bok op den schoot. Toen zij haar vroe
gen, hoe zij haren Christian uit het
water en van zijn kreeftenlichaam ver
lossen konden, antwoordde deze u,
dat is heel gemakkelijk. Evenals hij
zich zelf betooverd heeft, kan hij zich
ook zelf weer verlossen. Hij moet het
in den volgenden Johannesnacnt maar
hardop uitspreken, zoodat een nirn> h
het hoortdan is dc betoovering gcoro-
ken en dan loopt hij weer op het land.
op twee mensclielijke beenen, zonder
scharen. Dat zullen wij wel n orde
maken komt maar weer hier, zoodra
het tijd is."
Dus gingen zij naar huis en wacht
ten, vol ellende en verlangen, maar in
eendracht, tot de jaarkring weer uit
was, en toen gingen zij weer naar de
heks.
Toen het nu middernacht was en
toch nog niet geheel donker, maar
zoom schemerig licht, dat toch geen
schaduwen wierp alles was sluime
rend en huiveringwekkend toen
bracht de heks haar bij een put op de
binnenplaats en liet haar er in kijken.
Die was echter zoo diep, dat zij eerst
geen grond konden zien, maar alles
pikzwart was. De heks murmelde al
lerlei spreuken en streelde daarbij ha
ren bok en dat moesten zij ook doen en
tegelijk aljijd in de diepte kijken.
En toen zagen zij eerst een blauw
achtig vlammetje en daarna een ster
ker lichtgloed en eindelijk werd het
heelemaal licht. En zij zagen heneden
steenen liggen met mos begroeid en
allerlei waterplanten.
En nu kwam er een kreeft van onder
een sleen uitkruipen. Maar die was
juist aan het ruien en had zijne schaal
afgeworpen, zoodat hij er ellendig en
kaal uitzag. Zij konden echter duide
lijk zien, dat het hun Christian was,
voornamelijk aan de oogen, hoewel die
heelemaal schuin stonden, zooals bij
kreeften gewoonlijk het geval is maar
zoo hadden Christian's oogen er ook
altijd uitgezien, als de vrouwen hem
plaagden.
Het duurde niet lang, of er kwamen
twee andere kreeften aankrabbelen
die hadden echter hun pantser nog en
zagen er flink en sterk en grimmig uit.
En die gingen nu op den armen kreeft-
Christian los en hieuwen en knepen
hem met hunne ellendig scherpe scha
ren, de eene rechts en de andere links
het was ontzettend om. aan te zien. De
arme vrouwen schreeuwden luid van
medelijden en erbarmen en de moeder
sprak
Lieve zoon, als gij boven wilt komen,
Zoo wordt de betoovering van u ge
nomen."
En zijne vrouw, sprak
„Kom toch naar boven, gij lieve man.
Dat ik u kussen en liefkozen kan."
En de heks. sprak
„Domme kreeft, als ge een enkel woord
maar wilt spreken,
Dan is de betoovering van u geweken."
Toen kwam kreeft-Christian een wei
nig naar boven en toen hij de heks met
hare tranende oogen en den akeligen
zwarten bok zag, zétte hij een vroolijk
gezicht en kroop nog hooger en wou
al beginnen te spreken. Maar nu zag
hij ook zijne moeder en zijne vrouw,
die zich over den rand heenbogen, en
hij merkte, dat zij altijd nog samen
waren.
En toen hij d&t zag, trok hij den
staart in en kroop eensklaps neer in de
diepte. En toen hij daar zat en de an
dere kreeften hem weer vreeselijlc aan
vielen, riep hij met duidelijk verstaan
bare stem
„Ik, arme kreeft-man, wat beklaagt
gij mij nu
Wel tieumaal erger had ik 't toch
bij u."
En hij liet zich geduldig verder knij
pen en wilde niet weer boven komen.
„Ja, hier valt niets uit te richten,"
zei de heks „als hij niet wil, kan men
hem niet dwingen. Hij weet heel goed,
dat het nog wel honderd jaar duren
zal, vóór zijn pantser weer is aange
groeid dan eerst, kan hij boven komen
en zich laten verlossen. Zóó lang
moet gij wachten."
En daarbij is het gebleven. De moe
der heeft haar zoon en de vrouw haar
man van haar levensdagen niet weer
gekregen. Het was eene droevige ge
schiedenis.
Maar kijkt nu nog dit dier eens aan,
of het niet iets menschelijks in 't ge
zicht heefthet is zeker de arme Chris
tian. Ilij heeft wel een pantser, maar
dat is misschien alleen voor de boven
wereld, zoo'n soort dat voor beneden
niet geldt. In alle geval is het maar
het best, dat ik 'hem weer te water laat.
En Gottlieb nam den vetten kreeft
en wierp hem met een wijden zwaai
ver in zee. En toen ging hij weer op
zijne hank zitten en rookte kalmpjes
door. „Nou kiek ik weer in zee," zei hij
met volkomen zielsrust.
De drie toehoorders zetten een
vreemd gezicht en hadden vreemde ge
dachten over den ouden Gottlieb.
Maar den volgenden dag zat het
paartje in de wittebroodsweken weer
met hun beiden alleen in het prieel en
straalden ze alle twee van uitbundige
vroolijkheid.
het beschavingsleven van een volk. Als
een deel der beschaving is de Mode
aan te merken. Aan het begin van onze
tijdrekening stonden de Grieken en Ro
meinen reeds in hun kleeding op de
hoogte van hun beschaving. Wij, Ger
manen, hulden ons toen nog in dieren
huiden, voor zoover wij ouder dan 16
jaar waren. Maar door de eerste aan
rakingen met de Romeinen werd de
zucht tot nadoen gewekt en reeds in
de eerste eeuwen na de geboorte van
Christus huldigden de Germanen de
Romeinsche kleederdrachten. Hoe een
voudig die toen op zichzelf ook wa
ren, toch was er reeds een zucht naar
weelde in waar te nemen, zoodat de
Fransche Keizer Karei de Groote bij
voorbeeld zich er herhaaldelijk en na
drukkelijk tegen uitsprak. Kostbare
stoffen en duur pelswerk ontvouwden
groote pracht; vorm en aard van de
kleeding echter bleven eeuwen achter
een onveranderd.
De vooruitgang der beschaving en de
Kruistochten veranderden niet alleen
de begrippen over kleeding, doch ook
over het garneer-materiaal. Oostersche
pracht en kleurenrijkdom, kostbare zij
den weefsels uit het Morgenland ver
hoogden de weelde der kleedij zooda
nig, dat de Duitsche Keizers zich her
haaldelijk gedwongen zagen, voor
schriften en verbodsbepalingen uit te
vaardigen tegen het dragen van tè
kostbare kleederen.
De bontheid in de kleedij was bui
tensporig groot. Men verkleedde zich
bij feestelijke gelegenheden verschei
dene malen op een dag en verscheen
nu eens in Duitsche, dan weder in
Spaasche, eenige uren later weer in
Hongaarsche kleederdracht.
fn deze veelkleurige kleedij vonden
de adellijken aanleiding, zich te onder
scheiden. Zij begonnen zich in het
zwart te kleeden, welke gewoonte spoe
dig overging voor de officieele cos-
stuums van hooggeplaatste staatsdie
naren.
Purper was de eenige kleur, welke
de ridder behalve zwart droeg; soms
werd uitzondering gemaakt voor de
kleuren van zijn wapen.
De bontheid in de kleeding ging in
de 16e eeuw langzamerhand verloren.
Daarentegen werden meer fluweel en
zijde gedragen, welke stoffen haar
grootste verbreiding vonden in de
Spaansche kleederdracht.De Spaansche
kleederdracht werd aan het Duitsche
en het Oostenrijksche hof nog lang ge
handhaafd, nadat in de 17e eeuw een
veel gemakkelijker kleeding ingang
gevonden had. De snit van deze klee
deren was veel natuurlijker én pas
send 'voor iedere stof, zoodat de aan
zienlijken begonnen, zich weder naar
De vrouw van deze Eeuw.
1800—1810.
1810—1820.
Voor Dames.
De Dames-Mode in de
19e eeuw.
Het wisselen van eeuw in eeuw is
niet alleen een mijlpaal voor het poli
tieke en het. sociale, maar ook voor
de maatschappelijk lager geplaatsten
te richten, in het bijzonder wat betrof,
de huiskleeding.
In het midden der 17e eeuw begon
de invloed van de Fransche kleeder
dracht in Midden- en Noord-Europa,
ook in de Nederlanden merkbaar te
worden, nadat te voren de Spaansche
en in het begin dier eeuw de Italiaan-
sche er toongevende factoren geweest
waren. Met den invloed der Fransche
kleederdracht verdween de stabiliteit
in de kleeding, waarvan de snit zich
eeuwen achtereen had gehandhaafd.
Uit de fraaie en doelmatige kleeding
ontstond de tirannie der Mode. De
Mode was echter uitsluitend toegan
kelijk voor de aanzienlijken en de rij
ken omdat de mindere man nog onder
controle stond van de van hooger hand
uitgevaardigde voorschriften, al was
het niet meer in dezelfde, mate als vroe
ger. Gedurende de 18e eeuw lag de
Mode mindér in de snit dan in het gar
nituur, in de wijze, om de kleederen
te versieren, en in de manier, van ze
te dragen.
Het jaar 1785 bracht voor de eerste
maal Engelsche modes op den voor
grond en deze hebben zich, tot op den
huidigen dag, volkomen gehandhaafd
nevens de Fransche. De Engelsche da
mes bedienden zich bijna in het geheel
niet van de Fransche manteau's. Zij
droegen lange rokken met zakken, die
aan de voorzijde van onderen met
knoppen wérden gesloten. Ook hadden
de Engelsche vrouwen de in-omvang-
toeneming van den hoepelrok beslist
afgewezen en tevens de voorkeur gege
ven aan nauwe lange mouwen. De
met de Engelsche kleeding gebrachte
verbeteringen moestén van invloed
zijn, wat zelfs in Frankrijk werd er
kend. Het spreekt van zelf, dat de nieu
we vorm in de kleeding niet dadelijk
overheerschend werd, doch er waren
nieuwe wegen geopend die voor uit
breiding vatbaar waren.
Hoezeer had zich de kleeding aan
het einde der 18e eeuw veranderd ver
geleken bij vroeger! De door baleinen
verstijfde pantsertaille was verjaagd.
Los en bevallig golfde het witte gewaad
tot op de voeten neer en was om het
lichaam door een gekleurden, met
goud doorwerkten hand, waarvan de
einden lang afhingen, saamgevat. In
dien tijd begon de voorliefde voor de
oude Grieken en Romeinen zich mach
tig te roeren men praatte zich een
roes aan hun groote daden en die
voorliefde bereikte haar toppunt, toen
de 19e eeuw haar intrede deed. De
Ouden herleefden: gebouwen, meube
len, kleederen, in Frankrijk zelfs de....
grondwet, werden naar hun voorbeeld
gemaakt. Het antieke gold de geheele
bewondering van den vrijheidszwijmei
van dien tijd, waarbij echter een juiste
kejinis van de oudhied ontbrak. Maar
één ding wist men zeker: de Grieksche
vrouwen bedekten haar lichaam slechts
met een enkel, zeer lang gewaad, dat
de armen en een groot deel van de
borst vrijliet. In korten tijd zag men
de modedames alleen met een
dergelijk kleed prijken. Een gor
del of een snoer wond zich rondom
het kleed dicht onder de buste. Ons kli
maat was echter niet geschikt voor de
Grieksche modedwaasheid en warme
kleedingstukken. kwamen bedekken,
wat de natuurlijke aandrift en het ge
zond verstand hadden behooren te doen
Pelscostuums, die op onze moderne
peignoirs leken, voorzien van lange
slepen en kostbaar gevoerd, omhulden
het lichaam zorgzaam. Het bovenste
deel. van het bontcostuum, in den vorm
van een jak, werd als echt Grieksch er
kend en als beschutting tegen ruw we
der bij de dunne, witte zomerkleederen
gedragen. De jakvormige kleedingstuk
ken van gekleurd atlas of fluweel, ge
garneerd met band of bont, vertoonden
een nieuwen snit. Met den vorm had
zich ook de naam verandert van het
gewaad; men noemde het tunica.
De antieke vorm der kleederen bleef
zich geruimen tijd in de sympathie der
dames verheugen, reeds toen nieuwe
modellen opdoken, welke de oudere
trachtten te verdringen. De witte ltlee-
deren begonnen zeldzamer te worden:
de gekleurde stoffen traden op den
voorgrond. Werd tot dusver het kleed
uit één stuk gesneden in de lengte, nu,
omstreeks 1810-1820, vervaardigde men
lijf en rok afzonderlijk, waarna de i'ok
aan het lijf werd genaaid.
Ontelbaar waren de variaties waarin
zich deze modellen ontwikkelden. De
armen werden nu eens kort, dan weer
lang, gedeeltelijk nauw en wijd, of
wijd en poefig gedragen. De lange,
nauwe mouwen kregen twee naden en
werden „krom" gesneden, d. i. in den
elleboogvorm. Reeds in de 18e eeuw
hadden de rokken van hun lengte ver
loren; omstreeks 1815 waren zij kort.
van boven zoo nauw mogelijk, naar
onder wijder wordend. Deze vorm werd
verkregen door de zg. „klinken", zoo
als men ze tegenwoordig nog bij da
meshemden aantreft. De fantaisie van
de coupeuse nam toe met de ontwikke
ling der industrie en van de technische
hulpmiddelen. Het aantal kleedermo
dellen werd steeds grooter, zoodat be
paalde typen slechts op het toppunt
van haar mode-zijn werden opgemerkt.
Als zulk een toppunt is het jaar 1820
te beschouwen. Korte rok, van boven
nauw, van onderen wijd; een kort,
glad lijfje. Een volslagen omwenteling
begon, die tot 1830 duurde. Toen waren
de korte lijfjes, de overdreven nauwe
rokken verdwenen. Een gewatteerde
of gestijfde onderrok spande het lxo-
maakt en verdrongen ten slotte de an
dere modellen geheel. De „ham"-indu
wen werden bespottelijk gemaakt en
een gruwel genoemd. Men keerde den
snit om en maakte de mouwen van bo-1
ven nauw en van onderen wijd, terwijl
de pols toch vast omsloten bleef. Ook j
deze modellen konden zich niet hand- j
haven en de gelijkmatig wijde mouw
verscheen. De gai-neeringen van de
taille, welke bestemd waren, om de fi- j
guur breeder te maken, vielen weg en I
het lijf'werd zoo plat mogelijk, doch
bleef lang. De rokken werden langer,
van boven en van onderen even wijd
gesneden en door gelegde plooien aan
het middel vernauwd. Vijf of zes ge
watteerde onderrokken werden over el
kaar gedragen, waax-aan nog dikke
kussens werden toegevoegd, die op de
heupen en aan de achtex-zijde werden
verdeeld.
Zoo kwam het volgende decennium,
1840, dat weder omwentelingen bracht,
maar toch altijd den ouden beginselen
trouw bleef. Nu werden ook de tailles
gewatteerd, waardoor onregelmatighe
den in de figuur gemakkelijk konden
1840—1850.
1850—1860.
1820—1830.
1830—1840.
venkleed beter uit. Het lijf, of uitge
sneden, of hoog gesloten, was recht af
gesneden en door een breede ceintuur
afgesloten.
Tot de eigenaardigheden van het
tijdperk van 18301840 behoorden de
„ham"-mouwen. Van boven wijd, vaxi
onderen nauw, vastgesloten om den
pols; veex'eïi kussens vulden de boven
wijdte aan. Nevens de vare achteren
gesloten rokken, waren ook zoogenaam
de overrokken zeer gewild. Deze wer
den eveneens van achteren dichtge
worden verborgen. De lange, wijd:
rokken, de lxooge gesloten tailles, zijn
tot op den huidigen dag het karakteris
tieke in de mode gebleven en doen zich
telkens opnieuw gelden. Het oog is ge-1
woon geraakt aan bepaalde omvangs- I
lijnen, al boden deze ook gelegenheid'
■voor aanhechting van allex-lei gamee-
ringen, of verlengingen (schootjestail
les). De vele ondeiTokken werden las-1
tig en zoo werd tusschen 1820 en 1860 j
de hoepelrok teruggeroepen en onder
den naam van crinoline algemeen ge l
dragen.
Bij al de veranderingen, welke de i
hoepelrok had doorgemaakt, was hij j
voortdurend grooter geworden. De rok-
wijdte bedroeg reeds 8 a 10 meter en
zette zich altijd meer uit. De stoffexx
werden nog slechts weinig gestreept,
meestal geruit gedragen. Een over-i
kleed dat de helft van den rok verdub
belde, was zeer gewild.
Het zg. Grieksche patroon werd in i
lussen en fluweelen lint zoowel op de
boven- als onderkleedinc uitgevoerd, j
terwijl de vullingen versierd werden
met fluweelen of zijden linten. Over- j
rijk stofmateriaal werd nog weelderi
ger gemaakt door het kwistig aanbx-en-
gén van garneeringen. De mouwen,
naxxw in het armsgat, ixaar onderen
meer dan een meter breed, hingen over
witte ondermouwen, wai*en versierd
met kant en fijn boi'duursel en aan den
pols gesloten. De stof- en garnituurmas
sa's werden bovendien nog vermeer-
derd met ceintuurs, die in breede strik
ken op den rug eindigden.
Tusschen 1860 en 1S70 verdwenen vele
overdreven modellen en maakten
plaats voor natuurlijker vormen. Men
ging breedgestveepte stoffen zonder
garneer in g dragen. De snit der tailles
was er op berekend, de strepen op ver
schillende wijzen aan de coupure aan
te passen, waardoor fraaie en elegante
effecten verkregen werden.
De jakjes, mantels en doeken toon
den variaties in het garnituur, die den
rok ontbraken. Deze variaties bleven
de kleeding ook in de jaren van 1870 tot
1880 trouw. Rijk gegarneerde mouwen,
die van onderen wijd waren, wedijver
den met even weelderige game er in gen
op het achterste dexl van het lich-tun,
die of vun gewone rokstof waren, of
als extra-overrok vooi'kwamen van
dikgeribde halfzijde, popeline genaamd.
Kant erx bladeren vormden het gar-
I neernxatcriaal.
Tot dien tijd was de Fransc.xe keizt rï
Eugénie de toongevende dame xn hef
rijk der mode geweest.
De gevolgen van deix Fransch-Duit-
schen oorlog drongen haar uit lx xar po
litieke positie. Tegelijkertijd verdween
haar invloed op de rnode. De onP.r n
de keizerin, de verwende modedame,
moest niet haar kranken gemaal diois
ballingschap deelen.
In den overwinningsroes van i"7l,
onder de van Frankrijk te vorderj)
milliarden zegen, onder de vreugde
over het ontstaan] van het opnieuw
ééngeworden keizerrijk, wei*d nu in
Duitschland een beweging merkbaar,
om een eigen nationale mode te schep-
pe. De particularistische stroomingen,
welke Noord en Zuid gevormd hadden,
waren in dien tijd volkomen verdwe
nen.
Het verlangen, om evenals de Engel-
schen, een eigen mode te hebben, werd
steeds sterker. En toexx nieuwe politiek?
verwikkelingen met Fx-ankrijk dreigden,
werd de afkeer van Fransche modes
zeer hevig.
Doch slechts schijnbaar. De toenma
lige Duitsche mode-industrie was in
de verste verte niet rijp, om de erfenis
van den Parijschen smaakte aanvaar
den, evenmin als zij dat tegenwoox-dig
is.
Nauwelijks waren de wolken van den
politieken hemel weggetrokken eix was
de vrede bevestigd, ook in de opgewon
den gemoedérén, of de welgestelde
Duitsche dames, die het hardst ge-
schreeuwd hadden om een eigen xxxode,
vielen weer in de armen der Paxijsch-
mode. De handige Fransche couturier;
trokken daarvan partij.
Tal van Fransche firma's vestigden
filialen in Duitschland en boden Fran
sche wax-en; en de kunstvaardigheid
Barer xuodistes te koop: zijden en wol
len stoffen, garneermateriaal, kanten
en linten, pailettes en gitten. Hoeden
maaksters, costumiéres en friseuse
prezen zichzelf aan op in het Fransen
gestelde naamborden en circulaires.
Het was voor de nation aal-voelende
Duitschers om dol te worden. De per;
toornde in heilige verontwaardiging
1-Iet hielp niets. Zij begon te spotten.
Dat werkte althans ietsuit.De gegoede
burgerstand en middelstand kwamen
tot inkeer. De onderste volkslaag had
in dezen natuurlijk geen aandeel, om
dat. de dure Fransche mode-artikelen
er onbex*eikbaar voor waren.
Restten dus nog slechts de hoogste
kringen, die vgn jaren her tot de beste
afnemers der Fransche modeleveran
ciers hadden behoord. Men maakt hen
er op opmerkzaam dat de Fransche
firma's in Duitschland voor de helft
haar waren uit Duitschland zelf be
trokken.; men geloofde het niet. liet
viel niemand in, te denken, dat een
bekwaam couturier xxiet naar Duitsch
land behoefde te komen voor geringer
whist, als in Frankrijk zelf voor hem
iets te doen was. Men bestelde rustig
voort.
Intusschen poogde ook de Duitsche
mode-industrie zich te verheffen. Veel
werd verbéterd, maar zij nam niet de
gehoopte vlucht. De oorzaken daarvan
waren tweeërlei: De Duitsche industrie
legde zich van den beginne af aan toe
daarentegen betaalt men zulk een tee
kenaar een bespottelijk laag loon. De
Fransche teekenaar bereikt met énkele
los heengeworpen streken groot effect.
Ilij Dast zich daardoor aan lederen
stijl aan. De Duitsche toekenaar werkt,
meer plichtmatig dan artistiek.
Dat was de eerste oorzaak en de
tweede was de eigenwijsheid der Duii-
sclxe vrouwen, die leden en lijden «aan
hetzelfde gebrek als vele Nederland-
sche: komt het costuum niet uit Parijs,
dan kan het niet goed zijn.
Het garneelmatei'iaal, dat van 1870
1880 de Mode beheerschte, bleef haar
ook van 18801890 getrouw, doch ixx
andere, aanwending^ De taille uit deze
periode bleef lang en slank van hoofd
lijn. Op straat, droeg men uitsluitend
hooggesloten japonhen met lange
mouwen. In de balzaal was mode het
smalle, diep en viei'hoekige decolleté
nevens het door de mode onverlet ge
laten, cerenionieele hofdecolleté, dat
de geheele buste vrijlaat.
De rok en zijn garnituur van ver-
schillexxden aard, met recht draperie
genoemd, eischte de geheele fantaisie
van den couturier. De stof werd in
haar natuurlijke breedte uiteengeno
men,en aan een achterkant beginnend,
rondom den rok gedrapeerd. zonder
eenige andere beperking dan deze, dat
de onderste, zoogenaamd „valsche*
rok, nergens te ziexx was, omdat hij
uit andere stof werd vervaardigd. Aan
de achterzijde stapelden de massa's
stof zich hoog op. Om ze een steunen
den houding te geven, kreeg de ach
terbaan van den valschen rok twee of
drie stalen hoepels als inhoud, die met
den rok in vex*binding stonden door
een ondei'genaaid kussen van veèren
of paardenhaar. Het was de mode van
den veelbespotten Cui de Paris.
Van 18891890 begon eerst een in
krimping van den rok. De gladde
1880—1890.
1900.
1860—1870.
1870—1880.
ok verscheen. Met het plotseling ver
dwijnen van den gegarneerden rok
begon het wijder worden van de bo-
venrnouw. De slanke arm van liet
vorig decennium maakt plaats voor de
lichtgeplooide bovenniouw, die zich
steeds meer uitzette tot de balloremouw.
Het toppunt van deze mouwenmode
was 1895/ 96; sedert dien zijn de xnou-
en ieder seizoen in omvang afgeno
men. En reu herhaalde zich het pro
cédé van het begin van het decenni
um in omgekeerde richting; hoe be
scheidener de mouwen werden, des te
meer hield de Mode zich bezig met
wijde rokken. De korte, nauwe rokken
zetten zich tot een wijdte van 8 meter
uit, de z.g. sex'pentireerokken. De wijdte
was echter niet lastig, omdat de stof
in zichzelf verwerkt werd, zonder eeni-
gen stijfmakenden steun, wat van
grooter invloed op de bevalligheid der
bewegingen werd.
De onbeduidende facon van lxet tijd
perk 18801890 was eerst gegroeid tot
de schootjestaille, waarvan de bewer
king groote vaardigheid eischte. Uit
de sexdeuze schootjestaille ontstond de
ceintuurtaille, die thans nog. overheer
schend is. Breede, halfbreede en zeer
smalle ceintuurs wisselden af. Thans
is de breede, corsetachtige ceintuur in
zwang en doet prachtig, als zij maar
aan de juiste figuur is aangebracht.
Al beschrijvend hebben we den bo
dem der. historie.verlaten en zijn aan
geland in het naast verleden en van dit
in het lieden. Het stempel der tegen
woordige mode is een tweeledig. Het
eene komt overeen met de steeds
vooruitgaande ontwikkeling van alle
technische hulpmiddelen, d. w. z. het
negeert alle individualiteit, vormt en
uniformeert. Het noemt datgene mo
dern, wat juist in massa op de markt
geworpen wordt. Terwijl de detailleur
zijn best doet. eveneens in massa te
verkoopen, produceert de fabricatie
weer nieuws. De andere mode is die
welke zich uit de aanduiding der indi
vidualiteit omhoog gewerkt heeft tot
kunst. Deze tot kunst geworden kleedij
heeft zich aangesloten bij de secessio-
nistische idée. De alles beheerschende
bi'oderie toont niet alleen in haar
patronen in stijl gehouden ornamenten
maar de metalen sieraden, die onont
beerlijk zijn voor het effect, wordt
minder naar de waarde van het metaal
en van de steenen, dan naar het pa
troon en de bewerking? beoordeeld.
Evenals honderd jaren geleden, dwe
pen we ook nu weer met de Ouden.
Maar met dit verschil, dat intusschen
de Oudheid veel van haar geheimen
onthuld heeft exx dat wij onze kennis
en onze ontdekkingen in deze richting
met de met onze tegenwoordige be
schaving overeenkomende ideeen tot
een nieuwen stijL hebben uitgewerkt.
Over frisuren en dgl. is in deze re
trospectieve beschouwing niet gespro
ken; zij vormen evenals de hoeden een
te klein onderdeel van de Mode, dan
dat zij zelf deze ooit hebben kunnen
beïnvloeden. Uit de bijgaande plaatjes
is echter steeds het karakteristieks
kapsel en hoofddeksel bij het costuuxu
vastgehouden.
op fabricatie in massa en stempelde de
mode tot een handwerk. Dat was dom.
De Fransche mode bleef zegevieren
boven de Duitsche. Een eei'ste teeke
naar in modefabrieken in Frankrijk
j verdiende en verdient nog 30 k 40.000
francs jaarlijks. De Fransche fabri-
1 kant weet, dat vare diens kunst zijn
eigen succes afhangt. In Duitschland
Apenvleesch.
Volgens berichten in Belgische bla
den is een nieuw gerecht verschenen
op de tafel der in Congp levende Euro
peanen. nl. apenvleesch. Het wordt be
schreven als smakelijk, sommigen noe
men het zelfs een zeer lekker vloesch.