i waaruit een voor de kleine dieren doo-
delijk vergif stroomt,
j Toen ik het kleine monster rnet den
I stok dreigde, bleef het staan, zoodat
ik het eens nauwkeurig kon bezichti
gen. Zijne kleur was overal gelijkma
tig bruinachtig rood met lange stre-
i pen; zijn lichaam was drie duim lang
en anderhalf duim breed, terwijl de
acht pooten van het dier eene lengte
WATERLAND.
baar gemaakt voor ernstige gedachten,
en noode kon hij er toe komen zijn
tocht te vervolgen en zich weer te be
geven in het drukke gewoel op den
straatweg, waar slechts sprake is van
voortmaken en opschieten en zoo
mogelijk eerder nog dan een ander
zijn doel te bereiken.
ALLERLEI.
De Haarlemsclie trekschuit
uit den ouden tijd.
,,In de trekschuit!!"
Daar mooet gij, twintigste
eeuwer den neus voor ophalen,
maar uwe voorvaderen vonden het
er toch heel pleizierig in; ze haal
den er dan ook ruim zoo frisch
adem als gii in uw sociëteit, en
hadden er vrii wat mooier uitzicht
dan gij. als ge u met uw tienen in
groene en ruyme gras."
En toen tweehonderd jaar latei-
de poëet Fardon eens een Herakli-
tisch betoog wilde leveren ,,noe
min vermaakgenieting" er eigen
lijk in het uitgaan voor pleizier
gelegen is, en hij dus d'aar „een
plaisierdag" voor noodig had, dien
elk, buiten kijf, voor heel pleizi-
rig hield, kon hij niet beter ne
men dan het Haarlemsch reisje",
's morgens met de schuit van
zevenen heen. en 's avonds met de
laatste schuit weerom.
Nog vóór ongeveer zeventig jaar
was zoodra er óp een iongeluipar-
tij om een ..Oosterwiik-Bruyntje"
geroepen werd. altijd het eerst wat
men hoorde:
..Plaats in 't roefje? riep de schipper,
die verheugd mij nad'ren zag,
Toen 'k naar Haarlem laatst zou va
ren op eeif mooijen najaarsdag."
I van ongeveer vier a vijf duim hadden,
j Zijne acht oogen stonden dicht op
elkander gedrongen, op een rondach- j
j tig, eenigszins verheven vlak: de oogen
aan beide zijden waren langwerpig en j
roodachtig, de middelste grooter, ge- j
I heel rond en zwart
Ik was juist voornemens het leelijkc i
dier te dooden, toen de neger mijn arm
vasthield. Volgens zijn zeggen deed J
hij dit, daar de spin de daiizeYidpooten
(hier een soort van vergiftige insecten)1
vervolgt en opvreet. De weinige vrees,
die zij aan den dag legt. komt daar
van daan, dat zij tengevolge van den i
verdelgingsoorlog, dien zij tegen scha-1
delijke insecten en zelfs tegen padden
enz. voert, door de inwoners van het j
land wordt ontzien. Zij dringt onge- j
deerd in de woningen binnen en ver- j
volgt de duizendpooten tot zelfs in de
bedden. Zij steeks den menschen al- j
leen, wanneer zij aangevallen wordt
en niet ontkomen kan; dan trekt zij de
tanden in, legt zich dood. en bijt wan
neer men haar aanraakt. Haar beet is j
echter niet zeer gevaarlijk, en heeft al
leen eene lichte koorts en een klein ge-1
zwel ten gevolge.
De vogelspin houdt zich voorna- i
verzorgt zij ze nog eehige dagen, tot
dat zij sterk genoeg zijn, om voor zich
zeiven te kunnen zorgen. Minder lief
derijk is zij tegenover haar echtgenoot;
deze zoekt zij arglistig te overvallen en
omwikkelt hem, als hij niet ijlings ont
vlucht, met hare draden' en doodt hem
dan zonder mededoogen.
De wijze natuur heeft dus ook een
perk gesteld aan de overmatige en bij
gevolg schadelijke vermeerdering van
dit dier.
Een dierenverkooping.
In den dierentuin te Antwerpen werd
Woensdag de periodieke verkoop van
dieren gehouden.
Daar de Antwerpsche ,,Zo" in den
vreemde te goeder naam en faam be
kend is, hadden verscheidene soortge
lijke inrichtingen uit, Duitschland, de
diergaarden van Amsterdam en Den
Maag, de ..Jardin des Plantes" van
Parijs en de Zoological Garden" van
Londen commissies ter verkooping af
gevaardigd. Bovendien was als ge
woonlijk een menigte temmers aanwe
zig. Allereerst werd een menigte vogels
van allerlei ras verkocht, vervolgens
eenden, waarvan enkele per paar f 150
opbrachten; witte zwanen gingen te
gen f 210 het paar; Arguspauwen tegen
f225 het paar; de prijzen der apen lie
pen nogal uiteen; zoo bracht de ouistiti
f 7.50 en de Australische aap f 100 op.
Voor andere dieren werden goede
prijzen besteed. Een pythonslang f 40;
drie Maleische beertjes f 160; een jong
Congoluipaard f 150; een mannetjes
luipaard f 650; een zwarte panter
(wijfje) f 350; een hyena f 55; een poe
ma f 250; een hert f 75; een gedresseerde
een celletje van een spoorrijtuig
laat opsluiten.
Gij, hedendaagsche poëet! gij
moogt er eene satire op schrijven
O! trekschuit, aan de lijn der saaie
eentoonigheid.
Getrokken door een knol. die schier
op sterven leit!
Le Francy van Berkliey, die in
zijn tijd ook een poëet was, schreef:
„Men doet in de trekschuit een
pleizierreisje."
En gij-, hedendaagsch kunste
naar! moogt, wanneer ge met eeni-
ge uwer gildenbroeders eens even
een uitstapje maakt, sporen naar
de Golf van Lyon of tot aan den
voet der Alpen.- uwe voorzaten
in de kunst, voor wie ge toch wel
eenig respect hebt, voelden zich
al heel gelukkig, als ze eens op
een zomerschen dlag met de trek
schuit naar Haarlem gingen.
„Een dag naar Haarlem" was
twee en een derdie eeuw lang (n.l.
van omstreeks 1600 tot omstreeks
1830) het toppunt van pleizier voor
de Amsterdammers; ofschoon ze op
het eerstgemelde tijdstip dan ook
nog met geen trekschuit konden
gaan, maar de reis met een zeil-
schuit over het Y of met een wagen
over den dijk moesten doen, want
de Haarlemmer trekvaart werd
eerst in 1632 gegraven.
't. Was voor den vroolijken Ger-
brand Breêro. in het begin der 17e
eeuw. die thuis bij zijne ouders,
„den meesten tiit een kluysenaer
in een stil en afghesondert kluys-
jen" was, feest als hii eens naar
Haarlem ging: dan kon hij ..in die
vrije, blije tijdt hippelen en sprin-
ghen als de calvertees, die uyt
haer nauwe koije comen in 't
Uit welk vers, eens iemand wil
de bewijzen dat het Haarlemmer-
veer te dien tijde al een heel slecht
veer moet geweest zijn, daar de
schipper zelf op een mooi en dag
verheugd was, als hij een passa
gier zag naderen. Maar dat was
erg mis: de schuld ligt bij den
dichter, die het woord ..verheugd"
op den sti'oom der kadans heeft la
ten drijven, waardoor het on een
verkeerde plaats is geraakt.
Een Haarlemmer schipper kreeg
altijd volk genoeg, en behoefde om
één mijnheer niet blij te zijnneen
mijnheer zelf was de verheugde
omdat hij naar Haarlem zou gaan.
De Vogelspin.
Door een neger vergezeld, had Uk
mijne woning in Brazilië verlaten, en
wij trokken langs een bosch, dat aan
een maïsplantage grensde. Op eens
vernam ik een gebrom, dat mij naar
een bosch je deed omzien, alwaar een
kleine, allerliefste vogel alle moeite
deed zich uit een net los te werken,
waarin hij verstrikt, was. Haastig trad
ik naderbij om hem te vangen, doch
niet zonder verbazing bespeurde ik,
dat hij in een spinneweb was geraakt,
dat uit grove, sterke en met veel kunst
gesponnen draden vervaardigd was.
Juist toen ik naar den vogel grijpen
wilde, schoot er eene reusachtige spin
uit het hout te voorschijn en liep ijlings
naar haar web, als wilde zij mij haren
buit betwisten. Ik ontstelde hevig bij
het zien van dit afschuwelijk gedierte
dat van zijn kop tot op zijn pooten met
opstaande bruine haren bedekt was,
melijk in de maïsvelden en in de bos-
schen in groot aantal op. Somtijds
woont zij in een gat, dat zij in de aar
de graaft en waarvan de zijden door
haar met een geelachtig weefsel wor
den overtrokken; niet zelden houdt zij
ook hij dag haar verblijf in rotsspleten
en holle hoornen, van waar zij, als zij
de kans schoon ziet, op insecten en an
dere kleine dieren aanvalt-, die haar
voedsel uitmaken. Is haar offer sterk
genoeg om weerstand, te bieden, dan
bijt zij het ,en laat het snel doodende
vergif in zijne aderen vloeien, zij om
wikkelt en knevelt het- zeer vlug met
hare draden, ten einde het op haar
gemak en naar hartelust op te eten.
Tegen het vallen van den avond ver
laat zij haar schuilhoek, om op de
jacht te gaan. Het eerste wat zij doet,
is alle in den omtrek door haar gespon
nen nesten na te zien; daarna gaat zij
op zwerftochten uit en verwijdert zich
dikwijls zeer ver van hare woning,
klimt met het grootste gemak op de
hoornen, doorzoekt de nesten der koli-
bri's en andere kleine vogels, overrom
pelt de moeders in hare nesten en doodt
ze met hare jongen of zuigt de eieren
uit als zij nog niet uitgebroed zijn.
Ondanks hare wildheid legt de vogel
spin eene buitengewone teederheid
voor hare jongen aan den dag. Zij
legt een groot aantal eieren, die zij
met een soort netje, ter grootte van een
duivenei, omwikkelt; neze ballen ver
bergt zij op een veilige plaats, verzorgt
ze met eene inderdaad bewonderens-
I 'waardige waakzaamheid "en verdedigt
ze kloekmoedig tegen vijandelijke aan-
vallen.
Zoodra de jongen uitgebroed zijn,
zebra f 1500; een kangoeroe f 375; een.
kasuaris f 330; een koppel condors
f 275; een gier f 85; een struisvogel
f 330; een arend f 55; een antiloop f 135;
een lama f 160; een paai- dromedaris
sen f 750; een wijfjesrendier f 130 en
een buffel f 300. Een groote ijsbeer*
vond geen liefhebbers.
Kloek bescheid.
Lord Molesworth, die in het laatst van
de zeventiende eeuw Engelsch gezant
te Kopenhagen was, schreef na zijn
terugkomst een zeer aantrekkelijk boek
over Denemarken.
In dit boek liet hij zich zeer vrijmoe
dig uit over de willekeur, waarmede
dat land geregeerd werd.
De Koning van Denemarken, die zich
door die mededfeelingen beleedigd acht
te, diende door middel van zijn gezant
bij Willem III daarover zijn beklag in.
„Maar wat moet ik dan doen?" vroeg
de Koning-Stadhouder den Deenschen
gezant.
„Wanneer Uwe Majesteit", antwoord
de deze, „zich bij mijn gebieder over
een dergelijke beleediging te beklagen
had, dan zou hij Uwe Majesteit het
hoofd van den schrijver toezenden."
„Dat kan ik niet doen," antwoord
de Willem glimlachend, „maar als
men er op staat, moet de schrijver in
de tweede uitgave van zijn boek mede-
deelen, wat gij mij daareven gezegd
hebt."
Een boek vindt toch, hoe slecht
en dwaas het- ook mag wezen.
Een boekwurm, die het drukt,
en zotten die het lezen.
De oude hofstede van de familie
Trip, waarvan Brouërius van Nidek
zegt: „Wie staat niet verwondert in
zulk en konstrijken doolhof van zoo
menighvuldige groene en breede lanen
ran hooge scheerhagen of opgaande
boomen belommert, met graspaden
en groene piramiden geboort, met
borstbeelden en konstige vazen opge
pronkt, en over onderscheide water
of gras-kommen de bekorelijkste ge
zichten naar veelerhandeen v'erscheide
tuinsieradiën van salons, tenten, prië-
len, lanthuis en vischrijke Meer ver
schaffende?"is door het huwe'ijk
van Mr. Willem Boreel, schepen en
raad van Amsterdam in het bezit der
familie Boreel van Hogelanden over
gegaan.
(JDeze oud aanzienlijke familie uit
de Zuidelijke Nederlanden vestigde
zich in het laatst der zestiende eeuw
in Zeeland en leverde een groot aan
tal mannen op die zich op staatkun
dig gebied zeer verdienstelijk hebben
gemaakt. Jacobus I koning van En
geland verhief Mr. Jacob Boreel heer
van Duynbeek en Westhoven (geb.
1552-j-1636) en ambassadeur aan
het Engelsche hof, tot Baronet.
Was Waterland vroeger, toen het
in den eigenaardigen rechtlijnigen le
Nótre's stijl was aangelegd een van
de sierlijkste lustverblijven van Ken-
nemerland, thans nu er van dien
ouden aanleg heel weinig meer is op
te merken en de nieuwe aanleg van
digen tijd zijn ontstaan te danken
heeft, maar dat zinkt tusschen al dat
deftige oude spul in het niet en als
de zich bijna onhoorbaar voortbewe
gende huisknecht in zijn blauwe jas
met zilveren knoopen ons heeft uit
gelaten, begrijpen we heel goed, dat
die man niet anders dan ook al een
heel deftig gezicht kan zettenmaar
dat behoeft, gelukkig de wandelaar,
die door de hooge lanen en langs de
prachtige bloembedden dwaalt niet te
doen, en als hij bij ongeluk want
anders respecteert hij natuurlijk dat
intieme familieplekje - in de nabij
heid komt van de tennisbaan en daal
de dames heel graceüjk den bal ziet
slaan, dan klinkt daar toch ook van
tijd tot tijd een heel gewoon heldere,
gulle lach, luid opklinkende naar
het p-achtige lommerdak.
Geen wonder dat Waterland een
plaats is, die gezocht en ook wel af
gestaan is tot het houden van Zen
dingsfeesten enz.
's Winters vinden tal van hazen,
faizanten en patrijzen, door het
maar zelden falende schot van on
zen burgemeester, een jammerlijken
dood en in dat lot deelen ook een
groot aantal van de reigers die in het
hooge geboomte van Beeckensteijn en
Waterland zijn genesteld, wanneer ze
al te veel zorg testeden aan de uit
breiding van hunne familie of door
te veel burengerucht te maken bij
den landheer de voor hen noodlot-
Zocher het karakter geheel heeft ver
anderd, een aanleg die natuurlijk in
den loop der jaren geheel tot zijn
recht is gekomen, nu is Waterland
een van de mooiste landgoederen uit
den omtrek.
Waar resten van den ouden aanleg
zijn blijven staan vindt men nu sta
tige lanen van prachtige, zware beu
ken en van de groote vijver met de
schilderachtige eilandjes zijn tal van
mooie kiekjes te maken. Door een
flink kamp of weide van den weg
gescheiden, maakt het groote witte
huis een eenvoudigen,deftigen indruk.
In het sousterrain vindt men keuken
kelders en dienstbodenvertrekken,
zooals men wel denken kan zijn dat
volstrekt geen bekrompen vertrekjes.
De achtergevel van het huis ziet uit
over de weide naar den straatweg. Als
men aan de voorzijde de breede hard-
steenen bordestrap is opgestegen komt
men in een ruime vestibule. Het stuc
en de zware eikenhouten deuren met
keurig Lod. XV snijwerk versierd,
en een breede blank eikenhouten
trap met prachtig gebeeldhouwde
leuning maken dadelijk op den be
zoeker een zeer deftigen indruk.
Op de bovenverdieping vindt men
een aantal logeer- en slaapkamers.
Links van de vestibule is de werk
kamer van den eigenaar en rechts
ontvangsalons en eetkamer terwij 1 aan
achterzijde een paar groote zalen
de billardkamer zich bevinden.
Het karakter van het geheele riant
ie zoo ongeveer gebleven zoo-
het vroeger was en tal van meu
staan daar alsof ze er altijd heb
gestaan. Hier en daar ontmoet
oog|iets dat aanl den tegenwoor-
tige gedachte opwekken, dat het weer
tijd wordt eene opruiming te houden,
want ieder schot kost toch zeker een
der in breede kringen hoog boven de
toppen der oude linden zwervende
reigers het leven.
Van den tol bij Velsen tot het dorp
vurrnen de drie buitenverblijven Bee
ckensteijn, Waterland en Meervliet,
met de rechts van den weg liggende
meerweiden en het achter die plaat
sen zich tot aan zee uitstrekkend
bosch en duin, een van de grootste
landgoederen in de provincie.
Het zuidelijke gedeelte dat bij het
oude Beeckensteijn behoort heeft in
hoofdlijn den ouden aanleg bewaard.
De groote vijver achter het. huis in
geometrischen vorm vormt het middel
punt waarop eenige breede lanen van
meestal oude linden uitkomen.
In dat gedeelte is natuurlijk ook
het hoogste en zwaarste te vinden.
Het duin achter de plaats is bijna
geheel mooi begroeid en het gezicht
van eene belvédère, die echter levens
gevaarlijk bouwvallig is, is verrukke
lijk mooi. Het oude Velserduin
ligt daar, zeer rustig, ver van het
gewoel, en den straatweg, zoo geheel
verborgen onder het lommer en zoo
zeer beschut door de hooge duinen
voor den zeewind, dat het een bij uit
stek geschikt plekje zou zijn voor
een herstellingsoord of soortgelijke
inrichting. Op enkele minuten af-
stands is „de Kikvorsch",'de begraaf
plaats of liever de grafkelder der
familie.
Die stille rustplaats maakt op den
eenzamen zwerver door bosch en duin
een ernstigen indruk. Het zonnige,
heerlijke, rustige duin heeft hem vat
Op de Poppententoonstelling.
Een doopplechtigheid onder de poppen.
Een keuken in een poppenhuis.
Een echte Hindelooper poppenwieg.
Wij waren zoo gelukkig in het bezit te ko-
men van een viertal photographiën, voorstel- j
lende verschillende inzendingen voor de Pop
pententoonstelling, die in Mei a,s. hier ter j
stede wordt gehouden.
Tevens verleepen wij gaarne plaats aan een
verzoek van het Comité der Tentoonstelling,
aan allen die het plan mochten hebben tot
inzending, hetzij van antieke voorwerpen of
poppen ter opluistering, of andere, ter ver
loting, en om deze zoo spoedig mogelijk te
willen bezorgen bij Mej. Gallenicamp, Baan
13a. Men doet het comité daarmee groot
genoegen, daar het 't. werk van het comité
belangrijk vereenvoudigt en gemakkelijker
maakt. Prentbriefkaarten met aardige groe
pen van poppen zijn verkrijgbaar bij alle
comitéleden.
Pop uit den Directoire-tijd.