Bloment-Opnamen. De Handboeienkoning. Prijsraadsel. wij elkaar nooit ontmoet hadden, zou ik in vrede gewandeld hebben! Wij scheiden voor altijd!" Er was een oogenblik van krampach tig ademhalen, een knersing der tan den, een zware zucht, en het was ge daan! Zij had haar te nauwen schoen uitgetrokken. WETENSCHAP. De brandende naald. Wanneer men iemand mededeelt, dat men een naald zal verbranden, door haar slechts met een stukje van een lucifer te verwarmen, zal hij meestal grootelijks verbaasd staan. Toch is niets gemakkelijker, indien men maar kan beschikken over een met zuurstof gevulde flesch. Verder nemen we een lange en dikke naai- naald, prikken op de punt een stukje hout van een lucifer en steken den kop in een kurkje, dat aan een ijzerdraad is vastgemaakt. Het geheel is beves tigd aan een stop en wordt geplaatst, als op het plaatje is afgebeeld. Nu steken wij het stukje hout aan en zetten alles in de met zuurstof gevulde flesch. Het stukje hout brandt hevig, dan wordt het uiteinde van de naald gloeiend en begint met eenig gedruisch te branden, waarbij in alle richtingen vonkjes worden weggeslin gerd tot de zuurstof is opgebruikt. Het is een echt vuurwerk, dat er ongeveer uitziet als het kamervuur werk, dat bekend is onder den naam van Japansche sterren. De bodem van de flesch moet be dekt zijn met een dikke laag water, om te voorkomen, dat hij zou breken door de droppeltjes gesmolten ijzer- oxyde. die van de naald vallen. Óp dezelfde wijze kan men een brei naald verbranden, mits ze niet te dik is. Stulcjes draaien. Lauw en lusteloos slenterde Jantje naar school toe. Lauw en lusteloos voor de eerbiedwaardige wetenschap wel te verstaan, want gansch zijn ge zond, dik lichaampje tintelde en trilde van jonge, levenskracht en blijde lust, en zijn vuurroode bollewangen en guitige schitteroogen waren daar van de uiterlijke teekenen. Zijn handen in den zak, een deuntje fluitend om zijn innerlijke verstoord heid voor de nijdige wereld te verber gen, kuierde hij, vooral langzaam, het stille grachtje langs, waaraan zijn wo ning lag. Daar lag een steen, een groote, scherpe. Jantje had er onder 't fluiten eigenlijk al onophoudelijk onwillekeu rig naar loopen zoeken. Dat kan je gebeuren, dat je iets zoekt, zonder je er bewust rekenschap van te geven. Maar nu was het er, de verwezenlij king, van zijn innerlijkst en op dat oogenblik vurigst begeeren. Op een sukkeldrafje loopt. Jantje naar den steen, raapt hem op, bekükt hem even, en dan, met een energieke beweging van zijn kort, gespierd armp je, werpt hij den kei op 't ijs. De kei blijft liggen. ,,Kaik eris Klaas, hij houdt, hé jö, lekker hé?" Twee van Jantje's collega's, zwarte roetmopjes als hij, zijn er bijgekomen. Jantje heeft zijn handen weer in de zakken gestoken, zijn vrienden desge lijks, en nu staat het drietal heel broe derlijk te staren naar den steen op 't ijs en daar heel diepzinnig over te re- redeneeren. ,,'t Het vijf grade gevrore," zegt. Jantje, ,,'t is nogal glad, dat 't houdt". „Dat lieg je, 't,is nietes," zegt Klaas, vijf grade, wat wou je, nege, dacht je dat anders 't ijs nou al zoo zou houwe. Nege zeg ik." Nietes, vijf." Nietes, nege." Jantje stond naast Willem en Klaas aan den anderen kant. Bij 't hartstoch telijker worden van den debat-toon was Wimpje er heel wijselijk tusschen- uit geschoten, zoodat de tegenstan ders nu pal tegenover elkander ston den. „Me vader het 't ook gezegd," be toogt Klaas, ter meerdere nadruk. „Hij het vannacht bij de ronde driemaal gezien, dat 't negen grade vroor." „Wat, laat je vader liever naar de dieve kijke, dan na 't weerhuissie, en na de warreme koffie bij de water-en- vuurvrouw. Lekker, lekker." „Wou je wat van me vader zeg ge," roept Klaas, wien 't nu te bar wordt, nu in zijn vader het eerzame nachtwakersbedrijf en in dat bedrijf zijn vader onteerd wordt. Hij vliegt Jantje te lijf. terwijl Wimpje, zich in dien tusschentijd ijverig occupeert met als een ernstig natuurvorscher de dik te van 't ijs te onderzoeken. Ondertusschen zijn Jan en Klaas he vig aan 't vechten onder de aanmoedi gende kreten van Wimpje, die nu zelf op 't ijs is gaan staan en kleine glijbaantjes sliert. Maar 't ijs was niet zoo sterk als de drie keurmeesters meenden, 't had in derdaad geen negen, ook geerv vijf, graden, maar nog veel minder gevro ren, zoodat... Wimpje al spoedig geen vasten bodem meer voelde en plotse ling een angstig hulpgeroep hooren deed. Met één slag sprongen Klaas en Wil lem, die nog over den grond lagen te spartelen op en liepen naar den kant. Wimpje was gelukkig vlak bij, zoo dat ze hem dadelijk op 't droge had den. „Daar was je bijna geweest, jö, en nou hard Ipopen, zoo hard as je ken," raadden de vrienden. „Je mot em een pak ransel geven," opperde Jantje. „Vast. niet, ben jij gek", riep Klaas, „alleenig maar hard loopen, dan be vriest zijn goed en dan merreke ze der niks van." Zoo ging het drietal dan in draf het grachtje af. niet den kant naar school, maar naar huiten, om Wimpjes goed te laten bevriezen en niet eer terug te komen, voor 't zaakje in orde was. Met onverholen minachting voor de leerplichtwet. DICK. Van alle tijden. Voor alle tijden. Er zijn tijden in het leven, wan- nee-i alles donker schijnt, wanneer het brein niet denken kan en wij niets helder zien dan den dood. Maar als wij lang genoeg wachten, na lange, lange jaren komt. er kalmte. Misschien kunnen wij niet zeggen het is goed geweest, maar wij zijn tevreden, wij nemen het verleden aan. De strijd is geëin digd. Olive Schreiner, „Was het goed?- Een ..home" is e-en plaats gewor den om te slapen ternauwernood wordt, daar gedineerd, sedert de al- gemeene manie om naar restaurants te gaan en zoo duur mogelijk te betalen voor hetgeen men te huis zooveel beter kan krijgen. Niemand denkt er meer aan om een gehee- len middag tusschen de vier muren te huis te zitten. Het nieuwe ge slacht heeft voortdurend' haast. Het heeft geen tijd om brieven te beant woorden dan per telegraaf, geen tijd voor beleefdheden, geen tijd een kaartje achter tc laten of der gelijke vormen in acht te nemen. Steeds te laat en rusteloos den ver loren tijd najagende. Ernstig den ken wordt onder deze omstandig heden onmogelijkdegelijke lec tuur wordt vervangen door zenuw achtige en vibreuse novellen, die onder een kopje thee door jeugdige meisjes verhandeld worden. Laat ons hopen, dat zij geen ondervin ding hebben van hetgeen zij zoo wijsneuzig beoordeelen. En dit noemt men emancipatie Violet Gréville. Plicht of eer of trouw noem het. zooals gij het wilthet is een nood zakelijkheid voor den mensch. zon der hetwelk gij niet leven, het oog niet vrij opslaan kuntHet ande re het plichtlooze is leugen, het is in tegenspraak met ons zelf het is het vernietigen van het ver stand, het is waanzin, de ondergang der wereld. Felix Dahn, „Wat ist die Liebe?" Volharding moet ons richtsnoer zijn, indien wij vruchten van onzen arbeid willen zien. Het verraadt meer karakter een zacht oordeel te vellen dan te ver oord eelen. Wat gaat het u aan of de hemel al donker is, als hei maar helder is in uw binnenste of zwarte wol ken het zonlicht beletten door te breken, als de straal der hoop slechts in uw harte schijnt. garten te Berlijn opgetreden een Amerikaan Harry Houdini, die zich bescheidenlij k .De Hand boeienkoning" noemt. Zijn verba zend sterke toeren overbluften het sterkste, wat ooit op dit gebied te zien is geweest. Harry Houdini's kunst bestaat in het laten springen van de dikste en meest gecompli ceerde handboeien Iedere gauw dief moet met afgunst deze vaar digheid. die aan het ongeloofelijke grenst, bewonderen. Op de platen ziet men den han- digen Yankee in drie standen voor gesteld in I is hij stevig gebon den met de modernste misdadigers- boeien op II heeft hij reeds één been vrijgemaakt en op III toont hii het verbaasde publiek de afge rukte ketenen, met de zonder sleu tel geopende sloten. Hoe Houdini zijn bevrijdingswerk verricht ontgaat den toeschouwer, omdat hij zich met een groot laken laat bedekken. Dat bij de uitvoe ring van den toer geen bedriegerij plaats heeft, volgt hieruit, dat Hou dini. voor hij in den Wintergarten optrad, een bezoek bracht aan het politiepresid'ium te Berlijn, zich daar door bekwame politiebeamb ten onder de oogen van een genoo- digd publiek met de meest ver schillende boeien aan handen en voeten zorgvuldig liet boeien en zich er van bevrijdde op dezelfde wijze, als op het looneel van den Wintergarten. Opmerkenswaard is bii dezen toer de omstandigheid dal de sloten en ketens na liet sprin ger. op geenerlei wijze beschadigd zijn en dat ook Harrv Houdini zijn lichaam volstrekt niet wondt. Uit het leven van Konin gin Victoria. Elk jaar, als Koningin Victoria in Schotland of op het eiland Wight was, bracht zij vele uren voor haar schilderezel door en maakte zij tal- looze schetsen. Zij teekende vooral landschappen. Landseer, de bekende dierenschilder, had haar les gegeven, en Green, de aquarellist onderwees haar in het mengen der kleuren. Dikwijls liet de koningin de lieden van het land voor zich poseeren. De koningin hield zich ook veel bezig met het maken van aquarellen. Zij moet het in een en ander vrij ver hebben gebracht. Als de koningin een bezoek bracht aan een barer hofdames, die huiten woonde, werd er geregeld een tijd aan de schilderkunst geofferd. De hof dames. die met het verlangen der koningin, te kunnen teekenen, bekend waren, zorgden er steeds voor, dat. er een teekentafel, gereed stond en namen dan met haar aan de teeken oefeningen deel. Zoo hebben ver scheidene dames uit de aristocratie de schilderkunst beoefend met het doel bij de koningin in een goed blaadje te komen. Deze schilderhartstocht hield de koningin damden ganschen dag bezig. Zelden was zij zelve over haar kunstproducten tevreden, en zij zelve oefende de strengste kritiek op hare werken uit. Onder haar rijtoeren in het VVind- sorpark of in de omstreken van Os borne, liet de koningin dikwijls op houden en dan ging zij wat teekenen of aquarellen maken. Men mag wel haast zeggen dat de_koningin onder alle omstandigheden heeft geteekend, zelfs te paard. John Brown, de lijf knecht der koningin, hield dan haar paard vast, terwijl de koninklijke artieste snel een schetsje maakte. Het aantal barer teekeningen en aqua rellen is bijna niet te tellen. In het kasteel te Balmoral, te Windsor en in Osborne House zijn dikke porte feuilles vol aquarellen, en tallooze schetsboeken vol teekeningen, alles met de naamteekening Victoria voorzien. Toen de koningin ouder werd is haar passie voor de teeken kunst wat verminderd. Ook werd haar gezicht veel slechter en kon zij de kleuren niet altijd meer juist on derscheiden. Victoria heeft zelf niet veel aan muziek gedaan, hoewel zij zeer dege lijk, zelfs niet virtuositeit het klavier kon bespelen, zij hield echter heel veel van muziek. Gedurende de laatste jaren van haar leven bracht zij haar vrije uren vooral niet lezen en muzi kale genietingen door. Voor de muziek was de oude koningin zelfs zeer ge voelig. en zij liet van tijd tot tijd op het kasteel te Windsor muziekavond jes organiseeren, waar de grootste kunstenaars van Europa hunne talen ten aan den dag legden. Albani en Patti traden meermalen daar op. De koningin was er ook wel eens voor te vinden, zich zelf te laten hooren op die soirées. Zij zong dan en speelde piano. Op een van die avondjes in het Buckingham paleis heeft de koningin haar publiek zelfs vergast door vijf malen in het Itali- aansch te zingen. Mendelssohn moet haar begaafdheid geprezen hebben. Sedert de prins-gemaal gestorven is, ging de koningin nooit meer naar de komedie. Dikwijls is er getracht, haar daar weer toe te krijgen, maar zij bleef vast in haar besluit. Eens slechts is de koningin overgehaald een con cert in Albert-Hall hij te wonen. En een anderen keer is zij op een uit voering geweest van een troep Cow boys, maar toen mocht het publiek daar niet binnen komen. De hondensport heeft ook een groote plaats in het leven van Victoria ge had. Alle hondenrassen waren haar even lief. Patrijshonden, terriers, das honden, poedels, jachthonden, Schot- sche herdershonden, ieder stonden zij op hun beurt het hoogst bij de ko ningin aangeschreven. Na de honden kwamen de paarden en de ezels, aan welke dieren in de koninklijke stallen de uiterste zorg werd besteed. Onder haar lievelings honden was Dash, een patrijshond, die de eerste was die haar kwam be groeten, toen zij als Koningin in het Buckingham-pal eis, na de eedsafleg ging, terug kwam. Dash verliet zijn meesteres nooit, zelfs niet op reis. Zijn graf ligt in een hoekje van het park. Na hem kwamen Eos, een jachthond; Looty, die uit China was meegebrachtNobie, die, ondanks zijn bekende gulzigheid, van de ko ningin geleerd had, een half uur een stukje eten in zijn mond te houden, enz. Veel van die honden zijn dood. Maai de koningin heeft aan hen allen in haar dagboek eenige zinnen gewijd. Onder de ezels en muilezels waren bij de koningin vooral Flora en Alma geliefd, die zij van koning Victor Emanuel had gekregen; Jenny, een wit dier: Tewfik, een Egyptenaar, en ten slotte Jacquot, die de laatste ja ren voor het-welbekende wagentje werd gespannen. De koningin bezat de mooiste pop- penverzameling der wereld. Zij had er honderd twee en dertig, de een al fraaier dan de ander, en alle poppen hadden den naam gekregen van ko ninginnen, heldinnen of... hofdames. De koningin had een catalogus van haar poppen aangelegd, getiteld List of my dolls; elke pop heeft een naam plaatje, waar haar naam op staat en de naam van dengeen die haar ca deau gaf. De koningin hield verder wel van fotografeeren. Een jaar of twintig geleden heeft de koningin het idee gekregen Hin- doesch te gaan leeren. Zij sprak het op het laatst vrij vlot. De koningin sprak overigens zuiver Fransch en D-uitsch. Zij hield veel van werken en las zeer veel. Haar bibliotheek bevat meer dan tien duizend deelen. Haar lievelingsschrijvers waren Shakespeare, Walter Scott, Tennyson, Oliphant, George Eliot, Charlotte Broste, Jane Austen, Craik en Dickens. Wederkeerige tevredenheid. In het laatst van het jaar 1757 vol tooide Johnson zijn woordeboek van Engelsche schrijvers, evenzeer tot zijne eigoine tevredenheid als tot die van den uitgever-, den boekhandelaar Millar. De blijdschap, waarmede deze laat ste het manuscript ontving, blijkt uit het volgende briefje, dat hij den schrijver zond; „Andreas Millar maakt den heer Samuel Johnson zijn compli ment, zendt hem het honorarium voor het laatste manuscript en dankt God dat hij in 't vervolg niets meer met hem te doen zal hebben." Johnson antwoordde hi?r,>p; „.Sa muel Johnson bedankt voor het com pliment van den heer Millar en ver heugt zich, uit diens briefje te ver nemen, dat Andreas Miliar nog in staat is, God voor iets te danken. Een sliinme gauwdief. In een der grootste kerken van Pa- i-ijs bemerkte een dame, die een geld stuk op de collecteschaal wilde leggen, dat hare beurs en hare sleutelring haar afgerold waren. Dit zeide zij tot een naast haar zittenden heer, die er eer waardig uitzag, en zich zeer verschrikt aanstelde, toen hij bespeurde dat hij insgelijks bestolen was. Hij sloeg de dame voor, daarvan aan het naaste politiebureau 'terstond aangifte te doen; „maar", liet hij er op volgen, „als het voor mevrouw misschien te lastig is zelve daarheen te gaan, ver zoek ik u slechts uw naam en adres en dan zal ik alles wel voor u bezor gen." De dame was zeer blijde dat zij niet naar h'et politiebureau behoefde te gaan, en gaf hem gaarne de gewensch- te inlichtingen. Nu liep de heer schielijk naar haar huis en zei tot eene dienstmaagd, wie hij de sleutels van de dame overhan digde: „Ik kom van je mevrouw; zij verwacht dadelijk 500 francs, omdat i hare beurs verloren heeft, en zij heeft mij gezegd, dat je wel zoudt weten waar het geld ligt." Toen de dienstmaagd de sleutels zag had zij geen kwaad vermoeden en haalde de verlangde bankbiljetten. Deze, benevens den inhoud van de beurs, stelden den dief schadeloos voor zijn voorgewenden schrik. Dat maakt een onderscheid. Johnson had een hond. Thompson nu woonde, naast- Johnson. De hond builde zeven nachten in de week den heelen nacht. Thompson zei tot Jolmson; „Hoor eens, we zijn altijd goede buren en vrienden geweest, en ik dacht het je maar eens te moe ten zeggen, dat het gehuil van je hond mij en mijn gezin bijna krank zinnig maakt door gemis van slaap. Mijne vrouw heeft wel vijf pond in gewicht verloren." „Dat's raar", zei Johnson ik merk er niets van, dat hij zoo'n leven maakt." Op zekeren avond kwam Thompson thuis met den ergerlijken hond aan een touw. „Ziezoo," zei hij tot zijne verbaasde wederhelft, „nu zullen we wel gauw van dien last af zijn. Ik wilde den hond niet gaarne dooden zoolang hij van Johnson was: daarom heb ik het beest gekocht. Er is niets onbuurschappeiijks in, zijn eigen hond te dooden. Ik zal morgen wat chlo roform halen." Een maand later zei Johnson op zekeren dag tot Thompson: „Je hebt den hond toch nog niet met chloro form afgemaakt," „Neen," zei Thompson om je de waarheid te zeggen, zijn wij veel van het lieve dier gaan houden. Hij is zoo levendig en speelsch!" „Maar hindert het je niet, dat hij den heelen nacht zoo blaft?" „Daar heb ik niets van gemerkt." „Hm!" zei Johnson. Het beest houdt mij uren lang wakker met zijn geblaf." De moraal van de fabel is, hoe ge makkelijk wij het kunnen verdragen als onze eigen hond leven maakt en hoe moeilijk als de hond van onzen buurman het doet. Bijgeloovigheid in verband met schoenen. Als gij een paar nieuwe schoenen koopt, zet ze dan nooit hooger dan uw hoofd, of het brengt u onheil aan, en als gij ze poets voordat gij allebei de schoenen hebt aangehad, kan u een ongeluk overkomen of zelfs een plotselinge dood. Dit is eene oude Iersche bijgeloovigheid. De Schotsche meisjes gelooven, dat, als zij hare schoenen weggooien voordat zij ver sleten zijn, verdriet er het gevolg'van zal wezen, terwijl eene Fransche vrouw, als zij haar hak verliest, zeker is van teleurstelling in de liefde, en eene Duitsche moeder, wie hetzelfde overkomt, gevoelt, dat zij spoedig een van hare kinderen zal verliezen. Gij moet uw rechterschoen niet aan uw linkervoet trekken, of uw linker eer aantrekken dan den rechterdat brengt ongeluk aan. Deze bijgeloovig heid dagteekent uit den tijd van een der Romeinsche Keizers, die, zooals verhaald wordt, op zekeren ochtend zijn linkerschoen het eerst aantrok en dien dag bijna vermoord werd. Als een bewijs van eerbied trekken de Japanners hun pantoffels uit, als zij elkaar op straat ontmoeten, en de de Israëlieten plachten een van de hunne uit te trekken, om een koop toe te slaan. Overal in liet Oosten laat een min dere zijne schoenen of pantoffels aan de deur staan, als hij in de tegen woordigheid van den meerdere zal verschijnen. Een knie-operatie. In de Academie van geneeskun de te Parijs is dezer dagen mede- deeling gedaan van een merkwaar dige operatie aan de knie. Een persoon was van zijn jeugd af door pijnen aan de rechter knie ge plaagd, welke bij elke beweging allengs ondragelijker werden. De radiographic loonde dat de knie schijf aan den binnenrand was aan gedaan en daarom werd tot wegne ming van die schijf overgegaan. Thans, anderhalf jaar na deze ope ratie, zijn niet alleen de pijnen ge heel verdwenen, maar die persoon loont zonder grooten hinder en zelfs MEN MOET ZICII KUN: Waard: Ja, mijnheer de directeur, nu is alles klaar voor de avondvoor stelling, maar de wouddecoraties zijn niet. aangekomen. hel op- en afgaan van trappen, 1 te paard stijgen enz. geschied zonder moeite. Door massage, lie gymnastiek en electrische" beha deling is deze gunstige uitkom bevorderd. Uit (lt>n Moppentrommel, BETER GEZWEGEN. Eenige- dames bezochten een v< beteringsgesticht en werden do den directeur rondgeleid. In eene kamer gekomen, wa drie vrouwen zaten te naaien, z een van de dames „Wat zien d schepsels er nijdig uit! Waaro zitten zij hier?" „Omdat zij geen andere wonii hebben dit is onze huiskamer, t dat zijn mijne vrouw en dochters antwoordde de directeur vriend lijk. UITERST BELEEFD. Zeker Franschman zei de „l dood alleen is eene verontschulc ging om zijn woord niet te ho clen, als men de uitnoodiging vo< eer. diner heeft aangenomene dan zelfs nog zou een beleefd ma den aanspreker zenden om veron schuld'igingen voor hem te maken WIE MOET VERANDEREN? ..Mijnheer" zei een kanfoorb diende, „ik zou wel eenige verai derine- willen maken." „Heel goed," antwoordde h< hoofd van de firma. „Probeer da eens 's morgens om half negen f komen, in plaats van om tien uur. RARITEITEN. Vreemdeling (een dorpskerk bi zoekend)„Bijzondere bezien; waardigheden zijn er zeker in dez kerk niet aan te wijzen Koster „O jaIk zal u strak laten zien wat ik zooal in het kerki zakje gevonden heb EEN SECURE. Heer (nog in bed liggende tot zij: oppasser) Jan. wat is 't voor weê buiten Oppasser: „Ik weet het heusc-i niet, mijnheerwant het regen zoo kolossaal, dat men geen dri passen voor zich uit kan zien.' OP DE HOOGTE. „U schijnt veel van het huwe liiksleven te weten" zei eene vei standi ge vrouw tot een jeugdij maar neuswijs lmurinan aan tafel „Is u getrouwd .Neen", antwoordde de jonk man, op den toon van een gebla seerd man. „maar mijn vader i het." De oplossing van ons vorig prijs raadsel is RIJWIELHERSTELLER. De onderdeel en zijn weer. Teil hiel rijst eer. Ingekomen waren 77 goede op lossingen. De prijs viel ten dee aan den jongeheer G. REYDON Leidsche Vaart 98. wien wij ver zoeken zijn prijs Maandag a. s. tus schen 2 en 3 uur af te komen ha len aan ons bureau Kampersin ge No. 70. -Ons nieuwe Prijsraadsel luid als volgt Mijn geheel bestaat uit 3 letteï grepen en 11 letters en is een on ontb eerlijke hulp in alle- ge vallei waar onze taalkennis tekortschiet Het tweede deel dat uit één letter greep bestaat, client om het eersti te bevatten. Oplossingen worden ingewach tot e-n met Woensdag s. Als prijs loven wr uit een ZAKSCHAARTJE. Directeur: (Na eenige oogenblikker gepeinsd te hebben). Dan geven we in plaats van het Woudmeisje, het Ka- I mormeisje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 8