Tweede Blad,
Haarlem in 1830—1831.
behoorende bij
„Haarlem's Dagblad"
van
Donderdag 5 April 1900.
No 5144.
Eene historische schets
uit onderscheidene bronnen
door
\V. P. J O VERMEER.
IV.
Het was een treffend gezicht, die
manschappen, die er zoo krijgshaftig
ritzagen. met den legertrein achter
zich. te zien doormarcheeren. De in
druk was grootscb. Zy boezemden
achting in, dat kleine hoopje van ge-
tronwen. ieder man in 't gevoel van
zjjne waarde, en in het vooruitzicht,
dat welhaast nog meer van zijn dienst
zou gevorderd worden. Toen dan ook
het gejuich van Haarlems bevolking
en de kreet: „Leve de Koning!3
zich deed hooren, deed ieder vaD
ganscber harte mede.
Geen andere daad of aangewende
poging zou beter gediend hebben, om
den goeden geest by Haarlems be
volking en de daar aanwezige man
schappen, levendig te houden, dan
deze intocht.
Het behoeft geen beloog, dat, toen
de binnentrekkende manschappen in
de kazerne opgenomen en de schutters
uit de Noord-Hollaodsche steden al
hier ingekwartierd waren, het in Haar
lem overvol was, doch uit. de voorbe
reidende oefeningen was op te maken,
dat dit slechts van korten duur zou
zijn. en dat er spoedig niets'over zou
blijven dan de manschappen der schut
terij met vrouwen en kinderen, dien
men moetelyk militaire diensten kon
opleggen.
Er boden zich thans 45 ingezetenen
aan van jongeren leefiijd, die zich
beschikbaar stelden by voorkomende
gelegenheden en voor wacht- eu pa
trom üediens ten.
De stedelijke regeering nam hun
aanbod aan, eu bepaalde dat zjj eene
afdoeling van de schutterij zouden
uitmaken en den naam dragen van
de „zich aansluitende keursectie", om
by het bezetten der wachten en als
patrouilles te kunnen optreden eu aan
de gewone oefening der schutterij
deelnemen. Hun uniform was een
koppel en geweer, een band oui den
arm' en pet met een witten band.
Bet valt zeker niet. te betwijfelen,
cat niet al deze vrijwilligers zich vol
komen rekenschap hebben gegeven
van de diensten, welke van hen ge
vorderd zouden worden, want de bui
tengewoon strenge sinter van 1830
op 1831 maakte vooral de nacht
diensten zeer zwaar.
Hier volgde de lijst dezer wakkere
Haarlemmers, waaronder w\j bijna
niets dan nog bekende namen aan
treffen, in de volgorde waarin zy zich
hebben aangemeld
Volga. Voornaden. Namen.
1. Evert- Antonissön,
2. Barend VandeuBergh.
3. Andreas Bernard. Verpoorten.
4. Willem van Veen.
5. Pieter Jacobus Ego.
6. Johannes Koning.
7. Leonard Lentfricck.
S. Aibertus van Det.
9. Hendrik Rijbroek Jr.
10. Dirk Phiiip Immer.
11. Adriaan David Cornets de Groot
(vertrokken naar Amsterdam.)
12. Leendert Bak kör Overbeek.
13. Jan Justus Enschedé.
14. Hendrik van Heulen.
15. Jan Baptist Gonuet.
eene linie was geen sprake, veel min
der nog konden er manoeuvres uit
gevoerd worden.
Het behoeft geen nadere uitlegging
hoe de gemoederen gestemd wareD,
nu het uur geslagen was eu de wer
kelijke uittocht zou plaats hebben.
Hoevelen moesten thans niet schei
den van hun dierbaarste betrekkingen,
en voor boe lang Dit wist niemand
en zou meu elkander wederzien
Geen wonder dat het gevoel zijne
rechten hernam en er hartroerende
tooneelen voorvielen.
Het giDg hier, zooals bet tegen
woordig zou gaan velen verwachtten,
dat het slechts kort zou duren of
troostten er elkander mede, anderen
begaafd met vooruitziende blikken
en voorspellende geesten maakten
geheel andere voorstellingen in de
toekomst.
Hei bataillon was in 6 compagnieën
verdeeld. De eerste compagnie be
stond uit ingezeteuen van Haarlem,
meest vrijwilligers, ter sterkte van
168 man en had de volgende officieren
Jhr. Willem Hendrik Hoëuffc, Ka
pitein
Charle* Daniël Huet, le Luitenant
Mr. Cornelis Gerlings Jr., 2e
Luitenant
Hendrik Gornelte Broos, 2e Luit.
Onder deze vrijwilligers waren ook
drie onderwijzers van de kweekschool
voor schoolonderwijzers te Haarlem
en het verdient ook opmerking dat
ook Doopsgezinden, en wel in de
eerste plaats de zoon van den predi
kant dier gemeente alhier zich als
vrijwilligers hadden aangegeven.
Wordt vervolgd.)
Blad.
Helge.
Wc-ijers.
van 'öpeijk van
Cattenburgh.
van den Berg.
A nek es.
16. Hendrik
17. Jan Hendrik
18. Hermanus
19. Johao Adriaan
20. Jan
21. Coenraad
22. Hendrik Cornelis Claterbos.
23. Pieter Ter Hal.
24. Martinus Verbeek.
25. Jao Hendrik van Dijk.
26. Jao Pieter vaffDieaen.
27. Jakobus Martens Jz.
28. Jan Hendrik Euschedé.
29. Izaak Cornelis Krnsemah.
30. Petrus Johannes Travagliuo.
31. Marc Leonard Deenik.
32. Jacobus Theodorus v. Borrendam.
33. Abrah. Lodewyck Dyseriuck.
34. Willem Izaak
35. Leendert
Be vei.
Geldorp.
Engelenberg
Kruseman.
Pels.
Sadelaar.
36. Bastiaan
37. Hendrik Dirk
38. Gerrit Jan
39. Pieter
40. Lambertus Hend. Ter Hal.
41. Johannes Gerardus van Reyzen.
42. Johannes Antonie Bierbraur.
43.- Arend Gerber.
44. Roelof Haartman.
45. Hendrik Lens.
Deze aansluitende keursectie vol
deed intusschen aan eene dadelijke
behoefte, want nauwelijks waren de
schutterijen uit Noord-Holland bier
aangekomen, of de mobiele kolonne
formeerde zich en maakte zich gereed
om te vertrekken. Den 28sten Octo
ber werd hel commando van den
plaatselijken commandant, den gene
raal majoor E. de Paravicini, overge
nomen door den nnjoor Johsn Gas
par van Pabst Rutgers, commandant
vac d. d. schutterij te Hoorn, sedert
1821 en den volgenden dag aanvaardde
laatstgenoemde heer bet bevel over
hel alhier vereenigd veld-bataillon
schutterij, ruim 900 man sterk.
Toen deze 900 man zich op de
Groot* Markt zouden verzamelen,
bleek het terrein daarvoor te klein
te zijn. Een gedeelts stond by de
drukkerij der firma Joh. Enschedé en
Zonen, doch van het formeeren van
bladzijden doen vermoeden, dat, als
bij zich door zijne propagandistische
neigingen niet op een dwaalspoor had
laten brengenals hij bad willen
trachten aan zyn hoorders een les te
geven in plaats van aan ?de burgers"
de les te lezenen als hy zich tot éen
of enkele hoofdpunten bad weteD te be
perken, zijne rede een waardige plaats
onder de redevoeringen van dien aard
zou hebben ingenomen.
Thans kannen wy daarvan niet
anders getuigen dan een doorwerkte
propaganda-voordraebt, een slechte
openbare les.
Uit de Pers.
Niet gewanhoopt.
„De Standaard" noemt het een harde
beproeving voor de Boeren, dat du
reeds, eer de oorlog nog recht begon,
hun twee meest bekeDde veldbeeren
hun zaak ontvallen Cronjé, dien Ro
berts gevangen nam en Joubert, dien
de Hsere van leven en dood wegnam.
Men behoeft, volgens het blad, ech
ter nog niet. aan de eindelijk© zege
praal der Transvalers en Yrystaters
te wanhopen.
By menig ander leger zou zoo'n dub
bele slag ongetwijfeld het moreel
schokken, schryft „De Standaard".
By de Boeren daarentegen staat dit
anders. Juist omdat ze geen technisch
opgeleide officieren hebben, maar hun
veldheeren gewone burgers zijn, bleek
telkens en telkens weer, dat op elk
punt waar een kundig veldheer noodig
is, ook een knap aanvoerder voor den
da» komt.
Reeds tijdens het beleg van Lady-
smith was Joubert genoodzaakt, zich
weken laog Daar de ziekenkamer
terug te trekken, maar ook zonder
hem liep toch alles in het leger uit
nemend; en beer op keer dook weer
eeu kundig veldheer op, die zyn slag
won, zoneter dat men vroeger ooit zijn
naam gehoord had.
Dit verklaart zich daaruit, dat de
gewagende burgers geen soldaten zijn,
die als machines gecommandeerd en
geleid worden, maar dat elk commando
een complex vormt van personen, die
zelve de positie begrijpen en weten
wat hun te doen staat.
Wat de man, die aanvoert, noodig
beeft, is alleen het persoonlijk ver
trouwen van zyn medeburgers;
dit zal ook aan den nieuwen com
mandant-generaal verzekerd zyn door
bet feit, dat hy niet benoemd wordt,
maar gekozen.
Een openbare les
Het „Soc. Wbl." toont zich niet
zeer ingenomen mot de openbare les,
waarmede de Heer F. van der Goes
bet privaat-docentschap aan de uni
versiteit le Amsterdam aanvaardde.
Hebben de studenten, naar de Heer
v. d. G. zegt te vertrouwen, in hem
allereerst den propagandist gezocht,
dan meent het blad, dat in dsr stu
denten geest moet gelegen hebben
verlangen naar een onderwijs, dat zou
getuigen van liefde voor het onder-
wezene 6D dat daardoor meesleepend,
onbewust propagandistisch zou kun
nen wordeo, maar Diet naar bewuste
propaganda.
Elke degelijke wetenschap heeft
door partijstrijd zich een plaats moeten
verovereD, meent de Heer v. d. G.
Zeker, antwoord het „S. W", elke
wetenschap moet strijden om haar
plaats te veroveren en te behouden,
docb niet in den zin van het leveren
van ongefundeerde propagandistische
vertoogen, maar iu dien van met ar
gumenten afweren van in haar oog
onjuist aangorichte aanvallen. Zulk
een strijden is: met argumenteu af
breken de aan haar vijandelijke en
haar oog verkeerd opgebouwde
stellingenis een inwendige strijd
tegen hetgeen nog ruw, onbeholpen,
overdreven of verkeerd blijkt te zyn
in haar eigen stellingen. Hiervan is
in de rede des heeren v. d. G. weinig
te vinden.
Na gewezen ie hebben op de korte
en knappe uiteenzetting van Marx1
waarde-tbeorie en op de beschouwing
over de materialistische historie op
vatting als een tweetal oasen in de
woestijn van propagandistische phrase-
ologie. besluit het blad
Alles by eikaar geDomen, hebben
wij de openbare les van den socialis-
tiscben privaatdocent onbevredigd uit
de banden gelegd. Wy wisten van te
voren, dat veel van hetgeen by zog
gen zou in zou loopen tegen onze
eigene meening. In dat opzicht zyn
wy niet teleurgesteld. Maar wy had
den verwacht, dat hy minder zou heb
ben gegeven, doch wat by gaf dege
lijker zou hebben behandeld.
V. d. Goes heeft aan zyn© rede
blijkbaar yeel tijd besteed. Sommige
Hier volgt een klein overzicht van
hetgeen de voornaamste bladen van
verschillende richting in ons land
schreven, over de aanneming van het
Leerplicht-ontwerp.
Het „Handelsblad" is van meening,
dat het ongeluk den burgemeester
van Amersfoort overkomen (de heer
SchimmolpenDinck, tegenstander van
het leerplicht-ontwerp, was immers
ten gevolge van een val van zijn paard
afwezig) het land vermoedelijk voor
een ministerieele crisis of Kameront
binding heeft bewaard. Het blad acht
het toch zeker, dat het ministerie by
het afstemmen der leerplichtwet zou
zyn afgetreden en dat de Koningin,
waar de Kamer in precies twee ge
lijke deelen uiteengevallen was, vol
doende reden zou hebben gevonden
om bet land te raadplegen. Het „Han
delsblad" wjjst er dan vorder op dat
de ÖtateD-Generaal nu met bet uiinis
terie zullen kunnen samenwerken aan
ae belangrijke wetsontwerpen, die voor
afdoening gereed of in onderzoek zijo.
en aan die welke nog worden ver
wacht.
In bet „Nieaws van den Dag
het blad dat de leerplicht-wet
uiterst gematigd van karakter is.
„Trouwens, ook besliste tegenstan
ders der voordracht hebben haar dien
lof gegeven. En dit joist bad on3
doeD verwachten, dat de meerderheid
afgescheiden van de stemmen der
vier socialisten sterker zou zijn
geweest.
Het verplicht berhalings-onderwys
werd geschraptten opzichte der ver
goeding van kosten door het bizonder
onderwijs te maken, werd van dere-
geeringstafel de meest besliste ver
klaring afgelegd de regeling der ge
moedsbezwaren mag, na de wijziging
in het oorspronkelijk voorstel aange
bracht, voldoende heeten. Ten opzichte
van deze drie hoofdpunten is ver
kregen, wat redelijkerwijs verkregen
kon worden, en daardoor verloor de
wet het bedenkelijk karaktet, dat zy
aanvankelijk ook yoor ons had en dat
wy niet ophielden te'bestrijden.
Er is derhalve, meenen wij, reden
tot voldoeniDg over bet resultaat der
eindstemming, dat door de Eerste
Kamer ongetwijfeld zal worden be
krachtigd".
„De Tyd" toornt hevig tegen het
tweetal leden der rechterzijde, dat
een zwenking naar links maakte. In
dien iets de aanneming van de leer
plichtwet voor bet blad nog bitterder
kon maken, dan was hot deze ervaring.
Natuurlijk geeft „De Tyd" gaarno
toe, dat ieder afgevaardigde moet
stemmen volgens zyn eigen géweteD,
zijn eigen overtuiging, maar met dat
al mag men, dunkt bet blad, bet par
ty verband evenmin tot een zinledige
leuze maken.
En verder zegt „De Tyd"
nigen trek om de roode lippen van
Lize Osbora opgemerkt had.
„Maar, nu is 't genoeg, Miffy",
bracht zij in 't midden, „langer mogen
wy niet babbelen, anders missen wij
den trein en tante zal in doodsangst
zitten, als wy vandaag niet meer
thuiskwamen."
Terwijl de meisjes daarop maDtels
en doeken in de plaidriemen gespten,
bëgou de brunette opnieuw„Iets
moet ik je toch nog zeggen, Milly,
want in den trein kan ons iemand
hooren en - en Zjj hield op en
keek haar vriendin verlegen aan.
„Is 't toch een liefdesgeschiedenis,
Lize?" vroeg de laatste nieuwsgierig,
sterk den klemtoon leggend op „toch*.
„Vroeger beweerde j9
„Och watEen liefdesgeschiedenis!
Ik denk er niet aan dat wil zeg-
geD, men zou het misschien zoo kan
nen noemen, want de zaak is
nameiyk zoo ging Lize vertrouwe
lijk verder „Je kent immers mijn
neaf Max of neen, je kent hem
niet, maar ik heb je van hem ver
teld en dat is per slot van rekening
hetzelfde, want uit myn beschrijving
kun je hem je nauwkeurig voorstel
len. Nietwaar?"
Milly haalde de schouders op. „Je
hebt hem grondig bestudeerd."
„Nu ja, die slaapmuts, dat bedorven
ventje zooals er geen tweede leeft,
kwam op de belachelijke gedachte,
zich op my te verlieven. Eu zeg nu
eens zelf, of de arme jongen geen
medelijden verdiend had, wanneer hy
my tot vrouw had gekregen
Ditmaal gaf Milly haar vriendin
dadelijk gelijk, waarop deze snel ver
volgde „Daarom was bet zuivere
raenscblieveudheid dat ik niets van i
„Ry de verkregen zekerheid dat^em weten maar zoo als het
vgelyk de heeren b'ebaepman en Kolk-1 ?aa^.?n <Je *er, m,®ü m's^eQi iemand
man konden en moesten weten) zy j !n zön beste bedoelingen, en zoo ging
L hor /v-\lr m 11 onto tnoh r. n m V, 1
wordt de ïniüister vao Biooeuhiodschea's oenlinpen stonden onder i k." Tante toch nam bet mjj
Zaken «lotgewenkcbt met dtn uit- tbolieke meda-afueTaardigdenk JL fsï?le ÏV
jelukgewenscht
slag der eindstemming, en der Kamer
met haren voorzitter hulde gebracht
voer de wyze waarop de beraadsla
gingen ziiu gevoerd.
Het „Nieuws" herinnert cr aan, dat
höt niet voor het verpl ebt bywoDen
van het herhalingsonderwys was en
zegt te hopen, dat als de wet nu nog
de vereischte sanctie van de Eerste
Kamer en van H. M. de Koningin
zal erlangen, de ambtenaren, belast
met hare uitvoering, bewijzen zolien
geven van het beleid eu den tact,
onmisbaar om onredelijke toestanden
en ergernissen te voorkomen.
Het gezonde verstand van wie de
wet zullen moeten uitvoeren, moge
het element d wang terugbrengen
tot de kieicst mogelijke afmetingen.
„Maar tevens hopen wy," zoo be
sluit het blad, „dat er nu Yereeni-
gingen zullen worden opgericht, tot
het verschaffen van kleeding en schoei
sel aan behoeftige kinderen. Have
loosheid is in deze wet reden tot vrij
stelling van schoolbezoek. Welnu
die haveloosheid moet worden opgo-
hoven. Hier is een goed werk te ver-
riebteo. Wie zal in deze dringende
aangelegenheid den eersten stap doen
Hy die dit werk ter hand neemt kan
zeker zyn van algemeens instemming
en medewerking".
„Het Volksdagblad" toont zich niet
zeer iDgenomeD met de verklaring door
den heer Troelstra namens zyn soci
aal- democratische mede Kamerleden
afgelegd. Het blad spreekt van „«nor-
kende frasen" en zinledige taal" en
eindigt aldus:
„Zoo do sociaal democratische Ka
merleden geen betere argumenten
hebben kanDen aanvoeren, om kun
houdiDg te verdedigen, hadden zij
wijzer gehandeld tegen te stemmen,
zonder meer. Thans zullsn de arbeiders
zich verbaasd afvragen, hoe overigens
verstandige mensehen op zulke gron
den kunnen stemmen tegen een leer
plichtwet, welke, indien op dezeD
grondslag slechts wordt voortgebouwd,
in de toekomst goede vrachten kan
afwerpen voor „het kind der armee.""
De „Standaard" schryft in eon
asteriek o. ro.
Het kapriool van bet Amerfoort-
sche paard, zeker een Oldenburger,
uit bet land van den Leerplicht, voor
kwam een ministerieele crisis.
,.Ook de medische facalteit was
blijkbaar ministerieel. De heeren Tak
vac Poortvliet en Van Kerkwijk j
kregen permissie om naar de zittinsr
te gaan, de arts te Amersfoort gaf
het. reisverlof niet."
Overigens meent de „ytand." dat
de eigenlijke beslissing reeds gevallen
overweging voorts, dat aan hun stem voe^0DS ^an ^aar lieveling niet be
de beslissing over den Leerplicht hing. j antwoordde, ha er bleef my niets
of althans hangen kon, had, dunkt i j^e^over, dan haar op ^een goeden
ons, misschien reeds de
maar zeer zeker de
e betamelijkheid. I blozend te bekennen, dat ik reeds grond stampend,
voorzichtigheid 'wlgffd „Maw «1e za!
gevorderd, dat zy intijds bun mandaat -verlootu. Ju. rieD de andere wnnrri cr#>
i l Cv J ZUU ilü UUK UB Uil LU UaiL'JIJ IBiCli-
it ^rnfnT,in WOOrdi* 60 dan 200 het
ter beschikking hunner kiezers bad
den gesteld. Dan ten minste had kun
nen voorkomen wat nn ons een der
meest betreurenswaardige gevolgen
van de gehouden stemming schijnt,
een vernieuwde scheuring iu onze
katholieke gelederen."
De „Maasbode" legt de verant
woordelijkheid voor deu uitslag op de
schouders van dr. öchaepraan, van de
anti-liberale kiezers van het district
Sneek en van de cbristeiyk-historische
party. De anti-liberale kiezers in het
district $neek toch zyn oorzaak, dat
mr. Van Gilse, die voor de leerplicht
wet gestemd heeft, gekozen werd in
plaats van mr. Tb. Heemskerk, die
tegen gestemd zou hebben. De Chris
tel ijk-historische partij h^dj meent de
„Maasbode", de2e wet kunnen doen
vallen, wanneer zy drie jareD geleden
den blik minder door anti-clericalisme
bad laten benevelen.
„Aan deo steun der Christelijk-
Historiscbeo zegt het blad dankt
rar. Van Deiuze zijn Hontenisser
zetel.
Aan den steun der Cbristelyk-
Historischen dankt mr. Van Gilse
zyn Sneekschen zetel.
Aan den steun der Cbristelyk-
Historiscben dankt mr. Hesselink van
Suchtelen zyn Doetinchemschen zetel.
Drie mannen, die thans de wet-
Borgesius hielpen aannemen, de wet
die met 52 tegen 47 stemmen ware
verworpen geweest, wanneer de
Christelyk-Historiscbe Kiezersbond
in 1897 ruimer gezichtskring hadde
gehad."
En van dr. Schaepman heet het:
„Daar is een tijd geweest, dat dr.
Schaepman in de Kamer over een
fractie beschikte.
Thans beschikt hy nog over één
volgeling
De datum van den 30 Maart 1900
zal er niet toe bijdragen om den in
vloed op het Katholieke volk te
schragen van hem, die, als hy het
hooge goed der eenheid bad weten te
stellen boven eigenen dunk. van dat
volk de leider had kunnen zyn."
Ten slotte zy nog deze opmerkiDg
yan „Het Vaderland" vermeld
„Het is toch eigenlijk niet geheel
waar, dat het paard van den beer
Schimmeipenninck voor de aanneming
van de leerplichtwet aansprakelijk is.
Immers als den heer öchiramclpen-
ninck geen ongeval was overkomen,
zou hy ook de vorige dagen tegen
van den beer De Savoruin Lohman
zyn amendement op art. 38 introk.
Aan wien nu de ministerieele dank
officieus toekomaan het te wilde
paard, aan Dr. Schaepman, die zich
verleiden liet, of aan den beer Loh-
maD, die den Doctor verleid heeft,
zij in het midden gelaten maar schit
terend is oordeelt de „Stand."
de ministerieele triomf in geen geval.
„De Nederlander" beweert, dat nu
de eerste stap is gedaan om te komen
tot invoering van een „twaalfjarigen"
algemeenen schooldienstplicht. Dat dit
de bedoeling is, is, volgens het blad,
door niet een der voorstanders Yan het
ontwerp tegengesproken, veeteer stil
zwijgend erkend. De dwangwet is
overigens, verzekert „De Ned.", ook
blijkens de stemming het tegendeel
geworden van een nationale wet.
„Het Centrum" acht rau bijzonder
gewicht het feit, dat de socialistische
Kamerleden tegenstemden en dus „de
roode fractie" den doorslag niet ge
geven heeft.
Nu zulke doorgaans intransigente
lieden zich onbevredigd toonen, kan
dit in elk geval bewijzen vervolgt
amendement, dat voor den beer Van
Karnebeek do steen des aanstoots
was, verworpen zyn. ten gevolge
waarvan do heer Van Karnebeek
voor de wet zou hebben gestemd. Zy
was dan met 51 tegen 49 stemmen
aangenomen.
Haai- Rod er It-li.
Humoristische schets
van
M. KOSZAK.
Het waren twee bekoorlijke jonge
meisjesgestalten die op een avond el
kander omstrengeld houdend, voor liet
venster stonden. De eene blond en
blozond, een kteiDe. gevulde gestalte,
de andere groot eG slank met een
bruin bleek teint, scherp omlijnd ge
laat en zwart tot ver over het voor
hoofd neerhangend kroeshaar, waar
onder de donkere oogen uitdagend,
te uitdagend misschien voor haar leef
tijd, schitterden. „Die zal eens haar
man weten te regeeren," heeft zeker
menigeeo gedacht die den eigenzin-
_,Verloofd? Jy riep de andere
verbaasd.
„Och, natuurlijk beu ik het niet
geen quaestie van Haar het komt
per slot van rekening daarop aan, dat
tante Malwine er. Maxje het gelooven,
en dat doen zij. Om hun te verklaren
waarom myn dierbare Roderich
Roderich heet myn schat nameiyk
mij nooit opzoekt, vertelde ik, dat
hy schilder was en de wereld rond
reisde, om zyn studieportefeuille te
vullen. Twee volle j3ren reist hy nu
al de wandelende Jood is niets
bij hem in Azië, Afrika. Amerika,
Australië en Polyoesië, de Hemel
weet wanneer hij er genoeg van zal
hebben ik ten minste weet het niet."
De kleine blondine sloeg verrukt
dc handen ineen. „Neen, maarher
haalde zy onophoudelijk.
„Hè?" vroeg Lize gemoedelijk.
„Eeu merkwaardige geschiedenis, dat
vind ik ook. Ik wilde ze je toch
meedeelen, opdat je op de hoogte zult
zyn en je niet verpraat, wanneer er
over gesproken wordt. Want je kent
myn Roderich hoe zou je bem niet
kennen,- want ik ontmoette hem im
mers bij jou aan huis en verloofde
my daar. Groote goden!" riep zy
verschrikt uit, daar de klok van het
raadhuis juist sloeg, „al zes uur on
binnen een half uur vertrekt de trein 1
Voortwaarts, MillyIk ongelukkige,
moot ook beneden onze rekening be
talen
Daarop stormden de meisjes wog,
Lize met opgeheven hoofd en het
trotsche bewustzyD, hoe voortreffelijk
zy zich zelf uit de moeilijkste om
standigheden wist te reddeD. en Milly
nog altijd niet kunnende b8gryp8n
wat zy gehoord bad.
Weinige oogenblikken na haar,
kwam uit de aangrenzende kamer een
jonge man. die vlug de trap afliep en
buiten onder de veranda ging zitten,
totdat de meisjes, die binnen met den
kellrer spraken, buiten kwamen.
„Wie waren die twee jonge dames
vroeg hy den portier, toen zy weg
waren.
„Een juffrouw Osborn uit Bad Nym-
phenhain en juffrouw Hoster 'uit
Keulenantwoordde deze.
„Weet je ook waarheen zy reizen ?B
vroeg de heer verder.
„Zeker meneer Kosel, Daar Nym-
phenhaiol Jaffrouw CLbern is üter
pas gisteren aangekomen om haar
vriendin te treffen die naar Nymphen-
liain reist. De dames hebben alleen in
ons stadje overnacht."
De jonge man floot zachtjes. „Zal
ik, of zal ik niet dacht by. „Eigen
lijk is het onzin, maar toch waar
om niet?"
Het was op den dag, volgende op
de hiervoor geschetste gebeurtenissen
toen Milly Hoster en Lize van een
wandeling' in de villa van Mevrouw
Mlittrich, Lize's tante, terugkeerden.
Reeds van verre zagen zy de waar
dige dame op de veranda staan en
haar met een zakdoek wenken.
„Wat. scheelt uw tante toch?"
vroeg Milly. „Zij schijnt erg warm te
zyn." Er speelde een verachtelijk
trekje om Lize's mond. „Wat zal zy
hebben Die maakt zich overal druk
over verder kwam zy niet, want
tante kwam haar tegemoet met hoog
rood gelaat.
„Myn beste kind," zei ze, haar nicht
by de band nemend, met een van op
winding haperende stem, myn beste
kindEen groote verrassing wacht
je. Ik ben er zoo blij om voor joa,
want raad eens, raad eens Liesje,
wie gekomen is!"
„Hoe zou ik dat radeo?" vroeg
Lize koel.
„Nu, ik wil je niet langer op de
pijnbank leggen. Denk eens aan mijn
kind," overmand door baar ga-
voel sloot de dame het meisje wila ia
haar armen denk eens, je Rode
rich is er!
„WaWat riep Liie ver
bluft uit. „Mijn Ro
„Je Roderich, ja, by zit binnea,
het lieve menscb, want het is werke
lijk een lief mensch sedert je hem
hebt gezien begrijp dat je vaa
mijn armen jongen De rest ging
in een onverstaanbaar gemompel ver
loren. „Maar kom nu gauw," ging zy
voort, „wij mogen hem niet laten
wachten! Nacht en dag heeft hy ge
reisd van Java naar bier, zonder er
gens stil te houden, zoo verlangde hij
naar zijn bruidje. Ja, zoo'n liefde
en de goede vrouw pinkte een traas
van ontroering weg.
„Bon ik gek geworden fluisterde
Lize haar vriendin toe, terwijl beiden
de tante in het huis volgden. „Je
hebt toch ook gehoord wat zy zeide
Myn RoderichHet is toch nu
ik ben benieuwd, watdat sa! geven!"
Hand in hand gingen de "meisjes
het salon binnen, waar de gordyneu
neer waren gelaten. In het haifdonber
konden zy de trekken van den man
niet duidelijk onderscheiden, die vaa
zyn stoel opstond om de dames tege
moet te gaan.
„Hier is ze", zeide mevrouw Müt-
tricn, „en hier, Liesje, is je Rode
rich Maar ik zal je nu alieen iaten
kinderenvoegde zy er aan toe. ter
wijl de gast Lize. die onbewege
lijk staan bleef, zondor mser omhelsde
en eer zy nog recht wist. wat hy
wilde, op den mond kuste. „Kom,
Milly, wy mogen het weerzien der
lang'gescheidenen niet storen!"
Het volgende oogenblik was Lize
met baar zoogenaamden verloofde a.-
leen. Nu pas begreep zy goei.weike
beleediging by haar door dien kus
had aangedaan, en gewoon aan elke
opkomende gedachte uiting te geven,
deed zy dat ook nu zonder omwegen.
„Dat was gemeen!" siste zy, met
den kleinen voet woedend op dea
nu zoodadelijk zoo'a
kras woord gebruiken, rayt: lieve
Lizesprak hy zacht verwijtend.
„Noem ray geen Lize!" schreeuwde
het meisje. „Hoe komt u daartoe?"
„Een bruidegom
Houdt toch op met die dwaze ko
medie!" viel zy in de rede. „(kweet
niet, waar en van wien u dit dwaze
sprookje gehoord hebt."
„Een sprookje ?u hernam do eerste.
jMaar myn dierbaarste, onze ver
loving is toch geen sprookje Opdat
puüt moet ik u tegensprekenEen
zoo innige verhouding als de onze -
Lize maakte een verachtend gebaar.
„U kunt toch onmogelijk aannemen,
dat ik zoo in myn horsons gekrenkt
ben, om een leugen, die ik zelf uit
dacht, zeer dwaas, dat geef ik toe,
voor waarheid te houden vroeg
zy op haar heftigen toon. „Wanneer
u denkt, dat ik rnjj uw onbeschaamd
heid zal laten aaHleunen, dan vergist
gij u zeer Verlaat oogenblikkelyk dit
huist"
„En uw tante wat zult gy die
zeggen, wanneer ik zoo zonder com
plimenten verdwenen ben?" ant
woordde by spottend. „Mijnentwege
vertelt gij haar dat aardige grapje,
dat u zich met haar veroorloofd hebt,
my hindert dat weinig, maar voor
u kon de zaak onaangename gevolgea
hebben
Daartegen was niet veel te zeggen
Lize zag dat tot haar schrik zelf in.
Wanneer de geschiedenis uitkwam,
dan werd haar plaats hier in huis
onhoudbaar, en wat dan
Ja, maar wat zal het nu worden
steunde zy, ia haar radeloosheid zelfs
haar gerechtvaardigden toorn ver
getend.
„HmWy spelen hier, een, twee,
drie dagen, ai naar het my hier be
valt, bruid en brnidegom," antwoordde
hy luchtigjes. „Dan vertrek ik weer,
en q heeft er dit bij gewonnen, dat
mevrouw uw tante, uw Roderich iu
levenden lijve gezien heeft. Dat is
ook niet te onderschatten, want met
den tyd, geloof ik, moet het bestaan
van dezen wereldberoeinden kunste
naar iets raadselachtigs krygen. Heb
ik geen gelijk
„Maar wat heeft u dan voor met
de komedie?" vroeg het meisje
flauwtjes.
„Lieve Hemel, ik wil my amuseeren.
Zilveren lepels ben ik niet van plan
te stelen. Maar nu, mijn lieve bruid,
zie uw ideaal eens aanAnders kan
het gebeuren, wanneer er een ander
heer op bezoek kwam, dat ge uwen
Roderich met dien verwisseldet. Hy
ging by het raam staan en schoof een
gordijn wegeen stroom van zonlicht
viel in de kamer. Als in een straleu-
krans stond hy daar, een meer dan
middelmatig groote, slanke en ge
spierde man van ongeveer dertig jaar
mot gebruind gelaat, waarvan het
donkerblonde hoofd- en baardhaar
vreemd, doch niet onvoordeelig afstak.
Zyn kleediug was elegant en opvai-
leod licht, waardoor liet vreemde in
zyn verschijning nog verhoogd werd.
„Nu, hoe beval ik u?" vroeg bij
brutaal. „Een beetje Oostersch, niet
Dat doet de zon van Java! U moet
nameiyk weten, dat ik daar het laatst
myn stadieportefeuille gevuld beb.
Jammer, dat ik ze tiet met uw por
tret kan verrijken I Maar portret
schilderen is nu juist myn vak niet.
Nu, daar ik bet origineel meeneem,
doet dat er toch niet Yeel toe!"
Lize's oogeG flikkerden toornig.
„Begint u weer?" riep ze heftig.
„Alleen maar met woorden ant
woordde hy. Voor het overige nu
ja, wy sprekea elkaar natunrlyk met
,iy en jou aan, dat kan niet anders,
mtar verder de eene kus zal my
genoeg zyn. I zult zien welk een
model-verloofde u aan my heeft
„Das wilt u werkelijk blyven
vroeg zjj op klagenden toon.