Tweede Blad, Haarlem in 1830—1831. behoorende bij „Haarlem's Dagblad" van Donderdag 5 April 1900. No 5144. Eene historische schets uit onderscheidene bronnen door \V. P. J O VERMEER. IV. Het was een treffend gezicht, die manschappen, die er zoo krijgshaftig ritzagen. met den legertrein achter zich. te zien doormarcheeren. De in druk was grootscb. Zy boezemden achting in, dat kleine hoopje van ge- tronwen. ieder man in 't gevoel van zjjne waarde, en in het vooruitzicht, dat welhaast nog meer van zijn dienst zou gevorderd worden. Toen dan ook het gejuich van Haarlems bevolking en de kreet: „Leve de Koning!3 zich deed hooren, deed ieder vaD ganscber harte mede. Geen andere daad of aangewende poging zou beter gediend hebben, om den goeden geest by Haarlems be volking en de daar aanwezige man schappen, levendig te houden, dan deze intocht. Het behoeft geen beloog, dat, toen de binnentrekkende manschappen in de kazerne opgenomen en de schutters uit de Noord-Hollaodsche steden al hier ingekwartierd waren, het in Haar lem overvol was, doch uit. de voorbe reidende oefeningen was op te maken, dat dit slechts van korten duur zou zijn. en dat er spoedig niets'over zou blijven dan de manschappen der schut terij met vrouwen en kinderen, dien men moetelyk militaire diensten kon opleggen. Er boden zich thans 45 ingezetenen aan van jongeren leefiijd, die zich beschikbaar stelden by voorkomende gelegenheden en voor wacht- eu pa trom üediens ten. De stedelijke regeering nam hun aanbod aan, eu bepaalde dat zjj eene afdoeling van de schutterij zouden uitmaken en den naam dragen van de „zich aansluitende keursectie", om by het bezetten der wachten en als patrouilles te kunnen optreden eu aan de gewone oefening der schutterij deelnemen. Hun uniform was een koppel en geweer, een band oui den arm' en pet met een witten band. Bet valt zeker niet. te betwijfelen, cat niet al deze vrijwilligers zich vol komen rekenschap hebben gegeven van de diensten, welke van hen ge vorderd zouden worden, want de bui tengewoon strenge sinter van 1830 op 1831 maakte vooral de nacht diensten zeer zwaar. Hier volgde de lijst dezer wakkere Haarlemmers, waaronder w\j bijna niets dan nog bekende namen aan treffen, in de volgorde waarin zy zich hebben aangemeld Volga. Voornaden. Namen. 1. Evert- Antonissön, 2. Barend VandeuBergh. 3. Andreas Bernard. Verpoorten. 4. Willem van Veen. 5. Pieter Jacobus Ego. 6. Johannes Koning. 7. Leonard Lentfricck. S. Aibertus van Det. 9. Hendrik Rijbroek Jr. 10. Dirk Phiiip Immer. 11. Adriaan David Cornets de Groot (vertrokken naar Amsterdam.) 12. Leendert Bak kör Overbeek. 13. Jan Justus Enschedé. 14. Hendrik van Heulen. 15. Jan Baptist Gonuet. eene linie was geen sprake, veel min der nog konden er manoeuvres uit gevoerd worden. Het behoeft geen nadere uitlegging hoe de gemoederen gestemd wareD, nu het uur geslagen was eu de wer kelijke uittocht zou plaats hebben. Hoevelen moesten thans niet schei den van hun dierbaarste betrekkingen, en voor boe lang Dit wist niemand en zou meu elkander wederzien Geen wonder dat het gevoel zijne rechten hernam en er hartroerende tooneelen voorvielen. Het giDg hier, zooals bet tegen woordig zou gaan velen verwachtten, dat het slechts kort zou duren of troostten er elkander mede, anderen begaafd met vooruitziende blikken en voorspellende geesten maakten geheel andere voorstellingen in de toekomst. Hei bataillon was in 6 compagnieën verdeeld. De eerste compagnie be stond uit ingezeteuen van Haarlem, meest vrijwilligers, ter sterkte van 168 man en had de volgende officieren Jhr. Willem Hendrik Hoëuffc, Ka pitein Charle* Daniël Huet, le Luitenant Mr. Cornelis Gerlings Jr., 2e Luitenant Hendrik Gornelte Broos, 2e Luit. Onder deze vrijwilligers waren ook drie onderwijzers van de kweekschool voor schoolonderwijzers te Haarlem en het verdient ook opmerking dat ook Doopsgezinden, en wel in de eerste plaats de zoon van den predi kant dier gemeente alhier zich als vrijwilligers hadden aangegeven. Wordt vervolgd.) Blad. Helge. Wc-ijers. van 'öpeijk van Cattenburgh. van den Berg. A nek es. 16. Hendrik 17. Jan Hendrik 18. Hermanus 19. Johao Adriaan 20. Jan 21. Coenraad 22. Hendrik Cornelis Claterbos. 23. Pieter Ter Hal. 24. Martinus Verbeek. 25. Jao Hendrik van Dijk. 26. Jao Pieter vaffDieaen. 27. Jakobus Martens Jz. 28. Jan Hendrik Euschedé. 29. Izaak Cornelis Krnsemah. 30. Petrus Johannes Travagliuo. 31. Marc Leonard Deenik. 32. Jacobus Theodorus v. Borrendam. 33. Abrah. Lodewyck Dyseriuck. 34. Willem Izaak 35. Leendert Be vei. Geldorp. Engelenberg Kruseman. Pels. Sadelaar. 36. Bastiaan 37. Hendrik Dirk 38. Gerrit Jan 39. Pieter 40. Lambertus Hend. Ter Hal. 41. Johannes Gerardus van Reyzen. 42. Johannes Antonie Bierbraur. 43.- Arend Gerber. 44. Roelof Haartman. 45. Hendrik Lens. Deze aansluitende keursectie vol deed intusschen aan eene dadelijke behoefte, want nauwelijks waren de schutterijen uit Noord-Holland bier aangekomen, of de mobiele kolonne formeerde zich en maakte zich gereed om te vertrekken. Den 28sten Octo ber werd hel commando van den plaatselijken commandant, den gene raal majoor E. de Paravicini, overge nomen door den nnjoor Johsn Gas par van Pabst Rutgers, commandant vac d. d. schutterij te Hoorn, sedert 1821 en den volgenden dag aanvaardde laatstgenoemde heer bet bevel over hel alhier vereenigd veld-bataillon schutterij, ruim 900 man sterk. Toen deze 900 man zich op de Groot* Markt zouden verzamelen, bleek het terrein daarvoor te klein te zijn. Een gedeelts stond by de drukkerij der firma Joh. Enschedé en Zonen, doch van het formeeren van bladzijden doen vermoeden, dat, als bij zich door zijne propagandistische neigingen niet op een dwaalspoor had laten brengenals hij bad willen trachten aan zyn hoorders een les te geven in plaats van aan ?de burgers" de les te lezenen als hy zich tot éen of enkele hoofdpunten bad weteD te be perken, zijne rede een waardige plaats onder de redevoeringen van dien aard zou hebben ingenomen. Thans kannen wy daarvan niet anders getuigen dan een doorwerkte propaganda-voordraebt, een slechte openbare les. Uit de Pers. Niet gewanhoopt. „De Standaard" noemt het een harde beproeving voor de Boeren, dat du reeds, eer de oorlog nog recht begon, hun twee meest bekeDde veldbeeren hun zaak ontvallen Cronjé, dien Ro berts gevangen nam en Joubert, dien de Hsere van leven en dood wegnam. Men behoeft, volgens het blad, ech ter nog niet. aan de eindelijk© zege praal der Transvalers en Yrystaters te wanhopen. By menig ander leger zou zoo'n dub bele slag ongetwijfeld het moreel schokken, schryft „De Standaard". By de Boeren daarentegen staat dit anders. Juist omdat ze geen technisch opgeleide officieren hebben, maar hun veldheeren gewone burgers zijn, bleek telkens en telkens weer, dat op elk punt waar een kundig veldheer noodig is, ook een knap aanvoerder voor den da» komt. Reeds tijdens het beleg van Lady- smith was Joubert genoodzaakt, zich weken laog Daar de ziekenkamer terug te trekken, maar ook zonder hem liep toch alles in het leger uit nemend; en beer op keer dook weer eeu kundig veldheer op, die zyn slag won, zoneter dat men vroeger ooit zijn naam gehoord had. Dit verklaart zich daaruit, dat de gewagende burgers geen soldaten zijn, die als machines gecommandeerd en geleid worden, maar dat elk commando een complex vormt van personen, die zelve de positie begrijpen en weten wat hun te doen staat. Wat de man, die aanvoert, noodig beeft, is alleen het persoonlijk ver trouwen van zyn medeburgers; dit zal ook aan den nieuwen com mandant-generaal verzekerd zyn door bet feit, dat hy niet benoemd wordt, maar gekozen. Een openbare les Het „Soc. Wbl." toont zich niet zeer ingenomen mot de openbare les, waarmede de Heer F. van der Goes bet privaat-docentschap aan de uni versiteit le Amsterdam aanvaardde. Hebben de studenten, naar de Heer v. d. G. zegt te vertrouwen, in hem allereerst den propagandist gezocht, dan meent het blad, dat in dsr stu denten geest moet gelegen hebben verlangen naar een onderwijs, dat zou getuigen van liefde voor het onder- wezene 6D dat daardoor meesleepend, onbewust propagandistisch zou kun nen wordeo, maar Diet naar bewuste propaganda. Elke degelijke wetenschap heeft door partijstrijd zich een plaats moeten verovereD, meent de Heer v. d. G. Zeker, antwoord het „S. W", elke wetenschap moet strijden om haar plaats te veroveren en te behouden, docb niet in den zin van het leveren van ongefundeerde propagandistische vertoogen, maar iu dien van met ar gumenten afweren van in haar oog onjuist aangorichte aanvallen. Zulk een strijden is: met argumenteu af breken de aan haar vijandelijke en haar oog verkeerd opgebouwde stellingenis een inwendige strijd tegen hetgeen nog ruw, onbeholpen, overdreven of verkeerd blijkt te zyn in haar eigen stellingen. Hiervan is in de rede des heeren v. d. G. weinig te vinden. Na gewezen ie hebben op de korte en knappe uiteenzetting van Marx1 waarde-tbeorie en op de beschouwing over de materialistische historie op vatting als een tweetal oasen in de woestijn van propagandistische phrase- ologie. besluit het blad Alles by eikaar geDomen, hebben wij de openbare les van den socialis- tiscben privaatdocent onbevredigd uit de banden gelegd. Wy wisten van te voren, dat veel van hetgeen by zog gen zou in zou loopen tegen onze eigene meening. In dat opzicht zyn wy niet teleurgesteld. Maar wy had den verwacht, dat hy minder zou heb ben gegeven, doch wat by gaf dege lijker zou hebben behandeld. V. d. Goes heeft aan zyn© rede blijkbaar yeel tijd besteed. Sommige Hier volgt een klein overzicht van hetgeen de voornaamste bladen van verschillende richting in ons land schreven, over de aanneming van het Leerplicht-ontwerp. Het „Handelsblad" is van meening, dat het ongeluk den burgemeester van Amersfoort overkomen (de heer SchimmolpenDinck, tegenstander van het leerplicht-ontwerp, was immers ten gevolge van een val van zijn paard afwezig) het land vermoedelijk voor een ministerieele crisis of Kameront binding heeft bewaard. Het blad acht het toch zeker, dat het ministerie by het afstemmen der leerplichtwet zou zyn afgetreden en dat de Koningin, waar de Kamer in precies twee ge lijke deelen uiteengevallen was, vol doende reden zou hebben gevonden om bet land te raadplegen. Het „Han delsblad" wjjst er dan vorder op dat de ÖtateD-Generaal nu met bet uiinis terie zullen kunnen samenwerken aan ae belangrijke wetsontwerpen, die voor afdoening gereed of in onderzoek zijo. en aan die welke nog worden ver wacht. In bet „Nieaws van den Dag het blad dat de leerplicht-wet uiterst gematigd van karakter is. „Trouwens, ook besliste tegenstan ders der voordracht hebben haar dien lof gegeven. En dit joist bad on3 doeD verwachten, dat de meerderheid afgescheiden van de stemmen der vier socialisten sterker zou zijn geweest. Het verplicht berhalings-onderwys werd geschraptten opzichte der ver goeding van kosten door het bizonder onderwijs te maken, werd van dere- geeringstafel de meest besliste ver klaring afgelegd de regeling der ge moedsbezwaren mag, na de wijziging in het oorspronkelijk voorstel aange bracht, voldoende heeten. Ten opzichte van deze drie hoofdpunten is ver kregen, wat redelijkerwijs verkregen kon worden, en daardoor verloor de wet het bedenkelijk karaktet, dat zy aanvankelijk ook yoor ons had en dat wy niet ophielden te'bestrijden. Er is derhalve, meenen wij, reden tot voldoeniDg over bet resultaat der eindstemming, dat door de Eerste Kamer ongetwijfeld zal worden be krachtigd". „De Tyd" toornt hevig tegen het tweetal leden der rechterzijde, dat een zwenking naar links maakte. In dien iets de aanneming van de leer plichtwet voor bet blad nog bitterder kon maken, dan was hot deze ervaring. Natuurlijk geeft „De Tyd" gaarno toe, dat ieder afgevaardigde moet stemmen volgens zyn eigen géweteD, zijn eigen overtuiging, maar met dat al mag men, dunkt bet blad, bet par ty verband evenmin tot een zinledige leuze maken. En verder zegt „De Tyd" nigen trek om de roode lippen van Lize Osbora opgemerkt had. „Maar, nu is 't genoeg, Miffy", bracht zij in 't midden, „langer mogen wy niet babbelen, anders missen wij den trein en tante zal in doodsangst zitten, als wy vandaag niet meer thuiskwamen." Terwijl de meisjes daarop maDtels en doeken in de plaidriemen gespten, bëgou de brunette opnieuw„Iets moet ik je toch nog zeggen, Milly, want in den trein kan ons iemand hooren en - en Zjj hield op en keek haar vriendin verlegen aan. „Is 't toch een liefdesgeschiedenis, Lize?" vroeg de laatste nieuwsgierig, sterk den klemtoon leggend op „toch*. „Vroeger beweerde j9 „Och watEen liefdesgeschiedenis! Ik denk er niet aan dat wil zeg- geD, men zou het misschien zoo kan nen noemen, want de zaak is nameiyk zoo ging Lize vertrouwe lijk verder „Je kent immers mijn neaf Max of neen, je kent hem niet, maar ik heb je van hem ver teld en dat is per slot van rekening hetzelfde, want uit myn beschrijving kun je hem je nauwkeurig voorstel len. Nietwaar?" Milly haalde de schouders op. „Je hebt hem grondig bestudeerd." „Nu ja, die slaapmuts, dat bedorven ventje zooals er geen tweede leeft, kwam op de belachelijke gedachte, zich op my te verlieven. Eu zeg nu eens zelf, of de arme jongen geen medelijden verdiend had, wanneer hy my tot vrouw had gekregen Ditmaal gaf Milly haar vriendin dadelijk gelijk, waarop deze snel ver volgde „Daarom was bet zuivere raenscblieveudheid dat ik niets van i „Ry de verkregen zekerheid dat^em weten maar zoo als het vgelyk de heeren b'ebaepman en Kolk-1 ?aa^.?n <Je *er, m,®ü m's^eQi iemand man konden en moesten weten) zy j !n zön beste bedoelingen, en zoo ging L hor /v-\lr m 11 onto tnoh r. n m V, 1 wordt de ïniüister vao Biooeuhiodschea's oenlinpen stonden onder i k." Tante toch nam bet mjj Zaken «lotgewenkcbt met dtn uit- tbolieke meda-afueTaardigdenk JL fsï?le ÏV jelukgewenscht slag der eindstemming, en der Kamer met haren voorzitter hulde gebracht voer de wyze waarop de beraadsla gingen ziiu gevoerd. Het „Nieuws" herinnert cr aan, dat höt niet voor het verpl ebt bywoDen van het herhalingsonderwys was en zegt te hopen, dat als de wet nu nog de vereischte sanctie van de Eerste Kamer en van H. M. de Koningin zal erlangen, de ambtenaren, belast met hare uitvoering, bewijzen zolien geven van het beleid eu den tact, onmisbaar om onredelijke toestanden en ergernissen te voorkomen. Het gezonde verstand van wie de wet zullen moeten uitvoeren, moge het element d wang terugbrengen tot de kieicst mogelijke afmetingen. „Maar tevens hopen wy," zoo be sluit het blad, „dat er nu Yereeni- gingen zullen worden opgericht, tot het verschaffen van kleeding en schoei sel aan behoeftige kinderen. Have loosheid is in deze wet reden tot vrij stelling van schoolbezoek. Welnu die haveloosheid moet worden opgo- hoven. Hier is een goed werk te ver- riebteo. Wie zal in deze dringende aangelegenheid den eersten stap doen Hy die dit werk ter hand neemt kan zeker zyn van algemeens instemming en medewerking". „Het Volksdagblad" toont zich niet zeer iDgenomeD met de verklaring door den heer Troelstra namens zyn soci aal- democratische mede Kamerleden afgelegd. Het blad spreekt van „«nor- kende frasen" en zinledige taal" en eindigt aldus: „Zoo do sociaal democratische Ka merleden geen betere argumenten hebben kanDen aanvoeren, om kun houdiDg te verdedigen, hadden zij wijzer gehandeld tegen te stemmen, zonder meer. Thans zullsn de arbeiders zich verbaasd afvragen, hoe overigens verstandige mensehen op zulke gron den kunnen stemmen tegen een leer plichtwet, welke, indien op dezeD grondslag slechts wordt voortgebouwd, in de toekomst goede vrachten kan afwerpen voor „het kind der armee."" De „Standaard" schryft in eon asteriek o. ro. Het kapriool van bet Amerfoort- sche paard, zeker een Oldenburger, uit bet land van den Leerplicht, voor kwam een ministerieele crisis. ,.Ook de medische facalteit was blijkbaar ministerieel. De heeren Tak vac Poortvliet en Van Kerkwijk j kregen permissie om naar de zittinsr te gaan, de arts te Amersfoort gaf het. reisverlof niet." Overigens meent de „ytand." dat de eigenlijke beslissing reeds gevallen overweging voorts, dat aan hun stem voe^0DS ^an ^aar lieveling niet be de beslissing over den Leerplicht hing. j antwoordde, ha er bleef my niets of althans hangen kon, had, dunkt i j^e^over, dan haar op ^een goeden ons, misschien reeds de maar zeer zeker de e betamelijkheid. I blozend te bekennen, dat ik reeds grond stampend, voorzichtigheid 'wlgffd „Maw «1e za! gevorderd, dat zy intijds bun mandaat -verlootu. Ju. rieD de andere wnnrri cr#> i l Cv J ZUU ilü UUK UB Uil LU UaiL'JIJ IBiCli- it ^rnfnT,in WOOrdi* 60 dan 200 het ter beschikking hunner kiezers bad den gesteld. Dan ten minste had kun nen voorkomen wat nn ons een der meest betreurenswaardige gevolgen van de gehouden stemming schijnt, een vernieuwde scheuring iu onze katholieke gelederen." De „Maasbode" legt de verant woordelijkheid voor deu uitslag op de schouders van dr. öchaepraan, van de anti-liberale kiezers van het district Sneek en van de cbristeiyk-historische party. De anti-liberale kiezers in het district $neek toch zyn oorzaak, dat mr. Van Gilse, die voor de leerplicht wet gestemd heeft, gekozen werd in plaats van mr. Tb. Heemskerk, die tegen gestemd zou hebben. De Chris tel ijk-historische partij h^dj meent de „Maasbode", de2e wet kunnen doen vallen, wanneer zy drie jareD geleden den blik minder door anti-clericalisme bad laten benevelen. „Aan deo steun der Christelijk- Historiscbeo zegt het blad dankt rar. Van Deiuze zijn Hontenisser zetel. Aan den steun der Cbristelyk- Historischen dankt mr. Van Gilse zyn Sneekschen zetel. Aan den steun der Cbristelyk- Historiscben dankt mr. Hesselink van Suchtelen zyn Doetinchemschen zetel. Drie mannen, die thans de wet- Borgesius hielpen aannemen, de wet die met 52 tegen 47 stemmen ware verworpen geweest, wanneer de Christelyk-Historiscbe Kiezersbond in 1897 ruimer gezichtskring hadde gehad." En van dr. Schaepman heet het: „Daar is een tijd geweest, dat dr. Schaepman in de Kamer over een fractie beschikte. Thans beschikt hy nog over één volgeling De datum van den 30 Maart 1900 zal er niet toe bijdragen om den in vloed op het Katholieke volk te schragen van hem, die, als hy het hooge goed der eenheid bad weten te stellen boven eigenen dunk. van dat volk de leider had kunnen zyn." Ten slotte zy nog deze opmerkiDg yan „Het Vaderland" vermeld „Het is toch eigenlijk niet geheel waar, dat het paard van den beer Schimmeipenninck voor de aanneming van de leerplichtwet aansprakelijk is. Immers als den heer öchiramclpen- ninck geen ongeval was overkomen, zou hy ook de vorige dagen tegen van den beer De Savoruin Lohman zyn amendement op art. 38 introk. Aan wien nu de ministerieele dank officieus toekomaan het te wilde paard, aan Dr. Schaepman, die zich verleiden liet, of aan den beer Loh- maD, die den Doctor verleid heeft, zij in het midden gelaten maar schit terend is oordeelt de „Stand." de ministerieele triomf in geen geval. „De Nederlander" beweert, dat nu de eerste stap is gedaan om te komen tot invoering van een „twaalfjarigen" algemeenen schooldienstplicht. Dat dit de bedoeling is, is, volgens het blad, door niet een der voorstanders Yan het ontwerp tegengesproken, veeteer stil zwijgend erkend. De dwangwet is overigens, verzekert „De Ned.", ook blijkens de stemming het tegendeel geworden van een nationale wet. „Het Centrum" acht rau bijzonder gewicht het feit, dat de socialistische Kamerleden tegenstemden en dus „de roode fractie" den doorslag niet ge geven heeft. Nu zulke doorgaans intransigente lieden zich onbevredigd toonen, kan dit in elk geval bewijzen vervolgt amendement, dat voor den beer Van Karnebeek do steen des aanstoots was, verworpen zyn. ten gevolge waarvan do heer Van Karnebeek voor de wet zou hebben gestemd. Zy was dan met 51 tegen 49 stemmen aangenomen. Haai- Rod er It-li. Humoristische schets van M. KOSZAK. Het waren twee bekoorlijke jonge meisjesgestalten die op een avond el kander omstrengeld houdend, voor liet venster stonden. De eene blond en blozond, een kteiDe. gevulde gestalte, de andere groot eG slank met een bruin bleek teint, scherp omlijnd ge laat en zwart tot ver over het voor hoofd neerhangend kroeshaar, waar onder de donkere oogen uitdagend, te uitdagend misschien voor haar leef tijd, schitterden. „Die zal eens haar man weten te regeeren," heeft zeker menigeeo gedacht die den eigenzin- _,Verloofd? Jy riep de andere verbaasd. „Och, natuurlijk beu ik het niet geen quaestie van Haar het komt per slot van rekening daarop aan, dat tante Malwine er. Maxje het gelooven, en dat doen zij. Om hun te verklaren waarom myn dierbare Roderich Roderich heet myn schat nameiyk mij nooit opzoekt, vertelde ik, dat hy schilder was en de wereld rond reisde, om zyn studieportefeuille te vullen. Twee volle j3ren reist hy nu al de wandelende Jood is niets bij hem in Azië, Afrika. Amerika, Australië en Polyoesië, de Hemel weet wanneer hij er genoeg van zal hebben ik ten minste weet het niet." De kleine blondine sloeg verrukt dc handen ineen. „Neen, maarher haalde zy onophoudelijk. „Hè?" vroeg Lize gemoedelijk. „Eeu merkwaardige geschiedenis, dat vind ik ook. Ik wilde ze je toch meedeelen, opdat je op de hoogte zult zyn en je niet verpraat, wanneer er over gesproken wordt. Want je kent myn Roderich hoe zou je bem niet kennen,- want ik ontmoette hem im mers bij jou aan huis en verloofde my daar. Groote goden!" riep zy verschrikt uit, daar de klok van het raadhuis juist sloeg, „al zes uur on binnen een half uur vertrekt de trein 1 Voortwaarts, MillyIk ongelukkige, moot ook beneden onze rekening be talen Daarop stormden de meisjes wog, Lize met opgeheven hoofd en het trotsche bewustzyD, hoe voortreffelijk zy zich zelf uit de moeilijkste om standigheden wist te reddeD. en Milly nog altijd niet kunnende b8gryp8n wat zy gehoord bad. Weinige oogenblikken na haar, kwam uit de aangrenzende kamer een jonge man. die vlug de trap afliep en buiten onder de veranda ging zitten, totdat de meisjes, die binnen met den kellrer spraken, buiten kwamen. „Wie waren die twee jonge dames vroeg hy den portier, toen zy weg waren. „Een juffrouw Osborn uit Bad Nym- phenhain en juffrouw Hoster 'uit Keulenantwoordde deze. „Weet je ook waarheen zy reizen ?B vroeg de heer verder. „Zeker meneer Kosel, Daar Nym- phenhaiol Jaffrouw CLbern is üter pas gisteren aangekomen om haar vriendin te treffen die naar Nymphen- liain reist. De dames hebben alleen in ons stadje overnacht." De jonge man floot zachtjes. „Zal ik, of zal ik niet dacht by. „Eigen lijk is het onzin, maar toch waar om niet?" Het was op den dag, volgende op de hiervoor geschetste gebeurtenissen toen Milly Hoster en Lize van een wandeling' in de villa van Mevrouw Mlittrich, Lize's tante, terugkeerden. Reeds van verre zagen zy de waar dige dame op de veranda staan en haar met een zakdoek wenken. „Wat. scheelt uw tante toch?" vroeg Milly. „Zij schijnt erg warm te zyn." Er speelde een verachtelijk trekje om Lize's mond. „Wat zal zy hebben Die maakt zich overal druk over verder kwam zy niet, want tante kwam haar tegemoet met hoog rood gelaat. „Myn beste kind," zei ze, haar nicht by de band nemend, met een van op winding haperende stem, myn beste kindEen groote verrassing wacht je. Ik ben er zoo blij om voor joa, want raad eens, raad eens Liesje, wie gekomen is!" „Hoe zou ik dat radeo?" vroeg Lize koel. „Nu, ik wil je niet langer op de pijnbank leggen. Denk eens aan mijn kind," overmand door baar ga- voel sloot de dame het meisje wila ia haar armen denk eens, je Rode rich is er! „WaWat riep Liie ver bluft uit. „Mijn Ro „Je Roderich, ja, by zit binnea, het lieve menscb, want het is werke lijk een lief mensch sedert je hem hebt gezien begrijp dat je vaa mijn armen jongen De rest ging in een onverstaanbaar gemompel ver loren. „Maar kom nu gauw," ging zy voort, „wij mogen hem niet laten wachten! Nacht en dag heeft hy ge reisd van Java naar bier, zonder er gens stil te houden, zoo verlangde hij naar zijn bruidje. Ja, zoo'n liefde en de goede vrouw pinkte een traas van ontroering weg. „Bon ik gek geworden fluisterde Lize haar vriendin toe, terwijl beiden de tante in het huis volgden. „Je hebt toch ook gehoord wat zy zeide Myn RoderichHet is toch nu ik ben benieuwd, watdat sa! geven!" Hand in hand gingen de "meisjes het salon binnen, waar de gordyneu neer waren gelaten. In het haifdonber konden zy de trekken van den man niet duidelijk onderscheiden, die vaa zyn stoel opstond om de dames tege moet te gaan. „Hier is ze", zeide mevrouw Müt- tricn, „en hier, Liesje, is je Rode rich Maar ik zal je nu alieen iaten kinderenvoegde zy er aan toe. ter wijl de gast Lize. die onbewege lijk staan bleef, zondor mser omhelsde en eer zy nog recht wist. wat hy wilde, op den mond kuste. „Kom, Milly, wy mogen het weerzien der lang'gescheidenen niet storen!" Het volgende oogenblik was Lize met baar zoogenaamden verloofde a.- leen. Nu pas begreep zy goei.weike beleediging by haar door dien kus had aangedaan, en gewoon aan elke opkomende gedachte uiting te geven, deed zy dat ook nu zonder omwegen. „Dat was gemeen!" siste zy, met den kleinen voet woedend op dea nu zoodadelijk zoo'a kras woord gebruiken, rayt: lieve Lizesprak hy zacht verwijtend. „Noem ray geen Lize!" schreeuwde het meisje. „Hoe komt u daartoe?" „Een bruidegom Houdt toch op met die dwaze ko medie!" viel zy in de rede. „(kweet niet, waar en van wien u dit dwaze sprookje gehoord hebt." „Een sprookje ?u hernam do eerste. jMaar myn dierbaarste, onze ver loving is toch geen sprookje Opdat puüt moet ik u tegensprekenEen zoo innige verhouding als de onze - Lize maakte een verachtend gebaar. „U kunt toch onmogelijk aannemen, dat ik zoo in myn horsons gekrenkt ben, om een leugen, die ik zelf uit dacht, zeer dwaas, dat geef ik toe, voor waarheid te houden vroeg zy op haar heftigen toon. „Wanneer u denkt, dat ik rnjj uw onbeschaamd heid zal laten aaHleunen, dan vergist gij u zeer Verlaat oogenblikkelyk dit huist" „En uw tante wat zult gy die zeggen, wanneer ik zoo zonder com plimenten verdwenen ben?" ant woordde by spottend. „Mijnentwege vertelt gij haar dat aardige grapje, dat u zich met haar veroorloofd hebt, my hindert dat weinig, maar voor u kon de zaak onaangename gevolgea hebben Daartegen was niet veel te zeggen Lize zag dat tot haar schrik zelf in. Wanneer de geschiedenis uitkwam, dan werd haar plaats hier in huis onhoudbaar, en wat dan Ja, maar wat zal het nu worden steunde zy, ia haar radeloosheid zelfs haar gerechtvaardigden toorn ver getend. „HmWy spelen hier, een, twee, drie dagen, ai naar het my hier be valt, bruid en brnidegom," antwoordde hy luchtigjes. „Dan vertrek ik weer, en q heeft er dit bij gewonnen, dat mevrouw uw tante, uw Roderich iu levenden lijve gezien heeft. Dat is ook niet te onderschatten, want met den tyd, geloof ik, moet het bestaan van dezen wereldberoeinden kunste naar iets raadselachtigs krygen. Heb ik geen gelijk „Maar wat heeft u dan voor met de komedie?" vroeg het meisje flauwtjes. „Lieve Hemel, ik wil my amuseeren. Zilveren lepels ben ik niet van plan te stelen. Maar nu, mijn lieve bruid, zie uw ideaal eens aanAnders kan het gebeuren, wanneer er een ander heer op bezoek kwam, dat ge uwen Roderich met dien verwisseldet. Hy ging by het raam staan en schoof een gordijn wegeen stroom van zonlicht viel in de kamer. Als in een straleu- krans stond hy daar, een meer dan middelmatig groote, slanke en ge spierde man van ongeveer dertig jaar mot gebruind gelaat, waarvan het donkerblonde hoofd- en baardhaar vreemd, doch niet onvoordeelig afstak. Zyn kleediug was elegant en opvai- leod licht, waardoor liet vreemde in zyn verschijning nog verhoogd werd. „Nu, hoe beval ik u?" vroeg bij brutaal. „Een beetje Oostersch, niet Dat doet de zon van Java! U moet nameiyk weten, dat ik daar het laatst myn stadieportefeuille gevuld beb. Jammer, dat ik ze tiet met uw por tret kan verrijken I Maar portret schilderen is nu juist myn vak niet. Nu, daar ik bet origineel meeneem, doet dat er toch niet Yeel toe!" Lize's oogeG flikkerden toornig. „Begint u weer?" riep ze heftig. „Alleen maar met woorden ant woordde hy. Voor het overige nu ja, wy sprekea elkaar natunrlyk met ,iy en jou aan, dat kan niet anders, mtar verder de eene kus zal my genoeg zyn. I zult zien welk een model-verloofde u aan my heeft „Das wilt u werkelijk blyven vroeg zjj op klagenden toon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 5