kar, Oskar, onze voorvaderen zien jen Hemel op je neer en verheugen over de eer, die jij onzen naam doet. In de laatste zeven-en-zeven jaar heeft geen Sabelschild het ver- gebracht daii tot kapitein, predi- t of assessor; alleen jij bent Majoor orden! Moge God je deze eer nog l doen genieten. En om je te béwij- Oskar hoezeer je geluk je oude ler Aurelia verheugt, heb je hier honderd kronen voor een rijpaard." ij had onder het spreken zenuw- tig in haar pompadour gezocht en welijks had zij uitgesproken, of gelaat van den Majoor betrok en het de armen langs het lijf slap gen. [)e Hemel sta mij bij." riep hij uit, j moet ik paardrijden! Daar had ik nog niet aan gedacht, lieve Iapa gaat rijden! Papa gaat rij- We krijgen een huhu! Hoera!" n de kleine Sabelschildjes en zij iten vn vreugde door de kamer, e duivel hale mijn heele benoe- tot Majoor! Je zult het zien: het n wordt mijn ongluk!" nzin, Oskar; dat moeten ale Ma- tocli wel, en jij kunt het ook je niet meer, hoe je op papa's ka naar Lena's bruiloft bent ge- en dat is nog geen veertig jaai en," zei tante Aurelia. Majoor loosde- een zucht van be ing, bedankte zijne zuster voor geschenk in geld, droomde alle ten, dat hij met gebroken armen eenen in een kuil lag, en las uit gezangboek de gebeden der stèr hardop en met groote innig- i voor. ,'h maand later reisde de Majoor, jeztld van zijne dochter Gabrielle et de driehonderd kronen van tan- jirelia, naar de paardenmarkt in om daar een strijdros te koo- trielle had in opdracht er op te dat haar vader zich niet een al ig paard liet aanpraten, dat door vermoedigen aard de familie Sa ïild van haren steun en het rege- van zijn Majoor zou kunnen be ep eenig zoeken vond men een 1, dat goed van grootte en tame- nager was, maar dat er zoo mak uitzag, dat men zou en denken, dat het in een pasto- as opgevoed. Het paard was tien oud en moest driehonderd kro osten, wat zeer aangenaam over- ïmde met tante Aurelia's ge- k. l raadpleegde een veearts. Zulke :hen plegen evenwel nog al veel 5 te hebben, zoodat onze lieve het hun met de paarden nooit |den zin kan maken. paardendokter zcide dus: ..Het I is ten eerst niet tien, maar min- veertien jaar oud: ten tweede het twe groote peesknoopen aan chtervoorbeen; ten derde is het en ten vierde is het een echte ibijter. Overigens is het vrij van eken." paard werd dus gekocht, bene- >en zadel en het noodige tuig, en ei stond het strijdros in den stal 'et logement, waar het door Ga- cp met suiker, wortelen en witte- werd gevoederd. Majoor ging den volgendén mor- e( lar de kazerne en had het genoe- ljclaar eenige oude kameraden uit cadettentijd te ontmoeten, die >t een dejeuner uitnoodigden. De en de champagne brachten bi] Iajoor eene merkwaardige ver andering te weeg. De Majoor zong cou pletten uit ..Het leven te Parijs", wilds Gabrielle op punch trakteeren en kneep het kamermeisje in de wangen. Ja, terwijl hij anders met vreezen en beven het oogenblik tegemoet zag, waarop hij op zijn strijdros aan het hoofd van zijn bataljon- zou moeten uittrekken, werd hij nu zoo moedig, dat hij onmiddellijk wilde gaan rij den Gabrielle barstte van angst in tranen uit. Lieve, beste papa, rijd toch niet op het paard, eer wij thuis zijn." smeekte zij. ..Mama moet er bij zijn, zoodat zij het kan vasthouden als het wild wordt." „Lieve kind." antwoordde Majoor Sabelschild met waardigen ernst, „een soldaat moet boven alles het gevaar rustig onder de oogen zien. Als het beest weerspannig is, zal ik het met Gods hulp toch wel temmen. Ween dus niet meer, mijn kind; ik heb al een rijbroek en sporen gekocht en zal in elk geval vandaag nog gaan rijden." Gabrielle wilde er geen getuige van zijn, hoe haar vader onder de hoeven van het wilde paard zou worden ver trapt. In hare kamer in het logement lag zij op hare knieën en smeekte zij den Hemel haren vader op zijn vree- selijken rit te beschermen. Het geheele dienstpersoneel van het hotel hielp den Majoor. Een hield den rechter-, een ander den linker stijgbeu gel vast. een derde had de teugels en de sterksten maakten zich meester van de beenen van den Majoor, om hem met een krachtigen ruk in het zadel te helpen.. Het paard was werkelijk een voor treffelijk dier. Het wandelde gemoede lijk door de hoofdstraat en liep zoo be daard als de duivel in de lijkstaatsie van zijne eigen grootmoeder. Eens klaps echter bleef het voor de deur van een groot huis staan en liet zich niet bewegen verder te gaan. De Majcor sloeg het met zijn rijzweep, maar het paard draaide enkel zijn hoofd om en zag hem verwijtend aan. De Majoor riep aflle hoogwaardig- h6idsbekleeders uit de hel ter hulp, maar het beest schudde slechts afkeu rend de manen. Eindelij kwam er een keurig dienst meisje uit het huis en zeide: ..Mijn heer de Staatsraad is niet thuis." Nauwelijks was het meisje verdwe nen, of het paard zette vrijwillig zijn wandeltocht voort. Het luisterde daar bij volstrekt niet naar den teugel, maar ging zijn eigen weg en bleef spoedig voor een- ander huis stilstaan. Er had eeii tweede onderhoud tusschèn ros en'ruiter plaats, en de Majoor riep .weder alle helsche potentaten aan. maar niet den zelfden uitslag. Met paard bewoog zich niet van zijne plaats, voordat een der dienstboden uit het huis verschenen was en gezegd had: „Mijnheer de gewestelijke bevel hebber is eerst om twee uur te spre ken." Na dit antwoord begaf het paard j zich weder op weg. De Majoor wilde nu naar zijn loge- J ment terugkeeren, maar zijn paard was het volstrekt niet met hem eens. Hij handelde klaarblijkelijk naar gen weloverlegd plan. en de Majoor moest er eindelijk in berusten aan het beest de liding over te laten Zij hielden achtereenvolgens voor acht-en-twintig huizen stil. Telkens ging liet paard n'iet verder, voordat iemand uit het huis kwam om met den Majoor te spreken. Na het acht en twintigste- huis evenwel sloeg het linksaf en snelde in vluggen draf de stadspoort uit. „Houd dat paard vast! Ik wil naar mijn logement!" brulde de Majoor. Het onwaardeerbare nut der Rönt genstralen op het gebied der chirurgie, die tijdens de nu woedende oorlogen in Zuid-Afrika en China van actueel be lang is, heeft voor eenigen tijd tot de samenstelling van een uiterst vernuft tig apparaat geleid, dat dient om bij schotwonden aan het hoofd, de plaats van het ingedrongen projectiel met groote zekerheid vast te stellen. Men begrijpt dat dit vooral bij wonden als deze van het grootste belang is, daar de' operatie dan alle gevaar verliest. Men kan zich nu tot een kleine opper vlakte bepalen en den kogel wordt lansg den kortsten weg verwijderd. Een dergelijk apparaat werd door een zekeren heer Contremoulins van FRITS REUTER. IDE IOG-ELZOEIEE. de medische faculteit te Parijs uitge- i vonden en saamgesteld, en werd bij omschreven operaties met uitstekend gevolg aangewend. In onze plaat is rechts het gebruik van het apparaat bij een verwonde weergegeven, en links is in een détailteekening een ver klaring van het apparaat gegeven. Het wordt, gelijk is aangegeven, op het hoofd van den persoon gezet, die de operatie moet ondergaan. Aan de eene zijde zijn twee verbeterde Rönt- gen-buizen (c en c), die op zekeren af stand van elkaar staan, aangebracht. Daartegenover bevindt zich in een zij wand (p), een droge plaat (photogra- phie-plaat). Natuurlijk is alles stevig aan elkaar en aan het hoofd van den man bevestigd, zoodat het er als 't ware één deel mede uitmaakt. Nu wordt eerst met het eene, dan met het i andere Röntgen-buisje door den sche- del gelicht, waardoor tweemaal een 1 opname wordt gedaan van den kogel, i Het snijpunt van de verbindingslijnen tusschen de Röntgen-buisjes en de ko- Igelphotographie levert de juiste plaats 1 van het projectiel in het hoofd, t Later wordt door een zeer mooi ge- vonden en nauwkeurig saamgesteld ap- I paraat zelfs opgenomen hoe diep de kogel zit. De taak van den chirurg is I dus veel vergemakkelijkt, en zonder I onnoodige kwellink kan hij zijn werk I doen. an °i ten >ijr - t Zl de verlovng onzer Koningin hertog uit het land van Fritz rad' worden de verhalen van den enpelijken, goedlachsclien, frisch- ze gen novellist en dichter, weer Eigen, zijn stukken voor 't voet- jpopracht. I ifl Brasig hebben we gezien en d in zijn pat-duitsch, zijn oud- j,efjk Mecklenburgsch, en we heb- genoten van zijn goedaardi- toejunor, die zoo frisch doet, zoo stof en sympathiek. ie jiebben weer eens gebladerd in l g£amellen" en guitige stukjes ge- Hls „Woans ick tau 'ne Fi*u kam" scyoten van „Ut den Franzontid" re* mine Festungtid." En wie, die dagen zich weer eens in Fritz en verdiept, heeft niet „Dörch- chtpg" opnieuw gelezen, dat gees- n ^ondeugende boek, dat in onze der den naam „Zijn Doorluch- je" zulk een welverdiende repu- jniet. geven hierbij onzen lezers het van den schrijver van al dien iclijken humor van Fritz Reu- t 7 November 1S10 te Stavenha gen in Mecklenburg geboren werd, te Rostock in Jena in de rechten studeer de', in 1833 wegens het deelnemen aan woelige studentenvereenigingen te Ber lijn in hechtenis genomen en ter dood veroordeeld werd, welk vonnis echter in 30-jarige vestingstraf veranderde. Na vier jaar werd hij aan Mecklen burg uitgeleverd en aldaar te Dömitz gevangen 'gehouden tot 1840. Toen kreeg hij, tengevolge der Pruisische amnestie, zijn vrijheid terug. Tot 1850 bleef hij te Stavenhagen het erfgoed van zijn vader bebouwen, vestigde zich te Neubrandenburg; daarna, in 1864. trok hij naar Eisenach, waar hij 12 Juli 1874 overleed. In het land van zijn geboorte, onder het gemoedelijke volk, wa'arvan hij evenzeer de' typeering was als de ka rakters in zijn werken, zal hij blijven voortleven als de volksdichter, de volksschrijver bij uitnemendheid, die het juiste beeld van zijn volk deed leven in zijn schrifturen. Maar de mensclien langs den weg ke-1 ken lachend naar hem en in een oog-J wenk waren paard en ruiter verdwe nen. Eerst verscheidene uren daarna i kwam de Majoor terug op een wagen, waaraau van achteren zijn paard vast- gebonden was. Gabrielle vloog haren vader om den hals, terwijl zij uitriep: Lieve papa, leeft u werkelijk nog?" „Natuurlijk leef ik nog, maar ik heb het paard van een melkboer gekocht," zeide de vertoornde en verontwaardigde Majoor. Nadat zijn eerste vreeselijke woede bedaard was, besloot hij evenwel grootmoedig te zijn. Het paardje was overigens mak en zachtmoedig en deed geen pogingen om zijn berijder af te werpen. Zijne vroegere loopbaan als melkpaard zou het in een andere stad niet hinderen, waar zijn vorige eige naar geen melkklanten had. Bij den Majoor thuis werd het dan ook de lie veling van het geheele gezin. Het liep vrij op het erf rond en de kinderen lie ten het uit de hand eten. Bovendien liet het goede beest neit alleen den Majoor, maar ook de kinderen op zijn 1 rug zitten, en omdat het hier geen her inneringen aan de melkklanten uit de stad had, ging het steeds volgzaam mede, waarheen men maar wilde. In den herfst haddn de manoeuvres plaats. Het paard was dik en vet, de Majoor had eene nieuwe' uniform laten maken en beide schitterden als een paar pas gepoetste ketels in de zon. Alles ging naar behooren, tot aan het oogenblik, dat het regiment zou uit- rukkein. Toen de soldaten marsch- vaardig in het gelid stonden en de ko lonel, de luitenant-kolonel en al de be reden officieren, waaronder ook ma joor Von Sabelschild, te paard zaten, begon de stafmuziek den vroolijken marsch: „Du bist verrückt, mein Kind" te blazen. Zoodra het paard van de Majoor de eerste maten gehoord had, legde het de ooren in den nek, stak het hoofd in de hoogte, hinnikte vergenoegd, sprong uit het gelid en draafde naar een plek, waar het voldoende ruimte had voor de kunststukjes, waarop het de toeschou wers wilde vergasten. Nu begon een onvergelijkelijk grap pig toonecl. Het paard danste eerst op de maat van öde muziek, ging toen we der achteruit en maakte en keurig d'- filé naar links en rechts, terwijl het met de beenen zwaaide als eene ballet danseres. Daarna ging het op de achterbeenen staan, balanceerde met de voorpooten in de lucht, liep eenigen minuten in Spaanschen draf, verwisselde dien plotseling met een galop en eindigde den toer door voor den kolonel neer te knielen en deemoedig het hoofd --p den grond te buigen. Daarna danste het een wals, een galop, een polka, quadrille en frangaise. liep op de ach terste beenen voor- en achteruit en voerde zulke kunststukken uit, dat het het geheele regiment in vollen ernst geloofde, dat de Majoor en zijn paard van den duivel bezeten waren. Soldaten en ouderofficieren onder drukten eerst hun gelach, maar toen zij hun kolonel en zijn adjudant zagen lachen en bespeurden, dat ook de twee de Majoor en de overige officieren zich den buik vasthielden en blauw in het gelaat waren van het lachen, ging er een luid gelach op, dat in het nabij- zijnde bosch weergalmde, terwijl de ransels op de soldatenruggen op en neer dansten. De muziek speelde nog altijd: „Du bist verrückt, mein Kind," en het paard danste maar voort en maakte zulke passen, dat het witte schuim in het rond vloog. De ongelukkige Ma joor evenwel, wien de teugels reeds lang ontglipt waren, hield zich met beide handen aan de manen vast en schreeuwde op hartverscheurenden toon: „Kolonel, o, kolonel.... ik... ik kan niet meer!... O, jij Satan,,... vergeef me... ik zal het nog besterven... houd me toch vast... prr, prr.... koonel... het is de duivel!... Help, help!" De muziek speelde nog altijd: „Du bist verrückt, mein Kind", en de kolo- j nel, de officieren, de artsen, de onder officieren, oppassers, marketentster, kortom het geheele regiment brulde van het lachen. Eindelijk wenkte de kolonel zijn ad judant, die vroeger bij de huzaren ge staan had, op de rijschool geweest j was en voor een paardenkenner van den eersten rang doorging. „Luitenant, als gewezen cavaleris; J kunt u ons misschien wel zeggen, wai het paard van den Majoor scheelt." „Kolonel", was het antwoord, ,,naa' mijn bescheiden meening, moet he paard in zijn jeugd in een circus gi weest. zijn, waar 't zijn kunststukki verrichtte op de melodie, die nu do> de muziek wordt gespeeld." „Maar voor den drommel, kape meester laat de muziek dadelijk o] houden!" riep de kolonel. „De Majo< zal het anders besterven." Nauwelijks hadden de muzikanten hunne instrumenten van de lippen ge nomen, of het paard stond stokstil,- terwijl het zweet langs zijn zijden af droop. Majoor Von Sabelschild kreeg een langdurig verlof, om zich van zijne dansoefeningen te herstellen, die hij nog lang daarna in al zijne ledematen voelde. Zijn paard evenwel kwam nooit weer bij de manoeuvres, en wanneer j er later aan de officierstafel over paarden in het algemeen en over het paard van Majoor Von Sabelschild in het bijzonder gesproken werd, dan zei men: „Ja, dat was een fameus paard, maar zijn rijke levensondervinding maakte liet helaas minder geschikt voor een( bejaard infanterie- officier en huisvader." Koning was. „Maar wat is er aan te doen?" „Men moet de brug verkoopen, Ma jesteit," antwoordde Quevedo, „en voor de opbrengst van den verkoop een wa terleiding maken om de rivier van wa ter te voorzien." Moederliefde gehuldigd. Toen onlangs Marconi, de uitvinder van het telegrapheeren zonder draad, in New-York vertoefde, werd hem door de Italiaansche kolonie aldaar een feestmaal aangeboden. Nadat de ge bruikelijke toosten waren ingesteld en met de noodige welsprekendheid waren beantwoord, werd er op gewezen hoe Marconi eene van de grootste uitvin dingen dezer eeuw had gedaan en on- vergankelijken roem had verworven. Toen stond de president der tafel op en zeide te midden van eene plechtige stilte: „Alleen door de zelfopofferende lief de zijner moeder kreeg onze groote landgenoot de opvoeding en ontwik keling, die hem in staat hebben gesteld datgene te doen, waardoor hij zich on sterfelijk heeft gemaakt. Landgenoo- ten, ik heb de eer u uit te noodigen dit glas te ledigen op de moeder van den vader van de telegraphie zonder draad! Ook een voorstel. De Spaansche schijver Quevedo y Villegas, een tijdgenoot van Philips II, genoot in hooge mate de gunst van dien Koning, zoodat hij het wagen mocht zijn scherpe tong niet in be dwang te houden. Toen Quevedo in den zomer van het jaar 1630 voor het eerst de prachtige brug te Madrid zag, welke Philips II daar over de rivier had laten bouwen, was de bedding der rivier door den zonnegloed geheel uitgedroogd, zoodat de kinderen onder de bogen van de brug konden spelen. ..'t Is toch jammer van het geld, dat de brug heeft gekost," zei Philips tot Quevedo. toen deze op audiëntie bij den Kien vereerend aiüront. Joseph Haydn, de beroemde compo nist, kwam eens te Londen in een mu ziekwinkel en verzocht den winkelier hem wat goede muziek te laten zien. „Ik heb de heerlijke muziek van Haydn," zei de muziekhandelaar. „Och, neen, die is voor mij niet veel waard,'" antwoordde de componist, die zag. dat hij niet werd herkend. „Wat!" riep de kunsthandelaar, „is die muziek voor u van weinig waarde?" ,.lk wil die muziek niet hebben,1 antwoordde Haydn kortaf. „Laat mij wat anders zien." e „Zoo, wilt gij de muziek van Haydn niet hebben'? Nu, dan heb ik niets an ders voor u. Dan wil i k uw klandizie niet eens hebben." Met die woorden keerde de veront waardigde muziekhandelaar Haydn den rug toe en liet hem staan. Ondertusschen was er een heer den winkel binnengekomen, die den com ponist kende en hem als „Mijnheer Haydn" begroette. Bij het hooren van dien naam keek de kunsthandelaar verschrikt op. Hij fluisterde den nieuwaangekomene iets in het oor, waarop deze in een scha terend gelach uitbarstte. Nu was de zaak spoedig opgehelderd en de vurige bewonderaar van Haydn maakte stotterend verontschuldigingen over eene lompheid, die de componist hem onmogelijk kwalijk kon nemen. De Czar op de tram. Eens warcni do efficieren van het garnizoen te St. Petersburg zeer ver ontwaardigd over het gedrag van een jongen luitenant, die in een tramwa gen door de stad had gereden Zij hielden eene vergadering, waar zij besloten, dat een officier, die in uni form plaats nam op een der banken van een openbaar rijtuig, niet langer waardig was tot het korps officieren te behooren, en men gaf het „schurf tige schaap" te kennen, dat hij zijn ontslag moest nemen. Keizer Nicolaas II, die zeer op eenvoud gesteld is, besloot, toen het geval hem ter ooren kwam, van deze gelegenheid gebruik te maken om aan zijne officieren, wier weelderige le venswijze {hem sinds lang ergerde, eens een lesje te geven Hij stapte in een tramwagen en reed daarmede naar de kazerne. „Mijne heeren," zeide hij, „ik heb gehoord dat het voor ongepast wordi 'gehouden, als een officier gebruik maakt van de tram. Ik ben per tram van het paleis hierheen gekomen. Moet ik nu ook mijn e«utslag nemen?" Die demonstratie van den Keizer hielp-. Men liet den trammenden luite nant verder ongemoeid en nu wordt ook door vele andere officiereu ge bruik gemaakt van de tram. Slapen, en droomen. De slaap is ni.et ,,xle broeder van den dood" zooals de oude dichters hem noemden, maar „de broeder van liet leven", verzekert prof. Baschide in de „Naturwissenschaftliche Rund schau" en hij deelt de uitkomsten me de van proeven, door hem genomen op 36 drooiners. Het waren droomers van allerlei leeftijd, tusschen 1 en 80 jaar. Sommi gen sloeg hij den geheelen nacht gade; anderen een gedeelte van den nacht. Hij nam elke verandering van het aangezicht bij hen waar elke bewo ging, elk woord of geluid en hield van alles aanteekening. Ook werd de diept* van den slaap zorgvuldig onderzocht door de slapers nu en dan te wekken, maar zonder dat zij wisten, dat dit met opzet geschiedde. Zoo kwam de professor tot de vol gende slotsommen: lo. Wij droomen al den tijd van on zen slaap, ook in den diepsten slaap, dien wij meenen dat „droomloos" is. 2o. Er is een nauw verband tusschen de diepte van onzen slaap en den aard onzer droomen. Hoe dieper de slaap is, des te verder gaat onze herinnering terug in de voorvallen van het verle den en ook des te verder wijkt de in houd van den droom af van de wer kelijkheid. In een Jichten slaap daarentegen heeft het onderwerp van den droom betrekking op voorvallen en aandoe ningen van den dag en is het waar schijnlijk van aard. 3o. Een ziekelijke slaaptoestand (le thargie) kan. naar 's Hoogleeraar's oordeel, misschien zonder droomen zijn. 4o. Menschen, die verzekeren, dat zij niet droomen, zijn de slachtoffers van een psychisch zelfbedrog. 5o. Droomen van kalmen aard blij ven het langst in het geheugen. Hoe wilder de droom is. des te eerder is hij vergeten. Door zijn eigen muziek overwonnen. Ernest Blum verhaalt van een grap, [lie men met Offenbach uithaalde, toen „La belle Ilélène" voor het eerst o.u worden opgevoerd. De componist "was er op gesteld, dat zijn wijsjes iet bekend zouden worden vóór den ersten avond en had zijn geheele ge- elschap vermaand om toch vooral te 'zorgen, dat niemand ze kon hooren; maar zijn melodieen waren altijd zoo meesleepend, dat het bijna onmoge lijk was ze niet te onthouden en te zingen. Op zekeren dag zaten Blum en zijne [vrienden tegenover Offenbach in een [café, toen een van hen een wijsj^ uit i„La belle Hélène" begon te neuriën. „Wie heeft je dat geleerd?" riep Of- jfenbach woedend uit. „Niemand," antwoordde Blum, „dat [ken ik al zoo lang," en al de anderen gaven toe, dat zij het in hunne jeugd door hunne kindermeid hadden hoo ren zingen. Spoedig daarna begon Albert Wolff, die ook bij het gezelschap was, een van de andere aria's te zingen. „Wat!" riep Offenbach. „Ken je dat óók al?" „Wel, dat heb ik zelf gemaakt," zeide Wolff. Toen bespeurde Offenbach dat men oen loopje met hem nam, en hij vroeg den naam van den zanger, die hun de opera voorgezongen had. Zij weiger den dien te noemen, waarop de com ponist dreigde, dat hij iedereen van zijn gezelschap zou beboeten, wanneer zij hem den schuldige niet aanwezen. Nu stonden Blum en zijn vrienden op en begonnen het eerste koor van het eerste bedrijf te zingen en dreig den, dat zij, ten aanhoore van het ge heele café, de finale zouden zingen, wanneer Offenbach zijne bedreiging niet introk. De componist die beducht was voor zijne muziek, gaf nu toe. overwonnen door de gemakkelijkheid, waarmede men die muziek kon ont houden. Brandnetels als groenten. Jonge brandnetels, bijv. zes duim hoog, die nog sappig en malsch zijn. vormen, als zij gesneden en toebereid worden als andere groenten, een zeer smakelijk gerecht. Men verzekert, dat zij uitstekend geschikt zijn om hét bloed te zuiveren, vooral in de lente. Later, wanneer de stengels hard wor den, zijn zij ongeschikt om als voedsel te dienen; alleen zoolang zij nog jong zijn, en dat is juist in een tijd, waarin de groenten schaarsch zijn, smaken zij goed. Men kan er een lekker schoteltje van maken door de gekookte brandne tels door een zeef te persen en dan met room te kloppen; maar voor gewone huishoudens is dit misschien wel wat te kostbaar. De handen van Paderewski. Dikwijls heeft men zich afgevraagd, hoe pianisten hun handen lenig hou den. Paderewski, de koning der piano virtuozen, heeft liet geheim verraden. „Den avond vóórdat ik spelen moet," zoo verhaalt hij, „geef ik mijne handen aan mijn knecht, en hij wrijft dan mijne vingers, totdat zij tintelen. Daar na neemt hij eiken vinger afzonderlijk en draait en wringt dien in de palm van zijn hand. altijd naar denzelfden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 7