Heemstede. Vergadering van den Gemeen teraad op Dinsdag SO Octo ber 1900, *s avonds 7 1/2 uur. AGENDA: 1. Voorstel B. en W. in zake de zoo genaamde Witte brug. 2o. Idem aanbesteding op diepte houden vaarten en ledigen asch- en vuilnisbakken. 3o. Idem straatverlichting. 4o. Idem plaatsen straatkolk met af voerbuizen aan den Binnenweg ter hoogte van Zuid-Bronsteê. 5o. Idem, adhaesiebetuiging oprich ting pensioenfonds gemeente-ambtena ren. Go. Request G. J. lleenk c.s. plaatsen lantaarn Binnenweg. 7o. Mededeelingen inzake de Glip- pervaart. 8o. Vaststellen begrooting 1901. 9o. Goedkeuring idem Burg. Arm bestuur voor 1901. Onder do kippen hier heerscht een ziekte. Woensdagavond vierde alhier de Chr. Jongel. Vereeniging „God met ons" haar zesde jaarfeest. Deze bijeenkomst werd door den president, den heer W. Klijn, met een woord van welkomst geopend. De heer C. de Vries, secretaris en de heer J. de Rooij, bibliothecaris gaven een verslag van hunne bevinding, ter wijl de heer W. Bultus, penningmees ter. verslag uitbracht over het afgeloo- pen jaar, hetgeen zeer gunstig luidde. Hierna werd overgegaan tot het hou den van verschillende voordrachten en earaensprekingen, die meest allen zeer voldeden, zoodat men ook nog lang on der het drinken van chocolade gezellig bijeen bleef. ÏJmuiden. Tot tijdelijk onderwijzer alhier is be noemd de heer J. Steeman te Castri- cum. Beverwiik. De daders van de onlangs ajhier ge pleegde baldadigheden zijn gesnapt; de hoofdschuldige is een zekere H. S. uit Wijk aan Zee en Duin, een slecht be kend staand jongmensch. Zij werden herkend door iemand waar zij 's nachts de deur trachtten in te trappen; door de politie ondervraagd, is gebleken dat zij ook de andere feiten, ruiten ingooi en, hekken vernielen enz., gepleegd hebben. Haarlemmermeer. De heer E. B. Klaren, ruim 15 jaar onderwijzer te Hoofddorp heeft wa gens ziekte tegen 1 Januari a. s. eer vol ontslag aangevraagd. De gemeen te Haarlemmermeer heeft voor hem gedurende meer dan een jaar, wijl hij geen dienst kon doen, een waarnemer benoemd en toch al dien tijd het volle salaris zijnde ƒ650 hem uitbetaald. De heer Troutwein, pastoor te Hoofd dorp, is als zoodanig benoemd te West-Blokker. Sloten. De gemeente-landerijen in den Aker polder, groot ruim 45 H. A, hebben in publieke veiling in één perceel 17.337 opgebracht Binnenland. Parlementaire Praatjes. Het lot der amendementen op art. 2 der Kieswet is reeds geseind. Ter her innering, zooveel noodig, dat het de volgende waren, voorgesteld door de heeren Troelstra c. 3. lo. toevoeging van een nieuw lid, luidende „Indien de aard der werkzaamheden in een bedrijf medebrengt, dat zij in den regel een gedeelte van het jaar niet worden uitgeoefend, wordt ter be rekening van den tijd, gedurende wel ken iemand volgens het vorig artikel in dienstbetrekking is geweest, de tijd medegcteld, gedurende welken de werkzaamheden, waarvoor hij in dienst is, hebben stil gestaan, ook in dien gedurende dien tijd de dienstbe trekking tijdelijk was opgeheven." 2o. In plaats van de woorden „ziekte of verwonding" te lezen „ziekte, ver wonding, werkloosheid of werksta king". 3o. Twee nieuwe al. toe te voegen, luidende „Indien in de plaats van het gewone inkomen een tijdelijke ongevallenrente wordt genoten, wordt deze, zoolang zij wordt genoten, in rekening gebracht tot een bedrag, gelijk aan het volle loon, door den ontvanger verdiend op het tijdstip, waarop hem het ongeval iieeft getroffen. Het inkomen der vrouw geldt voor haar man dat van de inwonende min derjarige kinderen voor de helft voor hun vader." Op de discussie, die trouwens niets nieuws opleverde, zal ik niet terugko men, en dus volstaan met de mededee- ling, dat het eerste amendement werd aangenomen, evenals het derde, dat in tweeën gesplitst werd in stemming ge bracht, terwijl het 2e amend, werd ver worpen. Een gelijk lot trof het amend, der zelfde heeren c»p art. 3, nL om niet als onderstand ter rekening te brengen genees- en heelkundige verstrekkingen (versterkende middelen, heelkundige voorwerpen, enz.) Den heer Tydeman was 't regeeringsatikel al niet naar den zin, dat ook geneesmiddelen niet als onderstand wilde aanmerken. Toen nu het amend., doo? den Min. bestre den, was verworpen, vroeg hij stem ming over het art. Dit werd met GO te- gen 26 stemmen aangenomen. Bij art. 4 kwam men nu aan de orde ®rt. 7 van de Kieswet, dat, door de Rcg. gewijzigd voorgesteld, aldus luidt „De regelen, welke in art. 1, met uit sondering van het bepaalde sub b. in art. 2, eerste tot en met vijfde lid, en in de artt. 3, 4 en 5 zijn gesteld voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van do Tweede Kamer dei- Staten-Ge- neraal, gelden eveneens voor de voegdheid tot het kiezen van leden van den Gemeenteraad, met dien verstan de, dat voor laatstgenoemde bevoegd heid tevens het ingezetenschap der ge meente wordt vereischt en dat zij, die niet vallen onder het bepaalde bij art 1 sub a, bevoegd zijn tot het kiezen van leden van den Gemeenteraad, in dien zij over het laatstverloopon dienst jaar in de gemeente zijn aangeslagen in een plaatselijke directe belasting tot ten minste het bedrag, voor de ge meente of het gedeelte der gemeente, waar zij wonen, vermeld in de tweede kolom der sub art. 1b, 10., bedoelde tabel en hun aanslag in die belasting op den ln Maart ten volle hebben vol daan. Aanslag in een plaatselijke directe belasting geeft geen aanspraak op kies recht, indien hij het gevolg is van een met de waarheid strijdige aangifte.' De heeren Troelstra c. s. stelden voor de aanhef van 't art aldus te lezen „De regelen, welke zijn gesteld voor de bevoegdheid tot het kiezen van le den voor de Tweede Kamer der Staten- Generaal, gelden eveneens voor de be voegdheid tot het kiezen van leden voor den Geneenteraad, met dien verstan de, dat voor laatstgenoemde bevoegd heid tevens het ingezetenschap der ge meente wordt vereischt en dat zij, die niet vallen onder het bepaalde bij art. 1, bevoegd zijn", enz. Terwijl de Reg. dus, over de toeken ning van het gemeentelijk kiesrecht den eisch wilde loslaten dat de ge meentebelasting betalende werkman nog huur- of loonkiezer moet wezen, wilden de socialisten eiken loon- of huurkiezer, ook niet aangeslagen in de gemeente-belasting, het gemeente lijk stemrecht verleenen. Do heer Troelslra oordeelde dat het handhaven van den census hier niet opging. liet regeeringsartikel werd bestreden door den heer Meesters, die den be- staanden toestand wildo handhaven, het amend, door den heer De Waal Ma- lefijt, beide door den heer Lohman. Na eenige discussie werd het amen dement verworpen met 53 tegen 30 stemmen, het artikel eveneens met 46 tegen 39. Men is nu genaderd tot een der hoofdquaesties, de artikelen 19 bis en ter. G. Jr. een vonnis van den kantonrechter Haarlem van 14 FeBr. te voren, de' req. is schuldig verklaard aan het niet vol doen aan een wettelijke verplichting tol oangifto aan den ambtenaar van den burgerlijken stand voor dc regis ters van geboorten, en te dier zake, met toepassing van de artt. 448 en Strafrecht, 29 en 30 B. W. veroordeeld tot eene geldboete van f 0.50, met ver vangende hechtenis van één dag. Naar men verneemt zullen H. M. de Koningin en prins Hendrik, alsmede 1L M. de Koningin-Moeder Vrijdag de hoofdstad bezoeken. Het internationaal telegram dat het Duitscho Boerencomitó aan president Kruger verzonden heeft, droeg 931,000 handteekeningen. Voor de krijgsgevangenen. Den consul der Nederlanden te Colombo (die reeds eenigen tijd geleden eene remise van 500 pd. sterling voor de krijgsgevangenen op Ceylon van de Ned. Zuid-Afrik. Verg. ontving) werd Woensdag wederom 250 pd. sterling overge maakt. Uit zijne brieven aan het be stuur van genoemde Vereeniging blijkt, dat de gevangenen het goed hebben. Alléén zou de consul de gevangenen van volksspijs in blik willen voorzien en hun ook boeken willen ter lezing geven. Intus- schen heeft de Ned. Zuid-Afrik. Verg. een groote hoeveelheid lec tuur aan den consul gezonden, zoo dat in laatsgenoemdc leemte nu reeds voorzien moet zijn. De gelden worden verdeeld on der do werkelijk behoeftige» vol gens het oordeel van een daartoe gekozen comité van 10 leden met voorlichting van sub-comités van 3 leden gekozen uit de 04 bewoners van iedere hut. Ook wordt een deel ten algemeene nutte (voor spelen enz.) aangewend. Een en ander staat onder directe controle van den commandant van het kamp. Een klein deel van de fondsen is ook bestemd voor versnaperin gen, speciaal voor de gevangen Ne derlanders. De gevangenen van andere nationaliteit krijgen deze van hun op Ceylon vertoevende landgenooten, maar daar er (bui ten onzen ijverige» consul) slechts 1 Nederlander te Colombo is en het aantal onzer landgenooten on der de gevangenen vrij groot is meende de consul op deze wijze geheel in den geest der gevers te handelen. Rechtszaken. Hooge Raad der Nederlanden. Een merkwaardige quaestie. Zitting van den 1 October 1900. Voorzitter, Mr. J. J. van Meerbeke. Raadsheeren Mrs. A. A. de Pinto, A. J. Clant van der Mij 11, A. P. Th. Eys- sel, B. U. M. Hanlo, Jhr. S. Lam an Trip en Jhr. D. G. van Teylingen. Warneer op den Jaatsten dag van den termijn van aangiftes van de geboorte van een kind het bu reau van den burgerlijken stand in de gemeente, waar de aangifte moet geschieden, gesloten was. maakt hij, die door dezo sluiting verhinderd wordt, aan Zijne wet telijk© verplichting tot aangifte der geboorte te voldoen, zich niet schuldig aan overtreding van art. 448. Strafrecht in verband met de artt. 29 en 30 B. W. C. L., oud 21 jaar, spoorwegbeamb te, geboren en wonende to Haarlem, is requirant van cassatie tegen een vonnis van de Arrond. Rechtbank te Haarlem van 12 April 1900, waarbij met gedcoltelijke vernietiging van Nadat was gehoord het verslag van den raadsheer Clant van der Mijl), heeft de adv. gen. Jhr. Rotbaan Ma- caré de volgende conclusie genomen' Edel Iloog Achtbare Heerenl De req. liecft terecht gestaan ter zake, „dat hij in de gemeente Haar lem, eerst op 27 December 1899 des na middags te 12J uur beeft gedaan aan gifte aan den ambtenaar van den Bur gerlijken Stand, dat hem op 23 Decern jber 1809 2 kinderen zijn geboren uit zijne echtgenoote in de echtelijke wo ning, Burgwal 22." De kantonrechter te Haarlem achtte dit feit wettig en over tuigend bewezen, doch sprak den beklaagde niettemin vrij. overwegende: dat den rechter uit ei gen waarneming bekend is, dat door Burgemeester en Wethouders van Haarlem in het openbaar is kond daan, dat het bureau van den Burger lijken Stand te Haarlem op 26 Decem ber 1899 zoude zijn gesloten en dat deze omstandigheid, die de verplichte- aangifte binnen drie dagen na de ge boorte op 23 December feitelijk tem. brengt op 2 dagen, tengevolge heeft, dat de rechter niet heeft verkregen het wettig en overtuigend bewijs van de schuld van den beklaagde." Met deze beslissing kon de Recht bank te Haarlem, die geroepen werd over het ingestelde hooger beroep te beslissen, zich niet vereenigen. Het vonnis van den kantonrechter uit dien hoofdo vernietigende, besliste de Recht bank in factis, dat zoowel het aan be klaagde ten laste gelegde feit, als zij ne schuld daaraan, door de in het vonnis a quo opgenoemde bewijsmid delen, wettig en overtuigend bewezen waren. Onder die bewijsmiddelen komt ook voor een proces-verbaal door den amb tenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Haarlem opgemaakt op den eed bij de aanvaarding zijner betrekking als raadslid afgelegd. Op twee gronden meen ik, dat dit proces-verbaal niet als wettig bewijs middel had mogen worden aangeno- men. Allereerst omdat niet blijkt, dat hetgeen in genoemd proces-verbaal wordt medegedeeld, steunt op eigen bevinding van den verbalisant en ten tweede omdat de verbalisant in de qualiteit waarin hij heeft geverbali seerd, geen ambtseed heeft afgelegd. De ambtenaren van den Burgerlij ken Stand leggen als zoodanig geen ambtseed af, hunne verbalen kunnen dus aan art. 401 Strafvord. geene be wijskracht ontleenen, voor welke meening ik mij mag beroepen op uw arrest van 12 Dec. 1898, W. 7217. Dat de verbalisant in casu als raads lid een eed heeft afgelegd, doet m. i. niet af, omdat de Raadsleden als zóó danig geen ambtenaar van den Bur- erlijken Stand zijn, al kunnen zij daartoe worden benoemd. Het bedoelde proces-verbaal mocht dus door den rechter niet als schrifte lijk bescheid in den zin van art. 401 Strafvord. zijn aangenomen, mitsdien zal het aangevallen, vonnis wegens verzuim vau vormen vernietigd en de zaak door U. E. II. A verwezen moe ten worden naar het Gerechtshof :e Amsterdam, ten einde opnieuw te worden berecht en afgedaan. Voor het geval intusschen, dat Uw Raad zich met mijne meeniixg ten deze niet mocht kunnen vereenigen, vvensch ik nog een oogenblik stil te staan bij het door den req. voorgestelde middel van cassatie, luidende: „Schending van art. 448 en 23 Strafrecht jo. art 29 B. W. door ver keerde toepassing en van art. 40 Strafrecht door niet toepassing." Het middel komt mij gegrond voor. Bij de derde overweging van haar vonnis neemt de Rechtbank als feite lijk bewezen aan, dat blijkens de bij de processtukken aanwezige, ter te rechtzitting voorgelezen kennisgeving van Burgemeester en Wethouders der gemeente Haarlem 19 December 1899. het bureau ven den Burgerlijken Stand te Haarlem op 26 Dec. 1899 (Tweede Kerstdag) gesloten is ge weest. Niettemin verweidt de Rechtbank bij de daaropvolgende overweging het aan dit feit door beklaagde ontleende beroep op overmacht, omdat naar de meening der Rechtbank art. 29 B. W. niet voorschrijft, dat de aangiften van geboorten zullen geschieden ten ge- meexxte-huizen of elders waar de re gisters mochten worden bewaard, doch alleen aangifte aan den plaatse- lijken ambtenaar van den Burgerlij ken Stand aflegt, zoodat liet op 26 De cember gesloten zijn van het bureau van den ambtenaar van den Burger lijken Stand, den beklaagde niet ver hinderde zich vergezeld van twee ge- tiugen op dien dag te begeven naar een der ambtenaren van den Burger lijken Stand te Haarlem, ten einde met inachtneming vaix den bij de wet gestelden termijxx, de vereischte aan gifte te doen. Deze uitlegging van art. 29 B. W. acht ik echter niet aannemelijk, om dat die in strijd is met de geschiedenis der wet en onvereenigbaar met meer dere van hare bepalingen. De geschiedenis do wet leert, dat ons art 29 B. W. ontleend is aan art. 55 C. N., dat op zijne beurt teruggaf, wat reeds in art. G der Wet van 20/25 Sept. 1792 was voorgeschreven. Bij laatstgenoemd artikel werd ech-1 ter niet enkel de verplichting tot het doen der aangifte en tot het vertoonen aan den ambtenaar van het kind aan de burgers opgelegd, doch tevens be paald: l'enfant sera porté a la maison commune ou autre lieu public servant aux séances de la commune." Hierdoor was dus aangewezen, dat de aangifte moest geschieden ter plaat se, waar het gemeentebestuur zijn ze tel had. Die woorden zijn nu wel niet over genomen in art. 55 C. N., doch zijn niet weggelaten, omdat men in de plaats, waar de aangifte moest ge schieden eenige wijziging wilde lezen, doch gelijk uit het exposé des motifs van den Staatsraad Thèbaudeau 10 Ventósc an XI blijkt, om den ambte naar vrijheid te geven, daar waar bij dit om de omstandighedeix wenschelijk achtte, zich den pasgeborene ook el ders dan juist op het gemeentehuis te laten vertoonen. Voorzoover ik heb kunnen nagaan is dan ook noch in Frankrijk, noch in België ooit twijfel gerezen omtrent de plaats, waar de aangifte moest geschieden. Is dus de door de Rechtbank aange nomen opvatting kwalijk met de ge schiedenis der wet overeen te brengen, ze is ook onvereenigbaar met de bepa lingen van artt. 16 en 27 B. W. in ver band met de tweede zinsnede van art. 29 B. W. De uitleg door de Rechtbank gegeven zou immers medebrengen, dat ieder ambtenaar van den Burgerlijken Stand ten allen tijde en op elke plaats eene aangifte van geboorte zou moeten aan- nenxeix, van welke aangifte hij dan dadelijk eene akte zou moeten opma ken en met den aangever en getuigen zou moeten onderteekenen, welke acte wederom niet op een los papier doch in de gehandteekende en gewaarmerk te registers onmiddellijk achter de laatst opgemaakte akte zou moeten worden ingeschreven. Dat dit gelijk mijn ambtsvoorganger Mr. Deketh reeds in 1852 zeide, „per rcrum naturam" onmogelijk is, zal ik wel niet nader behoeven te betoogen, te minder daar Uw Raad reeds bij arrest van 1 April 1853 W. 1430 beslis- dat de aangiften voor den Burger lijken Stand behooren te geschieden ter plaatse, waar de registers worden gehouden. In verband met de aangehaalde be slissing staan bet arrest van Het Hof van Friesland dd. 8 Juixi 1852 W. 1344, het arrest van Uwen Raad dd. 23 Nov. 1852 W. 1391 en het arrest van het Hof van Groningen 31 Jan. 1853 W. 1420. Indien dus het formeele door mij ge opperde bezwaar niet door Uwen Raad mocht worden gedeeld, zal naar mijne meening in ieder geval het aangeval len vonnis der Rechtbank te Haarlem wegens schending door verkeerde toe passing van art. 448 Strafrecht jo. 29 W. moeten worden vernietigd. In dat geval zal Uw Raad ten principale hebben recht te doen en zal naar mijn bescheiden meening een ontslag van rechtsvervolging niet kun nen uitblijven. Immers staat feitelijk vast, dat te Haarlem, krachtens het besluit van Burgemeester en Wethouders dier ge meente, (van welk besluit de wettig heid niet aan het oordeel der rechter lijke macht is onderworpen), op 26 Dec. 1899 in het geheel geene gelegen heid is gegeven tot bet doen der bij art. 29 B. W. voorgeschreven aangifte en waar dit vaststaat, meen ik, dat bij do berekening van den in art. 29 W. bedoelden termijn, die 26ste December niet mag worden medege- teld, zoodat de req., wiens kinderen geboren zijn op 23 Dec. 1899 daarvan tijdig aangifte heeft gedaan op 27 Dec. 1899 zijnde de derde dag na de beval- lixxg, waarop te Haarlem de gelegen heid openstond tot het doen der bij de wet voorgeschreven aangifte. Naar mijne meening zal de Hooge Raad echter op dit punt nog geene be slissing kunnen geven, daar het straks ontwikkelde formeele bezwaar aan eene rechtspraak ten principale in den eg staat. Mijixe conciussie strekt tot vernieti ging van bet aangevallen vonnis op grond, dat daarbij is recht gespro ken op onwettig bewijs en tot verwij zing der zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam. Do Hooge Raad enz.; Gelet op bet middel van cassatie door den req. voorgesteld bij memorie: Schending van de artt. 448 en 23 Strafrecht, in verband met art 29 B. W. door verkeerde toepassing en van art. 40 Strafrecht door niet-toepassing Overwegende dat bij het in zoover bevestigde vonnis door den kanton rechter bewezen is verklaard, dat de req. in de gemeente Haarlem eerst op 27 Dec. 1899 aangifte heeft gedaan aan den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, dat hem op den 23sten van die maand twee kinderen waren gebo ren uit zijne echtgenoote R. S. in de echtelijke woning aan den Burgwal 22; dat voorts de Rechtbank met den kantonrechter mede als bewezen heeft aangenomen dat blijkens kennisge ving van B. en W. van Haarlem van 19 Dec. 1899 het bureau van den Bur gerlijken Stand aldaar op den 26sten dier maand was gesloten Overwegende, dat op grond van deze omstandigheid de kantonrechter den req. heeft vrijgesproken, omdat, nu do ettelijke termijn van aangifte feite lijk was ingekort, het wettig en over tuigend bewijs van beklaagde's schuld niet was verkregen Overwegende, dat de Rechtbank zich met deze beschouwing niet liecft ver- eenigd, maar geoordeeld heeft, dat de bedoelde maatregel van het Gemeente bestuur van Haarlem de strafscliuldig- heid van den beklaagde niet wegneemt, vermits art. 29 B. W. voorschrijft, dat de aangiften van geboorten zullen moe ten worden gedaan aan den plaatselij ken ambtenaar van den Burgerlijken Stand en dus het gesloten zijn van het Bureau van den Burgerlijken Stand, zijnde in het Burgerlijk Wetboek geen bepaalde plaats aangewezen waar de registers van geboorten worden gehou den, den beklaagde niet verhinderde om zich, vergezeld van twee getuigen op 26 Dec. jl. te begeven naar den ambte naar van den Burgerlijken Stand te Haarlem, ten einde de aangifte van de geboorle van zijne kinderen te doen, wat hij evenwel blijkt niet te hebben gedaan Overwegende, dat deze beslissing bij het middel van cassatie wordt bestre den op grond in hoofdzaak dat uit de 2de al. van art, 29 B. W. houdende dat de ambtenaar dadelijk een akte van de aangifte zal opmaken volgt, dat men zich niet naar de woning van den amb tenaar heeft te begeven, maar de aan gifte behoort te doen ter plaatse waar die ambtenaar gewoon is die aangifte aan te nemendat de req. alles heeft gedaan om de wet op te volgen, maar zulks was afgestuit op het besluit tot sluiting van het Bureau dat hier dus sprake was van overmacht en art. 40 Strafrecht had behooren te zijn toege- Subsidiair, dat indien men kan aan- nemen dat hel Bureau op r6 Dec. (2de Kerstdag) mocht gesloten zijn, de slui ting alsdan lnvl«e I zou hehben op den tenui u. soodat de aengilie zorais is geschied - op den 27sten kan plaats hebben Overwegende, daaromtrent, dat art. 448 Strafrecht strafbaar stelt het niet voldoen aan eene wettelijke verplich ting tot aangifte aan den ambtenaar van den Burgerlijken Stand voor de registers van geboorte of overlijden dat volgens art. 29 B. W. dc aangif ten van geboorten moeten worden ge daan binnen drie dagen na de beval ling 1 dat feitelijk vaststaat, dat, ingevolge besluit van B. en W. der gemeente Haarlem, het Bureau van den Burger lijken stand aldaar den 26en Dec. 1899 gesloten was dat derhalve op dien dag de req. met in de mogelijkheid is geweest aangifte op dat bureau te doen van de geboorte zijner kindereu op den 23n dier maand; dat nu wel volgens de Rechtbank, de req. hierdoor niet verhinderd werd, om zich den 26sten met zijne getuigen te begeven naar den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, ten einde zijne aar if te te doen, doch dat de plaats vooi de aangifte geen andero kan ziin d n die, waar de registers zich bevin den, omdat het tweede lid van ge noemd artikel voorschrijft, dat van te aangifte door den ambtenaar, dade lijk eene aide moet worden opgemaakt, en deze akte, volgens de artt. 16 en 21, in de registers moet worden ingeschre ven en door den ambtenaar met de partijen en de getuigen geteekend; Overwegende, dat vermits de req. door de sluiting van het bureau ver hinderd is geworden om de aangifte op den 3en dag na de bevalling van zij ne vrouw te doen, hij niet i-an worden aan zijne wettelijke verplich ting tot aangifte binnen de drie dagen niet te hebben voldaan dat de strafbepaling van art strafrecht dus ten onrechte op hein is toegepast, terwijl het feit zooals het bewezen is verklaar'1 ook niet valt in eene andere strafbepaling; dat het middel van cassatie dus ge grond is, Vernietigt het vonnis, door de Arr.- Rechtbank te Haarlem den 12den April 1900 in deze zaak gewezen; Rechtdoende krachtens ark 105 der Wet op de R. O. Verklaart het bewezen feit niet straf baar. Ontslaat den req. van alle rechts vervolging. Poging tot moord. Voor de Amsterdamsche Rechtbank stond Woensdag terecht Hermanus Haikes, geboren 1843, ontslagen agent van politie der gemeente Amsterdam. Uit de akte van beschuldiging blijkt dat hij op 10 Augustus 1900 te Amster dam opzettelijk en met voorbedachten rade gepoogd heeft den hoofd-inspec- teur der Amsterdamsche politie C. Pol dermans van het leven te berooven althans hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door na vooraf in kalrn- het voornemen daartoe te hebben opgevat, met het oogmerk dezen te doodeu, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ia of nabij het Westerpark, terwijl hij, beklaagde, in diens onmiddellijke nabijheid was, immers slechts op een paai- passen af stond, een schot uit een met scherp geladen revolver op Poldermans voor noemd te lossen, ten gevolge waarvan deze aan den schouder is verwond, zijnde de uitvoering van zijn voorne men alleen niet voltooid ten gevolge van de vau zijn wil onafhankelijke om standigheid, dat het schot hoewel Pol dermans hierdoor getroffen werd, geen edele lichaamsdeelen geraakt en door drongen heeft en daardoor geen doo- delijke wonden heeft toegebracht, maar slechts een lichte verwonding aan den schouder. Door het O. M. werd 8 jaar gevan genisstraf geëischt. dagvaard. Bij de stukken was 'een rapport der heeren van Ledden Hulsebosch en dr. P. Ankersmit, die nagelvuil der drie beklaagden, onmiddellijk na hunne arrestatie verzameld, hebben onderzocht. In dit nagelvuil wei-den korrels ce-, ment gevonden van dezelfde soort als in 'stofvorm was te zien aan de ijzerboor, waarmede de dieven een der platen van de brandkast heb: ben doorboord en die dus in aan raking is geweest met bet cement tusschen de platen van den dub belen wand der kast. Het getuigenverhoor nam 'den ganschen dag in beslag. De drie- beklaagden ontkenden alle schuld en beweerden op den bewusten avond niet in de buurt van hef kantoor der heeren v. Kuyk en A. Bas te zijn geweest. Het O. M. eischt-e tegen Wesselss 12 jaar en voor de anderen 9 jaai gevangenisstraf. De Amsterdamsche rechtbank behandelde Dinsdag de zaak tegen Boumani Sluyter en Wesselsz, be klaagd van diefstal ten kantore der heeren van Kuyk en A. Bas, tapijthandelaren op den Singel al daar. De dieven waren met hun zessen in het perceel aanwezig en met het openen der brandkast be zig, toen zij door de politie werden ontdekt. Aan drie van ben gelukte het te ontkomen, de overige drie, thans terechtstaand, werden ge grepen. Door Bouma en Wesselsz werd met revolvers op de agenten geschoten de kogels troffen ech ter geen doel. Bij beklaagden zijn plakzegels en kwitantie-zegels ge vonden, ontvreemd uit de kan toorlessenaars. In deze zaak zijn 29 getuigen ge- Letteren en Kunst. Nederlandsche Opera. Meister sing er. Dinsdagavond gaf de Ned. Opera ir den Stadsschouwburg te Amsterdam hare tweede opvoering van Wagner'? „Meistersinger". Ook deze mag zees goed geslaagd heeten. Boven allen ui' blinken Van der Hoeck en Schulze, dit respectievelijk Beckmesser en Davic vertolkten. Orelio gaf een pracbtigei Hans Sachs, van Duinen een voortref felijken Pogner te zien en te hooren De heer Tijssen (Walther) liet voo! een lichte verkoudheid de toegevend heid van het publiek inroepen het v/ai aan ook opmerkelijk hoe hij zijn stem spaarde. Mevrouw Madier de Montjeau schijnt de wenken, haar door sommige, critici na de eerste opvoering gegeven, niet onopgemerkt te hebben laten voor bijgaan. Toch blijven haar figuur en hare manieren niet geschikt voor de Evapartij. Mej. Lozin gaf ten slotte eene zeer goede Magdalene. De koren waren frisch en vast. En nu nog hulde gebracht aan den leider, aan Peter Raabe. Is het voor een Viotta moeielijk om met zijn Wagnervereeniging een goede „Meistersinger"-opvoering te leveren, hoeveel inspanning moet dit dan niet Raabe met de Ned. Opera kosten I Het orkest, vooral het koper, bleek soms te sterk. Alles klonk echter zuiver en beschaafd. Gaarne onderschrijf ik het oordeel van degenen, die beweren dat het decoratief van „Sachs" Werk- statt" dat van de Wagnervereeniging overtreft. Na de voorstelling gejuich 1 Raabe op het tooneel geroepen. Kransen en bloemstukken I Ook Orelio en Tijssen werden bedacht. Onder het hoerah- geroep van het publiek valt het scherm voor goed. Niemand erzuime „Meis tersinger" te gaan hooren en zien. H. F. Peter Benoit. Peter Benoit is ernstig ziek. De ge- neesheeren moeten verklaard hebben dat, wanneer hij beter mocht worden, hij toch niet meer zal kunnen werken. Uit de Arbeiderswereld BINNENLAND. Op het naar Amsterdam geseinde verzoek aan den „A N. D. B." om me de te doen aan de Antwerpsche sta king voor den achtuurs-werkdag, is volgens het „Handelsblad van Antwer pen" het volgende antwoord ontvan gen „l'haus staken is onmogelijk. Slaagt gij echter, dan zullen wij den dag na uwe overwinning met alle kracht den strijd voor het zelfde doel aanbinden". Vervolg Stadsnieuws. Door den Burgemeester dezer ge meente zijn benoemd tot agenten van politie 3e klasse H. F. Gottmer, W. Veldhuizen en Sj. Gras. Vanwege het Ministerie van Water staat, Handel en Nijverheid werd he den aan het gebouw van het Prov. Be stuur alhier aanbesteed lo. De voorziening der boorden van bet Noordhollandsch Kanaal in vier perceelen. Ramingle perceel f 4000, 2e per ceel 10,000, 3e perceel 10.000, 4e per ceel f 8000. Massa der 4 perceelen 32.000. Voor het le perceel kwamen 6 in- sclirijvingsbiljetten in waarvan dat van H. Dinkla, te Euiksloot het laagst, 3301. Voor het 2e perceel 7 biljetten cn was dat van H. Dinkla te Buiksloot het laagst, voor 8419. Voor het 3e perceel 5 biljetten waar van dat van H. Dinkla te Buiksloot het laagst voor 9237. Voor het 4e perceel kwamen 9 biljet ten in en was dat van A Bos te Helder het laagst, voor 7172. Voor de 4 porceelen tezamen, 4 bil jetten en was dat van H. Dinkla te Buiksloot het laagst, voor 28,320. 2o. Het driejarig onderhoud van de werken der Rijks-zeehaven het Nieu- wediep, provincie Noord-Holland, ge durende de jaren 19011903. Raming 28.400 per jaar. Van de 10 hiervoor ingekomen in schrijvingsbiljetten was dat van D. de Vries te Den Helder het laagst, voor f 26.840 per jaar. Hedenmorgen werd door de Ge nie alhier aanbesteed: Het leveren van de meubelen voor de forten benoorden cn bezuiden Spaarndam bij Penningsveer, bij de Liebrug en bij Vijfhuizen. Raming f 12.200. Ingekomen waren 24 biljetten. Hoogste inschrijver was de heer W. v. Dijk te Utrecht voor 12.250, laagste inschrijvers waren de hee-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 2