e eenvoudige re
den, dat daar geen scholen zijn.
Wanneer er in Nederland algemeene
leerplicht wordt ingevoerd, zooals de
couranten schrijven, zou men in patria
dan ook eens aan ons dénken En men
moest dan niet alleen voor Europeanen
en Indo-Europeanen zorgen, doch ook
de Inlandsche ouders in de gelegenheid
stellen, vooral de adellijke, om hun
kinderen behoorlijk te doen onderwij
zen. In de verre toekomst zou het. dan
misschien mogelijk worden om allen,
onafhankelijk van rang of stand, van
rijkdom of armoede, va.11 huidskleur of
religie, lager onderwijs te doen genie
ten.
Men zou dam een Chinees tegen een
Maleier, een Javaan tegen een Da jak
ker, een Amboinees tegen een Menang-
kabauer in de gemeenschappelijke taal,
het Hollandsch hooren spreken.
Waarom zouden zij dat niet even
goed! kunnen leeren als dé Hottentot-
ten. Kaffers en Boschjesmannen in de
Transvaal Wat ik van dio lui gelezen
heb, heeft mij overtuigd, dat wij hier
als ras toch veel hcoger staan. Denk
slechts aan de eeuwenoude beschaving
der Hindoo's.
Spreekt de Inlander eenmaal Hol
landsch, dan ontbreekt het hem niet
aan geschikte lectuur, waardoor hiji zich
verder ontwikkelen kan. Ilij' zal, toe
gerust met de- kennis dér Nederlandsche
taal, vele dingen leeren. kennen en be
grijpen, die hem anders onbekend zou-
den blijven.
Wanneer wij ten strijde trokken te
gen de vijanden onzer hooge Gebiedster,
Koningin Wilhelmina, dan zouden wij
even als onze blanke kameraden met-
geestdrift de Vaderlandseha liedéren
zingen ter eere van Oranje en Neder
land.
De Vaderlandsche geschiedenis zou
ons dan niet langer onbekend blijven
eene geschiedenis waarvan wij veel
meer zouden leeren dan van de leugen
achtige legenden, die ons nu door d'e
priesters verhaald worden en die bij
velen 't fanatisme aankweeken. Wij
zouden begrijpen, dat de Almachtige
Gebieder over 'hemel en aarde geen ver
schil maakt tusschen Mohammedanen
en Christenendat Hollandlers en In
landers heide Zijne kinderen zijn, die
Hem alleen op verschillende wijze eeren
en liefhebben. Er zou dan een hechte
band ontstaan tusschen Nederland en
Indiëterwijl wij te wapen zouden
vliegen, wanneer een Engelschmaai,
Amerikaan of Japan 11 ees ons te na
kwam.
Dat de beschaving zeer snel zou vor
deren, bedroeft geen betoog. Indië zou
eering, zoo heel anders dan dé liefde,
tenschappeu beoefend worden en waar
liefde voor Nederland en 't Oranjehuis
heerschten als bij u. Ook nu houdt dé
Inlander véél van Hare Majesteit, doch
het is moer een domme bijgeloovigei ver
eering, zoo heel anders als d'e1 liefde,
die gij Hollanders en wij, ontwikkelde
Inlanders, voor de laatste telg van het
beroemde vorstelijk geslacht der Gode
welgevallige Oranjes koesteren. Onze
liefde berust op onze kennis van de
Yadéiiandsche geschiedenis, op hetgeen
wij in Holland sche boeken en couran
ten gelezen hebben.
Slaan wij thans een blik op de In
landsche maatschappij, dan zien wij
reeds bij een deel barer leden een stre
ven naar meerdere kennis dor Neder
landsche taal. Velen hunner abonneer
den zich .op Hollandsche tijdschriften
en coura.nten en spreken 't. Hollandsch
tegen elkaar.
Zco spreken wij-, leerlingen der dok-
ter-dfjawaschooL hier ter stede nooit an
ders dan Hollandsch onder elkaar.
De naar kennis d'orstcnd'e Inlander
stuit helaas, op hinderpalen. Twee za
ken vallen hierbij al dadelijk in bet
oog. Primo, dat ter bereiking van zijn
doel weinig gelegenheid bestaatse-
cund'o, wordt hij. afgeschrikt déor dé
onbegrijpelijke bijna, overal heerschen-
de gewoonte van d'e Europeanen, om
tegen ons, Hollandsch verstaande en
sprekende Inlanders toch Maleisch- en
meestal slecht Maleisch te spreken.
U mijn hartelijkem dank betuigende
voor de welverleeudle plaatruimte, zoo
tceken ik mij met d'e beste wenschen
voor uw blad en het A. N. V.
Hoogachtend,
TEHUPE.IORY,
leerling d'er dokter-djawasekool
Weltevreden, 25 April 1S99.
SSmEHGU iföSËUWS
Het verdedigen van den
Oorlog.
In ..Der Krieg als sociologisches Pro
blem'" verdedigt mr. S. R. Steinmetz
den oorlog en het recht vau bestaan
daarvan. In déze dagen van vredesbe
weging. hetzij ernstig of minder ern
stig bedoeld, moet het ontwikkelen van
dergelijke ideeën wel de aandacht trek
ken.
Het vlugschrift, al zal het naar wij
hopen de vredesbeweging geenszins
schaden, verdient niettemin de aan
dacht. Vandaar dat wij iets overnemen
yah wat het „Handelsblad1" aan den
inbond ontleent.
De heer Steinmetz geeft o. a. ant
woord op de volgende vragen Wat is
het rechtstreeksche en wat het tweed e-
hand'sclie voordeel van dén oorlog?
De oorlog, zegt mr. Steinmetz, is een
uitvloeisel van d'e behoefte aan zelfuit-
breiding en zelfinstandhouding.
E11 dit onderstelt onvermijdelijk een
'zekere agressiviteit, het vermogen en
den wil om desnoodt geweld te gebrui
ken. „Alleen bij de hazen en bij de
idealen van Tolstoï vindt men die ei
genschap niet."
Biologisch :was de agressiviteit eene
volstrekt onontbeerlijke, eigenschap.
'Zoodra onze voorvaderen van dei boot-
jiien afdaalden en mienschen werden,
moesten zij' agressief worden om. zich
tegen de roofdieren te handhaven. En
toen die wétenschap eenmak.1 ontwik
keld was, moest zij zich noodwendig
ook tegen medemenschen uiten. Zij: is
trouwens ook een hoofdvoorwaarde voor
•het zedelijk© leven; zonder agressivi
teit, die aansluiting doet zoeken bij
aanval en. verdediging, had het gezin
nooit de kweekplaats van genegenheid
kunnen worden.
Nu beweert men wel dat men tegen
woordig die gewelddadige mededinging
niet meer noodig heeft, d'at men het
met de vreedzame, onbloedige concur
rentie wel af kan.
Maar evengoed1 als alle concurreeren-
de individuen agressief zijn, evengoed
pogen zij, al hun krachten daarbij, te
gebruiken. Aaneensluiting is daarbij
een der voornaamste middelen en zoo
komt men dus tot de concurrentie van
groepen.
Die groepen nu, die staten geworden
izijn, spannen evenzeer als de individu
en hun krachten, al hun vermogens
in. En nu bezitten deze groepen ten
strijdmiddel dit zeer bijzondere het
aan t a 1.
Er is geen enkele Staat die van dat
hulpmiddel afstand lean doen, te min
der omdat het zoo vaak een compensa
tie is voor een leemte in andere mid
delen, in intellectueel© krachten bij
voorbeeld.
Er is echter slechts één strijdwijze
waarbij: het aantal tot zijn recht .komt
de oorlog. In den oorlog alleen kunnen
twee volken zich volkomen met elkan
der meten, mét al lnm krachten we
derzijds. Rijkdom, gezondheid, intel
lect, matigheid, lichaamskracht, en
aantal, alle factoren die het gevolg zijn
van volksdeugden of die zelf deugden
zijn, komen geheel tot hun recht, in
den .oorlog. Hierin ligt ook het ant
woord' op de vraag waarom men voor
staten geweld zou toelaten, terwijl men
't voor individuen verbiedt. Geweld is
een inferieure, niet de voornaamste
krachten metende vorm van strijd tus
schen individuen tusschen staten daar
entegen is oorlog die eenig juiste kracht
meter.
Daarbij; komit dan nog dat zonder iso
lement, zondier middelen tot isolatie al
thans, tot wering van. a.11 te veel nieuwe
elementen, het bestaan van een, staat
niet gewaarborgd is. Er is echter maar
één mid'dél om een gewenschte isolatie
te handhavengeweld in 't uiterste
geval.
De oorlog heeft echter nog een ande
re. een zeer groote beteeken is.
De oorlog is het beste, zelfs het eeni-
ge middel van natuurkeus.
Hoe een oorlog ook afloopt, hoe on
zinnig soms de aanleiding mogo zijn,
altijd is het de sterkste die overwint.
Welnu, dat 19 111 het belang der
menschheicl, evengoed als liet in haar
belang is dat dei best toegeruste indi
viduen. de andere verdringen.
Men moge liet wreed vinden, dat
bv. een meer beschaafd volk als de Fin-
,nen, door een mindër beschaafd volk
als de Russen wordt verdrukt, het is
en blijft waarscliijnlijk dat dit der
menschheid ten slotte ten goede aal
komen. ..Alles halt sicli, alles lacht
sich... Alles is de oorzaak van een 00-
komstig gevolg." Wanneer men 'dat
in het oog houdt, dén wordt het ook
iets vólkomen redelijks, dat het eene
volk, hoewel liet geestelijk inferieur is,
alleen of hoofdzakelijk door zijn aantal
een andtei' volk overwint. Want ligt in
dat groote aantal niet een bewijs van
groote vitaliteit? En "geeft die. groot ere
levenskracht niet reclït op uitbreiding?
De meest levensvatbare overwint te:n
.slotte. En dat is in het belang der
•mensehiheid.
Wat zou men wel moeten doen met
de volken die vergaan, die in verval
zijm, als er geen. oorlog was? Hun voort
bestaan is in 't nadeel der menschheid.
Door oorlogen worden zij weggeruimd1.
Zou ooit een scheidsgerecht, een comi
té van juristen dat kunnen doen?
En nu vergete men bovendien nog
dit niet..dat de oorlog sommige goede
qualiteiten van het individu in stand
houdt die door de individueele concur
rentie worden gesmoord. Onder andére
wordt d'e steriliteit bevorderd' door de
persoonlijke mededinging, terwijl het
tegendeel weer in 't belang der groeps-
'concurrentie is met liet oog op dén
oorlog. Verschillende deugden van al
trui stischeoi aard loopen gevaar1 van ten
ouder te gaa.11 in de persoonlijke con
currentie. In dé groepenconcurrentie
echter, in den oorlog bovenal, heeft
•men elkaar noodig binnen dé nationale
grenzen en wordt juist op het gemeen
schapsgevoel een beroep gedéan.
Mr. Steinmetz is ook niet blind voor
de nadeelen van den oorlog, welke hij
noemt om dan te verklaren
Wanneer men den oorlog beoordeelt,
dan moet men de voordeden tegenover
de nadeelen stellen. Dan moet men bij
voorbeeld ook in 't oog houden, dat d'e
zware ooitogsbegrootingen ook al weer
een middel zijn tot uiting van een deel
der volkskracht, van den rijkdom na>-
meiijk. En wanneer men zich dan op,
een gezond' chirurgisch, standpunt stelt,
dan let men niet alleen op het bloed
verlies ,bij een operatie, maar op den
totaal-uitslag.
Mr. Steinmetz behandelt nog ver
scheidene onderdeelen d'er quaestie in
zijn belangwekkend vlugschrift, maar
het boven aangestipte is dé hoofdzaak
ivan wat hij betoogt. In 't. belang van
de menschheid is de 001-lcg, als selectie
middel, onontb.-erhpi.