Bloment-Opnamen.
De Handboeienkoning.
Prijsraadsel.
wij elkaar nooit ontmoet hadden, zou
ik in vrede gewandeld hebben! Wij
scheiden voor altijd!"
Er was een oogenblik van krampach
tig ademhalen, een knersing der tan
den, een zware zucht, en het was ge
daan! Zij had haar te nauwen schoen
uitgetrokken.
WETENSCHAP.
De brandende naald.
Wanneer men iemand mededeelt,
dat men een naald zal verbranden,
door haar slechts met een stukje van
een lucifer te verwarmen, zal hij
meestal grootelijks verbaasd staan.
Toch is niets gemakkelijker, indien
men maar kan beschikken over een
met zuurstof gevulde flesch. Verder
nemen we een lange en dikke naai-
naald, prikken op de punt een stukje
hout van een lucifer en steken den kop
in een kurkje, dat aan een ijzerdraad
is vastgemaakt. Het geheel is beves
tigd aan een stop en wordt geplaatst,
als op het plaatje is afgebeeld.
Nu steken wij het stukje hout aan
en zetten alles in de met zuurstof
gevulde flesch. Het stukje hout brandt
hevig, dan wordt het uiteinde van de
naald gloeiend en begint met eenig
gedruisch te branden, waarbij in alle
richtingen vonkjes worden weggeslin
gerd tot de zuurstof is opgebruikt.
Het is een echt vuurwerk, dat er
ongeveer uitziet als het kamervuur
werk, dat bekend is onder den naam
van Japansche sterren.
De bodem van de flesch moet be
dekt zijn met een dikke laag water,
om te voorkomen, dat hij zou breken
door de droppeltjes gesmolten ijzer-
oxyde. die van de naald vallen.
Óp dezelfde wijze kan men een brei
naald verbranden, mits ze niet te
dik is.
Stulcjes draaien.
Lauw en lusteloos slenterde Jantje
naar school toe. Lauw en lusteloos
voor de eerbiedwaardige wetenschap
wel te verstaan, want gansch zijn ge
zond, dik lichaampje tintelde en trilde
van jonge, levenskracht en blijde
lust, en zijn vuurroode bollewangen
en guitige schitteroogen waren daar
van de uiterlijke teekenen.
Zijn handen in den zak, een deuntje
fluitend om zijn innerlijke verstoord
heid voor de nijdige wereld te verber
gen, kuierde hij, vooral langzaam, het
stille grachtje langs, waaraan zijn wo
ning lag.
Daar lag een steen, een groote,
scherpe. Jantje had er onder 't fluiten
eigenlijk al onophoudelijk onwillekeu
rig naar loopen zoeken. Dat kan je
gebeuren, dat je iets zoekt, zonder je
er bewust rekenschap van te geven.
Maar nu was het er, de verwezenlij
king, van zijn innerlijkst en op dat
oogenblik vurigst begeeren.
Op een sukkeldrafje loopt. Jantje
naar den steen, raapt hem op, bekükt
hem even, en dan, met een energieke
beweging van zijn kort, gespierd armp
je, werpt hij den kei op 't ijs.
De kei blijft liggen.
,,Kaik eris Klaas, hij houdt, hé jö,
lekker hé?"
Twee van Jantje's collega's, zwarte
roetmopjes als hij, zijn er bijgekomen.
Jantje heeft zijn handen weer in de
zakken gestoken, zijn vrienden desge
lijks, en nu staat het drietal heel broe
derlijk te staren naar den steen op 't
ijs en daar heel diepzinnig over te re-
redeneeren.
,,'t Het vijf grade gevrore," zegt.
Jantje, ,,'t is nogal glad, dat 't houdt".
„Dat lieg je, 't,is nietes," zegt Klaas,
vijf grade, wat wou je, nege, dacht je
dat anders 't ijs nou al zoo zou houwe.
Nege zeg ik."
Nietes, vijf."
Nietes, nege."
Jantje stond naast Willem en Klaas
aan den anderen kant. Bij 't hartstoch
telijker worden van den debat-toon
was Wimpje er heel wijselijk tusschen-
uit geschoten, zoodat de tegenstan
ders nu pal tegenover elkander ston
den.
„Me vader het 't ook gezegd," be
toogt Klaas, ter meerdere nadruk. „Hij
het vannacht bij de ronde driemaal
gezien, dat 't negen grade vroor."
„Wat, laat je vader liever naar de
dieve kijke, dan na 't weerhuissie, en
na de warreme koffie bij de water-en-
vuurvrouw. Lekker, lekker."
„Wou je wat van me vader zeg
ge," roept Klaas, wien 't nu te bar
wordt, nu in zijn vader het eerzame
nachtwakersbedrijf en in dat bedrijf
zijn vader onteerd wordt. Hij vliegt
Jantje te lijf. terwijl Wimpje, zich in
dien tusschentijd ijverig occupeert met
als een ernstig natuurvorscher de dik
te van 't ijs te onderzoeken.
Ondertusschen zijn Jan en Klaas he
vig aan 't vechten onder de aanmoedi
gende kreten van Wimpje, die nu
zelf op 't ijs is gaan staan en kleine
glijbaantjes sliert.
Maar 't ijs was niet zoo sterk als de
drie keurmeesters meenden, 't had in
derdaad geen negen, ook geerv vijf,
graden, maar nog veel minder gevro
ren, zoodat... Wimpje al spoedig geen
vasten bodem meer voelde en plotse
ling een angstig hulpgeroep hooren
deed.
Met één slag sprongen Klaas en Wil
lem, die nog over den grond lagen te
spartelen op en liepen naar den kant.
Wimpje was gelukkig vlak bij, zoo
dat ze hem dadelijk op 't droge had
den.
„Daar was je bijna geweest, jö, en
nou hard Ipopen, zoo hard as je ken,"
raadden de vrienden.
„Je mot em een pak ransel geven,"
opperde Jantje.
„Vast. niet, ben jij gek", riep Klaas,
„alleenig maar hard loopen, dan be
vriest zijn goed en dan merreke ze der
niks van."
Zoo ging het drietal dan in draf het
grachtje af. niet den kant naar school,
maar naar huiten, om Wimpjes goed
te laten bevriezen en niet eer terug te
komen, voor 't zaakje in orde was.
Met onverholen minachting voor de
leerplichtwet.
DICK.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Er zijn tijden in het leven, wan-
nee-i alles donker schijnt, wanneer
het brein niet denken kan en wij
niets helder zien dan den dood.
Maar als wij lang genoeg wachten,
na lange, lange jaren komt. er
kalmte. Misschien kunnen wij niet
zeggen het is goed geweest, maar
wij zijn tevreden, wij nemen het
verleden aan. De strijd is geëin
digd.
Olive Schreiner, „Was het goed?-
Een ..home" is e-en plaats gewor
den om te slapen ternauwernood
wordt, daar gedineerd, sedert de al-
gemeene manie om naar restaurants
te gaan en zoo duur mogelijk te
betalen voor hetgeen men te huis
zooveel beter kan krijgen. Niemand
denkt er meer aan om een gehee-
len middag tusschen de vier muren
te huis te zitten. Het nieuwe ge
slacht heeft voortdurend' haast. Het
heeft geen tijd om brieven te beant
woorden dan per telegraaf, geen
tijd voor beleefdheden, geen tijd
een kaartje achter tc laten of der
gelijke vormen in acht te nemen.
Steeds te laat en rusteloos den ver
loren tijd najagende. Ernstig den
ken wordt onder deze omstandig
heden onmogelijkdegelijke lec
tuur wordt vervangen door zenuw
achtige en vibreuse novellen, die
onder een kopje thee door jeugdige
meisjes verhandeld worden. Laat
ons hopen, dat zij geen ondervin
ding hebben van hetgeen zij zoo
wijsneuzig beoordeelen.
En dit noemt men emancipatie
Violet Gréville.
Plicht of eer of trouw noem het.
zooals gij het wilthet is een nood
zakelijkheid voor den mensch. zon
der hetwelk gij niet leven, het oog
niet vrij opslaan kuntHet ande
re het plichtlooze is leugen,
het is in tegenspraak met ons zelf
het is het vernietigen van het ver
stand, het is waanzin, de ondergang
der wereld.
Felix Dahn, „Wat ist die Liebe?"
Volharding moet ons richtsnoer
zijn, indien wij vruchten van onzen
arbeid willen zien.
Het verraadt meer karakter een
zacht oordeel te vellen dan te ver
oord eelen.
Wat gaat het u aan of de hemel
al donker is, als hei maar helder is
in uw binnenste of zwarte wol
ken het zonlicht beletten door te
breken, als de straal der hoop
slechts in uw harte schijnt.
garten te Berlijn opgetreden een
Amerikaan Harry Houdini, die
zich bescheidenlij k .De Hand
boeienkoning" noemt. Zijn verba
zend sterke toeren overbluften het
sterkste, wat ooit op dit gebied te
zien is geweest. Harry Houdini's
kunst bestaat in het laten springen
van de dikste en meest gecompli
ceerde handboeien Iedere gauw
dief moet met afgunst deze vaar
digheid. die aan het ongeloofelijke
grenst, bewonderen.
Op de platen ziet men den han-
digen Yankee in drie standen voor
gesteld in I is hij stevig gebon
den met de modernste misdadigers-
boeien op II heeft hij reeds één
been vrijgemaakt en op III toont
hii het verbaasde publiek de afge
rukte ketenen, met de zonder sleu
tel geopende sloten.
Hoe Houdini zijn bevrijdingswerk
verricht ontgaat den toeschouwer,
omdat hij zich met een groot laken
laat bedekken. Dat bij de uitvoe
ring van den toer geen bedriegerij
plaats heeft, volgt hieruit, dat Hou
dini. voor hij in den Wintergarten
optrad, een bezoek bracht aan het
politiepresid'ium te Berlijn, zich
daar door bekwame politiebeamb
ten onder de oogen van een genoo-
digd publiek met de meest ver
schillende boeien aan handen en
voeten zorgvuldig liet boeien en
zich er van bevrijdde op dezelfde
wijze, als op het looneel van den
Wintergarten. Opmerkenswaard is
bii dezen toer de omstandigheid
dal de sloten en ketens na liet sprin
ger. op geenerlei wijze beschadigd
zijn en dat ook Harrv Houdini zijn
lichaam volstrekt niet wondt.
Uit het leven van Konin
gin Victoria.
Elk jaar, als Koningin Victoria in
Schotland of op het eiland Wight
was, bracht zij vele uren voor haar
schilderezel door en maakte zij tal-
looze schetsen. Zij teekende vooral
landschappen. Landseer, de bekende
dierenschilder, had haar les gegeven,
en Green, de aquarellist onderwees
haar in het mengen der kleuren.
Dikwijls liet de koningin de lieden
van het land voor zich poseeren. De
koningin hield zich ook veel bezig
met het maken van aquarellen. Zij
moet het in een en ander vrij ver
hebben gebracht.
Als de koningin een bezoek bracht
aan een barer hofdames, die huiten
woonde, werd er geregeld een tijd aan
de schilderkunst geofferd. De hof
dames. die met het verlangen der
koningin, te kunnen teekenen, bekend
waren, zorgden er steeds voor, dat.
er een teekentafel, gereed stond en
namen dan met haar aan de teeken
oefeningen deel. Zoo hebben ver
scheidene dames uit de aristocratie de
schilderkunst beoefend met het doel
bij de koningin in een goed blaadje
te komen. Deze schilderhartstocht
hield de koningin damden ganschen
dag bezig. Zelden was zij zelve over
haar kunstproducten tevreden, en zij
zelve oefende de strengste kritiek op
hare werken uit.
Onder haar rijtoeren in het VVind-
sorpark of in de omstreken van Os
borne, liet de koningin dikwijls op
houden en dan ging zij wat teekenen
of aquarellen maken. Men mag wel
haast zeggen dat de_koningin onder
alle omstandigheden heeft geteekend,
zelfs te paard. John Brown, de lijf
knecht der koningin, hield dan haar
paard vast, terwijl de koninklijke
artieste snel een schetsje maakte. Het
aantal barer teekeningen en aqua
rellen is bijna niet te tellen. In het
kasteel te Balmoral, te Windsor en
in Osborne House zijn dikke porte
feuilles vol aquarellen, en tallooze
schetsboeken vol teekeningen, alles
met de naamteekening Victoria
voorzien. Toen de koningin ouder
werd is haar passie voor de teeken
kunst wat verminderd. Ook werd
haar gezicht veel slechter en kon zij
de kleuren niet altijd meer juist on
derscheiden.
Victoria heeft zelf niet veel aan
muziek gedaan, hoewel zij zeer dege
lijk, zelfs niet virtuositeit het klavier
kon bespelen, zij hield echter heel veel
van muziek. Gedurende de laatste
jaren van haar leven bracht zij haar
vrije uren vooral niet lezen en muzi
kale genietingen door. Voor de muziek
was de oude koningin zelfs zeer ge
voelig. en zij liet van tijd tot tijd op
het kasteel te Windsor muziekavond
jes organiseeren, waar de grootste
kunstenaars van Europa hunne talen
ten aan den dag legden. Albani en
Patti traden meermalen daar op.
De koningin was er ook wel eens
voor te vinden, zich zelf te laten
hooren op die soirées. Zij zong dan
en speelde piano. Op een van die
avondjes in het Buckingham paleis
heeft de koningin haar publiek zelfs
vergast door vijf malen in het Itali-
aansch te zingen. Mendelssohn moet
haar begaafdheid geprezen hebben.
Sedert de prins-gemaal gestorven is,
ging de koningin nooit meer naar de
komedie. Dikwijls is er getracht, haar
daar weer toe te krijgen, maar zij
bleef vast in haar besluit. Eens slechts
is de koningin overgehaald een con
cert in Albert-Hall hij te wonen. En
een anderen keer is zij op een uit
voering geweest van een troep Cow
boys, maar toen mocht het publiek
daar niet binnen komen.
De hondensport heeft ook een groote
plaats in het leven van Victoria ge
had. Alle hondenrassen waren haar
even lief. Patrijshonden, terriers, das
honden, poedels, jachthonden, Schot-
sche herdershonden, ieder stonden zij
op hun beurt het hoogst bij de ko
ningin aangeschreven.
Na de honden kwamen de paarden
en de ezels, aan welke dieren in de
koninklijke stallen de uiterste zorg
werd besteed. Onder haar lievelings
honden was Dash, een patrijshond,
die de eerste was die haar kwam be
groeten, toen zij als Koningin in het
Buckingham-pal eis, na de eedsafleg
ging, terug kwam. Dash verliet zijn
meesteres nooit, zelfs niet op reis.
Zijn graf ligt in een hoekje van het
park. Na hem kwamen Eos, een
jachthond; Looty, die uit China was
meegebrachtNobie, die, ondanks
zijn bekende gulzigheid, van de ko
ningin geleerd had, een half uur een
stukje eten in zijn mond te houden,
enz.
Veel van die honden zijn dood. Maai
de koningin heeft aan hen allen in
haar dagboek eenige zinnen gewijd.
Onder de ezels en muilezels waren
bij de koningin vooral Flora en Alma
geliefd, die zij van koning Victor
Emanuel had gekregen; Jenny, een
wit dier: Tewfik, een Egyptenaar, en
ten slotte Jacquot, die de laatste ja
ren voor het-welbekende wagentje
werd gespannen.
De koningin bezat de mooiste pop-
penverzameling der wereld. Zij had
er honderd twee en dertig, de een al
fraaier dan de ander, en alle poppen
hadden den naam gekregen van ko
ninginnen, heldinnen of... hofdames.
De koningin had een catalogus van
haar poppen aangelegd, getiteld List
of my dolls; elke pop heeft een naam
plaatje, waar haar naam op staat en
de naam van dengeen die haar ca
deau gaf.
De koningin hield verder wel van
fotografeeren.
Een jaar of twintig geleden heeft
de koningin het idee gekregen Hin-
doesch te gaan leeren. Zij sprak het
op het laatst vrij vlot. De koningin
sprak overigens zuiver Fransch en
D-uitsch. Zij hield veel van werken
en las zeer veel. Haar bibliotheek
bevat meer dan tien duizend deelen.
Haar lievelingsschrijvers waren
Shakespeare, Walter Scott, Tennyson,
Oliphant, George Eliot, Charlotte
Broste, Jane Austen, Craik en Dickens.
Wederkeerige tevredenheid.
In het laatst van het jaar 1757 vol
tooide Johnson zijn woordeboek van
Engelsche schrijvers, evenzeer tot zijne
eigoine tevredenheid als tot die van
den uitgever-, den boekhandelaar
Millar.
De blijdschap, waarmede deze laat
ste het manuscript ontving, blijkt uit
het volgende briefje, dat hij den
schrijver zond; „Andreas Millar maakt
den heer Samuel Johnson zijn compli
ment, zendt hem het honorarium voor
het laatste manuscript en dankt God
dat hij in 't vervolg niets meer met
hem te doen zal hebben."
Johnson antwoordde hi?r,>p; „.Sa
muel Johnson bedankt voor het com
pliment van den heer Millar en ver
heugt zich, uit diens briefje te ver
nemen, dat Andreas Miliar nog in
staat is, God voor iets te danken.
Een sliinme gauwdief.
In een der grootste kerken van Pa-
i-ijs bemerkte een dame, die een geld
stuk op de collecteschaal wilde leggen,
dat hare beurs en hare sleutelring haar
afgerold waren. Dit zeide zij tot een
naast haar zittenden heer, die er eer
waardig uitzag, en zich zeer verschrikt
aanstelde, toen hij bespeurde dat hij
insgelijks bestolen was. Hij sloeg de
dame voor, daarvan aan het naaste
politiebureau 'terstond aangifte te
doen; „maar", liet hij er op volgen,
„als het voor mevrouw misschien te
lastig is zelve daarheen te gaan, ver
zoek ik u slechts uw naam en adres
en dan zal ik alles wel voor u bezor
gen."
De dame was zeer blijde dat zij niet
naar h'et politiebureau behoefde te
gaan, en gaf hem gaarne de gewensch-
te inlichtingen.
Nu liep de heer schielijk naar haar
huis en zei tot eene dienstmaagd, wie
hij de sleutels van de dame overhan
digde: „Ik kom van je mevrouw; zij
verwacht dadelijk 500 francs, omdat
i hare beurs verloren heeft, en zij
heeft mij gezegd, dat je wel zoudt
weten waar het geld ligt."
Toen de dienstmaagd de sleutels zag
had zij geen kwaad vermoeden en
haalde de verlangde bankbiljetten.
Deze, benevens den inhoud van de
beurs, stelden den dief schadeloos voor
zijn voorgewenden schrik.
Dat maakt een onderscheid.
Johnson had een hond. Thompson
nu woonde, naast- Johnson.
De hond builde zeven nachten in
de week den heelen nacht. Thompson
zei tot Jolmson; „Hoor eens, we zijn
altijd goede buren en vrienden geweest,
en ik dacht het je maar eens te moe
ten zeggen, dat het gehuil van je
hond mij en mijn gezin bijna krank
zinnig maakt door gemis van slaap.
Mijne vrouw heeft wel vijf pond in
gewicht verloren."
„Dat's raar", zei Johnson ik merk
er niets van, dat hij zoo'n leven
maakt."
Op zekeren avond kwam Thompson
thuis met den ergerlijken hond aan
een touw. „Ziezoo," zei hij tot zijne
verbaasde wederhelft, „nu zullen we
wel gauw van dien last af zijn. Ik
wilde den hond niet gaarne dooden
zoolang hij van Johnson was: daarom
heb ik het beest gekocht. Er is niets
onbuurschappeiijks in, zijn eigen hond
te dooden. Ik zal morgen wat chlo
roform halen."
Een maand later zei Johnson op
zekeren dag tot Thompson: „Je hebt
den hond toch nog niet met chloro
form afgemaakt,"
„Neen," zei Thompson om je de
waarheid te zeggen, zijn wij veel van
het lieve dier gaan houden. Hij is
zoo levendig en speelsch!"
„Maar hindert het je niet, dat hij
den heelen nacht zoo blaft?"
„Daar heb ik niets van gemerkt."
„Hm!" zei Johnson. Het beest houdt
mij uren lang wakker met zijn geblaf."
De moraal van de fabel is, hoe ge
makkelijk wij het kunnen verdragen
als onze eigen hond leven maakt en
hoe moeilijk als de hond van onzen
buurman het doet.
Bijgeloovigheid in verband
met schoenen.
Als gij een paar nieuwe schoenen
koopt, zet ze dan nooit hooger dan
uw hoofd, of het brengt u onheil aan,
en als gij ze poets voordat gij allebei
de schoenen hebt aangehad, kan u
een ongeluk overkomen of zelfs een
plotselinge dood. Dit is eene oude
Iersche bijgeloovigheid. De Schotsche
meisjes gelooven, dat, als zij hare
schoenen weggooien voordat zij ver
sleten zijn, verdriet er het gevolg'van
zal wezen, terwijl eene Fransche
vrouw, als zij haar hak verliest, zeker
is van teleurstelling in de liefde, en
eene Duitsche moeder, wie hetzelfde
overkomt, gevoelt, dat zij spoedig een
van hare kinderen zal verliezen.
Gij moet uw rechterschoen niet aan
uw linkervoet trekken, of uw linker
eer aantrekken dan den rechterdat
brengt ongeluk aan. Deze bijgeloovig
heid dagteekent uit den tijd van een
der Romeinsche Keizers, die, zooals
verhaald wordt, op zekeren ochtend
zijn linkerschoen het eerst aantrok en
dien dag bijna vermoord werd.
Als een bewijs van eerbied trekken
de Japanners hun pantoffels uit, als
zij elkaar op straat ontmoeten, en de
de Israëlieten plachten een van de
hunne uit te trekken, om een koop toe
te slaan.
Overal in liet Oosten laat een min
dere zijne schoenen of pantoffels aan
de deur staan, als hij in de tegen
woordigheid van den meerdere zal
verschijnen.
Een knie-operatie.
In de Academie van geneeskun
de te Parijs is dezer dagen mede-
deeling gedaan van een merkwaar
dige operatie aan de knie. Een
persoon was van zijn jeugd af door
pijnen aan de rechter knie ge
plaagd, welke bij elke beweging
allengs ondragelijker werden. De
radiographic loonde dat de knie
schijf aan den binnenrand was aan
gedaan en daarom werd tot wegne
ming van die schijf overgegaan.
Thans, anderhalf jaar na deze ope
ratie, zijn niet alleen de pijnen ge
heel verdwenen, maar die persoon
loont zonder grooten hinder en zelfs
MEN MOET ZICII KUN:
Waard: Ja, mijnheer de directeur,
nu is alles klaar voor de avondvoor
stelling, maar de wouddecoraties zijn
niet. aangekomen.
hel op- en afgaan van trappen, 1
te paard stijgen enz. geschied
zonder moeite. Door massage, lie
gymnastiek en electrische" beha
deling is deze gunstige uitkom
bevorderd.
Uit (lt>n Moppentrommel,
BETER GEZWEGEN.
Eenige- dames bezochten een v<
beteringsgesticht en werden do
den directeur rondgeleid.
In eene kamer gekomen, wa
drie vrouwen zaten te naaien, z
een van de dames „Wat zien d
schepsels er nijdig uit! Waaro
zitten zij hier?"
„Omdat zij geen andere wonii
hebben dit is onze huiskamer, t
dat zijn mijne vrouw en dochters
antwoordde de directeur vriend
lijk.
UITERST BELEEFD.
Zeker Franschman zei de „l
dood alleen is eene verontschulc
ging om zijn woord niet te ho
clen, als men de uitnoodiging vo<
eer. diner heeft aangenomene
dan zelfs nog zou een beleefd ma
den aanspreker zenden om veron
schuld'igingen voor hem te maken
WIE MOET VERANDEREN?
..Mijnheer" zei een kanfoorb
diende, „ik zou wel eenige verai
derine- willen maken."
„Heel goed," antwoordde h<
hoofd van de firma. „Probeer da
eens 's morgens om half negen f
komen, in plaats van om tien uur.
RARITEITEN.
Vreemdeling (een dorpskerk bi
zoekend)„Bijzondere bezien;
waardigheden zijn er zeker in dez
kerk niet aan te wijzen
Koster „O jaIk zal u strak
laten zien wat ik zooal in het kerki
zakje gevonden heb
EEN SECURE.
Heer (nog in bed liggende tot zij:
oppasser) Jan. wat is 't voor weê
buiten
Oppasser: „Ik weet het heusc-i
niet, mijnheerwant het regen
zoo kolossaal, dat men geen dri
passen voor zich uit kan zien.'
OP DE HOOGTE.
„U schijnt veel van het huwe
liiksleven te weten" zei eene vei
standi ge vrouw tot een jeugdij
maar neuswijs lmurinan aan tafel
„Is u getrouwd
.Neen", antwoordde de jonk
man, op den toon van een gebla
seerd man. „maar mijn vader i
het."
De oplossing van ons vorig prijs
raadsel is
RIJWIELHERSTELLER.
De onderdeel en zijn weer. Teil
hiel rijst eer.
Ingekomen waren 77 goede op
lossingen. De prijs viel ten dee
aan den jongeheer G. REYDON
Leidsche Vaart 98. wien wij ver
zoeken zijn prijs Maandag a. s. tus
schen 2 en 3 uur af te komen ha
len aan ons bureau Kampersin ge
No. 70.
-Ons nieuwe Prijsraadsel luid
als volgt
Mijn geheel bestaat uit 3 letteï
grepen en 11 letters en is een on
ontb eerlijke hulp in alle- ge vallei
waar onze taalkennis tekortschiet
Het tweede deel dat uit één letter
greep bestaat, client om het eersti
te bevatten.
Oplossingen worden ingewach
tot e-n met Woensdag s.
Als prijs loven wr uit een
ZAKSCHAARTJE.
Directeur: (Na eenige oogenblikker
gepeinsd te hebben). Dan geven we in
plaats van het Woudmeisje, het Ka-
I mormeisje.