DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes. Ho. 29. Zaterdag 26 Januari. 1901. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. Als ik geld had och het be hoefde maar een heel klein beetje te zijn dan zou ik een prijs uit loven voor elk onzer lezers die wel eens practisch nut van onze Ge meente-bibliotheek heeft getrok ken. Want, zooals de naam inder daad doet vermoedenis het eene instelling van en voor de ge meente, en offeren wij allen ons duitje aan cle instandhouding en uitbreiding ervan, om die gelde lijke opoffering in anderen vorm met woeker terug te ontvangen En... hoeveel onzei, gewone-men- schen, die de wetenschap niet als vak beoefenen, maar die hun kennis willen verrijken, hetzij voor meerdere ontwikkeling of ter ver grooting van speciale vakkennis, hebben wel eens in de gemeente bibliotheek bronnen gevonden, waaruit zij konden putten Het zullen er. vreezen wij. niet velen zijn. Daar is die gemeente bibliotheek te.... ja eigenlijk ge zegd. ie antiek voor. Zij gaat nog steeds gebukt onder het verleden door uwe sanctie o vaderen van de vroedschap! En toch heeft de ge meente-bibliotheek een taak te ver vullen in onze samenleving. Zoo als de toestand nu is, heeft ze slechts voor enkelen nut hoewel wij er allen voor petalen Én elders wordt die leemte al evenmin genoegzaam aangevuld. De bibliotheek van het Nut bevat te veel belletrie. Tusschen die twee uitersten is geen goede midden weg, die ze verbindt. Maar wii hebben toch de biblio theek van Teyler's stichting, van het Museum van Kunstnijverheid en van het Koloniaal Museum, zal men ons waarschijnlijk toevoegen. Zeer zeker, en dit zou de reorganisatie dei gemeente-bibliotheek ook on getwijfeld vergemakkelijken. Een aantal afdeelingen der wetenschap blijven dus buiten beschouwing omdat zij onder de bemoeiingen van andere bibliotheken hier stede vallen. Maar wat wil men clan Die vraag is door het publiek zelf beantwoord. In 1896 bijv. werd navraag gedaan naar onderwerpen van practisch belang, als deze stijlvormen van Nederlandsche meubelen omstreeks 1600, Oud-Ne- derlandsche melodieën voorkomen dc bij P. C. .Hooft en de beteeke- nis van Hooft als prozaschrijver, of naai werken die licht, kunnen ver spreiden over de godsdienstige richting van Allard Pierson in 1860, en het opkomen, en veld win nen van de moderne godsdienstbe schouwing in Nederland, over den stand van de nieuwe Fransc-he aardrijkskundige wetenschap naar de laatste en de nieuwste werken op juridisch en we!gevend gebied o!' op philosophisch en ascetisch Christelijk gebied enz. Meer en meer moet het denkbeeld veld winnen, cfat aanvullingen in oudheidkundige richting alleen niet gewenscht zijn gebroken moet Nog een „Zieke Man". Turkije-, dat in verband met dei langzame ondermijning van zijn) heerschappij in Europa, sedert een eeuw ongeveer de Zieke Man wordt j geheèten, is de eenige Zieke Man niet meer. Engeland bont en. blauw j geslagen door de dappere Zuid-: Afrikaansche Boeren, gehavend I door de enorme kosten die het j handhaven van een leger van j 200.000 man in het zuiden van heit Zwarte Werelddeel eischt, en op den achtergrond gedrongen in de Chineesche aangelegenheden door i zijn onmacht, om er met gezag op te treden begint te lijken op een lijder, een afgeranselden. zieken Protz. De sultan, die altijd van John Buil het meest is tegenge werkt, heeft wel schik in den te genspoed van den arooten Gewel denaar en zegt bij het nieuwjaar- wensc-hen tot. hem Waarde vriend ik ben langen tijd de Zieke Man geweest, maar nu kan ik buiten een ziekenstoel. Ik zal hem u geven als nieuwjaars- cadeau. worden met cle uitsluitende bevoor rechting der historische weten schappen. met uitsluiting van de practische onderwerpen. In dien geest spreekt de heer J. W. Enschedé, cle bibliothecaris ook gaarne over zijn bibliotheek In het verslag over 1896 zegt hij o. a. dit Om mij eerst te bepalen bij de afdeelilig Haarlem de bibliotheek moet bezitten zooveel maar moge lijk is alles wat onder dat begrip valtzii moet- den onderzoeker de nopdige bronnen voor zijn studie kunnen voorleggen, hetzij dat on derzoek zich bepaalt tot het een of andere tijdvak van de stad of ge meente, lot het leven en bedrijf van haar inwoners of tot een onderwerp dat ten nauwste verwant is met Haarlem als b. v. de uitvincline: der boekdrukkunst en de maat schappij ter bevoi,lering van nij verheid. Maar daarnaast beeft de instelling nog een andere roeping in hel vak Haarlem te vervuilen, die lot heden maar al te veel over het hoofcl is gezien. Zij moet thans niet alleen voldoende hulpmiddelen bieden lot reconstructie van het geen eenmaal was. zij moet in de toekomst diezelfde taak ook vervul len, wanneer het heden verleden zal worden zijn. Haarlem en aanverwant vormt slechts een onderdeel van den boe- kenvoorraad slechts 18.63, Meter planklengte van het geheel, waarop du boeken systematisch naar on derwerp en formaat ingedeeld zijn; de af deeling Vaderïandsche ge schiedenis, plaatsbeschrijving en oudheidkunde is daarvan met de afbeelding oude Nederlandsche let terkunde (legaat Van der Willigen) de belangrijkste. -Ook die afdeelin gen het zijn degene, welke het meest gebruikt worden, geheel anders dan Haarlem, dat, met uit zondering van het bekende werk van Allan slechts hoogst zelden ge raadpleegd' wordt ondergaan uit breiding. Hei beginsel, waarvan daarbij uitgegaan moet worden, voor zoover het geen onderdeel geldt waarbij Haarlem op de een of andere wijze betrokken is, moet een gansch an dei zijn dan hierbo ven voor Haarlem uiteengezet werd. Terwijl bij het laatste de bronnen van vroeger en later zelve aanwezig moeten zijn, behoeft het eerste niet verder te gaan dan kennis te ne men van de uitkomsten van onder zoek door anderen elders gedaan de afdeeling moet daarom aange vuld worden met oudere en nieuwe re standaardwerken, die de gehee- le vaderïandsche geschiedenis en oudheidkunde. een tijdvak, een onderdeel een provincie, een streek, een plaats een oer soon be handelen. En evenzoo moet het zijn voor de afdeeling Nederlandsche letterkunde waar het legaat Van dei Willigen het bijhouden daar van als vanzelf voorschrijft. Een Wolvenjacht in Lapland. De Staatsschulden op aarde. Zoover kan worden nagegaan, bedra gen de schulden der verschillende Sta- Het noordelijkst deel van Skandi-1 navië en Finland wordt bewoond door Lappen, die worden onderscheiden in Berg- en Veldlappen. De laatsten wonen in de dalen en vinden hun voornaamste bezigheid in den land- bouw. De eersten blijven in de ber gen en zij zijn zeer welgesteld door de onmetelijke kudden rendieren, wel ke zomer en winter in de open lucht grazen. Als de sneeuw's winters zeer boog ligt, worden de kudden naar beneden gebracht in de meer be schutte dalen. In weerwil van de voortdurende waakzaamheid der Lappen zijn de kudden echter zelfs in de dalen niet veilig tegen de aanvallen van wolven, die de honger uit de bosschen naar het lage land drijft. Dientengevolge organiseeren de Berglappen gedurende den winter wolvenjachten. Zij ver volgen de dieren op ski's of sneeuw- schoenen en door de groote snelheid, waarmede_ zij zich kunnen voortbe- wegen over de bevroren sneeuw, ha- len zij de vluchtende wolven spoedig in en dooden. hen. De jagers zijn Jp slechts gewapend met een korte, zware speer, die zij met buitengewone be- j drevenheid hanteeren. Alleen, wan neer zij gewond zijn, vallen de wol- ven hun vervolgers aananders zoe- ken de dieren hun heil in de vlucht. ten op aarde te zamen de verbazende som van 57.000 millioen gulden, met andere woorden: ieder bewoner der aarde heeft. 36 gulden schuld... Aan wie? Dit is eene vraag, welke de financiers van beroep maar moeten beantwooi- den; het feit is er en blijft toch be staan. Op elkander gestapeld, in bv. gouden twintig-markstukken, zoude de ze som eene kolom vormen van 7000 kilometer hoogte en, naast elkander uitgeteld, zouden deze stukken een op pervlak van iets meer dan 2 1/4 milli oen kwadraat-meters of 225 hectaren beslaan. Van deze totaalsom bedraagt het aandeel van Frankrijk niet minder dan 14,688 millioen, zoodat, naar het tegenwoordige bevolkingscijfer gere kend, op ieder Fransch hoofd eene schuld van pl. in. 1467 frank drukt. De tweede in rang. wat Staatsschuld be treft, is Groot-Brittanje en Ierland, met een schuldenlast van 8052 millioen of. voor ieder hoofd der bevolking onge- \eer 205 gulden. Onmiddellijk op Enge land volgt Italië, met 6192 millioen gulden schuld hetgeen lederen Itali aan 193 gulden te kort doet komen. Rusland staat niet ver bij Italië ach ter, want het heeft verplichtingen tot een bedrag van 5894 1/2- millioen gul den, doch belast daarvoor ieder hoofd zijner bevolking met slechts 60 gulden. De Vereenigde Staten 'hebben het tot 4089 1/2 millioen, dus voor ieder inwo ner tot 63 gulden schuld gebracht. On der de groote Europeesche volken wordt de zesde plaats ingenomen door Spanje, met ruim 3175 millioen gulden Staatsschuld, of per hoofd ruim 180 gulden, eene som, die in de laatste tien jaren 12 gulden per hoofd minder is geworden. Hierop volgen nu Oostenrijk. Tur kije alsook eenige kleinere Staten en daarna het Duitsche rijk, met een naar verhouding niet. grooten schuldenlast van 960 millioen gulden, of 19 gulden per hoofd. Die som is echter tegenwoor dig toenemende en ook moet niet ver geten worden, dat de Duitsche Staten afzonderlijk nog wel eenige niet ver achtelijke. debet-posten op hun boek zullen hebben staan. De min. Wat wij ook op de Oosterlingen voor uit mogen hebben, in één opzicht staan zij boven ons; en dat is in dankbaar heid aan haar, die zoo dikwijls zijn ge roepen voedsel en levenskracht te ge ven aan onze kinderen. Wij bedoelen de min. Wordt hier de min, die onze kinderen verzorgt gescheiden van haar kind, niet alzoo in Japan. Voor een jongen kiest men gewoon lijk als min demoeder van een knaap; voor een meisje brengt de min de moe der van een dochtertje mede. Een Japansche deftige vrouw voedt nooit zelve haar kind. Ze heeft zooveel te bezorgen en te besturen in de huis houding, dat de min voor een zuigeling de geheele zorg op zich neemt en te ge lijk haar eigen kind voedt. De min zorgt ook beter voor de opvoeding. Min en zoogzuster worden niet be schouwd als bedienden. Zij vormen een deel der familie en blijven meestal bij het jonge meisje, zelfs na haar huwe lijk. Zij leven met haar als vriendin nen en de zoogzuster deelt meestal in de lessen der jonge meesteres. Uit deze verhouding wordt groote vertrouwelijkheid geboren. De meisjes hechten zich meer aan de min dan aan de moeder. Deze toestand, die met loontrekken de dienaren een groot gevaar zou ople veren, heeft geen ander gevolg dan de ouders des te beter door de kinderen te doen eerbiedigen, want de Japansche min is even trouw voor de moeder als voor het kind. Nooit is voorgekomen, dat eene min misbruik maakte van het onbeperkte vertrouwen, haar door de ouders ge schonken. In het jonge meisjesleven vergezelt de min overal haar pleegkind. Zij is te genwoordig, bij elk bezoek dat zij af- legt of ontvangt; zij gaat mede naar den tempel, op de wandelingen, naar de theehuizen en naar den schouw burg. En daar de deftige Japansche vrouw pas iets van het leven begint te genie ten, wanneer zij hare getrouwde kin deren bij zich in huis haeft, of "root- moeder is, begrijpt men licht, dat het een welbegrepen eigenbelang is, die aan de min de voorname plaats heeft ge geven, welke zij in de Japansche sa menleving inneemt. Een slechte troost. Toen de financiën van Lodewijk XV eens zóó in wanorde waren, dat de hof bedienden hun loon niet op den be paalden tijd kregen, kwamen de opera zangers bij den minister om betaling vragen. „Mijneheeren", gaf de minister ten antwoord, „wij moeten eerst de wee nenden tevreden stellen, dan komen de zingenden later aan de beurt." Een Zaterdag avond-praatje. De menschen die zagen welk een ge vaarlijke toestand er heerschte aan de overwegen van ons station en op dat station zelf, hebben meer dan eens gezegd: „er zal geen verbetering ko men, voordat er eens een ongeluk ge beurd is." Er waren er onder die dat zeiden op een toon, alsof ze bijna wenschten, dat dit ongeluk maar eens gebeuren zou. Zóó was het natuurlijk niet gemeend, maar dat er eens op ze keren dag een bij na-ongeluk zou ge beuren, dat er een sneltrein voorbij zou koimen stuiven ïakelings langs de hielen van de wegvluchtende menschen, ja dat hebben velen wel eens gehoopt. Nu, ze hebben hun zin gekregen. Donderdagochtend liet de wachter aan de barrière menschen door, toen er op eens een trein uit den mist kwam op duiken en het maar weinig scheelde, of er waren ettelijke personen overre den. Ik voor mij zou er niet aan den ken, den wachtel' daarvan een vei'wijt te maken, want de menschen doen wat in hun vermogen is en ik heb ze meer malen bewonderd over de manier, waarop ze alles nog in 't reine weten te houden. Menige hooge ambtenaar van de Hollandsche Spoor, die troont op zijn bureau in het kolossale admi nistratiegebouw te Amsterdam, heeft niet zulk een zenuwspannende bezig heid en evenmin zoo groote verantwoor delijkheid als deze eenvoudige wach ters van de barrière. De schrik zit er nu evenwel opnieuw in en die kan een goede uitwerking heb ben. Allereerst deze, dat de Holland sche Spoor meer geneigd zal wezen tot coulante onderhandeling en verder, dat de Haarlemsche Gemeenteraad, bij het overwegen van de vraag, welk subsidie voor het ontworpen station uit de gemeentekas zal worden gege ven, niet doodblijft op een cent en ook niet op een duizend gulden of wat. Donderdag is de trein achter onze Haarlemsche hielen voorbijgeschoven, maar een anderen keer zou hij ons wel eens over de teenen kunnen rijden en dan zullen, zooals men dat noemt, onze likdoorns ons geen zeer meer doen. Het schijnt me toe, dat we deze zelfde week aan een ander gevaar zijn ont komen, namelijk aan de kostbare ver bouwing van het St. Elisabeths Gast huis. B. en W. stellen voor te blijven bij het stelsel van uitbesteding van pa tiënten, voor wie in het Gasthuis zelf geen ruimte meer is. Aan den anderen kant begrijpt het College wel, dat ver beteringen toch niet kunnen uitblijven, maar zulke groote sommen als de verbouwing zou kosten die Regenten wenschen, zullen daarmee niet ge moeid wezen. Terwijl B. en W. der halve Regenten om zoo te zeggen een wond slaan, haasten zij zich die met een pleister weer te heelen en wel, door voor te stellen, dat het College van Regenten met twee leden zal wor den uitgebreid. Dat wilden Regenten zeiven. Als ik mij niet bijzonder vergis, dan vult het College van Regenten zichzelf aan en nu ben ik benieuwd te weten, of de bedoeling is die twee nieuwe plaatsen te laten innemen door leden van den Raad of niet. 't Is juist altijd van velen een grief geweest te gen het Gasthuis, dat terwijl de ge meentekas zulke groote sommen bij paste', de gemeenteraad officieel niet in het bestuur vertegenwoordigd was. Natuurlijk zijn de bijzonderheden van deze punten al meermalen tusschen B. en W. en de Regenten besproken. Voorstellen als deze komen niet tot stand, zonder dat de beide partijen daaraan althans in hoofdzaken hunne goedkeuring hebben gehecht en dat is hier des te meer gewenscht, omdat het geheele bestuur van Stichting, de Regenten, de medici en de directrice hetzij geheel onbeloond, hetzij vooreen zeer karige vergoeding, veel werk doen tot heil van arme zieken in de stad. Om diezelfde reden durf ik dan ook maar eventjes terloops, aanhalen, dat B. en W. de mogelijkheid opperen van inkrimping van de polikliniek. Ik heb wel eens gehoord, dat die inrichting van het gasthuis wat èl te uitgebreid ging worden, zelfs zoo dat particuliere medici er concurrentie in zagen, die hun aldus van stadswege en grooten- deels op stadskosten werd aangedaan. Intusschen vinden vele medici het zoo ongeschikt nog niet, dat menschen die dagelijks verbonden moeten worden len andere loopende zieken voor wie veel tijd noodig is, maar naar de poli kliniek gaan en het hun op hun over druk spreekuur niet onmogelijk maken, op tijd klaar te komen. En waar iemand die 's middags tusschen half- drie en half zes 'een heftige neusbloeding krijgt, een dokter moet vinden, anders dan aan de polikliniek van het Gast huis, zal menige lezer met ons niet we ten te zeggen. Zoo zien we maar, dat wat opper vlakkig zoo eenvoudig schijnt, maar al te dikwijls zoo heel eenvoudig niet is. We vragen ons dikwijls af: „waarom gebeurt dit of dat niet?" Zoo las ik dezer dagen het navolgende bericht in dit blad, dat blijkbaar afkomstig is van het politierapport: „Een somwijlen aan verstandsver bijstering lijdende 17-jarige jongen, „werd wegens het verstoren der open bare orde (vechten en twistzoeken) „aan het politiebureau gebracht." In de eerste plaats doet zich nu de vraag aan ons voor: „waarom werd een jongen, van wien bekend is, dat hij somwijlen aan verstandsverbijstering lijdt, als een misdadiger naar het po litiebureau gebracht, wanneer hij de openbare orde verstoort?" Zou het in dat geval niet billijker wezen, hem naar zijn woonplaats te transportee ren? En nog verder gaande: hoe is het mogelijk dat een jongen, die nu en dan aan verstandsverbijstering lijdt, niet wordt gebracht, daar, waai' hij behoort, namelijk in een krankzinni gengesticht, waar hij misschien kans heeft op beterschap en zeker geen ge legenheid meer heeft om, tot zijn en anderer ongelegenheid, de openbare orde te verstoren? Nu kan ik niet zeggen, waarom deze arme jongen niet in een krankzinni gengesticht wordt verpleegd, maar er zullen wel redenen voor wezen, waarom dat niet gebeurt. Oppervlakkig be schouwd, zou anders het geval heel eenvoudig wezen, maar zooals ik de eer had te doen opmerken: oppervlak kig beschouwd, zien de dingen er dik wijls heel anders uit dan ze in de wer kelijkheid zijn. Wilt u een ander bewijs'? Ik zal er een geven. Tusschen vier uur en half zeven zien we langs Haarlem's straten kleine jongens of opgeschoten meisjes torsen met groote, gelakte bussen. Dat zijn etensbussen, waarin kookvrouwen of koks hun klanten van een middag maal voorzien. Zooals ik zei: de jongens of meisjes torsen er mee, ze hebben er een zware vracht aan. En toch konden we deze week in de opgave van door de politie gevonden voorwerpen ook een etensbus vinden. Hoe is 't nu, opper vlakkig beschouwd, mogelijk, dat een mensch een etensbus verliest, alsof 't een tandenstoker was, een naaldenko ker of een knoop van zijn jas? En toch is dit, naar 't schijnt, mogelijk, want de verliezer heeft er kans toe gezien. Nogmaals: oppervlakkig bekeken zien de dingen er heel anders uit, dan ze in de werkelijkheid zijn. Een belangrijk feit, al schijnt dat oppervlakkig bekeken zoo niet te we zen, is het concert van Woensdag a. s. in de zaal van de Sociëteit Vereeniging, waar Nederlandsche Liederen zullen worden gezongen, uit het Liederboek van Groot-Nederland van F. R. Coers. Het zijn de hier gevestigde afdeelingen van het Alg. Ned. Verbond en van de Nederl. Zuid-Afrikaansche Vereeni ging, die het op touw hebben gezet. Wat is nu het merkwaardige van dit concert? Niet in de eerste plaats dat ar- tisten als de heer en mevrouw Tijssen en de heer Orelio er in optreden en 'n Utrechtsch gom. koor; evenmin 't feil dat de ertréeprijs voor een uitvoering van deze hoedanigheid inderdaad zeer laag is 1.maar vooral en aller eerst dat daarmee een poging wordt gedaan tot het handhaven en vooruit brengen van ons bewustzijn als vrij, zelfstandig volk. De taal en het lied zijn daarvoor de beste middelen, en het moet een groot en eigenaardig ge not wezen, op het podium van onze eenige concertzaal, waar zoo vaak Brahms vertolkt wordt, Saint Saens, Schubert, Schumann, Massenet en zooveel anderen uit het buitenland, eens onze eigen Nederlandsche liede ren te hooren voordragen door een goed koor en groote artisten. Wie er een gul den voor missen kan, mag zich dat genot niet ontzeggen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5