Prijsraadsel. men van het groote leger. „Het is met mij gedaan!" roept nu de gelukkige echtgenoot der schoone Margaretha. Maar eene opkomende gedachte geeft hem moed. Hij loopt naar huis, trekt zijn uniform aan, grijpt zijne wape nen en komt aan den oever terug, op hetzelfde oogenblik dat de Franschen zich ontschepen. „Werda!" roept hij met donderende stem. „Werda gij zelf?" antwoordt men hem van het schip; wie zijt gij?" De schild wacht!" ,,Hoe lang staat gij daar reeds op wacht?" Vijf jaar!" Da^ voüst, die de grap begreep, lachte har telijk om dit (gezegde en gaf den on- willekeurigen deserteur op 'welwil- lenden toon zijn ontslag. KINDERJALOEZIE. Ach, maatje, verbied u Jantje eens. Hij trapt al de wormen in den tuin dood. Hoe leelijk! Ja, en hij wou er mij niet een la ten doodtrappen. De spin als troosteres. zen trek voldoenden om de inborst van den gouverneur te teekenen en aan stonds ontnam hij hem zijn post. Zooals men weet kreeg Pelisson, na vijf jaar opsluiting, zijne vrijheid te rug en trachtte de koning hem al zijn ondervonden- leed te vergoeden, door hem met posten en gelden te overla den. Pelisson stierf te Versailles in 1863. betreurd als een der uitstekendste rechtsgeleerden van zijn tijd. In de Bastille gevangen gezet, zag Pelisson, die tegelijk met Fouquet in ongenade viel, zich van alle hulpmid delen verstoken om zijne rechtsge leerde studiën voort te zetten. Daar men hem boeken, papier en inkt ont nomen had, was hij wel verplicht zich met het gezelschap van een domrnen, zwaarmoedigen muzikant tevreden te stellen, wiens eenige kunst in het be spelen van den doedelzak bestond. Maar hij wist een hulpmiddel tegen de verveling te vinden. Een spin, die haar web spon vóór een raampje, dat licht in de gevangenis gaf, beproefde hij ,tam te maken. Om dit doel te be reiken, zette hij vliegen op den rand van het venster, terwijl de muzikant op den doedelzak speelde. Allengs werd de spin, door het geluid van dit instrument als het ware tam geworden, gewoon, het raampje te verlaten en toe te loopen op de prooi, die men haar aanbood. Zoo ging Pelisson voort haar steeds met hetzelfde geluid op te roepen en kwam, door de prooi hoe langer hoe meer te verwijderen, eindelijk zoo ver, dat hij, na eene oefening van eenige maanden, het insect zóo zeer onder zijn bedwang had, dat de spin altijd op het eerste teeken het venstertje verliet en een vlieg, zelfs in het mid den der kamer, tot bij de knieën der gevangenen kwam vangen. Toen de gouverneur der Bastille 'Pelisson eens kwam bezoeken em hem met een spottenden glimlach vroeg, waar mede hij zich wel bezighield, zei Pe lisson met een opgeruimd gelaat, dat hij zich een groot genoegen had we ten te verschaffen en liet, na even een teeken te hebben gegeven, de spin op zijne hand komen. Nauwelijks had de gouverneur dit gezien, of hij wierp haar op den grond en vertrapte haar met den voet. ,,Ach, mijnheer," riep Pelisson toen droevig uit, ,,ik had lie ver gewild, dat gij mijn eigen arm hadt gebroken." De daad was werkelijk wreed en kon slechts bedreven worden door iemand, die gewoon was ongelukki- gen te zien lijden. Toén Lodewijk XIV hiervan bericht kreeg, achtte hij de- Van hongersnood gered. De stad Rennes werd in 13Ï>9 door- de Engelschen, onder aanvoering van den bekenden 'hertog van Lancaster, met veel beleid belegerd. De stede lingen en de bezetting wisten zich echter zoo dapper te verdedigen, dat de belegeraars, in het eind de hoop opgevende van de sterke veste met kracht en geweld te zullen innemen, haar van alle zijden insloten, tenein de de belegerden aldus, zoo mogelijk, te doen uithongeren. Alras begon men binnen de stads muren dan ook al het nijpende te ge voelen van den hongersnood, te meer nog daar de Engelschen hunne kud den, die zeer talrijk waren, dagelijks nabij de wallen der stad, en dus voor het oog der arme hongerlijdenden, lieten weiden. Een troep varkens, die zeer dicht onder de stadsmuren kwa men, wekte vooral hunne vurige be geerten op. Maar hoe deze in hunne macht te krijgen? Met geweld was ze ker niets uit te richten; slimheid moest te hulp komen. De beroemde Duguesclin, die zich juist te Rennes bevond, wist raad. Eerst verzocht hij, dat men een wijf jesvarken zou halen, hetgeen aanvan- i kelijk wel niet zoo gemakkelijk ging. j maar waarin men eindelijk toch slaagde. Dit dier werd nu, op zijn be- vel, naar eene der stadspoorten ge- bracht, in welke nabijheid de varkens I van den vijand graasden, en, nadat de poort geopend was, gedurig aan i staart en ooren getrokken, om het tot I schreeuwen te brengen. Het plan gelukte. Nauwelijks klonk J het vreeselijk gegil, waarmede het I arme dier onder deze pijniging geen seconde bijna ophield, of met pijl- I snelle vaart, door geen wachters of hoeders te keeren, stormde de gan- I sche Engelsche kudde op het ge schreeuw af, de poort in en den blij den burgers in de open armen. Zóo veel kracht heeft de liefde tot het schoone geslacht, ook onder de I varkens! „Ja, sire," was het antwoord. ,,En zijt gij die kunst meester?" luidde de vraag weêr. „Ja, sire." „Welnu," hernam de koning, „ik wil de proef eens nemen. Zeg mij dan waar gij met kersttijd zijn zult." De verraste snaak bedacht zich eenige oogenblikken en eindigde met de verklaring, dat hij het niet wist. „Domoor," sprak de koning toen lachend, „dan weet ik meer van de kunst dan gij; want ik voorspel u, dat gij met kersttijd achter de tralies zult zitten." En de waarzegger werd onmiddellijk naar de gevangenis ge bracht, waar hij bleef tot dat jaar uit was. Napoleon op weg naar Elba. De brik „lTnconstarrit", die keizer Napoleon I in 1815 naar het eiland El- ba vervoerde, was met ongeveer vijf honderd manschappen bezwaard, eene menigte, die het vaartuig zeer in zijn gang belemmerde. De kommandant Sari, kapitein van de brik, zeide dan ook tot den keizer, dat hij niet voor den wind draaien kon, zonder degenen, die zich op het dek verdrongen in ge vaar tebrengen. De keizer, die gedu rende de reis reeds zoo dikwerf door- zijne vlugheid en gevatheid had uitge blonken, begaf zich naar de troepen, met het voornemen om de officieren en andere personen van rang te verwijde ren. „Komaan, komaan, mijnheeren, vertrekt," spralc hij, terwijl hij ben driftig voortstiet. Toen wendde hij zich naar zijne oude grompotten en sprak tot elk hunner afzonderlijk op zacliten toon: „Kom, vriend, ga van hier, gij staat hier niet goed, gij loopt gevaar uwe beenen te breken." En tegelijk keerde hij zich tot een ander, dien hij even vriendelijk verzocht naar be neden te gaan. Toen men den keizer de aanmerking maakte, dat hij zeer verschillend met zijne officieren en zijne soldaten om ging," antwoordde hij: „Dat ik dit on derscheid maak is billijk; hun, die voor- vier stuivers per dag hun leven wagen, ben ik veel meer- verschuldigd dan hun die het tegen eerbewijzingen en geld in wisselen." Cromwell als Politie- handliaver. Hoeveel loopt een Trampaard? I Een lezer vraagt ons, hoeveel kilo meter een paard van de Haarlemsche I tram jaarlijksch aflegt. Ieder trampaard doet per dag acht ritten heen en terug (vier 's morgens en i vier 's namiddags). Het legt dus zes- j tien maal het traject Stationden I Hout af, dat 2300 meter lang is. Per dag loopt het dier dus 36800 M. I Van de 10 dagen heeft het beest zeven dagen dienst. Het loopt dus van de 365 I dagen 255J dag, vermenigvuldigd met i 36800 M. maakt dit 9402 kilometer en i 400 meter. Een mensch zou, als hij dezen af stand l-oopen moest, daarvoor ruim 1880 uur noodig hebben, aannemende dat hij 5 K.M. per uur gaat. Neemt men nu aan, dat een mensch zonder zijn gezondheid te benadeelen gemakkelijk geregeld 5 uur daags loo pen kan, dan zou hij iets meer dan een jaar over dien afstand loopen. Waaruit volgt... dat een Haarlemscb trampaard het nog niet zoo kwaad heeft. Hendrik VII als Planeetlezer. Een bedrieger, zooals er nog enke len gevonden worden, wilde eens in Engeland de menigte wijsmaken, dat hij uit den stand der planeten toe komstige gebeurtenissen kon voorspel len. Onder anderen voorzeide hij, dat koning Hendrik VII, die toen regeer de, in den loop van dat jaar ster-ven zou. Nauwelijks had de koning dit ver nomen, of hij liet den „profeet" bij zich ontbieden. „Zeg eens", sprak de mo narch toen, „kan men uit den loop dei- sterren de toekomst voorspellen?" Ten gevolge van schralen oogst, had zich eens, onder de regeering van Cromwell, ongemeene duurte geopen baard, hoewel van vroegere jaren nog groote voorraad in alle schuren voorhanden was. Te Urbridge zag men, op een marktdag, een deftig, achtbaar man rondkuieren, die schier al het graan opkocht.. De pachters hielden hem voor een makelaar, voor een op- kooper, door kooplieden daartoe ge- i machtigd. Hij had betaald wat zij eisch-i ten, en toen zij hem des middags ont- haalden, zeide hij hun, elk in vertrou- wen, dat hij voor den volgenden markt- L dag wederom op groote hoeveelheden commissie had; wie dus de grootste aanbracht, kon boven den bedongen prijs nog op eene aanzienlijke premie rekenen. Thans werd Urbridge met graan overladen. 1-Iij verscheen, een groote zak met goudstukken volgde hem en hij kocht alles. op. Hem, die de groot ste hoeveelheid had ter markt gebracht, telde hij de toegezegde premie uit, en reeds wilde deze dankbaar zich ver wijderen, toen hem de rijke koopman toeriep: „Geef mij twee stuivers terug!" Met een glimlach van onderdrukte scherts werden, deze hem door den pachter ter hand gesteld. „Weet gij, waartoe gij die betaald hebt?" klonk nu de vraag. „Neen!" „Nu, zoo hoor! U houd ik voor den grootsten van al de schurken die hier bijeen zijn, en die twee stuivers zijn bestemd om een strop voor u te koopen! Kor poraal Stubbs!" riep Cromwell want het was de groote veldheer zelf een van hem, die hem vergezelden, toe: „haal een strop en knoop mij dien schurk voor dit huis op, dat hij alle vervloekte Achans tot toonbeeld strek- ke; want vervloekt zij hij die den ar men het brood onttrekt!" En korporaal Stubbs deed, gelijk hem bevolen was. tigen lichaamsbouw liepen. Deze was echter, naar 't getuigenis van hen die hem gezien hebben, niet zoo verschrik kelijk, en toen hij later Amsterdam, 's-Gravenhage en andere steden van ons land bezocht, begroette men hem algemeen zelfs niet als een gevreesden reus, maar als een „aardig ventje." Pitt's lierinneringsvermogen. In eene zijner redevoeringen, dooi den grooten staatsman Pitt in het Huis der gemeenten gehouden, noemde hij den roemvollen krijg, die aan den rampspoedigen oorlog, waardoor En geland zijne koloniën verloor, was voorafgegaan naar men meende in vergissing „den laatsten oorlog." „Den laatsten op één nariepen hein aanstonds eenige leden toe. Pitt gaf hierop evenwel geen acht totdat hij, een oogenblik daarna weder in de zelfde fout vervallende, door het een parig geroep van „Den laatsten oor log op één na den laatsten op één na in de rede gevallen werd. „Ik be doel, mijnheer de voorzitter," zeide Pitt toen, zijne welluidende stem verhef fende, „ik bedoel den laatsten oorlog, dien de Britten zich wenschen te her inneren." En aanstonds werden de af keurende kreten van zoo even door eene schier eindelooze toejuiching ver vangen. Uit 1830. Terwijl alom inzamelingen gedaan werden tot onderhoud van het leger dat Napoleon den laatsten slag zou toebrengen, veisden drie aanzienlijke dames naar haar landgoed terug en in gezelschap bevond zich de arme Freule van S". Onderweg hield het rijtuig stil en kwamen zij in een herberg; waar zij op tafel eene gedrukte uitnoodiging vonden tot het geven van bijdragen voor de verdedigers des vaderlands. De drie dames ledigden niet alleen hunne beurzen, maar legden ook hun ne ringen, oorhangers en armbanden op de schaal. Freule van S" sloop naar een raam om bare tranen te verbergen en toen hare vriendinnen haar wilden troosten zeide zij „Nog nimmer heeft mij mijne armoede zoo gekweld als thans. Ik "heb geld noch kostbaarheden en zou toch zoo gaarne iets op het al taar des vaderlands willen nederleg- gem" Plotseling verhelderde haar ge laat en met verheugden blik riep zij uit„Ja ik heb toch nog iets Dadelijk liet zij een pruikemaker komen, zij liet haar lang, blond haar afsnijden en kreeg daar eenige guldens voor, die zij met innige vreugde op de schaal legde. Geroerd vernam de beambte, met de inzameling der gelden belast, deze schoone daad. Hij kocht het haar we der in, liet er kleine gouden ringen mede bewerken en alles verdrong zich om deze ringen te koopen als herinne ringen aan de schoone daad van een vaderlandslievend meisje. Hoe geluk kig gevoelde zij zich toen zij vernam dat hare lokken meer dan 1000 gulden ten voordeele van het vaderland had den opgebracht Mevrouw: Dien je al lang? Dienstmeisje: Twee jaar, mevrouw. Mevrouw: Heb je getuigen?' Dienstmeisje: O, ja .mevrouw, ne- g'en-en-clertig! Een oorlog om twee afge sneden ooren. In het jaar 1740 werd de kapitein van een Engelsch koopvaardijschip, Jen kins, door Spaansche smokkelaars aan de Amerikaansche kust overvallen. In weerwil van den dappersten tegenstand kwam hij sechts mot gekloven neus en afgesneden ooren uit het strijdperk. In dien toestand verscheen h" voor het Engelsche parlement, vertelde in eenvoudige taal zijne ongelukkige ge schiedenis en besloot zijn verslag met- deze woorden: „Nadat de Spaansche barbaren mij zoo verminkt hadden, wachtte ik zonder vrees den dood af. Ik beval mijne1 ziel aan God en aan de wraak van mijn grootmoedig vader land!" Deze woorden maakten grooten in druk. Het bloedige gewaad van Cesar, dat Antonius het Romeinsche volk ver toonde, kon geen gloeiender haat, geen vuriger dorst naar wraak opwekken, dan het wijzen op zijne afgesneden ooren. Beide parlementshuizen besloten eenparig, van Spanje een aanzienlijke schadevergoeding te vorderen of dit land dadelijk den oorlog te verklaren. Hierdoor ontstond alsnu de welbeken de lange en hevige oorlog tusschen Engeland en Spanje, welke duizende menschen deed sneuvelen en onge hoorde sommen verslond, en dit alles om twee afgesneden ooren. Eten door den neus. Dezer dagen werd te New-York een zevenjarige knaap door een paard zoo hevig tegen den rnond geschopt, dat niet alleen al zijn tanden werden uit geslagen, maar ook zijn mond zooda nig werd gehavend, dat het hem onmo gelijk was, op de gewone wijze voed sel tot zich te nemen. De doctoren pasten daarop een me thode op hem toe, waarbij met geweld voedsel door de neusgaten en de keel naar de maag wordt gebracht. Het toe stel, dat daarvoor gebruikt wordt, be staat uit een stuk gutta-percha slang, ongeveer ter lengte van 15 centimeter, aan bet eene uiteinde waarvan een harde caoutchouc trechter is beves tigd. Het vloeibare voedsel wordt in den trechter gedaan, de slang wordt, door den neus gestoken en in de keel gebracht. 1-Iet, is geen prettige manier van eten, maar liet resultaat is bevredigend. „Daer komt Pon wel Jo nas aan." Wie van ons beeft, in zijn kinder jaren, niet dikwijls, uit den mond van moeder of kindermeid, bet liedje ge hoord, waarvan wij den eersten regel hierboven afschreven. Weinigen even wel zullen weten wie die Pouwel Jo nas, met wiens naam zij reeds zoo vroeg kennis maakten, wel geweest is. Was hij een pronker van naam, gelijk de tweede regel van het liedje: ,,'t is zoo'n. aardig ventje" schijnt aan te duiden? Neen, hij was een alom gevreesd man, een Amerikaansch kaperkapitein, die zijn onverschrokkene strooptochten ook tot ons land uitstrekte. Door zijn handelwijze met Engel sche schepen, die door hem buit ge maakt waren, gaf hij aan de grieven, door Engeland tegen ons land gevoed, eenigen, zij het dan ook schijnbaren grond. Pouwel Jonas landde in het jaar 1779 met zijn kaperschip, benevens twee Fransche en twee Engelsche schepen, door hem veroverd, op het eiland Texel. Zoodra de Engelsche regeering dit vernam, eïschte zij de uitlevering der schepen. Doch men zag hier de ge grondheid van dien eisch niet in en gaf alleen aan den op Texel bevelvoe renden officier den last, zich met den vrijbuiter volstrekt niet in te laten. Alras was Pouwel Jonas' naam op al ler lippen, terwijl iedereen.verlangend was om hem te zien, vooral daar aller lei geruchten betreffende zijn reusach- De tweede eervolle vermelding komt toe aan Mej. M. GERMERAAD—FLA- MEL1NG. Ook zij voelde het dichtvuur in zich blaken. Aardig zong zij: Of 't zonnetje fel scheen het bier soms wat zwaar, De dagtaak vermoeiend... ik weet niet zoo waar, Maar wijl 't zachte windje, het blader dak kust, Biedt hij ons het beeld van een ..dien der in rust." Zijn sabel en helmhoed, ze drukten zoo zeer, Hij legde ze daarom op de bank naast hem neer. Ze blikk'ren in 't zonlicht, in vreedza me pracht, Ontnemend hun meester, 't symbool zijner' macht. Want, ocli! het geluk is zóó wuft hier beneên, Men waant het te grijpen, maar, phut! vliegt het heen. Zoo gaat het ook hier nu, wijl 't dien dertje rust, Daar nadert een kaper, zoet-zachtjes de kust. Bestoven, en warm van zijn moeielij- ke reis Verklaart hij 't verkoelende bier tot zijn prijs En prevelt bij 't heengaan met spot tenden lach, ,,'k Wou dat "k bij 't ontwaken, jou oogen eens zag." En eindelijkfde vierde, ingezonden door den heer N. VAN AMSTEL, Zand- vaart C. 79, Heemstede. Hij zal voorze ker aan de andere drie den volgenden keer den prijs betwisten. Want hij vertelt heel leuk: Zeker dorp niet ver van de stad, Kon er op bogen, Dat het een' braven veldwachter had, Ja, zonder logen Hein, zoo heet hij, moest voor den bur gervader Eens naar de stad, Omdat hij daar tegen een' dader Van een misdrijf, getuigenis had De weg is stoffig, En 't weder zeer heet, Zoo komt Hein, al sloff'rig Terug, nat. van 't zweet. Onze Hein komt bij „De gouden leeuw" Hij roept de waardin, en met een geeuw Vraagt hij om bier. De helm weegt hem taam'lijk zwaar, Dus met den riem legt hij hem daar, Op de bank, onder den boom. En zet zich, erg loom Er naast, en valt, met de handen te zaam. Spoedig in slaap, van vermoeidheid in 't gaan. 't Bier zet de deern Naast hem neer En gaat nu weer In de taveern. Daar komt Huibert, uit het dorp. Hij ontdekt op een steenworp Vanaf de herberg, ras Het voor Hein gebrachte glas. Hij is naderbij gekomen, En, daar hij 't niet nauw neemt met 't mijn en dijn, Drinkt hij, zooals men ziet, 't bier op van Hein. Wij verzoeken aan den winner zijn prijs in ontvangst te komen nemen. PRIJSVRAAG. Niet minder dan 26 goede inzen dingen mochten wij ontvangen als hij- schrift van de plaat, voorkomende in „De Zaterdagavond" van 15 Septem ber. Maar bij een opgave als deze is de eigenschap „goed" niet het eenig noodige, gelijk bij een prijsraadsel. Nog allerlei andere factoren komen hierbij in aanmerking, in de eerste plaats o. i. om geestig te wezen bet zij door woordspeling of anderszins in het kortst mogelijke bestek. Dat is o. i. aan Den I-Ieer A. C. H. CALKOEN, wonende Leidschevaart 86, het beste gelukt. Hij zond het volgende aardige bij schrift: De macht van den slaap, ongewa pend zegevierende over de gewapende maclit, ontwapent onwetend de macht van 't Geweten. Zie, daar zit wat in, dat is welover- dacht, en wij aarzelden dan ook niet hem den prijs toe te kennen. Drie anderen staken hem naai' de kroon, en wel in de allereerste plaats de heer BOGAARD, Rozenprieelstraat no. 8. Zijn inzending heet: „De Gelegenheid maakt den dief." Dat de gelegenheid de dieven maakt, Ziet men in deze leuke plaat, Terwijl de eene de gelegenheid heeft Te stelen van den dag, Vindt de andere de gelegenheid schoon Te stelen diens gelag. Inderdaad een geestige woordpeling. LAATSTE MIDDEL. Medisch Student. Wat doe je toch Studiemakker. Ik fotografeerde 1 geraamte, dat ik van je leende. Ik zei de fotografie naar den oude, maar zet er onder Zoo zie ik er uit, daar zoo lang op een postwissel heb moei wachten. ZELFBEWUST. Dus, u wilt mijn dochter hebber Kunt gij dan een gezin onderhouder Onderhouden Vetmesten zou het kunnen BEMIDDELD. Fietje, wat verstaat gij onder ea bemiddelde dame Eene dame, juffrouw, denk ik. een heel lange ceintuur noodig heel NU ASJEBLIEF. - Bakker, is je brood versch? - Ja natuurlijk, dat was het gist TWEE REDENEN. Waarom groet jij Wilman n meer? Ten eerste vind ik hem een gem nen kerel en ik ben hem no. rijksdaal der schuldig. INSTRUCTIE. Luitenant. Hoe schrijft men signaf Recruut. Signaal wordt niet geschi ven, maar geblazen-. DRESSUUR. Mijn jachthond is goed gedr seerd Zoo? Kan hij al in zijn eentje haas bij den poelier halen? LOGICA. Logica van een jongmenscli to date". Als ik zooveel geld had als ik v teer, zou ik een rijke kerel zijn! Hij én zij. Hé, wat kunnen die mannen t( vreeselijk zeuren. Willem heeft z eindelijk gedeclareerd, en raad ei hoe lang hij er voor noodig had? Ti uur. En hoe lang had jij noodig hem 't jawoord te.geven? Twee seconden maar. VERZUCHTING. Beroemde virtuoos (zijn kaal w dend hoofd in den spiegel bekijkenc O weenu eischt ook de tijd i lokken van mij Mijn geheel bestaat uit 4 woorden en 38 letters, en is de naam van een in stelling hier ter stede, die ons dezen winter veel kunstgenot zal verschaf fen. De 7, 35, 10, 2, 1, 27 is een smakelijke visch. 21, 21, 13, 37, 9, 4, 11 zal een welkome gast in Nederland zijn. De 14, 19, 1 29, 33, 20 is een rijk Oos- tersch vorst. Een 36, 38 wordt door de monniken KATHEDERSTIJL. „Toen Cieei'o zijn beulen niet m ontgaan kon, stak hij zijn hoofd den draagstoel, dat hem den '7 Dece ber 43 voor Christus afgeslagen wei HET LIED BIJ DE ZEE. Een jong dichter zit met zijn mei in den laten zomeravond aan 't stra en is droomend en dweepend vera ken in de stille pracht van de zet Alles om zieh heen schijnt hij i geten, verzonken als hij is, in diehterlij ke mijmeringen. Het meisje, die dat stil-zijn vei len gaat, zal een list te baat nem om hem aan 't, spreken" te krijgei Smachtend fluistert ze hem toe, ze zoo'n heel mooi lied op de heeft gemaakt, 't is er ook zoo mt en zoo zalig, en dan komt er van h rozenlipjes Een zeehond zat aan 't strand, En schuurde z'n bek met zand. O, mocht uw hart zoo rein, Als de bek van dien zeehond zij Verdwenen, voor den ganse avond, was de dichterlijke stemm van den jeugdigen poeet. Niets is zoo veranderlijk als het 5, 3, 6, 26. Een 34, 8, 28, 12, 26 is timmermans gereedschap. 31, 26, 22, 25, 32 is een meisjesnaam. 23, 17, 18, 31 is een windstreek. Het 30, 24, 15 leert men op de kinder school. Inzendingen worden ingewacht tot uiterlijk Woensdagavond. Onder de goede oplossers zal een FRAAIE KOP MET SCHOTEL worden verloot. Uit den Moppentrommel. ZIJN WENSCH. Kleine jongen (naar het venster van MERKWAARDIGE OPVATTING, Jan: Zeg, Mietje, onze heer, die schandalig veel eet, denkt van nn aan nog veel meer te eten. Mietje: Hoe zoo? Jan: Ik heb gehoord, dat hij met dokter reeds over maagverwijd heeft gesproken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 8