kar, Oskar, onze voorvaderen zien
jen Hemel op je neer en verheugen
over de eer, die jij onzen naam
doet. In de laatste zeven-en-zeven
jaar heeft geen Sabelschild het ver-
gebracht daii tot kapitein, predi-
t of assessor; alleen jij bent Majoor
orden! Moge God je deze eer nog
l doen genieten. En om je te béwij-
Oskar hoezeer je geluk je oude
ler Aurelia verheugt, heb je hier
honderd kronen voor een rijpaard."
ij had onder het spreken zenuw-
tig in haar pompadour gezocht en
welijks had zij uitgesproken, of
gelaat van den Majoor betrok en
het de armen langs het lijf slap
gen.
[)e Hemel sta mij bij." riep hij uit,
j moet ik paardrijden! Daar had ik
nog niet aan gedacht, lieve
Iapa gaat rijden! Papa gaat rij-
We krijgen een huhu! Hoera!"
n de kleine Sabelschildjes en zij
iten vn vreugde door de kamer,
e duivel hale mijn heele benoe-
tot Majoor! Je zult het zien: het
n wordt mijn ongluk!"
nzin, Oskar; dat moeten ale Ma-
tocli wel, en jij kunt het ook
je niet meer, hoe je op papa's
ka naar Lena's bruiloft bent ge-
en dat is nog geen veertig jaai
en," zei tante Aurelia.
Majoor loosde- een zucht van be
ing, bedankte zijne zuster voor
geschenk in geld, droomde alle
ten, dat hij met gebroken armen
eenen in een kuil lag, en las uit
gezangboek de gebeden der stèr
hardop en met groote innig-
i voor.
,'h maand later reisde de Majoor,
jeztld van zijne dochter Gabrielle
et de driehonderd kronen van tan-
jirelia, naar de paardenmarkt in
om daar een strijdros te koo-
trielle had in opdracht er op te
dat haar vader zich niet een al
ig paard liet aanpraten, dat door
vermoedigen aard de familie Sa
ïild van haren steun en het rege-
van zijn Majoor zou kunnen be
ep
eenig zoeken vond men een
1, dat goed van grootte en tame-
nager was, maar dat er zoo mak
uitzag, dat men zou
en denken, dat het in een pasto-
as opgevoed. Het paard was tien
oud en moest driehonderd kro
osten, wat zeer aangenaam over-
ïmde met tante Aurelia's ge-
k.
l raadpleegde een veearts. Zulke
:hen plegen evenwel nog al veel
5 te hebben, zoodat onze lieve
het hun met de paarden nooit
|den zin kan maken.
paardendokter zcide dus: ..Het
I is ten eerst niet tien, maar min-
veertien jaar oud: ten tweede
het twe groote peesknoopen aan
chtervoorbeen; ten derde is het
en ten vierde is het een echte
ibijter. Overigens is het vrij van
eken."
paard werd dus gekocht, bene-
>en zadel en het noodige tuig, en
ei stond het strijdros in den stal
'et logement, waar het door Ga-
cp met suiker, wortelen en witte-
werd gevoederd.
Majoor ging den volgendén mor-
e( lar de kazerne en had het genoe-
ljclaar eenige oude kameraden uit
cadettentijd te ontmoeten, die
>t een dejeuner uitnoodigden. De
en de champagne brachten bi]
Iajoor eene merkwaardige ver
andering te weeg. De Majoor zong cou
pletten uit ..Het leven te Parijs", wilds
Gabrielle op punch trakteeren en
kneep het kamermeisje in de wangen.
Ja, terwijl hij anders met vreezen en
beven het oogenblik tegemoet zag,
waarop hij op zijn strijdros aan het
hoofd van zijn bataljon- zou moeten
uittrekken, werd hij nu zoo moedig,
dat hij onmiddellijk wilde gaan rij
den
Gabrielle barstte van angst in tranen
uit. Lieve, beste papa, rijd toch niet
op het paard, eer wij thuis zijn."
smeekte zij. ..Mama moet er bij zijn,
zoodat zij het kan vasthouden als het
wild wordt."
„Lieve kind." antwoordde Majoor
Sabelschild met waardigen ernst, „een
soldaat moet boven alles het gevaar
rustig onder de oogen zien. Als het
beest weerspannig is, zal ik het met
Gods hulp toch wel temmen. Ween
dus niet meer, mijn kind; ik heb al een
rijbroek en sporen gekocht en zal in
elk geval vandaag nog gaan rijden."
Gabrielle wilde er geen getuige van
zijn, hoe haar vader onder de hoeven
van het wilde paard zou worden ver
trapt. In hare kamer in het logement
lag zij op hare knieën en smeekte zij
den Hemel haren vader op zijn vree-
selijken rit te beschermen.
Het geheele dienstpersoneel van het
hotel hielp den Majoor. Een hield den
rechter-, een ander den linker stijgbeu
gel vast. een derde had de teugels en
de sterksten maakten zich meester
van de beenen van den Majoor, om
hem met een krachtigen ruk in het
zadel te helpen..
Het paard was werkelijk een voor
treffelijk dier. Het wandelde gemoede
lijk door de hoofdstraat en liep zoo be
daard als de duivel in de lijkstaatsie
van zijne eigen grootmoeder. Eens
klaps echter bleef het voor de deur van
een groot huis staan en liet zich niet
bewegen verder te gaan. De Majcor
sloeg het met zijn rijzweep, maar het
paard draaide enkel zijn hoofd om
en zag hem verwijtend aan.
De Majoor riep aflle hoogwaardig-
h6idsbekleeders uit de hel ter hulp,
maar het beest schudde slechts afkeu
rend de manen.
Eindelij kwam er een keurig dienst
meisje uit het huis en zeide: ..Mijn
heer de Staatsraad is niet thuis."
Nauwelijks was het meisje verdwe
nen, of het paard zette vrijwillig zijn
wandeltocht voort. Het luisterde daar
bij volstrekt niet naar den teugel,
maar ging zijn eigen weg en bleef
spoedig voor een- ander huis stilstaan.
Er had eeii tweede onderhoud tusschèn
ros en'ruiter plaats, en de Majoor riep
.weder alle helsche potentaten aan.
maar niet den zelfden uitslag. Met
paard bewoog zich niet van zijne
plaats, voordat een der dienstboden
uit het huis verschenen was en gezegd
had: „Mijnheer de gewestelijke bevel
hebber is eerst om twee uur te spre
ken." Na dit antwoord begaf het paard
j zich weder op weg.
De Majoor wilde nu naar zijn loge-
J ment terugkeeren, maar zijn paard
was het volstrekt niet met hem eens.
Hij handelde klaarblijkelijk naar gen
weloverlegd plan. en de Majoor moest
er eindelijk in berusten aan het beest
de liding over te laten
Zij hielden achtereenvolgens voor
acht-en-twintig huizen stil. Telkens
ging liet paard n'iet verder, voordat
iemand uit het huis kwam om met
den Majoor te spreken. Na het acht
en twintigste- huis evenwel sloeg het
linksaf en snelde in vluggen draf de
stadspoort uit.
„Houd dat paard vast! Ik wil naar
mijn logement!" brulde de Majoor.
Het onwaardeerbare nut der Rönt
genstralen op het gebied der chirurgie,
die tijdens de nu woedende oorlogen in
Zuid-Afrika en China van actueel be
lang is, heeft voor eenigen tijd tot de
samenstelling van een uiterst vernuft
tig apparaat geleid, dat dient om bij
schotwonden aan het hoofd, de plaats
van het ingedrongen projectiel met
groote zekerheid vast te stellen. Men
begrijpt dat dit vooral bij wonden als
deze van het grootste belang is, daar
de' operatie dan alle gevaar verliest.
Men kan zich nu tot een kleine opper
vlakte bepalen en den kogel wordt lansg
den kortsten weg verwijderd.
Een dergelijk apparaat werd door
een zekeren heer Contremoulins van
FRITS REUTER.
IDE IOG-ELZOEIEE.
de medische faculteit te Parijs uitge-
i vonden en saamgesteld, en werd bij
omschreven operaties met uitstekend
gevolg aangewend. In onze plaat is
rechts het gebruik van het apparaat
bij een verwonde weergegeven, en
links is in een détailteekening een ver
klaring van het apparaat gegeven.
Het wordt, gelijk is aangegeven, op
het hoofd van den persoon gezet, die
de operatie moet ondergaan. Aan de
eene zijde zijn twee verbeterde Rönt-
gen-buizen (c en c), die op zekeren af
stand van elkaar staan, aangebracht.
Daartegenover bevindt zich in een zij
wand (p), een droge plaat (photogra-
phie-plaat). Natuurlijk is alles stevig
aan elkaar en aan het hoofd van den
man bevestigd, zoodat het er als 't
ware één deel mede uitmaakt. Nu
wordt eerst met het eene, dan met het
i andere Röntgen-buisje door den sche-
del gelicht, waardoor tweemaal een
1 opname wordt gedaan van den kogel,
i Het snijpunt van de verbindingslijnen
tusschen de Röntgen-buisjes en de ko-
Igelphotographie levert de juiste plaats
1 van het projectiel in het hoofd,
t Later wordt door een zeer mooi ge-
vonden en nauwkeurig saamgesteld ap-
I paraat zelfs opgenomen hoe diep de
kogel zit. De taak van den chirurg is
I dus veel vergemakkelijkt, en zonder
I onnoodige kwellink kan hij zijn werk
I doen.
an
°i
ten
>ijr
-
t Zl
de verlovng onzer Koningin
hertog uit het land van Fritz
rad' worden de verhalen van den
enpelijken, goedlachsclien, frisch-
ze gen novellist en dichter, weer
Eigen, zijn stukken voor 't voet-
jpopracht.
I ifl Brasig hebben we gezien en
d in zijn pat-duitsch, zijn oud-
j,efjk Mecklenburgsch, en we heb-
genoten van zijn goedaardi-
toejunor, die zoo frisch doet, zoo
stof en sympathiek.
ie jiebben weer eens gebladerd in
l g£amellen" en guitige stukjes ge-
Hls „Woans ick tau 'ne Fi*u kam"
scyoten van „Ut den Franzontid"
re* mine Festungtid." En wie, die
dagen zich weer eens in Fritz
en verdiept, heeft niet „Dörch-
chtpg" opnieuw gelezen, dat gees-
n ^ondeugende boek, dat in onze
der den naam „Zijn Doorluch-
je" zulk een welverdiende repu-
jniet.
geven hierbij onzen lezers het
van den schrijver van al dien
iclijken humor van Fritz Reu-
t 7 November 1S10 te Stavenha
gen in Mecklenburg geboren werd, te
Rostock in Jena in de rechten studeer
de', in 1833 wegens het deelnemen aan
woelige studentenvereenigingen te Ber
lijn in hechtenis genomen en ter dood
veroordeeld werd, welk vonnis echter
in 30-jarige vestingstraf veranderde.
Na vier jaar werd hij aan Mecklen
burg uitgeleverd en aldaar te Dömitz
gevangen 'gehouden tot 1840. Toen
kreeg hij, tengevolge der Pruisische
amnestie, zijn vrijheid terug. Tot 1850
bleef hij te Stavenhagen het erfgoed
van zijn vader bebouwen, vestigde zich
te Neubrandenburg; daarna, in 1864.
trok hij naar Eisenach, waar hij 12
Juli 1874 overleed.
In het land van zijn geboorte, onder
het gemoedelijke volk, wa'arvan hij
evenzeer de' typeering was als de ka
rakters in zijn werken, zal hij blijven
voortleven als de volksdichter, de
volksschrijver bij uitnemendheid, die
het juiste beeld van zijn volk deed
leven in zijn schrifturen.
Maar de mensclien langs den weg ke-1
ken lachend naar hem en in een oog-J
wenk waren paard en ruiter verdwe
nen.
Eerst verscheidene uren daarna i
kwam de Majoor terug op een wagen,
waaraau van achteren zijn paard vast-
gebonden was. Gabrielle vloog haren
vader om den hals, terwijl zij uitriep:
Lieve papa, leeft u werkelijk nog?"
„Natuurlijk leef ik nog, maar ik heb
het paard van een melkboer gekocht,"
zeide de vertoornde en verontwaardigde
Majoor.
Nadat zijn eerste vreeselijke woede
bedaard was, besloot hij evenwel
grootmoedig te zijn. Het paardje was
overigens mak en zachtmoedig en deed
geen pogingen om zijn berijder af te
werpen. Zijne vroegere loopbaan als
melkpaard zou het in een andere stad
niet hinderen, waar zijn vorige eige
naar geen melkklanten had. Bij den
Majoor thuis werd het dan ook de lie
veling van het geheele gezin. Het liep
vrij op het erf rond en de kinderen lie
ten het uit de hand eten. Bovendien
liet het goede beest neit alleen den
Majoor, maar ook de kinderen op zijn 1
rug zitten, en omdat het hier geen her
inneringen aan de melkklanten uit de
stad had, ging het steeds volgzaam
mede, waarheen men maar wilde.
In den herfst haddn de manoeuvres
plaats. Het paard was dik en vet, de
Majoor had eene nieuwe' uniform laten
maken en beide schitterden als een
paar pas gepoetste ketels in de zon.
Alles ging naar behooren, tot aan het
oogenblik, dat het regiment zou uit-
rukkein. Toen de soldaten marsch-
vaardig in het gelid stonden en de ko
lonel, de luitenant-kolonel en al de be
reden officieren, waaronder ook ma
joor Von Sabelschild, te paard zaten,
begon de stafmuziek den vroolijken
marsch: „Du bist verrückt, mein Kind"
te blazen.
Zoodra het paard van de Majoor de
eerste maten gehoord had, legde het
de ooren in den nek, stak het hoofd in
de hoogte, hinnikte vergenoegd, sprong
uit het gelid en draafde naar een plek,
waar het voldoende ruimte had voor de
kunststukjes, waarop het de toeschou
wers wilde vergasten.
Nu begon een onvergelijkelijk grap
pig toonecl. Het paard danste eerst op
de maat van öde muziek, ging toen we
der achteruit en maakte en keurig d'-
filé naar links en rechts, terwijl het
met de beenen zwaaide als eene ballet
danseres.
Daarna ging het op de achterbeenen
staan, balanceerde met de voorpooten
in de lucht, liep eenigen minuten in
Spaanschen draf, verwisselde dien
plotseling met een galop en eindigde
den toer door voor den kolonel neer
te knielen en deemoedig het hoofd --p
den grond te buigen. Daarna danste
het een wals, een galop, een polka,
quadrille en frangaise. liep op de ach
terste beenen voor- en achteruit en
voerde zulke kunststukken uit, dat het
het geheele regiment in vollen ernst
geloofde, dat de Majoor en zijn paard
van den duivel bezeten waren.
Soldaten en ouderofficieren onder
drukten eerst hun gelach, maar toen
zij hun kolonel en zijn adjudant zagen
lachen en bespeurden, dat ook de twee
de Majoor en de overige officieren zich
den buik vasthielden en blauw in het
gelaat waren van het lachen, ging er
een luid gelach op, dat in het nabij-
zijnde bosch weergalmde, terwijl de
ransels op de soldatenruggen op en
neer dansten.
De muziek speelde nog altijd: „Du
bist verrückt, mein Kind," en het
paard danste maar voort en maakte
zulke passen, dat het witte schuim in
het rond vloog. De ongelukkige Ma
joor evenwel, wien de teugels reeds
lang ontglipt waren, hield zich met
beide handen aan de manen vast en
schreeuwde op hartverscheurenden
toon:
„Kolonel, o, kolonel.... ik... ik kan
niet meer!... O, jij Satan,,... vergeef
me... ik zal het nog besterven... houd
me toch vast... prr, prr.... koonel... het
is de duivel!... Help, help!"
De muziek speelde nog altijd: „Du
bist verrückt, mein Kind", en de kolo- j
nel, de officieren, de artsen, de onder
officieren, oppassers, marketentster,
kortom het geheele regiment brulde
van het lachen.
Eindelijk wenkte de kolonel zijn ad
judant, die vroeger bij de huzaren ge
staan had, op de rijschool geweest j
was en voor een paardenkenner van
den eersten rang doorging.
„Luitenant, als gewezen cavaleris; J
kunt u ons misschien wel zeggen, wai
het paard van den Majoor scheelt."
„Kolonel", was het antwoord, ,,naa'
mijn bescheiden meening, moet he
paard in zijn jeugd in een circus gi
weest. zijn, waar 't zijn kunststukki
verrichtte op de melodie, die nu do>
de muziek wordt gespeeld."
„Maar voor den drommel, kape
meester laat de muziek dadelijk o]
houden!" riep de kolonel. „De Majo<
zal het anders besterven."
Nauwelijks hadden de muzikanten
hunne instrumenten van de lippen ge
nomen, of het paard stond stokstil,-
terwijl het zweet langs zijn zijden af
droop.
Majoor Von Sabelschild kreeg een
langdurig verlof, om zich van zijne
dansoefeningen te herstellen, die hij
nog lang daarna in al zijne ledematen
voelde.
Zijn paard evenwel kwam nooit
weer bij de manoeuvres, en wanneer
j er later aan de officierstafel over
paarden in het algemeen en over het
paard van Majoor Von Sabelschild in
het bijzonder gesproken werd, dan zei
men: „Ja, dat was een fameus paard,
maar zijn rijke levensondervinding
maakte liet helaas minder geschikt
voor een( bejaard infanterie- officier
en huisvader."
Koning was. „Maar wat is er aan te
doen?"
„Men moet de brug verkoopen, Ma
jesteit," antwoordde Quevedo, „en voor
de opbrengst van den verkoop een wa
terleiding maken om de rivier van wa
ter te voorzien."
Moederliefde gehuldigd.
Toen onlangs Marconi, de uitvinder
van het telegrapheeren zonder draad,
in New-York vertoefde, werd hem door
de Italiaansche kolonie aldaar een
feestmaal aangeboden. Nadat de ge
bruikelijke toosten waren ingesteld en
met de noodige welsprekendheid waren
beantwoord, werd er op gewezen hoe
Marconi eene van de grootste uitvin
dingen dezer eeuw had gedaan en on-
vergankelijken roem had verworven.
Toen stond de president der tafel op
en zeide te midden van eene plechtige
stilte:
„Alleen door de zelfopofferende lief
de zijner moeder kreeg onze groote
landgenoot de opvoeding en ontwik
keling, die hem in staat hebben gesteld
datgene te doen, waardoor hij zich on
sterfelijk heeft gemaakt. Landgenoo-
ten, ik heb de eer u uit te noodigen dit
glas te ledigen op de moeder van den
vader van de telegraphie zonder draad!
Ook een voorstel.
De Spaansche schijver Quevedo y
Villegas, een tijdgenoot van Philips II,
genoot in hooge mate de gunst van
dien Koning, zoodat hij het wagen
mocht zijn scherpe tong niet in be
dwang te houden.
Toen Quevedo in den zomer van het
jaar 1630 voor het eerst de prachtige
brug te Madrid zag, welke Philips II
daar over de rivier had laten bouwen,
was de bedding der rivier door den
zonnegloed geheel uitgedroogd, zoodat
de kinderen onder de bogen van de
brug konden spelen.
..'t Is toch jammer van het geld, dat
de brug heeft gekost," zei Philips tot
Quevedo. toen deze op audiëntie bij den
Kien vereerend aiüront.
Joseph Haydn, de beroemde compo
nist, kwam eens te Londen in een mu
ziekwinkel en verzocht den winkelier
hem wat goede muziek te laten zien.
„Ik heb de heerlijke muziek van
Haydn," zei de muziekhandelaar.
„Och, neen, die is voor mij niet veel
waard,'" antwoordde de componist, die
zag. dat hij niet werd herkend.
„Wat!" riep de kunsthandelaar, „is
die muziek voor u van weinig waarde?"
,.lk wil die muziek niet hebben,1
antwoordde Haydn kortaf. „Laat mij
wat anders zien." e
„Zoo, wilt gij de muziek van Haydn
niet hebben'? Nu, dan heb ik niets an
ders voor u. Dan wil i k uw klandizie
niet eens hebben."
Met die woorden keerde de veront
waardigde muziekhandelaar Haydn
den rug toe en liet hem staan.
Ondertusschen was er een heer den
winkel binnengekomen, die den com
ponist kende en hem als „Mijnheer
Haydn" begroette.
Bij het hooren van dien naam keek
de kunsthandelaar verschrikt op. Hij
fluisterde den nieuwaangekomene iets
in het oor, waarop deze in een scha
terend gelach uitbarstte.
Nu was de zaak spoedig opgehelderd
en de vurige bewonderaar van Haydn
maakte stotterend verontschuldigingen
over eene lompheid, die de componist
hem onmogelijk kwalijk kon nemen.
De Czar op de tram.
Eens warcni do efficieren van het
garnizoen te St. Petersburg zeer ver
ontwaardigd over het gedrag van een
jongen luitenant, die in een tramwa
gen door de stad had gereden
Zij hielden eene vergadering, waar
zij besloten, dat een officier, die in uni
form plaats nam op een der banken
van een openbaar rijtuig, niet langer
waardig was tot het korps officieren
te behooren, en men gaf het „schurf
tige schaap" te kennen, dat hij zijn
ontslag moest nemen.
Keizer Nicolaas II, die zeer op
eenvoud gesteld is, besloot, toen het
geval hem ter ooren kwam, van deze
gelegenheid gebruik te maken om aan
zijne officieren, wier weelderige le
venswijze {hem sinds lang ergerde,
eens een lesje te geven
Hij stapte in een tramwagen en reed
daarmede naar de kazerne.
„Mijne heeren," zeide hij, „ik heb
gehoord dat het voor ongepast wordi
'gehouden, als een officier gebruik
maakt van de tram. Ik ben per tram
van het paleis hierheen gekomen. Moet
ik nu ook mijn e«utslag nemen?"
Die demonstratie van den Keizer
hielp-. Men liet den trammenden luite
nant verder ongemoeid en nu wordt
ook door vele andere officiereu ge
bruik gemaakt van de tram.
Slapen, en droomen.
De slaap is ni.et ,,xle broeder van den
dood" zooals de oude dichters hem
noemden, maar „de broeder van liet
leven", verzekert prof. Baschide in
de „Naturwissenschaftliche Rund
schau" en hij deelt de uitkomsten me
de van proeven, door hem genomen
op 36 drooiners.
Het waren droomers van allerlei
leeftijd, tusschen 1 en 80 jaar. Sommi
gen sloeg hij den geheelen nacht gade;
anderen een gedeelte van den nacht.
Hij nam elke verandering van het
aangezicht bij hen waar elke bewo
ging, elk woord of geluid en hield van
alles aanteekening. Ook werd de diept*
van den slaap zorgvuldig onderzocht
door de slapers nu en dan te wekken,
maar zonder dat zij wisten, dat dit
met opzet geschiedde.
Zoo kwam de professor tot de vol
gende slotsommen:
lo. Wij droomen al den tijd van on
zen slaap, ook in den diepsten slaap,
dien wij meenen dat „droomloos" is.
2o. Er is een nauw verband tusschen
de diepte van onzen slaap en den aard
onzer droomen. Hoe dieper de slaap is,
des te verder gaat onze herinnering
terug in de voorvallen van het verle
den en ook des te verder wijkt de in
houd van den droom af van de wer
kelijkheid.
In een Jichten slaap daarentegen
heeft het onderwerp van den droom
betrekking op voorvallen en aandoe
ningen van den dag en is het waar
schijnlijk van aard.
3o. Een ziekelijke slaaptoestand (le
thargie) kan. naar 's Hoogleeraar's
oordeel, misschien zonder droomen
zijn.
4o. Menschen, die verzekeren, dat zij
niet droomen, zijn de slachtoffers van
een psychisch zelfbedrog.
5o. Droomen van kalmen aard blij
ven het langst in het geheugen. Hoe
wilder de droom is. des te eerder is hij
vergeten.
Door zijn eigen muziek
overwonnen.
Ernest Blum verhaalt van een grap,
[lie men met Offenbach uithaalde,
toen „La belle Ilélène" voor het eerst
o.u worden opgevoerd. De componist
"was er op gesteld, dat zijn wijsjes
iet bekend zouden worden vóór den
ersten avond en had zijn geheele ge-
elschap vermaand om toch vooral te
'zorgen, dat niemand ze kon hooren;
maar zijn melodieen waren altijd zoo
meesleepend, dat het bijna onmoge
lijk was ze niet te onthouden en te
zingen.
Op zekeren dag zaten Blum en zijne
[vrienden tegenover Offenbach in een
[café, toen een van hen een wijsj^ uit
i„La belle Hélène" begon te neuriën.
„Wie heeft je dat geleerd?" riep Of-
jfenbach woedend uit.
„Niemand," antwoordde Blum, „dat
[ken ik al zoo lang," en al de anderen
gaven toe, dat zij het in hunne jeugd
door hunne kindermeid hadden hoo
ren zingen.
Spoedig daarna begon Albert Wolff,
die ook bij het gezelschap was, een
van de andere aria's te zingen.
„Wat!" riep Offenbach. „Ken je dat
óók al?"
„Wel, dat heb ik zelf gemaakt,"
zeide Wolff.
Toen bespeurde Offenbach dat men
oen loopje met hem nam, en hij vroeg
den naam van den zanger, die hun de
opera voorgezongen had. Zij weiger
den dien te noemen, waarop de com
ponist dreigde, dat hij iedereen van
zijn gezelschap zou beboeten, wanneer
zij hem den schuldige niet aanwezen.
Nu stonden Blum en zijn vrienden
op en begonnen het eerste koor van
het eerste bedrijf te zingen en dreig
den, dat zij, ten aanhoore van het ge
heele café, de finale zouden zingen,
wanneer Offenbach zijne bedreiging
niet introk. De componist die beducht
was voor zijne muziek, gaf nu toe.
overwonnen door de gemakkelijkheid,
waarmede men die muziek kon ont
houden.
Brandnetels als groenten.
Jonge brandnetels, bijv. zes duim
hoog, die nog sappig en malsch zijn.
vormen, als zij gesneden en toebereid
worden als andere groenten, een zeer
smakelijk gerecht. Men verzekert, dat
zij uitstekend geschikt zijn om hét
bloed te zuiveren, vooral in de lente.
Later, wanneer de stengels hard wor
den, zijn zij ongeschikt om als voedsel
te dienen; alleen zoolang zij nog jong
zijn, en dat is juist in een tijd, waarin
de groenten schaarsch zijn, smaken zij
goed. Men kan er een lekker schoteltje
van maken door de gekookte brandne
tels door een zeef te persen en dan met
room te kloppen; maar voor gewone
huishoudens is dit misschien wel wat
te kostbaar.
De handen van Paderewski.
Dikwijls heeft men zich afgevraagd,
hoe pianisten hun handen lenig hou
den. Paderewski, de koning der piano
virtuozen, heeft liet geheim verraden.
„Den avond vóórdat ik spelen moet,"
zoo verhaalt hij, „geef ik mijne handen
aan mijn knecht, en hij wrijft dan
mijne vingers, totdat zij tintelen. Daar
na neemt hij eiken vinger afzonderlijk
en draait en wringt dien in de palm
van zijn hand. altijd naar denzelfden