Prijsraadsel. de moderne "wetenschap kent, bijeen zijn. Verder zijn ook zeer goede badin richtingen te Wiesbaden, Baden-Ba den, St. Blasien, Aix-les-Bains, te Har rogate, Mattock, Ben-Rhydding en te Ilkley. Hendrik de Jong. hier te lande welbekend, zal in Decem ber voor het Hof van Assisen van Oost- Vlaanderen terecht staan, beschuldigd van een dubbelen moord te Gent. Brief van een werkman in 1696. De volgende brief in 1696 uit Lon den geschreven is in de eerste plaats merkwaardig, omdat hij ons in kennis stelt met de taal en den stijl van een niet geheel onontwikkeld werkman uit dien tijd. Men merkt duidelijk het on derscheid tusschen zinnen, die eigen lijk uit het hoofd geleerd zijn, en zin nen, waaruit de volkstaal voor den dag komt. Daarom is er zeer weinig in veranderd. Alleen om den brief verstaanbaar te maken, zijn er kom ma's en punten in geplaatst en is af geweken van de gewoonte van den schrijver, die steeds de j in plaats van de i gebruikte, waardoor te ongewone vormen kwamen. Londen den 7 febriari 1696. Beminde vader ende groodtvader tende groodtmoeder, broeders en sus- ters. Ick laedt u weten als dat iele noch kloek ende gesondt ben, waer over ick godt almachtig danlce van sijner genade, verhopende dat het met uliede ook soo is; waer het anders, het sou mijn van herten laet sijn. Vorders laedt ick ul (ieden) weten als dat ons werek hier heel slecht gewest (geweest) is duese winter en voorlede soomer omdat het gansche landt in den rou gewest is over de doodt van de Koninghin en ons werek niet bete ren sal voor al eer het hof uit den rou is, ende alsoo ick hier wat in suit (schuld) gerocht ben over de 30 gulden en mijn kammerat gert van es (Gert van Es) niet mijnder als ick van we gens de slechtte tijdt die wij gehat hebben, soo is mijn versoek oodtmoe- delijck of ghij geit belift te stieren, wandt onsen hospes swert (zweert), dat hij ons in gevangenis wil setten soo wij gen (geen) geit kennen krijgen, wandt hij al een daer in geleidt heft. Soo is mijn versocht, beminde vader, of gij belift geit te stieren of anders moetten wij den Koning dienen gaen of voor soldat na oostinje gaen, dat geit, dat wij op de handt krijgen, mede betalen daer wij loseren (logeeren) eer wij int gevangenhuis willen gaen, wandt hebt niet meer als voor een stuver brodt en een halfje bier in 2 dagen, soo dat je schier sterft van honger. Ick hoop mijn vacler belift soo veel te doen als te gaen bij de heeren van de weeskamer voor mijn kammerat gert van es en seggen de gelegenheidt van hem ende ick hoop ul. te sien kort achter pinster, soo het godt elift mijn gesonheidt te verleenen, dat is soo mijn vader mijn dat geit belift te stieren. Vorders niet meer als de groetenis aen alle vrienden, hier mede eindigge wenschen wij ul. ende ons een gelucsalich niewe jaer. ul. dienstwilgen soon (was get.) Cornelis Philipse Emersael De laatste Oorlog. William Pitt, indertijd, van 1783— 1801 en van 18041806, eerste Minis ter van Engeland, noemde eens in het Huis der Gemeenten den roemrijken oorlog, die aan den rampspoedigen krijg, waarin Engeland zijne Ameri- kaansche koloniën verloor, was voor afgegaan, 17761782, bij vergissing „den laatsten oorlog." „Den laatsten op één na?'" riepen sommige leden hem toe. Pitt sloeg geen acht op hunne aan merking, totdat hij een oogenblik la ter, in dezelfde dwaling vervallende, door een algemeen geroep van .den laatsten oorlog op éen na den laat sten op één na!" belet werd in zijne rede voort te gaan. ,,Ik bedoel, mijnheer de voorzitter", zeide Pitt, zijne stem verheffend, „ik bedoel den laatsten oorlog, dien En- gelschen zich wenschen te herinneren.' En terstond werd de afkeurende kreet van zooeven door luide en lang durige toejuiching vervangen. Wat zou de bekwame staatsman van den tegenwoordigen strijd in Zuid- Afrika gezegd hebben, en hoe zouden zijne woorden ontvangen zijn? Een klein verschil. In 1800 waren er in Australië nog geen vijftig paarden te vinden; in 1900, een eeuw later dus, zijn er ongeveer 2 millioen. Langdurige droogte. Geen plaats ter wereld is zoo droog als Payta, in Peru, waar gemiddeld eenmaal in de zeven jaar een regen bui valt. De flora van Payta bestaat uit slechts negen soorten. Zeven daar van zijn eenjarige planten, welker za den evenwel acht volle jaren als 't wa re in de aarde slapen. Ondanks de zeldzaamheid van regen kunnen de inwoners zeer goed in hun onderhoud voorzien, en wel door het verbouwen van de Peruaansche lta- toenboomen, die zeer lange wortels hebben en ook zonder regen zeven ja ren lang in de uitgedroogde rivierbed dingen zeer goed gedijen. Deze boomen leveren een bevredi genden oogst van gekleurde, kortvlok- kige katoen. soort „bidding", maar die is- meer in gericht om de genoode bruiloftsgasten een vroolijken avond te verschaffen. Zoodra namelijk alle gasten gezeten zijn, staat een hunner op, zet zijn hoed of pet af en gaat bij alle gasten rond, om eene kleinigheid voor een prettigen bruiloftsavond voor het verzamelde wordt natuux-lijk alles ingeslagen, wat de vroolijkheid kan opwekken. Men noemt dat: „met het hoedje rondgaan". Tabouret. Het woord tabouret is zoo alge meen bij ons in gebruik, dat men zich zou gaan verbeeldn, dat het Neder- landsch was, zoo niet de o u en de ver kleiningsuitgang et het tegendeel be wezen. Het is uit Perzië over Frankrijk tot ons gekomen, gelijk de taalgeleerden ons zeggen Perzisch tambür (zeker muziekinstrument) ging over in Fr. tambour, Oudfr. ook tabou'r, van waar het verkleinwoord tabouret, gelijk van het eerste tambourin. Hoezeer een woord van beteekenis kan veranderen, bewijst wel dit woord, dat aanvankelijk blijkbaar be- teekent „een klein muziekinstrument". Uit de werken van twee Fransche schrijvers uit de 15de eeuw blijkt, dat tabouret en t a bourin vroeger de naam was voor een speldenkussen, dat toen naar Fr. épingle ook épi'n- g 1 i e r heette, thans verouderd en ver vangen door het woord p 1 o t e, dat in de 16de eeuw de dames in den zak of aan haren gordelriem (ceinture of demi-ceint) droegen. En thans is tabouret geen mu ziekinstrument en geen speldenkussen meer, maar een kleine stoel zonder leu ning, een k r u k j e. Eeue stad zonder naam. Zulk eene merkwaardige stad kan men vinden, gelegen aan een der ar men van het meer Huron in Noord- Amerika. Zij bestaat uit omstreeks 500 houten hutten. Gedurende den zomer zijn deze kleine woningen verborgen in het houtgewas aan den oever en dan is er in de gansche stad geen mensch te zien. Maar zoodra de winter is be gonnen en het meer met eene dikke ijs korst is bedekt, komen de eigenaars der hutten opdagen en maken terstond aanstalten om hunne huizen naar de Huwelij ksgift-b ede Er heerscht in Wales een gebruik, dat „the bidding" genoemd wordt en voor jongelieden, die zich in den echt wenschen te begeven, tamelijk voor- deelig is, daar het hun tot het beginnen van hun huishouden vaak een aardig kapitaaltje verschaft. Wij geven hierbij de vertaling van een gedrukten uitnoodigingsbrief, die in Llandovery (in Zuid-Wales) door een jong bruidspaar werd rondgezon den. Zij luidt „Daar wij van plan zijn ons in den echten staat te begeven, hebben onze vrienden ons aangespoord om bij die gelegenheid eene „bidding" rond te zenden, waarbij wij tegen Vrijdag 25 en Zaterdag 26 dezer in onze woning in Bridgeplace, te Llandovery, u om de eer uwer tegenwoordigheid verzoe ken. Wat gij ons ook zoudt gelieven te doen geworden, het zal met dank aan genomen en bij voorkomende gelegen heid ten vriendelijkste vergolden wor den door uwe onderdanigen." (Volgen de namen der uitnoodigers). In sommige steden bij ons te lande bestaat onder de geringere volksklasse, bij gelegenheid van bruiloften, ook een oppervlakte' van het meer over te bren gen. Staat zulk een huis daar eenmaal op de gekozen plek, dan wordt de vloer opgenomen en eene opening in het ijs gehakt. Door deze openingen visschen de bewoners en zetten dit bedrijf voort, totdat de lente het meer uit zijne boeien van ijs bevrijdt. Dan wordt deze onge- meene stad weder afgebroken en gaan de hutten weder naar hare bergplaats, waarna de visschers zich over den om trek verspreiden. Deze stad kan zelfs roemen op eene kerk en eene vischzou- terij, om niet te spreken van verschei dene kroegen alles op het ijs. Menschelijke lichaamsgroei. Te Worcester, in den Noord-Ameri- kaanschen Staat Massachusetts, zijn in de scholen belangrijke waarnemin gen gedaan, met betrekking tot de ge leidelijke ontwikkéling der lichaams- deelen bij beide geslachten. De waar nemingen strekten zich uit over meer dan 2300 personen van 5 tot 21 jaren, en de gevolgtrekkingen, daaruit afge leid, kunnen in het volgende worden samengevat: Om te beginnen: het hoofd. Dit heeft Kruger's vertrek van Arnhem. Terechtstelling van een Olifant. Eenige weken geleden heeft te New- York een vreemdsoortige terechtstel ling plaats gehad. De ter dood veroor deelde was Dick, een groote olifant van een der voornaamste circussen en die in den laatsten tijd zoo gevaarlijk was geworden voor zijn omgeving, dat men, om ongelukken te voorkomen en menschenlevens te sparen, genood zaakt was de moordzuchtige dikhuid te dooden. Om halftwaalf in den avond begon de executie. Met zeer veel moeite en omzichtigheid werd het Dick door dik ke, sterke kettingen onmogelijk ge maakt, zich te bewegen en daarna wierp men aan twee zijden dikke tou wen om zijn nek, voorzien van tafels, welke stevig bevestigd waren. Dan be gon de eigenlijke terechtstelling. Twee honderd mannen aan iedere zijde van het dier begonnen uit alle macht aan, de touwen te trekken, die over de takels liepen. Dick's ooren fladderden op in doodsangst, zijn slurf kronkel een slang, zijn flanken gingen v nauwdheid hevig op en neer. liep door zijn oogen en rond zij waar de touwen zaten, zwollen spierknotten. Eindelijk werd de haling zwakker, de zijden van de bewogen zwakker, zwakker, t laatste snikzucht Dick's verscl toonde. De terechtstelling had toen r uren geduurd. bij do- meisjes eene geringere lengte gedurende den groeitijd, en dit blijft nog zoo in den volwassen staat. Bij meisjes heeft het hoofd zijne grootste lengte gekregen met den achttienjari gen leeftijd, terwijl bij de jongens de ontwikkeling van het hoofd doorgaat tot over de een-en-twintig jaren. Meisjes hebben ook op alle leeftijden smaller hoofden dan jongens. De groot te van het aangezicht bereikt het maxi mum bij meisjes op zeventien jarigen en bij jongens op achttien jarigen ou derdom. Wat de lichaamslengte betreft, heb ben de jongens van het vijfde levens jaar af de meerderheid; van zeven tot negen jaar gaat de groei, wat lengte aangaat, bij beide geslachten even snel; daarna, van negen tot elf jaren, winnen de jongens het weder. Even wel zijn het omstreeks de twaalf ja ren de meisjes, die de grootste lengte bezitten; zij behouden hierin de meer derheid tot den vijftienjarigen ouder- dam. Na dat tijdperk verkrijgen in dit opzicht de knapen weder de boven hand, en wel voor goed. Na het zeven tiende jaar groeien meisjes niet merk baar meer, terwijl integendeel de jon gen tot achttien jaren en langer krach tig door blijven groeien. In gewicht handhaven meisjes hare voorlijkheid nog veel korter dan ten opzichte der lengte. Meisjes schijnen hare grootste zwaarte te hebben ver kregen, als zij zeventien jaar zijn; bij jongens neemt de gemiddelde zwaar te toe tot twee- en drie-en-twintig ja ren. Uit deze waarnemingen wordt als algemeene slotsom afgeleid, dat vrou wen den toestand van volkomen ont wikkeling zijn ingetreden tusschen- de zeventien en achttien jaren, dus drie tot vijf jaren eerder dan de mannen. Geen „jaren tellen". Napoleon I onderhield zich eens in Italië met een ouden Hongaarschen Overste, dien de Franschen gevangen hadden genomen, over het oorlogvoe ren. De Hongaar sprak onomwonden over Napoleons krijgskunst en meende, dat deze in vele opzichten faalde. Hij merkte op, dat het ten tijde van Maria Theresia, waar hij 't eerst kruit had geroken, meer naar zijn smaak ging. „Dan zijt gij wel hoog in jaren," merkte Napoleon op. „Hoe weet ik dat?" zei de Hongaar. „Mogelijk zestig of zeventig jaren.' „Hoe, Overste", riep Napoleon ver wonderd uit, „weet ge dat niet juist? Een oude man is toch gewoon zijn le vensjaar nauwkeurig te onthouden!" „Generaal," antwoordde de Hon gaar, „ik tel mijn geld, mijn hemden en mijn paarden; maar wat mijne ja ren betreft, dat heb ik nimmer noodig geacht; want ik weet zeker dat nie mand daarvan ooit stelen zal." In tijden van armoede. Een Londensch huisvader zit pein zend voor den leegen haard. „Waar denk je zoo aan, John?' vraagt zijn vrouw. „Ik reken iets uit, lieve!" „Wat dan?" „Wel, ik bereken, vrouw, wat goed- koope,*- zou uitkomen, steenkolen te koopen of de meubels hier klein te ma ken en zoetjes aan te verbranden!" Bij de waarzegster. „Als ik u de geheimen van uw ver leden en uwe toekomst zal onthullen, moet gij er drie gulden voor betalen, mijnheer." „Hier zijn ze. En om de onthullin gen van mijne toekomst te kunnen ge- looven, moet ge mij eerst iets uit mijn verleden vertellen." „Niets is gemakkelijker. Gij zijt in uw huwelijk ongelukkig geweest." „Ik ben nooit getrouwd geweest." „Hm! Gij hebt. van valsche vrienden te lijden gehad." „Mijne vrienden zijn yan beproefde trouw." Hm! Men kan zich vergissen. Gij hebt veel gereisd." „Ik ben nooit verder dan in het naaste dorp geweest." „Ei, dan moet ik uwe hand wat nauwkeuriger bezien. Zoo nu kan ik er beter in lezen. Gij hebt een geld verlies geleden." „Juist; de drie gulden die je me hebt afgenomen." Logisch. „Ik heb mijn hoed in de kamer neer gezet," redeneerde een professor in de logica; „ik kan hem nergens zien, er is niemand anders in de kamer ge weest dan ik zelf; ergo zit ik er op." Uit den Moppentrommel. FOEI, HOE DOM! Een dame uit de stad is met haar dochter voor een poosje buiten en wan delt langs een aardappelveld. Wat zijn dat voor planten? vraagt het meisje aan een ouden boer. Aardappelen, antwoordt deze. Maar waarom hebben deze dan witte bloemen en die daar blauwe? Dat zal ik u zeggen, juffrouw. Dit hier zijn aardappelen om te bakken en die daar om te koken. - Wist je dat niet eens, lieve Ama- lia? zegt mama verwijtend. UIT EEN OPSTEL. Ook de bliksem heeft zijn schaduw zijden." GOEDE VRIENDINNEN. - O, lieve Emma, wat hebt gij mij een plezier gedaan met deze vazen Altijd als ze in de schellingsbazaar zag staan verlangde ik er naar. EEN JUWEELTJE. Zij. Ja, ik heb nu een juweeltje van een dienstmeisje, het beste dat we ooit gehad hebben! En hoe lang hebt u dat al? Sedert van morgen. BITTER. Oudgast. Suiker? suiker? Praat mij niet van suiker! Ik heb met de suiker niets als bittere' ervaringen gehad. VOL. De gouvernante heeft kleinen Piet 's morgens een geducht standje gege ven. 's Middags vindt zij hem in de leerkamer zitten met een heel be nauwd gezicht. Zoo! Ben je vol berouw? vraagt ze Neen, juffrouw, zegt de meid, die juist in de kamer is, hij is vol jam; we hebben hem daareven uit de provisie kamer gehaald. EEN MUZIKALE HUISKNEC Barones. Johan, fluit toch niet afschuwelijke straatdeuntjes. Johan. Dat doe ik alleen ond< laarzen poetsen mevrouw; bij h ver poetsen fluit ik den Lohengi BRUTAAL. Mevrouw. Er loopt hier al eei uur een huzaar voor de deur he weer te draaien Meid. Dat had u mij wel eerdei nen zeggen! VERDIENSTE. Zij. Wat heb je me te vertelli bent niets, je had niets, je hebt verdiendalles, wat wij be: heb ik geërfd. NIET OVERDRIJVEN. - 't Is wat moois! Ze hebbe verteld, dat jij mij den grootste oot uit de stad hebt genoemd. Dat is niet waar! Den groots dat heb ik niet beweerd. De oplossing van ons vorig Prijs sel is REDENAARSTALENT. De prijs viel bij loting onder di do oplossers ten deel aan C. VAN LECOM, Kampersingel 36 rood, di zocht wordt zijn of haar prijs komen halen op Maandag a.s. tus 2 en 3 uur aan ons bureau, gc Het Spaarne, Kampersingel 70. Ons nieuwel prijsraadsel luid volgt: Een woord, dat men somwijlen te op Als men deszelfs lengte bedoelt, Is 't eerste. En het tweede heet h van g En geld ruim voorzien is, of die gem< Schoon arm, zich tevreden ge Verbindt ge nu 't eerste en het ti te za; Dan geeft u 't geheel te verstaan Een' stad aan een' stroom of rivi geri En meermaals voorheen in den van gewil Komt, wijst mij die stad nu eens Oplossingen worden ingewach ons bureau, Kampersingel 70, met Woensdag a. s. Als prijs loven wij uit EEN FRAAIE PHOTO. Een Bed-Automaat. Vernuftig en origineel zijn niet alleen de Amerikanen, doch ook de Engel- schen. Onze afbeelding, die een rustbed voorstelt, bewijst het. Het is een rust bed, dat zich op de gewone automati sche wijze ter beschikking van den ge bruiker stelt. Deze nieuwigheid moet binnenkort reeds op de stations van eenige spoorwegen ingevoerd wo Voor een penny, dien men in een laat vallen, krijgt men een ui plank, een hoofdkussen en een bestaand bed, dat, moge het oo! hard zijn, toch een volledige ru legenheid aanbiedt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1900 | | pagina 8