Heemstede.
Vergadering van den Gemeen
teraad op Dinsdag SO Octo
ber 1900, *s avonds 7 1/2 uur.
AGENDA:
1. Voorstel B. en W. in zake de zoo
genaamde Witte brug.
2o. Idem aanbesteding op diepte
houden vaarten en ledigen asch- en
vuilnisbakken.
3o. Idem straatverlichting.
4o. Idem plaatsen straatkolk met af
voerbuizen aan den Binnenweg ter
hoogte van Zuid-Bronsteê.
5o. Idem, adhaesiebetuiging oprich
ting pensioenfonds gemeente-ambtena
ren.
Go. Request G. J. lleenk c.s. plaatsen
lantaarn Binnenweg.
7o. Mededeelingen inzake de Glip-
pervaart.
8o. Vaststellen begrooting 1901.
9o. Goedkeuring idem Burg. Arm
bestuur voor 1901.
Onder do kippen hier heerscht een
ziekte.
Woensdagavond vierde alhier de
Chr. Jongel. Vereeniging „God met
ons" haar zesde jaarfeest.
Deze bijeenkomst werd door den
president, den heer W. Klijn, met een
woord van welkomst geopend.
De heer C. de Vries, secretaris en de
heer J. de Rooij, bibliothecaris gaven
een verslag van hunne bevinding, ter
wijl de heer W. Bultus, penningmees
ter. verslag uitbracht over het afgeloo-
pen jaar, hetgeen zeer gunstig luidde.
Hierna werd overgegaan tot het hou
den van verschillende voordrachten en
earaensprekingen, die meest allen zeer
voldeden, zoodat men ook nog lang on
der het drinken van chocolade gezellig
bijeen bleef.
ÏJmuiden.
Tot tijdelijk onderwijzer alhier is be
noemd de heer J. Steeman te Castri-
cum.
Beverwiik.
De daders van de onlangs ajhier ge
pleegde baldadigheden zijn gesnapt; de
hoofdschuldige is een zekere H. S. uit
Wijk aan Zee en Duin, een slecht be
kend staand jongmensch. Zij werden
herkend door iemand waar zij 's nachts
de deur trachtten in te trappen; door
de politie ondervraagd, is gebleken dat
zij ook de andere feiten, ruiten ingooi
en, hekken vernielen enz., gepleegd
hebben.
Haarlemmermeer.
De heer E. B. Klaren, ruim 15 jaar
onderwijzer te Hoofddorp heeft wa
gens ziekte tegen 1 Januari a. s. eer
vol ontslag aangevraagd. De gemeen
te Haarlemmermeer heeft voor hem
gedurende meer dan een jaar, wijl hij
geen dienst kon doen, een waarnemer
benoemd en toch al dien tijd het volle
salaris zijnde ƒ650 hem uitbetaald.
De heer Troutwein, pastoor te Hoofd
dorp, is als zoodanig benoemd te
West-Blokker.
Sloten.
De gemeente-landerijen in den Aker
polder, groot ruim 45 H. A, hebben in
publieke veiling in één perceel 17.337
opgebracht
Binnenland.
Parlementaire Praatjes.
Het lot der amendementen op art. 2
der Kieswet is reeds geseind. Ter her
innering, zooveel noodig, dat het de
volgende waren, voorgesteld door de
heeren Troelstra c. 3.
lo. toevoeging van een nieuw lid,
luidende
„Indien de aard der werkzaamheden
in een bedrijf medebrengt, dat zij in
den regel een gedeelte van het jaar
niet worden uitgeoefend, wordt ter be
rekening van den tijd, gedurende wel
ken iemand volgens het vorig artikel
in dienstbetrekking is geweest, de tijd
medegcteld, gedurende welken de
werkzaamheden, waarvoor hij in
dienst is, hebben stil gestaan, ook in
dien gedurende dien tijd de dienstbe
trekking tijdelijk was opgeheven."
2o. In plaats van de woorden „ziekte
of verwonding" te lezen „ziekte, ver
wonding, werkloosheid of werksta
king".
3o. Twee nieuwe al. toe te voegen,
luidende
„Indien in de plaats van het gewone
inkomen een tijdelijke ongevallenrente
wordt genoten, wordt deze, zoolang zij
wordt genoten, in rekening gebracht
tot een bedrag, gelijk aan het volle
loon, door den ontvanger verdiend op
het tijdstip, waarop hem het ongeval
iieeft getroffen.
Het inkomen der vrouw geldt voor
haar man dat van de inwonende min
derjarige kinderen voor de helft voor
hun vader."
Op de discussie, die trouwens niets
nieuws opleverde, zal ik niet terugko
men, en dus volstaan met de mededee-
ling, dat het eerste amendement werd
aangenomen, evenals het derde, dat in
tweeën gesplitst werd in stemming ge
bracht, terwijl het 2e amend, werd ver
worpen.
Een gelijk lot trof het amend, der
zelfde heeren c»p art. 3, nL om niet als
onderstand ter rekening te brengen
genees- en heelkundige verstrekkingen
(versterkende middelen, heelkundige
voorwerpen, enz.) Den heer Tydeman
was 't regeeringsatikel al niet naar den
zin, dat ook geneesmiddelen niet als
onderstand wilde aanmerken. Toen
nu het amend., doo? den Min. bestre
den, was verworpen, vroeg hij stem
ming over het art. Dit werd met GO te-
gen 26 stemmen aangenomen.
Bij art. 4 kwam men nu aan de orde
®rt. 7 van de Kieswet, dat, door de
Rcg. gewijzigd voorgesteld, aldus
luidt
„De regelen, welke in art. 1, met uit
sondering van het bepaalde sub b. in
art. 2, eerste tot en met vijfde lid, en in
de artt. 3, 4 en 5 zijn gesteld voor de
bevoegdheid tot het kiezen van leden
van do Tweede Kamer dei- Staten-Ge-
neraal, gelden eveneens voor de
voegdheid tot het kiezen van leden van
den Gemeenteraad, met dien verstan
de, dat voor laatstgenoemde bevoegd
heid tevens het ingezetenschap der ge
meente wordt vereischt en dat zij, die
niet vallen onder het bepaalde bij art
1 sub a, bevoegd zijn tot het kiezen
van leden van den Gemeenteraad, in
dien zij over het laatstverloopon dienst
jaar in de gemeente zijn aangeslagen
in een plaatselijke directe belasting
tot ten minste het bedrag, voor de ge
meente of het gedeelte der gemeente,
waar zij wonen, vermeld in de tweede
kolom der sub art. 1b, 10., bedoelde
tabel en hun aanslag in die belasting
op den ln Maart ten volle hebben vol
daan.
Aanslag in een plaatselijke directe
belasting geeft geen aanspraak op kies
recht, indien hij het gevolg is van een
met de waarheid strijdige aangifte.'
De heeren Troelstra c. s. stelden voor
de aanhef van 't art aldus te lezen
„De regelen, welke zijn gesteld voor
de bevoegdheid tot het kiezen van le
den voor de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, gelden eveneens voor de be
voegdheid tot het kiezen van leden voor
den Geneenteraad, met dien verstan
de, dat voor laatstgenoemde bevoegd
heid tevens het ingezetenschap der ge
meente wordt vereischt en dat zij, die
niet vallen onder het bepaalde bij art.
1, bevoegd zijn", enz.
Terwijl de Reg. dus, over de toeken
ning van het gemeentelijk kiesrecht
den eisch wilde loslaten dat de ge
meentebelasting betalende werkman
nog huur- of loonkiezer moet wezen,
wilden de socialisten eiken loon- of
huurkiezer, ook niet aangeslagen in
de gemeente-belasting, het gemeente
lijk stemrecht verleenen. Do heer
Troelslra oordeelde dat het handhaven
van den census hier niet opging.
liet regeeringsartikel werd bestreden
door den heer Meesters, die den be-
staanden toestand wildo handhaven,
het amend, door den heer De Waal Ma-
lefijt, beide door den heer Lohman.
Na eenige discussie werd het amen
dement verworpen met 53 tegen 30
stemmen, het artikel eveneens met 46
tegen 39.
Men is nu genaderd tot een der
hoofdquaesties, de artikelen 19 bis
en ter.
G. Jr.
een vonnis van den kantonrechter
Haarlem van 14 FeBr. te voren, de' req.
is schuldig verklaard aan het niet vol
doen aan een wettelijke verplichting
tol oangifto aan den ambtenaar van
den burgerlijken stand voor dc regis
ters van geboorten, en te dier zake,
met toepassing van de artt. 448 en
Strafrecht, 29 en 30 B. W. veroordeeld
tot eene geldboete van f 0.50, met ver
vangende hechtenis van één dag.
Naar men verneemt zullen H. M. de
Koningin en prins Hendrik, alsmede
1L M. de Koningin-Moeder Vrijdag de
hoofdstad bezoeken.
Het internationaal telegram dat het
Duitscho Boerencomitó aan president
Kruger verzonden heeft, droeg 931,000
handteekeningen.
Voor de krijgsgevangenen.
Den consul der Nederlanden te
Colombo (die reeds eenigen tijd
geleden eene remise van 500 pd.
sterling voor de krijgsgevangenen
op Ceylon van de Ned. Zuid-Afrik.
Verg. ontving) werd Woensdag
wederom 250 pd. sterling overge
maakt.
Uit zijne brieven aan het be
stuur van genoemde Vereeniging
blijkt, dat de gevangenen het goed
hebben. Alléén zou de consul de
gevangenen van volksspijs in blik
willen voorzien en hun ook boeken
willen ter lezing geven. Intus-
schen heeft de Ned. Zuid-Afrik.
Verg. een groote hoeveelheid lec
tuur aan den consul gezonden, zoo
dat in laatsgenoemdc leemte nu
reeds voorzien moet zijn.
De gelden worden verdeeld on
der do werkelijk behoeftige» vol
gens het oordeel van een daartoe
gekozen comité van 10 leden met
voorlichting van sub-comités van 3
leden gekozen uit de 04 bewoners
van iedere hut. Ook wordt een
deel ten algemeene nutte (voor
spelen enz.) aangewend. Een en
ander staat onder directe controle
van den commandant van het
kamp.
Een klein deel van de fondsen
is ook bestemd voor versnaperin
gen, speciaal voor de gevangen Ne
derlanders. De gevangenen van
andere nationaliteit krijgen deze
van hun op Ceylon vertoevende
landgenooten, maar daar er (bui
ten onzen ijverige» consul) slechts
1 Nederlander te Colombo is en
het aantal onzer landgenooten on
der de gevangenen vrij groot is
meende de consul op deze wijze
geheel in den geest der gevers te
handelen.
Rechtszaken.
Hooge Raad der Nederlanden.
Een merkwaardige quaestie.
Zitting van den 1 October 1900.
Voorzitter, Mr. J. J. van Meerbeke.
Raadsheeren Mrs. A. A. de Pinto, A.
J. Clant van der Mij 11, A. P. Th. Eys-
sel, B. U. M. Hanlo, Jhr. S. Lam an
Trip en Jhr. D. G. van Teylingen.
Warneer op den Jaatsten dag
van den termijn van aangiftes van
de geboorte van een kind het bu
reau van den burgerlijken stand
in de gemeente, waar de aangifte
moet geschieden, gesloten was.
maakt hij, die door dezo sluiting
verhinderd wordt, aan Zijne wet
telijk© verplichting tot aangifte
der geboorte te voldoen, zich niet
schuldig aan overtreding van art.
448. Strafrecht in verband met de
artt. 29 en 30 B. W.
C. L., oud 21 jaar, spoorwegbeamb
te, geboren en wonende to Haarlem,
is requirant van cassatie tegen een
vonnis van de Arrond. Rechtbank te
Haarlem van 12 April 1900, waarbij
met gedcoltelijke vernietiging van
Nadat was gehoord het verslag van
den raadsheer Clant van der Mijl),
heeft de adv. gen. Jhr. Rotbaan Ma-
caré de volgende conclusie genomen'
Edel Iloog Achtbare Heerenl
De req. liecft terecht gestaan ter
zake, „dat hij in de gemeente Haar
lem, eerst op 27 December 1899 des na
middags te 12J uur beeft gedaan aan
gifte aan den ambtenaar van den Bur
gerlijken Stand, dat hem op 23 Decern
jber 1809 2 kinderen zijn geboren uit
zijne echtgenoote in de echtelijke wo
ning, Burgwal 22."
De kantonrechter te Haarlem
achtte dit feit wettig en over
tuigend bewezen, doch sprak
den beklaagde niettemin vrij.
overwegende: dat den rechter uit ei
gen waarneming bekend is, dat door
Burgemeester en Wethouders van
Haarlem in het openbaar is kond
daan, dat het bureau van den Burger
lijken Stand te Haarlem op 26 Decem
ber 1899 zoude zijn gesloten en dat
deze omstandigheid, die de verplichte-
aangifte binnen drie dagen na de ge
boorte op 23 December feitelijk tem.
brengt op 2 dagen, tengevolge heeft,
dat de rechter niet heeft verkregen het
wettig en overtuigend bewijs van de
schuld van den beklaagde."
Met deze beslissing kon de Recht
bank te Haarlem, die geroepen werd
over het ingestelde hooger beroep te
beslissen, zich niet vereenigen. Het
vonnis van den kantonrechter uit dien
hoofdo vernietigende, besliste de Recht
bank in factis, dat zoowel het aan be
klaagde ten laste gelegde feit, als zij
ne schuld daaraan, door de in het
vonnis a quo opgenoemde bewijsmid
delen, wettig en overtuigend bewezen
waren.
Onder die bewijsmiddelen komt ook
voor een proces-verbaal door den amb
tenaar van den Burgerlijken Stand
der gemeente Haarlem opgemaakt op
den eed bij de aanvaarding zijner
betrekking als raadslid afgelegd.
Op twee gronden meen ik, dat dit
proces-verbaal niet als wettig bewijs
middel had mogen worden aangeno-
men.
Allereerst omdat niet blijkt, dat
hetgeen in genoemd proces-verbaal
wordt medegedeeld, steunt op eigen
bevinding van den verbalisant en ten
tweede omdat de verbalisant in de
qualiteit waarin hij heeft geverbali
seerd, geen ambtseed heeft afgelegd.
De ambtenaren van den Burgerlij
ken Stand leggen als zoodanig geen
ambtseed af, hunne verbalen kunnen
dus aan art. 401 Strafvord. geene be
wijskracht ontleenen, voor welke
meening ik mij mag beroepen op uw
arrest van 12 Dec. 1898, W. 7217.
Dat de verbalisant in casu als raads
lid een eed heeft afgelegd, doet m. i.
niet af, omdat de Raadsleden als zóó
danig geen ambtenaar van den Bur-
erlijken Stand zijn, al kunnen zij
daartoe worden benoemd.
Het bedoelde proces-verbaal mocht
dus door den rechter niet als schrifte
lijk bescheid in den zin van art. 401
Strafvord. zijn aangenomen, mitsdien
zal het aangevallen, vonnis wegens
verzuim vau vormen vernietigd en de
zaak door U. E. II. A verwezen moe
ten worden naar het Gerechtshof :e
Amsterdam, ten einde opnieuw te
worden berecht en afgedaan.
Voor het geval intusschen, dat Uw
Raad zich met mijne meeniixg ten deze
niet mocht kunnen vereenigen, vvensch
ik nog een oogenblik stil te staan bij
het door den req. voorgestelde middel
van cassatie, luidende:
„Schending van art. 448 en 23
Strafrecht jo. art 29 B. W. door ver
keerde toepassing en van art. 40
Strafrecht door niet toepassing."
Het middel komt mij gegrond voor.
Bij de derde overweging van haar
vonnis neemt de Rechtbank als feite
lijk bewezen aan, dat blijkens de bij
de processtukken aanwezige, ter te
rechtzitting voorgelezen kennisgeving
van Burgemeester en Wethouders der
gemeente Haarlem 19 December 1899.
het bureau ven den Burgerlijken
Stand te Haarlem op 26 Dec. 1899
(Tweede Kerstdag) gesloten is ge
weest.
Niettemin verweidt de Rechtbank
bij de daaropvolgende overweging het
aan dit feit door beklaagde ontleende
beroep op overmacht, omdat naar de
meening der Rechtbank art. 29 B. W.
niet voorschrijft, dat de aangiften van
geboorten zullen geschieden ten ge-
meexxte-huizen of elders waar de re
gisters mochten worden bewaard,
doch alleen aangifte aan den plaatse-
lijken ambtenaar van den Burgerlij
ken Stand aflegt, zoodat liet op 26 De
cember gesloten zijn van het bureau
van den ambtenaar van den Burger
lijken Stand, den beklaagde niet ver
hinderde zich vergezeld van twee ge-
tiugen op dien dag te begeven naar
een der ambtenaren van den Burger
lijken Stand te Haarlem, ten einde
met inachtneming vaix den bij de wet
gestelden termijxx, de vereischte aan
gifte te doen.
Deze uitlegging van art. 29 B. W.
acht ik echter niet aannemelijk, om
dat die in strijd is met de geschiedenis
der wet en onvereenigbaar met meer
dere van hare bepalingen.
De geschiedenis do wet leert, dat ons
art 29 B. W. ontleend is aan art. 55
C. N., dat op zijne beurt teruggaf, wat
reeds in art. G der Wet van 20/25 Sept.
1792 was voorgeschreven.
Bij laatstgenoemd artikel werd ech-1
ter niet enkel de verplichting tot het
doen der aangifte en tot het vertoonen
aan den ambtenaar van het kind aan
de burgers opgelegd, doch tevens be
paald: l'enfant sera porté a la maison
commune ou autre lieu public servant
aux séances de la commune."
Hierdoor was dus aangewezen, dat
de aangifte moest geschieden ter plaat
se, waar het gemeentebestuur zijn ze
tel had.
Die woorden zijn nu wel niet over
genomen in art. 55 C. N., doch zijn
niet weggelaten, omdat men in de
plaats, waar de aangifte moest ge
schieden eenige wijziging wilde lezen,
doch gelijk uit het exposé des motifs
van den Staatsraad Thèbaudeau 10
Ventósc an XI blijkt, om den ambte
naar vrijheid te geven, daar waar bij
dit om de omstandighedeix wenschelijk
achtte, zich den pasgeborene ook el
ders dan juist op het gemeentehuis te
laten vertoonen. Voorzoover ik heb
kunnen nagaan is dan ook noch in
Frankrijk, noch in België ooit twijfel
gerezen omtrent de plaats, waar de
aangifte moest geschieden.
Is dus de door de Rechtbank aange
nomen opvatting kwalijk met de ge
schiedenis der wet overeen te brengen,
ze is ook onvereenigbaar met de bepa
lingen van artt. 16 en 27 B. W. in ver
band met de tweede zinsnede van art.
29 B. W.
De uitleg door de Rechtbank gegeven
zou immers medebrengen, dat ieder
ambtenaar van den Burgerlijken Stand
ten allen tijde en op elke plaats eene
aangifte van geboorte zou moeten aan-
nenxeix, van welke aangifte hij dan
dadelijk eene akte zou moeten opma
ken en met den aangever en getuigen
zou moeten onderteekenen, welke acte
wederom niet op een los papier doch
in de gehandteekende en gewaarmerk
te registers onmiddellijk achter de
laatst opgemaakte akte zou moeten
worden ingeschreven.
Dat dit gelijk mijn ambtsvoorganger
Mr. Deketh reeds in 1852 zeide, „per
rcrum naturam" onmogelijk is, zal ik
wel niet nader behoeven te betoogen,
te minder daar Uw Raad reeds bij
arrest van 1 April 1853 W. 1430 beslis-
dat de aangiften voor den Burger
lijken Stand behooren te geschieden
ter plaatse, waar de registers worden
gehouden.
In verband met de aangehaalde be
slissing staan bet arrest van Het Hof
van Friesland dd. 8 Juixi 1852 W. 1344,
het arrest van Uwen Raad dd. 23 Nov.
1852 W. 1391 en het arrest van het Hof
van Groningen 31 Jan. 1853 W. 1420.
Indien dus het formeele door mij ge
opperde bezwaar niet door Uwen Raad
mocht worden gedeeld, zal naar mijne
meening in ieder geval het aangeval
len vonnis der Rechtbank te Haarlem
wegens schending door verkeerde toe
passing van art. 448 Strafrecht jo. 29
W. moeten worden vernietigd.
In dat geval zal Uw Raad ten
principale hebben recht te doen en zal
naar mijn bescheiden meening een
ontslag van rechtsvervolging niet kun
nen uitblijven.
Immers staat feitelijk vast, dat te
Haarlem, krachtens het besluit van
Burgemeester en Wethouders dier ge
meente, (van welk besluit de wettig
heid niet aan het oordeel der rechter
lijke macht is onderworpen), op 26
Dec. 1899 in het geheel geene gelegen
heid is gegeven tot bet doen der bij
art. 29 B. W. voorgeschreven aangifte
en waar dit vaststaat, meen ik, dat
bij do berekening van den in art. 29
W. bedoelden termijn, die 26ste
December niet mag worden medege-
teld, zoodat de req., wiens kinderen
geboren zijn op 23 Dec. 1899 daarvan
tijdig aangifte heeft gedaan op 27 Dec.
1899 zijnde de derde dag na de beval-
lixxg, waarop te Haarlem de gelegen
heid openstond tot het doen der bij de
wet voorgeschreven aangifte.
Naar mijne meening zal de Hooge
Raad echter op dit punt nog geene be
slissing kunnen geven, daar het straks
ontwikkelde formeele bezwaar aan
eene rechtspraak ten principale in den
eg staat.
Mijixe conciussie strekt tot vernieti
ging van bet aangevallen vonnis op
grond, dat daarbij is recht gespro
ken op onwettig bewijs en tot verwij
zing der zaak naar het Gerechtshof te
Amsterdam.
Do Hooge Raad enz.;
Gelet op bet middel van cassatie
door den req. voorgesteld bij memorie:
Schending van de artt. 448 en 23
Strafrecht, in verband met art 29 B.
W. door verkeerde toepassing en van
art. 40 Strafrecht door niet-toepassing
Overwegende dat bij het in zoover
bevestigde vonnis door den kanton
rechter bewezen is verklaard, dat de
req. in de gemeente Haarlem eerst op
27 Dec. 1899 aangifte heeft gedaan aan
den ambtenaar van den Burgerlijken
Stand, dat hem op den 23sten van
die maand twee kinderen waren gebo
ren uit zijne echtgenoote R. S. in de
echtelijke woning aan den Burgwal 22;
dat voorts de Rechtbank met den
kantonrechter mede als bewezen heeft
aangenomen dat blijkens kennisge
ving van B. en W. van Haarlem van
19 Dec. 1899 het bureau van den Bur
gerlijken Stand aldaar op den 26sten
dier maand was gesloten
Overwegende, dat op grond van deze
omstandigheid de kantonrechter den
req. heeft vrijgesproken, omdat, nu do
ettelijke termijn van aangifte feite
lijk was ingekort, het wettig en over
tuigend bewijs van beklaagde's schuld
niet was verkregen
Overwegende, dat de Rechtbank zich
met deze beschouwing niet liecft ver-
eenigd, maar geoordeeld heeft, dat de
bedoelde maatregel van het Gemeente
bestuur van Haarlem de strafscliuldig-
heid van den beklaagde niet wegneemt,
vermits art. 29 B. W. voorschrijft, dat
de aangiften van geboorten zullen moe
ten worden gedaan aan den plaatselij
ken ambtenaar van den Burgerlijken
Stand en dus het gesloten zijn van het
Bureau van den Burgerlijken Stand,
zijnde in het Burgerlijk Wetboek geen
bepaalde plaats aangewezen waar de
registers van geboorten worden gehou
den, den beklaagde niet verhinderde om
zich, vergezeld van twee getuigen op
26 Dec. jl. te begeven naar den ambte
naar van den Burgerlijken Stand te
Haarlem, ten einde de aangifte van de
geboorle van zijne kinderen te doen,
wat hij evenwel blijkt niet te hebben
gedaan
Overwegende, dat deze beslissing bij
het middel van cassatie wordt bestre
den op grond in hoofdzaak dat uit de
2de al. van art, 29 B. W. houdende dat
de ambtenaar dadelijk een akte van
de aangifte zal opmaken volgt, dat men
zich niet naar de woning van den amb
tenaar heeft te begeven, maar de aan
gifte behoort te doen ter plaatse waar
die ambtenaar gewoon is die aangifte
aan te nemendat de req. alles heeft
gedaan om de wet op te volgen, maar
zulks was afgestuit op het besluit tot
sluiting van het Bureau dat hier dus
sprake was van overmacht en art. 40
Strafrecht had behooren te zijn toege-
Subsidiair, dat indien men kan aan-
nemen dat hel Bureau op r6 Dec. (2de
Kerstdag) mocht gesloten zijn, de slui
ting alsdan lnvl«e I zou hehben op den
tenui u. soodat de aengilie zorais
is geschied - op den 27sten kan plaats
hebben
Overwegende, daaromtrent, dat art.
448 Strafrecht strafbaar stelt het niet
voldoen aan eene wettelijke verplich
ting tot aangifte aan den ambtenaar
van den Burgerlijken Stand voor de
registers van geboorte of overlijden
dat volgens art. 29 B. W. dc aangif
ten van geboorten moeten worden ge
daan binnen drie dagen na de beval
ling 1
dat feitelijk vaststaat, dat, ingevolge
besluit van B. en W. der gemeente
Haarlem, het Bureau van den Burger
lijken stand aldaar den 26en Dec. 1899
gesloten was
dat derhalve op dien dag de req. met
in de mogelijkheid is geweest aangifte
op dat bureau te doen van de geboorte
zijner kindereu op den 23n dier maand;
dat nu wel volgens de Rechtbank, de
req. hierdoor niet verhinderd werd,
om zich den 26sten met zijne getuigen
te begeven naar den ambtenaar van
den Burgerlijken Stand, ten einde zijne
aar if te te doen, doch dat de plaats
vooi de aangifte geen andero kan ziin
d n die, waar de registers zich bevin
den, omdat het tweede lid van ge
noemd artikel voorschrijft, dat van te
aangifte door den ambtenaar, dade
lijk eene aide moet worden opgemaakt,
en deze akte, volgens de artt. 16 en 21,
in de registers moet worden ingeschre
ven en door den ambtenaar met de
partijen en de getuigen geteekend;
Overwegende, dat vermits de req.
door de sluiting van het bureau ver
hinderd is geworden om de aangifte
op den 3en dag na de bevalling van zij
ne vrouw te doen, hij niet i-an
worden aan zijne wettelijke verplich
ting tot aangifte binnen de drie dagen
niet te hebben voldaan
dat de strafbepaling van art
strafrecht dus ten onrechte op hein is
toegepast, terwijl het feit zooals het
bewezen is verklaar'1 ook niet valt in
eene andere strafbepaling;
dat het middel van cassatie dus ge
grond is,
Vernietigt het vonnis, door de Arr.-
Rechtbank te Haarlem den 12den April
1900 in deze zaak gewezen;
Rechtdoende krachtens ark 105 der
Wet op de R. O.
Verklaart het bewezen feit niet straf
baar. Ontslaat den req. van alle rechts
vervolging.
Poging tot moord.
Voor de Amsterdamsche Rechtbank
stond Woensdag terecht Hermanus
Haikes, geboren 1843, ontslagen agent
van politie der gemeente Amsterdam.
Uit de akte van beschuldiging blijkt
dat hij op 10 Augustus 1900 te Amster
dam opzettelijk en met voorbedachten
rade gepoogd heeft den hoofd-inspec-
teur der Amsterdamsche politie C. Pol
dermans van het leven te berooven
althans hem zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, door na vooraf in kalrn-
het voornemen daartoe te hebben
opgevat, met het oogmerk dezen te
doodeu, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, ia of nabij het
Westerpark, terwijl hij, beklaagde, in
diens onmiddellijke nabijheid was,
immers slechts op een paai- passen af
stond, een schot uit een met scherp
geladen revolver op Poldermans voor
noemd te lossen, ten gevolge waarvan
deze aan den schouder is verwond,
zijnde de uitvoering van zijn voorne
men alleen niet voltooid ten gevolge
van de vau zijn wil onafhankelijke om
standigheid, dat het schot hoewel Pol
dermans hierdoor getroffen werd, geen
edele lichaamsdeelen geraakt en door
drongen heeft en daardoor geen doo-
delijke wonden heeft toegebracht,
maar slechts een lichte verwonding
aan den schouder.
Door het O. M. werd 8 jaar gevan
genisstraf geëischt.
dagvaard. Bij de stukken was 'een
rapport der heeren van Ledden
Hulsebosch en dr. P. Ankersmit,
die nagelvuil der drie beklaagden,
onmiddellijk na hunne arrestatie
verzameld, hebben onderzocht. In
dit nagelvuil wei-den korrels ce-,
ment gevonden van dezelfde soort
als in 'stofvorm was te zien aan de
ijzerboor, waarmede de dieven een
der platen van de brandkast heb:
ben doorboord en die dus in aan
raking is geweest met bet cement
tusschen de platen van den dub
belen wand der kast.
Het getuigenverhoor nam 'den
ganschen dag in beslag. De drie-
beklaagden ontkenden alle schuld
en beweerden op den bewusten
avond niet in de buurt van hef
kantoor der heeren v. Kuyk en A.
Bas te zijn geweest.
Het O. M. eischt-e tegen Wesselss
12 jaar en voor de anderen 9 jaai
gevangenisstraf.
De Amsterdamsche rechtbank
behandelde Dinsdag de zaak tegen
Boumani Sluyter en Wesselsz, be
klaagd van diefstal ten kantore
der heeren van Kuyk en A. Bas,
tapijthandelaren op den Singel al
daar. De dieven waren met hun
zessen in het perceel aanwezig en
met het openen der brandkast be
zig, toen zij door de politie werden
ontdekt. Aan drie van ben gelukte
het te ontkomen, de overige drie,
thans terechtstaand, werden ge
grepen. Door Bouma en Wesselsz
werd met revolvers op de agenten
geschoten de kogels troffen ech
ter geen doel. Bij beklaagden zijn
plakzegels en kwitantie-zegels ge
vonden, ontvreemd uit de kan
toorlessenaars.
In deze zaak zijn 29 getuigen ge-
Letteren en Kunst.
Nederlandsche Opera.
Meister sing er.
Dinsdagavond gaf de Ned. Opera ir
den Stadsschouwburg te Amsterdam
hare tweede opvoering van Wagner'?
„Meistersinger". Ook deze mag zees
goed geslaagd heeten. Boven allen ui'
blinken Van der Hoeck en Schulze, dit
respectievelijk Beckmesser en Davic
vertolkten. Orelio gaf een pracbtigei
Hans Sachs, van Duinen een voortref
felijken Pogner te zien en te hooren
De heer Tijssen (Walther) liet voo!
een lichte verkoudheid de toegevend
heid van het publiek inroepen het v/ai
aan ook opmerkelijk hoe hij zijn stem
spaarde. Mevrouw Madier de Montjeau
schijnt de wenken, haar door sommige,
critici na de eerste opvoering gegeven,
niet onopgemerkt te hebben laten voor
bijgaan. Toch blijven haar figuur en
hare manieren niet geschikt voor de
Evapartij. Mej. Lozin gaf ten slotte
eene zeer goede Magdalene. De koren
waren frisch en vast. En nu nog hulde
gebracht aan den leider, aan Peter
Raabe. Is het voor een Viotta moeielijk
om met zijn Wagnervereeniging een
goede „Meistersinger"-opvoering te
leveren, hoeveel inspanning moet dit
dan niet Raabe met de Ned. Opera
kosten I
Het orkest, vooral het koper, bleek
soms te sterk. Alles klonk echter zuiver
en beschaafd. Gaarne onderschrijf ik
het oordeel van degenen, die beweren
dat het decoratief van „Sachs" Werk-
statt" dat van de Wagnervereeniging
overtreft.
Na de voorstelling gejuich 1 Raabe
op het tooneel geroepen. Kransen en
bloemstukken I Ook Orelio en Tijssen
werden bedacht. Onder het hoerah-
geroep van het publiek valt het scherm
voor goed. Niemand erzuime „Meis
tersinger" te gaan hooren en zien.
H. F.
Peter Benoit.
Peter Benoit is ernstig ziek. De ge-
neesheeren moeten verklaard hebben
dat, wanneer hij beter mocht worden,
hij toch niet meer zal kunnen werken.
Uit de Arbeiderswereld
BINNENLAND.
Op het naar Amsterdam geseinde
verzoek aan den „A N. D. B." om me
de te doen aan de Antwerpsche sta
king voor den achtuurs-werkdag, is
volgens het „Handelsblad van Antwer
pen" het volgende antwoord ontvan
gen
„l'haus staken is onmogelijk. Slaagt
gij echter, dan zullen wij den dag na
uwe overwinning met alle kracht den
strijd voor het zelfde doel aanbinden".
Vervolg Stadsnieuws.
Door den Burgemeester dezer ge
meente zijn benoemd tot agenten van
politie 3e klasse H. F. Gottmer, W.
Veldhuizen en Sj. Gras.
Vanwege het Ministerie van Water
staat, Handel en Nijverheid werd he
den aan het gebouw van het Prov. Be
stuur alhier aanbesteed
lo. De voorziening der boorden van
bet Noordhollandsch Kanaal in vier
perceelen.
Ramingle perceel f 4000, 2e per
ceel 10,000, 3e perceel 10.000, 4e per
ceel f 8000. Massa der 4 perceelen
32.000.
Voor het le perceel kwamen 6 in-
sclirijvingsbiljetten in waarvan dat
van H. Dinkla, te Euiksloot het laagst,
3301.
Voor het 2e perceel 7 biljetten cn was
dat van H. Dinkla te Buiksloot het
laagst, voor 8419.
Voor het 3e perceel 5 biljetten waar
van dat van H. Dinkla te Buiksloot het
laagst voor 9237.
Voor het 4e perceel kwamen 9 biljet
ten in en was dat van A Bos te Helder
het laagst, voor 7172.
Voor de 4 porceelen tezamen, 4 bil
jetten en was dat van H. Dinkla te
Buiksloot het laagst, voor 28,320.
2o. Het driejarig onderhoud van de
werken der Rijks-zeehaven het Nieu-
wediep, provincie Noord-Holland, ge
durende de jaren 19011903. Raming
28.400 per jaar.
Van de 10 hiervoor ingekomen in
schrijvingsbiljetten was dat van D. de
Vries te Den Helder het laagst, voor
f 26.840 per jaar.
Hedenmorgen werd door de Ge
nie alhier aanbesteed: Het leveren
van de meubelen voor de forten
benoorden cn bezuiden Spaarndam
bij Penningsveer, bij de Liebrug
en bij Vijfhuizen. Raming f 12.200.
Ingekomen waren 24 biljetten.
Hoogste inschrijver was de heer
W. v. Dijk te Utrecht voor 12.250,
laagste inschrijvers waren de hee-