Soldatenleven, Licht en Schaduw richting tiissrheu de 30 en 50 mille, om van de belangrijkste' stations nog niet eens te spreken. Waar 't signaalwezen aldus 'n punt van voortdurende zorg uitmaakt, waar alles wordt aangewend om all inrichtingen in een uitstekenden toe stand te houden, waar beproefd perso neel met de bediening belast is, daar kan de reiziger zich zonder zorg aan de spoorwegmaatschappij overgeven, in de overtuiging, dat zijn leven goed bewaard is. door JAN KUCH. t Is donker, koud en benauwd op de ohambrée. In het onzekere morgen licht. dat moeielijk door de dikke, tra ge sneeuwlucht komt gloren, teekencn zich éven af de zwarte ijzeren kribben, die zich op regelmatige afstanden, ge scheiden door ..een straatje", langs den muur rijen, telkens met een klein kastje er boven. Van onder elk ..wol let je" en in alle toonaarden, behalve de welluidende, dreunt zwaar het za- gerig gesnork der manschappen. Hier en daar laat zich op liet witte kussen een donker hoofd vermoeden, de mees- De Passiespelen te Oberammergau. ANTON LAXO, de vertolher van de Christ/usrol ii het Passiespel te Oherammer- gau in 1900. ten liggen echter in de schaduw der dekens. 't Was gisteren Zondag, en het groot ste gedeelte der ijverige slapers bracht een vroolijken dag door in de groote stad, aan het andere einde van de Haarlemsche trekvaart, tevens aan d' Amstel en aan "t Y het Eldorado van al onze militairen die Zaterdags „met 24 uur gaan", of Zondags vrijaf hebben. 1 Dat bezoek had een zeer sterken in vloed op de zwaarte of te wel de vast- 1 beid van hun slaan. Zelfs het binnen- i treden van den commandant der ka- I zernewacht. die komt inspecteeren of alles in orde is en alle vuur en licht J uit, vermocht geen hunner uit de krach- I tigo armen van Morpheus los te ruk- I ken. Maar nu zal lief er toch van moeten komen. De oppassers van de officieren zijn al gewekt. Huiverend kleeden ze zich aan, nog droomerig neerzittend op den rand van hun krib, in de rustige'zaak Duiten speelt een klok en doet zeven I slagen dreunen. Tegelijkertijd wordt beueden een trompet gestoken. Eerst I vóór de kazerne, daarna op de binnen- plaats, spreekt vroolijk en krachtig de reveille: En wil je niet opstaan, dan blijf je maar [liggen, Dan moet je maar weten, wat er van [komt. 't Klinkt frisch en vroolijk als het lieve koortje in het eerste bedrijf van Gounod's Faust. Meisjes wilt ontwaken. Ziet de dag breekt aan waarnaar de sombere, stoffige kamer geleerde aandachtig luisterde. Enkelen geven er gehoor aan en maken gapend en rekkend een begin met hun toilet, anderen kunnen blijk baar nog niet gelooven dat een nieu- I we week is aangebroken, dat de Zonclag voorbij is, of zij verzetten zich slaap- j dronken tegen dat idee; tot de korpo- raai van de week op niet al te zachte I manier zijn „model-trapper" in aanra king brengt met 't voorste eind van hun krib. hun de warme dekens wreedaar- diglï.ïk van het lijf rukt en tegelijker- i tijd „rijzen" toebuldert. Dat helpt, dat J brengt het nuchtere verstand weel bij lien aan 't werk: ze staan gauw op. iwant niemand wil de week slecht he-1 glnnen, om geschrapt te worden van avondpermissie. I Daarom vlug in de kleeren. het wpl j letje vierkant opgevouwen, en onder wijl een beetje luisteren naar den ser geant van de week, die hun den dienst voorleest, en aankondigt dat er een mintaire marsch zal worden gemaakt. Dat valt de meesten nog al mee. Voor al Maandags brengen ze den dag lie ver buiten dan in de kazerne door. I Dal is frisscher weet u? Als er gewassellen is en de warme. vermicelli-soep gebruikt worden de wa- i pens en de uitrusting nagezien en in orde gemaakt en precies op tijd van aantreden, komen uit alle deuren, die toegang geven tot de verschillende compagnieën „de mennekes" kant en klaar, met glimmende knoopen en kop pelplaat. De compagnieën scharen zich in volg- J orde naast elkaar en de officier, die vandaag liet bevel zal voeren, inspec- I teert zijne „Pappenheimers". Dan klinkt kort en krachtig uit zijn mond ..Geeft acht"; de taniboer-inaitre krijgt een teeken: driemaal beweegt hij het heerlijk teeken zijner waardigheid met fiksche stouten van rechts naar links; trommels grommelen, horens schette ren, en Voorwaarts gaat het, en avant! door de stad naar liet vrije veld. I Haarlem is juist aan 't ontwaken. De I straten zijn nog kaal. zonder stoffage 1 van menschen en karren en trams. Als de troep komt aanmarcheeren, i I met regelmatig geplet van de dikke schoenzoulen op de stugge keien, en voorafgegaan door liet geruchtmakend I duo van irom en trompet, steken de I dienstmeisjes de aardige hoofdjes uit I het raam of om de deur, om een oogen- I blik later beschaamd terug te wijken, of wat ook wel eens gebeurt te lachen als een van de jongens jdoor middel van de oogtelegraaf iets aan haar vertelt, over mooie oogen of an derszins. De sectie-commandanten dra- gen er zooveel mogelijk zorg voor, dat I op den tocht door de stad de gemoeds-J rust der jeugdige dienstbaren niet al te veel verstoord wordt. Als er soms een lief, proper deerntje in de buurt is, dan klinkt het onvermijdelijk „Recht voor- uit zien!" Zonderling genoeg vatten al- j len dat als v aarschuwings-comniando op; ogenblikkelijk ziet men de oogen ïaar links en rechts of naar boven zoe- j ken. om te zien wat men niet mocht zien. Ja, zoo zijn de menschen! De laatste straten en straatjes aan de buitenzijde der stad, loopen ten slotte in het veld uit. De koude, ijzige wind komt nu vrij aamvakkeren over de lage, berijpte landen, waarover een CHRISTUS ZEGENT MAGD Oberammergau, gelegen in een door hooge bergen omgeven vlakte in 't N. O. van Beieren, is bekend geworden door de Passiespelen, die daar om de 10 jaar gegeven worden. Reeds vroe ger beschreef éen onzer medewerkers ALENA. CHRISTUS OP DEN OLIJFBERG. I uitvoerig doel en strekking der opvoe- groote toewijding, schijnen velen dat ringen. Daarom zij er hier alleen aan j zeer mooi te kunnen doen. Onze platen I herinnerd, dat door de eenvoudige be-j geven o. a. weer twee van de meest in- woners van Oberammergau gedeelten teressante voorstellingen uit de Pas- j van Jezus' leven ten tooneele worden siespelen. I gevoerd. Door langdurige oefening en I licht rose schijn gaat liggen, want de zon is er eindelijk toch in geslaagd een kleine opening te maken in de stijve wolkenbrei. en staat er nu doorheen te schijnen, nog niet met vollen glans, maar zacht getemperd door een paar dunne wolkrafels, als een mat-gou- I den plaat Ër wordt even rust gecommandeerd. I Hier en daar steekt er een 'n pijpje on i Weldra slangt cle blauwe rook geurig omhoog, totdat de wind hem uiteen blaast en meeneemt De jonge gezonde stemmen spreken helder en veel in de ijle winterlucht, er wordt, druk gelachen en geredeneerd over alles en nog wat, vooral over den Zondag alleen niet I over dienst. De houding wordt losser en kloe- ker, en komt zwierige teekening in de stijve, vilten figuren, de hoofden ko men hooger uit de stropdassen kijken, de gezichten krijgen frissche kleur, zonneglans glijdt langs het blanke staal en staat in lichtpuntjes op het gladde koper. Alleen als er dorpen gepasseerd wor den moet alles weer in de militaire plooi gevomven worden, verdwijnen de nëuswarinertjes in de broekzakken, en doen de tamboei*s de kinderen en i vrouwen naar buiten loopen, de man nen opzien van hun werk. Ter bestem- j der plaatse gearriveerd, wordt de uit-1 rusting afgehangen, de geweren wor den aan rotten gezet, en eerbiedig aan gegaapt door de bloem der leegloo- pende ingezetenen. De manschappen mogen het dorp ingaan om zich wat te vertreden, en zoo zij den mondvoorraad vergeten hebben, zich iets eetbaars in te slaan. De meesten verorberen het in het café van de plaats, anderen legeren zich in schilderachtige groepen buiten, in gezelschap van hun veldflesch. Tot er „verzamelen" geblazen wordt, de .men nekes" weer op hun plaatsen treden en de ransels worden opgehangen. De j troep is nu niet meer zoo frisch en veerkrachtig als in de eerste ochtend uren. Hij verlangt naar 'n warmen stal met goed voer. Nu eerst' komen de tamboers los. Met zeldzame geestkracht verdrijven ze eigen maagknagingen om hunne kameraden dat leed te doen vergeten. Het ietwat monotone „rata- plam" wordt vaak gekleurd door hun snaaksch getoeter. Even voor de stad halt gehouden, oni de kleeding weer te ordenen. Daar gaat ie weer, in de pas door de stad, en de kok in de kazerne staat al klaar als een goede moeder, met dampenden kost. Vóór alles echter orde en netheid. Dat eten komt wel terecht. Eerst allen naar hun compagnie gaan om de beste plunje goed af te schuieren, en een oud pakje aan te doen. Trouwens het heele boeltje op de „konipie" moet voor het eten in orde zijn. En dat is recht. 's Wmtersavoncls is het verre van ongezellig in de kazerne. De meester, blijven thuis, én schuiven in de can- tine hij elkaar. Gewoonlijk praten zij eerst over koetjes en kalfjes, over klei ne avontuurtjes gedurende den marsch; is het gezelschap erg vroolijk dan wal sen er al spoedig een paar zeer gra cieus over den vloer. Maar het mooiste is als er een „koloniaal" tijdelijk on der de kazerne-bewoners komt,, zoo'n kranig soldaat uit de Oost, met littee- kens in den bruiiigebrandon kop; en j een rij eereteekenen: linten, gespen en medailles op de borst. Hij verhaalt van zijn kennismaking met den At- jeher, den taaien, volhardenden vijand, van groote tochten door de plantenzee van Sumatra, omzwermd door vijan den, van het vallen van trouwe kame i raden. Maar ook de doodsverachting van de mannen der „Compagnie" ver- i telt z'n mond; en er komt 'n gevoel van i triomf in z'n stem als hij verhaalt hoe de driekleur éindelijk wapperde van de wallen der krachtig verdedigde ben-1 ting, het Wilhelmus er statig uit op- steeg, in de niet bloemengeur gebal semde, lieet-trillende lucht der Atjeh-1 sclie binnenlanden. KRONIEK. De grove wcreklleugen der bc- seliaving. Wereldsmart Gelukbrengen. Ik kan 't nu eenmaal niet helpen dat ik niet uitgepraat raak over de grove wereldleugen, die gansch „beschaafd" Europa dag aan dag verkondigt, dat het uittrekken naar de vreemde wereld delen geschiedt om.daar beschaving te brengen. We beginnen alvast met in onze Wéstersche verwatenheid, niet uitslui ting van alle andere wijsheid, alleen beschaving te noemen, hetgeen wij daaronder verstaan, hetgeen onze tijd- genooten, voortbouwend op de erfenis van onze vaderen, beschaving noemen. En welk een dwaas figuur we daar- mee slaan lieeft indertijd een Chinees I in Londen getoond, toen hij heel leuk weg vertelde, dat de Chineezen met hunne beschaving hoogst tevreden zijn, en wanneer ze producten van de Westersche „beschaving" als o. a. Kruppkanonnen wenschen, ze die zelf wel kunnen komen koopen. Henri Borel, die China van nabij kent, heeft ook helder uiteen gezet hoe wij ons de allerzonderlingste be grippen vormen van het Chineesche leven, en hoe ontzettend pedant en be spottelijk wij Westerlingen doen door van ons standpuntje op de Chineezen neer te zien en heel welwillend die eens te gaan „beschaven". Dezer dagen had de „Figaro" een artikel van den prins van Cambodja, speciaal over de Fransclie beschavings manieren, die er zich o. a. over be- 1 laagd dat de Franschen hun Wester sche beschaving willen opdringen aan een volk van geheel andere opvattin gen, geheel andere levensomstandig heden, dat reeds een zelfstandige eeu wenoude beschaving heeft. In zijn land schreef hij, is ieder gelukkig; de rijkdom der natuur geeft zonder moei te overvloed van alles; gebrek kent men er niet. Spaar ons uwe bescha ving. En o. a. schreef de prins van Cam bodja ook deze rake bewering: Wij hebben slaven. Ik heb ze ook. Maar ik heb nooit den afschuw begre pen dien gij in dit woord legt, voordat ik bij u de werkelijkheid gezien heb. die het voorstelt. Onder de vrijheden, waarop gij u beroept, komt het mij voor, dat de meesten van u alleen die hebben, om van honger te sterven. Dat is er een, die wij niet gaarne willen, dat gij aan ons volk brengt. Want liet is de eenige, die gij ons brengen kunt- alle andere hebben wij altijd beze ten." Het is dus een waan, dat wat wij gaan brengén aan de volken in de ver re, vreemde werelddeelen, „bescha ving" zou zijn. Maar we doen erger. We gaan er heen, en gaan er moor den en rooven en plunderen. We heb ben gelezen van de onmenschelijke wreedheden aan de A moer, en van de wreedheden, die in Tientsin zijn ge schied. Het is een treurig verschijnsel, dat wij „beschaafde" Westerlingen om des lieven gel'des wille, die hemeltergende feiten bedrijven, en daarbij in gemoede overtuigd zijn een welgevallig werk te doen. De oorzaak van die dingen? Wel, we willen afzetmarkten heb ben 't is meer gezegd we willen de producten, die in onzen zenuwachti- gen jaagtijd bij pakhuizen en maga zijnen vol liggen opgestapeld van do hand doen, wc moeten daarvoor ge bied hebben, dat veroverd moet wor den, en dat rooven mag door beschaaf de menschen niet zoo botweg bij den naam genoemd worden, we noemen dat beschaving-brengen. Ik sprak daar van gejaagden tijd. Dat woord, hoewel het op ons eeuw einde van toepassing is, is toch niet het meest juiste het meest kenmer kend. Ik zou in onzen tijd een tijd van groot, schreiend levensleed, ja, laten we maar niet, bang zijn voor het woord Schalk Burger. R' Tijdens de uitlandigheid van prK** dent Kruger neemt Schalk Burger I vice-president de eerste plaats in Zuid-Afrikaansche Republiek in, z( dat Transvaal, wat de Engelschen y mogen liegen, nog eene wettige en jan regelde regeering heeft. Schalk B^en ger heeft de waardigheid van vice-miuf sident dadelijk na den dood van jizen bert gekregen en kon daardoor zibet der verdere besluiten na Krugg, er j vertrek de leiding der staats-aangq va genheden op zich nemen. Je o In naam van dezen staat wordtlder door de Boeren voortgestreden, l£>e j lang nog, weet riiemand. Schalk Bfierr gc-r is roemrijk bekend geworden, dol ze I dat hij in den bekenden vreeselijlJ sir slag aan de Toegela-rivier, de aanvojheb dei- der Boeren geweest is, daar Jdtler bert ziek in Volksrust lag. Van diit. I tijd af behoort Schalk Burger dan «en tot de beroemdste mannen der Rep ze bliek. jt'aa pii van Weltschmerz willen noemen. 1P vendig voelde ik dat hopelooze, sombere weer, ml de Duitschers, f Dr. Heine ensemble, Ibsen's Gespt' ster (Spoken) voor 't voetlicht heb»1 gebracht, welke voorstelling ik heb l[v I gewoond. Zoo van zelf nog eens 1 I rende in 's meesters werken, k heb liva' ns bl> n, war?' J „Pd in op verschillende wijze dat grol wereldlijden is gekarakteriseerd, vor, j men zich somber gestemd, en IbsejV. personen mogen dan veelal ziekelijk schepselen zijn, de groote Noorscr0'; denker en dichter lieeft toch den mat tigen weemoed van zijn tijd begrepa en zijn werken zijn de weerslag vr wat waarachtig is op den bodem vf j het leven, van diepe sombere sinar j van ellende en wanhoop. En er staat nog zoo weinig tegc over. Er is zoo weinig ideëel leve, Dikwijls heb ik den tijd gezegei*10^ waarin ik geboren ben, omdat het voorkomt dat in geen enkele pert der wereldhistorie zooveel opbruischi leven heeft gegolfd als in dezen tij Hoe zijn de machines, die op zich zf ons tot diepe bewondering dwingi. niet oorzaak geworden, dat alles, vU 1 in welken -hoek van de wereld oq geleefd en geleden wordt, als op vief gelen overal wordt rondgedragen it( de snelheid des bliksems? En hebbj niet, de machines een reusachtig geweldigen omkeer teweeggebracht de economische verhoudingen, en schrille maatschappelijke tegen stf^ lingen. en daarmee de maatschapj*' liike ellende, het groote levensleed bracht. Maar Goddank, óók de stemme die hier en daar, op hoe verschillen wijs clan ook, opgaan, om dat grot leed te lenigen, om het kwaatl te strijden, om wat zonnig geluk aan menschen te brengen. Daarin schuilt blij, gelukkig ideal! me, en nog zoo droevig weinigen \v| len er zich aan geven. Ze denken dat ze al heel brave gers zijn, als ze zorgen voor hun eigi wel en dat van hun gezin. Maar daar bestaat nog een hoog bij eig{ FEUILLETON. Schetsen van DEKA. 'n Mislukte aardigheid. Grootveld hield veel van 'n goeie mop. Als je er hem een vertelde, dan had je er nog eens aardigheid van. Hij luisterde met blijkbaar genoegen en veel aandacht, barstte van tijd tot tijd zooals een aandachtig méé-levend toehoorder betaamt in lach-stuipen uit. afgewisseld door allergrappigste, onweerstaanbare kramp-aanvallen, en beloonde je ten slotte niet een geweldi ge uitbarsting van vroolijkheid, waar hij hij zich vuurrood hoestte, zoodat de aderen op zijn voorhoofd noodlottig dik opzwollen en zijn leuke oogjes traanden, terwijl z'n handen zonder ophouden neerkletsten op z'n knieën, alsof 'm dat verrui ming gaf. En bovendien zorgde hij er wel voor dat de ui, als ie ten minste goed was, niet voor het nageslacht ver loren ging. Ten eerste door hem de eerstvolgende weken met steeds aan groeiende droog-lcomielcerigheid te de- biteeren in alle gezelschappen, waar hij uithoofde van zijn gezellig praatje, en opgewekt humeur, steeds welkom was. En ten tweede door de aardigheid zorgvuldig op te teekenen in een groot folio-boek, expresselijk voor dat doel aangelegd. „Je moet voor de naneven ook wat over hebben", placht hij te zeggen, en „het kon hen later wel eens aan gemoedelijke vroolijkheid ontbre ken" een stelling die verre van doo- mij te worden betwist, mijn onverdeel de instemming heeft. Ik wil mij echter geenszins aan toe- j komst-theorieën wagen, nog mij in phi- lbsophische bespiegelingen verdiepen: ik wilde met de eenigszins breed uit- i gewerkte ouverture slechts dit zeg gen, dat een mop om het eens lee- lijk uit të drukken liet stokpaardje was, waarop Abraham Grootveld bij voorkeur, met groote voorliefde dus. reed. Onder den algemeenen naam „mop" reken ik nu ook te behooren kleine, ondeugende beetnernerijtjes. en het was over een exemplaar van liet laat ste genus, dat ik het. even wenschte te hebben. Geenszins wil ik echter hier mede liet zij vooraf en met nadruk gezegd aan de uien-reputatie des lieeren Grootveld eenigerlei afbreuk doen. Deze is verheven boven cleze mij ne kleine bespiegelingen. Ik wilde er integendeel mee doen uitkomen, hoe de omstandigheden vaak de best op gezette aardigheid kunnen doen mis lukken. Gelijk in het onderhavige ge val. Grootveld was behalve 'n gezelligen kerel, ook commissionair in effecten. Als zoodanig bezocht hij de Beurs te Amsterdam, hoewel de faam die in den effectenlioek van z'n naam uitging, vooral aan de eerste geesteseigenschap te danken was. Hij stond echter in zijn tweede functie naast een anderen com missionair in effecten. Langedaal ge- heeten Jodocus Langedaal, om u te dienen al jaren lang. en ze waren de beste vrienden, zoowel op de Beurs als aan de bittertafel in „Suisse." Slechts één grief had Grootveld te gen Langedaal, nL dat de laatste on genietbaar was voor 'n fiksche grap. Vertelde je er een niet een klein beetje blijkbare ingenomenheid, dan bleef Langedaal je suf en sloom aanstaren, ook wanneer het eind al lang gekomen was. om, als hem dat uit het stilzwij gen des vertellers en diens zichtbare gegeneerdheid langzamerhand duide lijk werd, door een onnatuurlijk hoog, en opgeschroefd lachje kennis te ge ven. dat hij 't geval wel erg aardig vond, maar dat hij de ui niet zoo dade lijk snapte, omdat ja misschien wel omdat de manier van vértellen de grootste beleediging die men Groot veld kon aandoen. Hij vermoedde ech ter met zijn voor humor ontvankelijk gemoed, dat deze houding van Lange daal ook een soort van geestigheid moest beteekenen, en nam het hem niet al te kwalijk. Maar nou zou Grootveld hem toch eens nemen. Op een middag maakte hij niet. zooals hij reeds 25 jaar met. de regelmatigheid van 'n uurwerk deed, z'n gewone wandeling' door de Kalver- straat, maar hij liep naar 'n koek- en banketbakker, die hij nogal goed ken de. en verliet liet huis met een groot pak onder z'n arm. (Voor den loop van het verhaal is het noodzakelijk dat ik mezelf even in cle rede val. en aan stip dat 't winter was, dat 't had ge sneeuwd en gevroren 't liep al hard naar Kerstmis.) Toen Grootveld er het papier afdeed, bleek het een vorm te zijn voor een huisbakken tulband, dat lekker gebak, schuilgaande onder de witte suiker en de bruine kaneel. In zichzelf grinnikend van pleizier, liep hij er mee naar het tuintje achter het huis, en begon het ding vol te stam pen met de pas gevallen henielveer- tjes. 't Resultaat was verrassend, want toen hij den kouden tulband uit den vorm klopte en neerzette op een mooie, platte vleeschschaal uit het servies van zijn hospita, was de fictie volko men. vooral nadat hij er wat kaneel en suiker overheen liacl gestrooid. Met een gezicht, clat buitengewoon vrien delijk stond van ingehouden vroolijk heid. verzocht hij zijn juffrouw den kruier te laten komen, en hij gelastte den man dit heerlijk gewrocht van banketbakkerskunst naar het huis van den heer Langedaal te brengen, zonder echter, zelfs bij de riieest verleidelijke aanbieding, te verraden wie de afzen der ervan was. De kruier, een vertrouwd man uit de buurt, die een groote druk beklante affaire had, en .gelijk de gezeten Am- sterdamsche kruiers, zijn klanten had onder de meeste welgestelde families, beloofde de opdracht te zullen uitvoe ren, met alle noodige overleg en zorg, zooals men dat van hem gewend was. en wandelde heen, met voorzichtige pasjes langs de gladde straten suilend, tevreden nagestaard door Grootveld. Dat zou me morgen op de Beurs een grap geven. Hij zou maken er een beetje vroeg te zijn en de andere menschen waarschuwen, dat er wat aan 't handje was. De Beursbengel had geklepeld, en het gebouw was vol geloopen. Groot veld en Langedaal stonden weer tegen over elkander in de drukte van het zakendoen als alle dagen, maar hoe de eerste ook trachtte" in de trekken van zijn confrater te lezen, hoe het niet de sneeuwtaart gegaan was, het volslagen kalm gezicht, de ongedwon- I gen manieren, gaven geen antwoord j op de hun gestelde vraag. Grootveld dacht dat hij nog wat kwaad was en j zich nu maar inhield, om zijn veeljari gen vriend in 't openbaai* geen dingen te zeggen, waarover hij later spijt zou hebben. Het geloof daaraan sprak hij j ook uit na Beurstijd, toen hij met ande- I re effectenmenschen naar kantoor te rug wandelde, en geplaagd werd met het mislukken van de grap. Maar toen dat zoo dag aan dag aan hield, Langedaal maar niets liet mer ken, begon Grootveld zich in stilte toch wat ongerust te maken. Niet waar, het was 'n mop geweest, "n doodgewo ne aardigheid. Je moet tegen een beetje plagen kunnen. Om daar nou zoolang boos over te blijven! Eindelijk werd het hem te machtig. Op 'n avond clat hij Langedaal tegen kwam, noodigde hij hem uit, een glas bier te gaan drinken, en bracht na een paar glazen zoo zachtjes aan het ge sprek er op. „Of hij niet kort geleden een taart bad ontvangen, en of die lekker gesmaakt had?" waarop Langedaal met een glim lach en verwondering zei: „Wel kerel, heb jij dat gedaan. Hebben we aan jou die lekkernij te danken gehad. Nu, wij hebben er heerlijk van gesmuld. Mag ik je ook namens mijn vrouw hartelijk bedanken." Grootveld moet er na deze woorden ongeveer hebben uitgezien als Mietje met de kalfsoogen uit de „Camera Obscura" van Beets. Hij zag dat de verbazing en het bedankje van Lange daal zeer natuurlijk waren, maar het ging hem toch te hoog dat er menschen waren clie sneeuw lekker vonden. Geheel onthutst nam hij spoedig af- J scheid, en ging op z'n kamer zitten I peinzen over dit hoogst merkwaardig i geval. Het gevolg zijner overdenkingen was dat hij den volgenden morgen on- middellijk den kruier liet komen, en hem vroeg waar hij toen en toen de taart had bezorgd, die hij hem had mee gegeven. De man noemde zonder aar zeling adres en naam. Grootveld zat verplet. Hij wist niet wat hij beginnen moest. Zoo iets vreemds had hij nog nooit bijgewoond. Ten einde raad va telde hij den kruier hoe de vork in dl steel zat, en dit gaf inderdaad de vuij verbeide oplossing. De boodschappel looper was zoo vertelde hij 1 een der ouderwetsche kromgebogj Arasterdamsche bruggen, door de glal heid gevallen, met het noodlottig volg dat hij schotel mèt en benevel sneeuwtaart losliet, en dezen gelegej-ic heid gaf onder cle brugleuning clob - naar beneden te schieten en onder lijn j dunne ïjskorstje te verdwijnen. Baijd dat zijn goeden naam als kruier daaan mede tegelijkertijd zou afreizen, lijht: hij eerst naar een winkel van liuishoBn delijke artikelen, waar hij een zooven mogelijk gelijk- en gelijkvormigfisc schotel kocht, en liet er vervolgen* door een banketbakker in de buurt etjch echten huisbakken tulband opzetten.B het was hieraan dat de familie Lang daal zich tegen de bedoeling van d^ schenker had te goed gedaan. Wat kon Grootveld doen? Als fatsoel lijk man moest hij den kruier de geü den schade vergoeden. En deze was 1 erkentelijk voor. Maar de hospita, efl beminnelijke dame van zeer onbepaa den leeftijd, deed hem nadat hem eerst kalm de geschiedenis hé laten vertellen zeer pertinent medj deeling, dat dat zoo maar niet ging, dt haar stel geschonden was, en dat i schadevergoeding moest hebben, waai aan de heer Abraham Grootveld di vóór alles den vrede met gezegde ho pita wilde bewaren, zuchtend gehot gaf. Maar het gemeenste vond hij di ze er hem een week lang op de Beui mee in de maling namen,' en dat Jod kus Langedaal dit keer meelacht Daarom, maar ook daarom alleei zette hij het niet in z'n moppenboek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 8