DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. larlem'sMusea. tarlemmer Halletjes. II. Zaterdag 17 November. 1900. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. TEYLER's MUSEUM. or mij is de verzameling schilde- in Teyler altijd een der grootste rekkelijkheden van het museum lest,. Want is men eenmaal bekend de geschiedenis dier heenderen en tjes, met, het doel dier mstrumen- dan zal men er niet zoo spoedig iomen ze een tweede maal met een ek te vereeren, daarvoor ontbreekt artstocht der geleerden hoeveel >k aan vastzit, voor den gewonen ;ch blijven het altijd ziellooze din- die heel interessant zijn voor één tje, maar vervelend op den duur. schilderijen daarentegen spreken ls tot elk rnensch die een open oog ;n gevoelig hart heeft. In die heer verven zief hij weergegeven heel schoone aarde, „alwat leeft of niet ïeft't Zijn als 't ware photogra- ên van al wat er gebeurd en toch meer dan gekleurde photogra- ën, omdat de schepper, de meester ze wrochtte, er zijn ziel in heeft jd. de eerste veertig jaren der stich- van het Museum zijn uitsluitend iningen en prenten, zoowel uit de naamste kunstverzamelingen hier ndc en in het buitenland als van itenaars zeiven, aangekocht. Er een zeer belangri jke verzameling rmd. ant Pi eter Teyler van der Hulst. overleden 8 April 1778, had. bij testa mentaire beschikking, aan de executeu- ren van zijn uitersten wil opgedragen, I een Museum te stichten, waarin, be- halve allerlei voorwerpen op weten- I schappelijk gebied, ook eene verzame- ling tcekéningen en prenten zou wor- j den bijeengebracht, tot bevordering van dc beoefening en den bloei der tee kenkunst. Men ziet dus dat er van schilderijen niet gesproken werd, en het was dan ook eerst in 1821 dat de directeuren be sloten in de collectie ook schilderijen op té nemen, en zij droegen aan den toenmaligen conservator van de kunst verzameling, den heer G. .1. Michaelis, de vervaardiging op van twee schilde rijen, voorstellende Landschappen in den omtrek van Haarlem. In de daaropvolgende jaren werden verder aangekocht schilderijen van J. j'C. Schotel. W. Mol, C. Krusernan, H. v. d. Sande Bakhuyzen. J. van Ravens- waay, B. C. Koekkoek, van Os. enz., i die aanvankelijk geplaatst waren in de i tegenwoordige teekeningenzaal. Daar door de uitbreiding dezer ver zameling allengs behoefte aan meer dere ruimte en betere plaatsing ont stond. werd in 1837 eene schilderij zaal I gebouwd, waarin tevens gelegenheid was de portefeuilles met teekeningen jen prenten behoorlijk te hergen. Eindelijk bleek ook deze zaal onvol- I doende om het steeds vermeerderende aantal schilderijen naar vvensch ten toon te stellen en zoo werd in '1893 door Directeuren besloten een tweede j zaal te bouwen, die in 1894 voltooid I werd. I Tegelijkertijd is in de vroeger be- j staande zaal eene verbetering aange bracht door bet licht, in plaats van door staande ramen, door een plafond van mat glas te laten invallen. Door deze verbetering en groote aan winst. Aan ruimte was het mogelijk de schilderijen meer uiteen te hangen en zoodanig te plaatsen, dat ze bij de be schouwing beter met elkander samen- stemmen. Een bespreking van alle schilderijen één voor éen, ware hier voor ons on doenlijk. Er zijn een 100-tal stukken. Wij wenschen eenige werken op te noemen die ons liet meest gefrappeerd hebben, en zullen het aan meer bevoeg den en meer daarvoor aangewezenen overlaten, de geheele verzameling te bespreken.. Dit te doen, zou zeer zeker liggen op den weg.van Teyler's Stich ting zelf. De beschrijving toch der schilderijen, zooals men zich die aan j't Museum kan aanschaffen,voldoet niet aan het doel. dat wij er ons van had- I den voorgesteld. Onze eigen oogen zien wel wat de voorstellingen moeten be- teekenen: de vaak raadselachtige, diep- j duistere, zeer-moderne school ontbreekt j er gelukkig nog, zoodat een mensch met" gezonde hersenen ook zonder leids- j man kan zien wat elk schilderij moet I beduiden. Maar wèl heeft de leek lei- ding noodig bij liet vinden der beste jwerken, de werken die niet altijd tot z'n ongeoefend oog spreken door le vendigheid van kleur of vorm, en die hem toch het best zullen bevallen, als een klein boekje in z'n hand hem maar zegt, w a a r o m li ij hier het meest zijn aandacht aan moet wijnen. Zie nu eens dat ..Bosch bij Winter" van Louis Apol. De witte wade ligt er uitgespreid, doodsch en kil, maar door Automobielen bij het Fransche leger. Ambulance-automobiel. Veldtclegraaf-automobiel. j In geen leger der Europeesche staten I spelen de automobielen reeds zulk een groote rol als in Frankrijk; wij geven i hierbij de afbeelding van vier der bij de laatste manoeuvres gebruikte model len. De ambulance-automobiel is lierken- I baar aan het roode kruis aan beide zijden: de voorste ruimte ervan is be- i stemd voor den chauffeur en twee ver-1 1 plegers. In het middelste gedeelte be vinden zich een operatietafel, eenige emmers van waterdichte stof en ander geneeskundig materiaal, terwijl het achterste gedeeltq plaats biedt voor twee doctoren en twee reservoirs, waar van ieder voor 50 liter gedistilleerd wa ter bevat. De veldtelegraaf-automobiel kan 32 KM. per uur afleggen c*n dient als arheidsruimte voor vier telegrafisten. Binnenin bevinden zich de benoodigde telegrafische apparaten en benoodigd- heden voor het maken van verbindin gen. De veldpostwagen, die 28 KM. per uur kan afleggen, is een postkantoor in het klein, wel gelijkend in inrich- i ting op de postwagens in de treinen, j Twee ambtenaren bezorgen den dienst. De vierde wagen dient tot vervoer- van zwaar belegeringsgeschut en am munitie; zijn machine wordt gedreven door stoom. Hij kan met vrij groote snelheid kanonnen van 25.000 KG. zwaarte voortsleepen, ook tegen hellin gen op. aan sterke haken, die zich I achter aan het voertuig bevinden. Do i wielen zijn zeer breed, om inzinken in een zachten bodem te voorkomen, en zonder gummibanden, welke de drie vorige automobielen wel bezitten. Veldpost-automobiel. Stoomautomobiel voor vervoer van geschat. Bestrijding van de Pest. et bericht, dat de pest in de Lon- [che dokken was uitgebroken, ft geen panischen schrik verwekt, Ir is integendeel kalm opgenomen, pt in het Instituut-Pasteur te Pa- pvoont de groote bestrijder en o ver- paar van deze ziekte. Dr. Versin, n het Oosten den strijd heeft aan en gelukkig ten einde ge ilt; vier jaren heeft hij namelijk gewerkt en is eerst kort gele- I in Parijs teruggekeerd, waar hij instituut in de rue Dutot een zeer eenvoudige kamer bewoont, waar-! van een schrijfbureau, een ijzeren '.e-1 clikant en twee stoeleii het gansoiw meubilair uitmaken. Dr. Yersin heeft een middelmatige lengte en is tenger gebouwd. Zijn ma ger gelaat is met rimpels doorgroefd, maar zijn oogen zijn ware denkers-1 oogen. Hij is slechts voor een maand te Pa rijs, om wat rust te nemen en over zijn werk met zijn collega's te spreken. In NÏia Trang, waar hij gearbeid' heeft, heeft hij een plaatsvervanger achtergelaten, die door .een aantal daarvoor opgeleide inlanders wordt bijgestaan. Om de pest te bestrijden heeft hij gebruik gemaakt van zieke dieren. Van een aangetasten buffel tapte hij onge veer twee liters bloed af, wat een te geringe hoeveelheid was, dan dat het dier tengevolge daarvan zou kunnen sterven. In dat bloed legde hij een rein- kultuur aan. Tot nu toe is de mikrobe zelf niet ontdekt kunnen worden. I den grijzen nevel boren de roode zon nestralen. Wat is ..liet Huis Oudacn bij Breukelen" van J. van de Sande' Bakhuijzen, prachtig gedaan, en hoe I echt geestig, hoe waar vooral, schetste A. II. Bakker-Korff in zijne ..Vertrou welijke Mededeeling" het quasi-be- langrijk geleuter der twee achttiende- eeuwsche daipes, in het deftig gemeu beld vertrek, bij haar theepotje! David I Bles, de, we zouden haast zoggen, gees- tige causeur met het penseel, gunt ons leen kijkje op ,,Een Muziekpartij" in ulo 18e eeuw, en in een huisgezin van Bohémiens. ..Armoede en weelde" is (het toepasselijk opschrift. ..De weg van Polsbroekerdam" van J. W. van Borselen {verraadt een groote liefde jvoor de natuur, het is met'evenveel zorg als talent gepenseeld. Johannes Bosboom geeft „de Kerk te Edam", de I verf klodders verwreef hij op het doek tot een heilig interieur. W. A. van De venter toont zich in zijn „Na den Storm" oen verdienstelijk zeeschilder: „Aan de kust te Terschelling" van I. H. L. de Haas is, al zou de naam het niet verraden, een wei met koeien; beï- de stukken zijn met kracht gedaan. Hetzelfde kan gezegd worden van het, „Gezicht op het eiland Wight" door Jhr. ,f. E. van Heemskerk van Beest. Fraai van kleur, lijn en belichting, sterk sprekend tot den toeschouwer is het paneeltje „Het afscheid" van II. v. Hove B. Jz. Het stelt twee edellieden Ivoor, in 17e eeuwsche kleederdracht, in eene aanzienlijke woning op het I buitenhof te 's Gravenhage, die elkaar l aan een gedekte tafel een afscheids dronk toebrengen. Er zit behagelijke I stemming in. Keurig is het kijkje door de openstaande deuren op het binnen hof. En dan ja dit is Jozef Israels in zijn volle kracht, in zijn echte na- jtuur. „Verkwikking" heet zijne schep- I ping. Oude, afgesloofde vrouw zit neer voor het haardvuur dat nog even naglimt, in haar oude kamer vol roes- j tige. donkere kleuren. Zij heeft de schrale, lcelijk-gewerkte Handen ge- slagen om den bak met warme koffie. Laafdrank voor haat* oude lijf, dat machteloos is neergezonken. En haar slurpende mond blaast nu en dan. als het al ie heet wordt, den wazigen, wit ten rook weg Luisterrijk is de schilderij van II W. Mesdag, „Avondstond op zee". De parelmoeren lucht straalt zijn pracht af in het kalme, gladde water, waarin wat visscliersvaartuigen liggen. P. L. J. F. Sadée koos meer het strand tot i zijn onderwerp, de gele, vlakke kust lijn van Holland, die teekening krijgt [door het kleurig gezelschap Scheve- I ningsche vrouwen en meisjes, dat hij elkaar staat, gevulde vischnianden op het hoofd, en door de pink, die met z'n ronden buik op het strand ligt, zich zoo gewillig laat ontladen. Schelfhout leverde ons met zijn Winterlandschap" 'n echt-Hollandsch toonéeltje: die hechte ijsvloer, spiegel glad en kristalhelder; dat boertje dat komt aangezwaaid en die jongen met een slede. Ook de achtergrond is pitto- resque, is een wintergezichtje, zooals ons land er weldra bij tientallen zal leveren. Of kent ge niet ergens zoo'n dorpskerkje, dat boven de liooge boo- nien uitkijkt, die stad in het. verschiet? Zat ge zelf niet vaak in zoo'n rieten tentje vol warme melk en koude koek? Aardig van gedachte is „Gastvrij heid" van H. J. Scholten. De twee zwer velingen, oude liereman met. grijzend haar en krommen rug en het jonge zangstertje met het bleekc kindergo- laat, staan zich te wannen voor het vuur dat in den schouw vlamt. Aan tafel staat de boerenvrouw en snijdt gulle sneden brood voor het verarmde paar. Van C. Springer zijn er twee pa neeltjes, nl.: „Aan de haven te Middel burg" en „Het Athenaeum te Amster dam". Vooral het laatste is weer op die keurige, minitueuse manier be werkt, met die groote kennis van 17e eeuwsche bouwkunst, die Springer vooral zoo typeeren. En eindelijk nog twee doeken. Pieter j Stortenbeker is in Teyler's Museum I vertegenwoordigd door een welige, j vette weide, waarin wat koeion zijn ge- I Een Zaterdagavondpraatje. het oogenblik dat ik dit schrijf, og niet bekend hoeveel sollicitan- 6r zijn naar de betrekking van di iur van publieke werken. ben er zeker van, dat er genoeg in wezen. Menschen die vroeger in t hebben gedaan misschien, of in of in pakpapier, zullen wel bij wezen. Ook meesters in en gepensioneerde officie- Misschien zelfs wel bouwkundi- Uit deze sollicitanten zal een keus gedaan: een gelukkige of een gelukkige. Er zal dan een di- van openbare werken zijn op traktement van 4000, welk bedrag betalen. Overigens zal alles iet oude blijven. er aan 't hoofd van de zaken een dtect en een hoofdopzichter staan, t het publiek altijd wat te moppe en verschillende leden van den d idem dito van 's gelijke. Zou nu rad denken, dat het met mopne- uit zal wezen, wanneer er boven i twee een directeur van publieke is benoemd? Weineen, men zaï op den directeur mopperen, het eenige verschil. Gemop- moet en zal er nu eenmaal wor- zou, al viel ik daarvoor in de ter men, geen directeur van publieke wer- I ken te Haarlem willen wezen. Want die betrekking is een scheeve positie. Jej komt daardoor te staan boven een gemeente-architect en een hoofdopzich- ter, die meer dan twintig jaar in de I gemeente hebben gewerkt. En laten we elkaar nu eens vragen, hoe ze gewerkt hébben. De gebouwen in onze gemeen te, die de architect gezet heeft, mogen gezien worden, niet zoo alleen maar uit de verte, maar ook van nabij. Het zijn vruchten, waarvan, we met den man achter den wagen kunnen roepen: „Je moet ze maar open kraken!" Ze zijn gaaf en zuiver. Nog maar enkele weken geleden heeft men in dit blad kunnen lezen, hoe ingenomen de des kundigen waren met het bureau van politie. Ik heb nog nooit iemand hooren zeg gen, dat de scholen, die hij gebouwd heeft, niet voldeden.. Er is well eens beweerd dat ze duur waren, maar goede bouwwerken hebben allemaal die eigenaardigheid en de belasting schuldigen hebben er al gauw een handje van om publieke gebouwen te duur te vinden Die eigenaardigheid hebben alle goede belastingschuldigen. Nu de hoofdopzichter. We klagen wel eens over de straten, maar dat ze niet (volmaakt zijn, kan hij niet helpen. Je kunt nu eenmaal niet méér geld uitgven dan je hebt en er wordt niet veel geld beschikbaar gesteld voor stra ten. Een hoofdbezwaar tegen den hoofd- opzichter is, dat hij het te druk heeft. Ik zou zoo denken, dat dit voor hem pleit en niet tegen hem. 't Is boven dien een kwaal met een heel gemakke lijke remedie. Benoem een opzichter, die hem assisteert en klaar is het! Maar daar is geen directeur voor noo dig. Stelt men nu hoven deze twee ambte naren op eens een chef, dan is, om het zoo eens huiselijk te noemen, voor hen de aardigheid er af. Ze zullen hun werk wel doen, zeker, maar niet met de am bitie van tegenwoordig. Zoo is de mensch eenmaal en zal hij ook wel blijven. Wordt er plotseling, zonder gewichtige reden, iemand boven hem gesteld, dan denkt hij al gauw: „zie zoo, nu hen ik van de verantwoorde lijkheid af." En met het besef daarvan vermindert ook do werklust. Dit is alles zoo klaar als de dag. Men kan dat niemand kwalijk nemen. Zoo zou den 99 van de 100 menschen doen, als het hun overkwam. En de honderdste zou zijn ontslag nemen en heengaan, maar dat kan niet iedereen. De rijk aards zijn onder het menschdom niet talrijk en onder de ambtenaren zeld zaam. lntusschen heeft de Raad al tot be noeming van een directeur van pu blieke werken besloten. Hij kan daar nu moeilijk op terug komen. Best. Benoem dan den tegenwoordigen archi tect. tot directeur, verhoog het tracte- nient van den hoofdopzichter, geef hem een jongen opzichter ter assistentie en de zaak is klaar. Van wat er dan nog overblijft kunnen de tractementen van de overige opzichters worden verbe terd, die ook niet schitterend zijn. Zoo zal men misschien voorkomen, dat goe de' krachten onder hen heengaan om dat ze in zeventien jaar tijds een gul don in de week opslag hebben gehad, zooals dat overkomen is aan den heer Traanberg. Men moet toch goede dienaren trach ten te behouden en... hun ijver en energie niet verstikken door een an der plotseling boven hen te plaatsen, t ls waar, dankbaarheid is bij men schen al zelden te vinden en bij colle ges komt ze vrijwel nimmer voor. Maar ik zou zoo zeggen: wanneer ie meer dan twintig jaar twee dienaren hebt gehad, die in moeilijke dagen van groote uitzetting en vergrooting der gemeente, legen een niet zeer hoog tractement, goed en zelfs verdienste lijk werk hebben geleverd, dan mag je hun ook ook wel een beetje dankbaar zijn. Met geld kan men wel veel, maai niet alles betalen. Datzelfde is eigenlijk ook op Burge meester en Wethouders van deze ge meente toepasselijk. Deze vijf functio narissen worden ook bezoldigd, maar lang en lang niet naar de mate van 't werk dat zij doen. Wie de zorgen van een Burgemeester betaald vindt met f 3500 in een heel jaar en het werk van de Wethouders met honderd gulden in de maand, die is. dunkt me. gauw tevreden, wel te verstaan voor een an der. Mij dunkt, naast een stoffelijk? belooning, dient ook een ontastbare (e bestaan, in den vorm van. een weinigjo waardeering en erkentelijkheid. Laat ik daar nu het mijne eens toe doen. Ik wil dan wel zeggen, dat naar mijn meening het College van B. en W. goed j werk doet. Dc Burgemeester is als Raadsvoorzitter uitstekend en heeft op I hei gebied van gemeentebestuur denk- j beelden, die met kracht en energie I worden doorgezet. Ik bedoel bijvoor- j beeld de kwestie van goed drinkwater in de huizen. Tegen alle oppositie iu heeft Z.E.A. dat doorgezet en de men schen mopperen haast niet meer. Mocht er. wat ik intusschen waarlijk niet hoop, te avond of morgen een epide mie over ons land komen, dan zullen we ijn Hi.arlim kunnen waarnemen wat, een kostelijke bescherming daarte gen zuiver drinkwater is. Ik vind het evenwel niet billijk om tot zoolang met onze waardeering te wachten. De Wethouders zijn voor hun taak be rekend en, wat ook iets zeggen wjl, ze zijn voor de burgerij toegankelijk. Namen noemen behooft niet, maar ik weet nog wel van wethouders, die 1 wanneer je iets kwam vragen of zeg- jgen, je afsnauwden als den minste dei- minsten of met groote waardigheid gingen staan op het voetstuk van hun- j ne deftigheid en vandaar op je neer- keken met een blik van: „nou, nede- rige aardworm, wat hel) je me nou te j vertellen?" Aan zulke aanstellerij doen I onze tegenwoordige wethouders niet meer en ik kan niet zeggen, dat hunne waardigheid daar minder om is. Integendeel. De samenstelling van de begrooting is een bewijs van streven naar ver standige zuinigheid. Grooter lof kan een belastingschuldige zijn gemeentebe stuur wel niet toebrengen. Maar laten we nu, als ik u verzoeken mug, niet verdwalen op de kronkelpaden van de grootdoenerij op het punt van ge meentelijke administratie. Terecht wordt tegenwoordig beweerd, dat de meeste menschen tegenwoordig te hoog leven; laat de gemeente toch de beschei denheid betrachten en zich niet verge lijken met steden als Amsterdam en Rotterdam. Ik zeg dit nog eens over do benoeming van een directeur van publieke werken, want er is bij de in stalling van die function zooveel mode. Amsterdam heeft een directeur voor publieke werken, dus Rotterdam moet er een hebben. Dan kan Den Haag ook niet achterblijven, niet waar, je moet je fatsoen als gemeente toch ophouden. Arnhem moet ook meedoen, Haarlem kon er eveneens niet langer buiten en zoo kan het gebeuren dat alle gemeenten in ons land iets doen, omdat Amster dam het voorbeeld heeft gegeven, i Haarlem is toch nog geen wereld stad. Laten we het ons zeiven maar Openhartig bekennen: we zijn een pro- vinciestad niet bedaarde allures. Min der niet. Maar meer óók niet. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 7