DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Bekende 5tadgenooterj. Soldatenleven, KRONIEK. A_."ALj -x <5 \V^ AA'. T T L Haarlemmer Halletjes. No. 8. Zaterdag 27 October. 1900 Nleest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. Mr. H. Pli. Pi: KAMER. NIEUWE REEKS, Mr. H. Ph. de Kanter. Meester Hubert Philippus de Kanier, wiens portret wij hierbo ven afdrukken, is in het jaar 1844 in den Briel geboren. Jarenlang vervulde hij daar tal van betrek kingen, todat hij zich etteliike ja ren geleden te Haarlem vestigde en zich hier associeerde met Mr. de Haan Hugenholtz. In de eerste jaren van zijn ver blijf hier was Mr. de Kanter ka merlid voor Bergum, een zeer ge vaarlijk district voor de liberale partij evenwel, zoodat zijn partijge- nootèn bij cle algemeene verkiezin gen in 1895 hem de overwinning niet konden bezorgen. Intusschen behoefde zijn uittreden uit de Ka mer hem waarlijk niet tot werk loosheid te dwingen. Buiten zijn drukke praktijk werkte hij met ambitie in vereenigingen en ge nootschappen van zeer verschillen den aard. In de afd. Haarlem van den Nederl. Protestantenbond be kleedt hij verschillende functiën als adviseur van den Particulieren Arbeidsraad heeft hijvele goede diensten bewezen en sedert enkele jaren maekt hij deel uit van ons Provinciaal Bestuur. Tal van koop lieden en neringdoenden komen met hem in aanraking als advi seur van de Haarlemsche Handels vereniging. Sedert iaren is hij directeur eener Onderlinge Land bouw Verzekering-Maatschappij te Haarlem. Mr. de Kanter bezit een dubbele gave hij is een uitstekend spre ker. die het geheim kent om zijn auditorium te boeien en een ver dienstelijk stylist. Het is merk waardig om te zien. hoe snel en duidelijk hij zijn denkbeelden zoo wel onder woorden als op schrift weet te brengen en het is dan ook wel waarschijnlijk, dat zijne vrien den en medestanders het volgende jaar bij cle algemeene verkiezin gen zullen trachten hem weder een zetel in de Kamer te bezorgen. door JAN KUCH. V. De avoncl gaat zich leggen over de hei, die in purperen gloed staat door het laaiende vuur in het Westen. De geluiden worden schaarscher. en daar door elk op zichzelf meer gepronon ceerd, sprekender, maar eenzamer. De gemoedelijkheid van na-het-eten en de vertrouwelijkheid van den avond ma ken ons gezellig, doen ons het pijpje stoppen, en den stok, dien even trou wen kameraad van den soldaat-in liet- kamp. opnemen, 0111 langzaam en ge moedelijk, zoo makkelijk mogelijk in de kleeren, het kalotje achter op het hoofd, naar de cantincs en de volks tenten te kuieren, waar vroolijkheid en licht en makkers te vinden zijn. Anderen loopen daarentegen een eindje uit de drukte en liggen aan den rand van het kamp op den huik, sta ren in de wazige verten, in de schadu wen die meer en meer aanrukken over de wijde vlakte, naar de zilverbeprikte lucht, denken aan het sweet-home, en nog meer zoetheid" die achtergelaten werd. Is het gezelschap voltallig, en dat wil na de afschaffing van de plaatsvervan ging nog wel eens gebeuren, dan wordt er ,,een boom opgezet", dan wordt er gephilosopheerd en gehekeld, worden de vraagstukken van den dag aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. Maar als er een trein voorbijraast in de richting van hun thuis, dan houden zij even op, geven eenstillen groet mee en kijken hem peinzend na, tot het roode licht op den achtersten wagen, schielijk en slingerend verdwenen is. Bij de tenten schatert blij de onbe zorgde, jonge vroolijkheid. alsof het kermis was. In de groote tent zitten bij het gedempte licht der petroleumlam pen de jongens bij elkaar, om de hou ten tafeltjes. Maar de meeste lui ver dringen zich om de pianino. Ais je in het kamp de gamma van c kent, dan hen je al een heele piet, je doet opgeld. Dito, dito, als jc je de weelde van een voordracht-uit-je-hoofd kan permit- teeren, of als je zoo vrij bent een licht heldentenortje te bezitten. Verschil lende manschappen geven zangstukjes en voordrachten ten beste,en de pianino ijverig bijgestaan door een viool, bege leid ze met kracht en gevoel. Zie ze zich nu verdringen om den speler, het- is of ze bang zijn dat de af stand van de toetsen tot hun ooren te groot is, dat er te veel muziek zal ver loren gaan op dien weg, of dat ze hem gevangen willen houden. Ze hangen op en over hem heen, beletten haast wat ze zoo dolgraag hooren, tot de speler met een forsche ellebogenbewc- ging den kring der dankbaren wat wij der maakt. Verdei'op daar huppelen ook jolige toontjes. In de muziektent die scherp en hard gegrift staat tegen den hellen avondhemel, wordt ijverig geblazen, liet liedje van den tentcommandanT, die dronken was, doet voor de zooveel- ste maal opgeld, en hij den Ivronings- marsch maken er een paar dansbewe gingen, niet een vlugheid, een veer kracht, of ze zoo pas ten bedde waren uitgerezen. Meer en meer geeft de dag zich ge wonnen, het licht der blozende lam pions aan de muziektent begint in kracht toe te nemen, de warme kleu ren spreken intiem. Daar vlamt een vuurtje in een kuil. Zwarte figuren zijn er omheen gele gerd. Nu worden er takken opgegooid, de vonken dwarrelen als vuurvliegjes op, koper-rood zijn de gezichten. De manschappen piepen aardappeltjes en kletsen onderwijl pleizierig. Voor vandaag hebben de tentjes met. fi-uit en de biertentjes zoo wat afge daan. De maag kreeg wat ze hebben wilde. De conversatie wordt echter al drukker. De stugge boeren en stijve boerinnen uit de omstreken, die niet konden nalaten even naar liet kamp te komen, worden wat toeschietelij ker, ontdooien wat. Geen oogenblik vermindert de gezelligheid, want de bezoekers trekken weg naar de kam pen der andere regimenten, zoodra het hun hier niet meer bevalt:, en an deren nemen hun plaats in. Men is in het kamp niet zoo complimenteus als in uw salon, mevrouw! Een lawaaierig kanonschot vervult hier de plaats van het klokje van ge hoorzaamheid. Om negen uur buldert, het ons toe dat de tijd van scheiden daar is, dat wij onze lange veeren moeten opzoeken. Wij stommelen in het donker rond, vallend over de onef fenheden, nu en dan verzeilend in een verkeerde compagniestraat, tot wij eindelijk en ten laatste onze eigen tent wfetervinden. Je kan er geen lfand voor oogen zien, want in de tenten mag geen licht branden, maar uit het zachte gepraat en het ijverige ge snork blijkt, dat er al verscheidene slaapkameraden zijn gearriveerd. Een, twee, drie, stappen we heen over de halve baan, die in het open vak bij wijze van tochtscherm is gespannen, geven hier en daar een tentgenoot on bewust een fikschen lendeirap, en val len ten slotte op het gevoel af neer in den sector van den tentcirkel, die ons als slaapgebied is aangewezen. Spoedig druilen wij in en hooren nog maar flauwtjes hoe onze tentcom- mandant, in antwoord op de vraag van den sergeant van de week, die rondgaat om te zien of een elk binnen is,alles present" slaperig terugschort. Dan droomen wij weldra gelukkig en onbezorgd in, in slaap gezongen door den nachtwind, die in de strui ken schuifelt. Alleen de schildwachten waken, onder de groote, stille sterren. Majesteitsschennis. Dan moesten zo dat eens lezen. Turkije en de hervormingsbeweging. Ken rare Xederlandsclie Leeuw. Een miserabele souverein. Een groot martelaar. Men is in Duitschland weer doende met de processen wegens majesteits schennis. Bekend vooral uit de laat ste dagen is het proces tegen Maximi- liaan Harden, hoofdredacteur van de „Zukunft". welk proces „om orde-ver storing te voorkomen", in t duister werd gehouden, met gesloten deuren. Wonderlijk, dat men om de ..majes teit hoog te houden", in Duitschland zooveel kracht en geweld, zooveel dwang en „prtiglerei" gebruiken moet. Begrijpt men dan niet. dat in Duitsch- j land, waar, naar ik mij wel eens heb I laten vertellen, het ophouden van den I hoed voor het beeld van den Keizer strafbaar is, door al dat onzinnige ge doe die hoogheid een spot wordt. „Punch" zou als Duitsch blad zeker met 't grappige stukje hebben moge pu- bliceeren. dat in het laatste nummer als autobiographic, eigen-levens-be schrijving van den Emir van Afgha nistan te lezen is, en dat ik voor de aardigheid wil invlechten: „Sinds ik geboren ben heb ik ge voeld, dat ik niet was als andere tnen- schen. Iets fluisterde mij toe, dat ik grooter was en beter, en meer in staat tot edele daden, dan de souvereinen die op lage tronen zetelen. Men heeft mij eens gevraagd, hoe ik nog tijd vond mijn troepen te inspecteeren, speeches te houden, drama's en ge dichten te maken, allegorische pren ten te teekenen, te schieten, admiraal te spelen, van uniform te veranderen, voor fotografen ie poseeren. staats stukken te schrijven, mijn rijk tot in do kleinste uithoeken te regeeren en in mijn gezin grappen te maken. „Wat mijn uniformen betreft, ik behoef maar op een knopje te drukken en ze vallen neer. Ik kan me daar soms een uur lang mee amuseeren. En het is heelemaal verkeerd te den ken dat iemand me helpt bij mijn ge dichten en prenten. Ik zal eens iets aanhalen uit een van mijn honderd beste verzen: Der Deutsche Kaiser! hoch! hoch! hoch! Und hoch! hoch! hoch! der Deutsche Kaiser. Eerste Hollandsche Ambulance te Nooit-Gedacht. rf-P'. - Het is een zeer eigenaardige afbeel ding, die wij. dank zij de welwillend heid van het hoofdcomité van het Roo de Kruis te 's-Gravenhage, hierbij onzen lezers aanbieden, een copie n.l. van een poüoodteekening, door P. C. Leonhard te Nooit-Gedacht gemaakt. De heer Leonhard is lid van de Hol landsche ambulance, onder leiding van di\ Mac Leod, de eenige ambulance waarover de Boeren nog te beschikken hebben, nadat de humane Engelschen de overige hadden geconfisqueerd en de doktoren verbannen of gevangen genomen. Men ziet de geheele ambulance staan in een bergkom, de cijfers wijzen de beteekenis van elk stuk afzonderlijk aan. Op den achtergrond, het kleine ge- I houwtje 1 is het station Noóit-Gedacht, van den spoorweg PretoriaLourengo Marquez, het eerste station voorbij j Waterval-Onder. I Van deir spoortrein is 2 de waggon voor verbandmiddelen, 3 en 4 tot ber ging van levensmiddelen, 5 voor de goederen der patiënten, 6 en 7 zijn zie- kenwaggons, de eerste voor gewonde Boeren, de tweede voor gewonde En gelschen, 8 en 9 zijn woonwagens voor het personeel, 10 is de keukenwagen, 11 is een wagen voor levensmiddelen, 12 ten slotte een waterwagen. Daarvoor staan drie groote, groene tenten 13, 14 en 15, zij dienen voor de opneming van gewonde Boeren (14) en Engelschen (13 en 15). De groote tent 16 dient voor operation bij de polikli niek. 17 voor besmettelijke zieken, IS en 20 zijn weer tenten voor gewonde Engelschen, 19 voor gewonde Boeren, j 21 en 22 Zijn bij het personeel in ge bruik, 23 is een informatiebuerau. Wat meer naar voren 24, 25 en 26, zijn tenten voor gevluchte kolonie-Boe ren met hun families de hokken 27 en 28 rechts zijn veldkeukens en de holen -'9. 30 en 31 zijn kafferwoningen. Het is een interessante plaat, die meer dan boekdeelen spreekt voor het weinig comfortabel, soms kommervol leven, dat de leden der ambulance te voeren hebben. Een Zaterdagavondpraatje. De he eren Johannes Klein, Jo- han Winkler, Dr. Herman Diede- ric Tjeenk Willink en Dr. Jan Nieuwenhuijzen Kruseman hebben aan hunne collega's Raadsleden voorgesteld, het fransche woord abattoir door het nederlandsche „slachthuis" te vervangen. Ik noem daarbij opzettelijk hunne voornamen om te doen zien, dat zij het recht hebben om aldus op taalzuivering aan te dringen. Het kan wel haast niet Nederlandscher dan drie Jannen en een Herman. Bij een voorstel als dit behoort men zelf in zijn naam van vreem de smetten volkomen vrij te we zen. Was dit zelfde voorstel ge daan door een Henri of een Jac ques, dan zou ik zeggen ..genees meester. genees u zeiven Hieruit blijkt al dadelijk, dat ik met het voorstel zelf ben ingeno men. Het denkbeeld is een bewijs, dat men van fransche geur afkeerig wezen en toch gezonde gedachten hebben kan. Slachthuis verstaat iedereen en kunnen cle meesten ook wel zonder fouten schrijven abattoir is een vreemd woord, dat nog vreemder wordt neergeschre ven. De voorgestelde verandering mag ons dus niet onverschillig la ten. De eenigen, die zich er niets van behoeven aan te trekken, zijn cle koeien, schapen, varkens en andere eetbare medeschepselen, die in het slachthuis terecht zul len komen. Men kan het hun niet kwalijk nemen, dat zij er koud on der blijven, of zij worden doodge maakt en in stukken gesneden in een abattoir, dan wel in een slacht huis. De naamverandering is dan ook alleen ten onzen menschelij- ken pleziere. Ik gevoel, met de drie Jannen en een Herman, een soort van aangename kriebeling van mijn nationalen trots, ik be doel van mijn volkstrots, dat het hollandsche. vee niet langer in het fransche abattoir, maar in het hol landsche slachthuis voor ons aller consumptie, ik bedoel ter onzer verorbering, geschikt zal worden gemaakt. Maar er is nog iets anders. Hoe ik bij de behandeling van deze mate rie, ik wil zeggen van dit onder werp, ook doordrongen ben van het besef, dat liet hollandsch door ons Nederlanders altijd op den voorgrond moet worden gehouden, zoo constateer ik (verklaar ik) dat het heel moeilijk is om buiten de fransche woorden te blijven. Ik sprak in de eerste regels al van collega's, wat natuurlijk ook een taalzonde is. Ik wil maar zeggen, dat wanneer de vier Raadsleden eenmaal den strijd aanbinden tegen fransche en andere vreemde woorden, zij nog heel wat te doen kunnen krij gen. al was het alleen maar op het stadhuis. Een goede dosis taal pu risme, och ik wil zeggen een goede I hoeveelheid taalzuivering, zou daar j goed doen. Ik inviteer de vier voor stellers dat wil zeggen ik noodig hen uit, met mij eens het stadhuis binnen te gaan en ik mag mij die vrijheid wel aanmatigen omdat ik ook op den eenvoucligen neder- landschen naam van Jan antwoord en dus. uit een taalkundig oog punt, volkomen bij "t gezelschap behoor. Gaan we door het portaal, dan I komen we door een port e-b r i- s e en vandaar in de v e s t i b u- 1 e waar we den concierge ontmoeten. Gelukkig maar, dat de man den echt nederlandschen naam van Schipper draagt. We i zijn vlak bij de S e c r e t a r i e. In de verschillende lokalen hou den een aantal a. d j u n c t-c o m- miezen en commiezen ver- blijf, waarvan verschillende chef zijn van een afdeeling. Ijverig zit ten ze op hunne Bureaux te werken, ongetwijfeld zeer ten ge- noege van den Secretaris. Begeven we ons naar boven. Op de trap ontmoeten we den com mies-redacteur met een p o r- tefeuille onder den' arm en gaan langs de burgemeesterskamer zoo dat we de zwart bestoven marme ren b u s.t- e van onze Koningin nog eens in 't oog krijgen. Het doel van onze wandeling is nu de Raadszaal. Aandachtig zien we naar de keurige balustrade, naar de kleurige c onsoles van de zware zolderbalken. Achter den stoel van den voorzitter op het p o- diumofplatform waar de ze tels van het dagelijksch bestuur zijn geplaatst, hangt een t h e r m o- mete r, wat geen luxe is in deze raadszaal, die hoe zorgvuldig ook de ventilatie er is aange bracht, toch, gewoonlijk duf en benauwd is, zoo zelfs dat er sprake is van een andere gelegenheid op te zoeken. Zelfs de verlichting is er nog primitief. Toen er Woensdagavond zitting werd ge houden, brandden er 21 vrije gas vlammen en moesten de ambtena ren van het stadhuis evenals de verslaggevers zich met kaarsen op kandelaars behelpen. De tafel daar in 't midden is voor 't stembureau...', maar ik schei er mee uit en dank mijn geacht gezelschap voor zijne tegen woordigheid. De heeren zijn er, voor zoover ze dat al niet waren, zeker nu wel van doordrongen dat wanneer er eenmaal aan 't verhol- landschen wordt begonnen, de taak tot in het oneindige kan wor den voortgezet en dat juist de „stad huiswoorden" een flinken opfris- scher hoog noodig hebben. Dit gezellige werkje zij aan alle Jannen. Pieten Ivlaazen en Kee- zen in den Raad vriendelijk aan bevolen. En nu ik het toch heb over na men en woorden, kan ik meteen de aandacht wel vestigen op het I verzoek van de Binncnlandsche Exploitatie-Maatschappij om nieu- we namen voor haar kwartier tus- schen den Schotersingel en de j Kleverlaan. In. 't voorbijgaan ge- zegd zou ik moeilijk een neder- landsch woord voor „exploitatie" weten te vinden het zou kunnen worden omschreven door de uit drukking ..koop en verkoop". Maai* verbeeld u wat een naam dat worden zou „Binnenlandsehe j koop- en verkoop-maatschappij Onder hen die namen aan de hand hebben gedaan behoort ook de heer J. Craandijk, die zonder twijfel op dit gebied een auto daar wou ik zoo waar weer een fransche uitdrukking gebruiken ik wil zeggen „een gezaghebbend man" is. De heer Craandijk geeft I in bedenking den naam Cleverpark te behouden en hoewel dat idéé I volkomen logisch is och ik wil zeggen, dat het denkbeeld volko men in de lijn ligt, zou ik een per- soonbik bezwaar hebben tegen dien naam. Hij zou namelijk her inneringen opwekken aan de duit- sche stad C.leve of zooals wij het woord schrijven Kleef en behalve dat dit ook niet hollandsch is. vind ik bovendien Kleef zoo n vervelend en onaangenaam oord. dat ze er mij van mijn leven niet weer heen krijgen of liet moest wezen om er een erfenis te -gaan halen. Ik zie mij helaas nog, opklauterende te gen de hooge straten, terwijl het vuile huishoudwatei* van de heele stad langs me heenstroomde in open goten, de vuile huizen, het duitsche pension waar je rare, duitsche, zware kost at midden in den zomer, op een uur dat je niet gewoon wasbrrr, mij snappen ze er niet weer en wie er nog niet geweest mocht zijn raad ik in ge- moede aan: „blijf er vandaan en ga liever naar Nijmegen of Arn hem daar is het veel mooier en de reis erheen is ook nog goed- kooper." Want op een zuinigje leggen we het toch maar liefst aan in deze dure tijden van kostbare steenkool, rijkswetten, petroleum en plaatse lijke belasting. Wie schrijft eens met mij den „Lof der Zuinigheid?" Maar hij ga niet ter school bij den penningmeester van een welbe kende vereeniging hier, die deze kostelijke eigenschap overdreef. Do vereeniging namelijk had een nieuw reglement gemaakt en doen drukken en eerst veel later bemerk te het bestuur bij toeval, dat de penningmeester na de invoering van het nieuwe reglement, kalmp jes was voortgegaan njeuwe leden een exemplaar van het oude !ien cents thuis te sturen „Ze moesten toch op vond hij. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 5