DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes. Ho 37 Zaterdag 18 Mei. 1901. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. men vooraf de pieren met stopnaald en sajet aan bossen. Dit is een even wreed als vies ge bruik, omdat de pieren bij het in de lengte doorsteken vari het lichaam een geelachtig vocht afscheiden, dat slechts met moeite van de handen is te verwij deren. Niet alleen de zeevisch bijt gretig in de pieren maar ook de bewoners der binnenwateren, zooals paling, snoek enz. houden veel van dit aas. Men moet het evenwel telkens in ver- schen staat aanwenden, omdat dit vischaas spoedig tot bederf overgaat. Bet elftal der TI. F. C. „UNITAS". Een Kampioenclub- De II. F. C. „Unitas" is door hare laatste schitterende overwinning op I Volharding II van Amsterdam, kam- j pioen der 3de klasse N. V. B. geworden, j waardoor zij het volgende jaar in de j 2de klasse competitie zal spe- j len. Er is zwaar gestreden, daar de verschillende clubs elkaar wei- nig toegaven .en de meest, gevaarlijke j tegenstander was dan ook Volhard in-1 II, die slechts met 1 punt verschil het j tegen Unitas aflegde. Had dit' laatste in het begin van liet sei- zoen door haar eerste en eenige neder laag 8-2: tegen A. V. V. II te Amster dam een groot deel van het kampioen-1 schap door hare ongeoefendheid ver- J speeld. toch deed zij door eenige mooie overwinningen, zooals tegenPerseus met; 9O spoedig weder een groot bod daar naar. Van de 10 wedstrijden, die zij had te spelen, werden er 7 door haar ge wonnen. tweemaal speelde zij gelijk en 1 maal moest zij het onderspit delven, het onderstaand staatje geeft het juiste overzicht daarvan. Unitas—A. V. V. II 2—8, 4—0. UnitasVolharding II 33, 51. UnitasQuick II 21, 11. UnitasPerseus 90. 6i. UnitasSt. Voorwaarts 0, b0. Unitas is het geheele seizoen ook niet voor den H. V. B. op eigen terrein ver slagen, doch moest het tegen ,,H. F. C. II" op haar terrein afleggen, waardoor zij in dien bond no. 2 is ge worden. Het eerste, kiekje stelt voor de perso nen, die den naam van Unitas hoog hielden, het zijn Jonker, Machielse, Blansert, Hommes (invaller na de rust voor Ivöni.eb Beaten; Heck, Lamp. Maks, Martens, Lijnkamp en Frenay. Het tweede geeft eene afbeelding van een gevaarlijk hoog schot naar Volhar- cljng's doel. ALLERLEI. Een goed vischaas. Dat. niet alleen op, maar ook in den zeebodem levende schepselen, wonen, is stellig algemeen bekend. Vooral zee wormen, bij de kustbewoners der wad den meer bekend onder den naam van pieren, zijn in den zeebodem zeer me nigvuldig. Meestal zitten zij niet dieper dan een voet onder de oppervlakte van het zand. Bij laag water zijn de plekken, waar deze pieren zitten, reeds duidelijk te onderkennen aan de eigenaardig ge vormde zandhoopjes. die boven op den 'grond zich vertoonen als een hoopje ineengekronkelde wormen. Toch is het niet anders dan zand en slik wat daar ligt. De pieren zitten dieper en worden of met spaden of met breedgetande vor ken uitgedolven. Vele bewoners der' kusten langs de wadden houden er uitsluitend voor dit werk vorken op na, die dan ook pier- vorken heeten. Deze pieren zijn dik en bruinkleurig aan het vooreinde terwijl ze dun zijn aan het achtereind en minder donker gekleurd dan voor. Bijna alle visschen ziin verlekkerd op deze pieren en bijten er gretig In. Bij het visschen naar bot, scharren enz. wordt dan ook veelvuldig van pie ren gebruik gemaakt als aas. Wordt met hoekwant gevischt, dan slaat men de levende pieren maar zoo aan de hoe ken. Heeft het visschen plaats met hen geltjes of met scharhoepen dan rijgt Te veel voor één mensch. De Hertog van Wellington was Prins van Waterloo, hoewel hij zich nooit zoo noemde, en had nog verscheidene an dere titels, die eens duur voor hem uit kwamen. Hij liet een zijner bedienden in een hotel een diner bestellen en de man, die dat deed, en het eens heel mooi wil de doen, noemde al de titels van den Hertog op. Toen de Hertog kwam, moest hij lang wachten. „Komt het diner haast?" vroeg hij. „Waarom wordt er niet ongedischt?" „Wij wachten op het overige gezel schap", antwoordde de kellner. Men bleek te hebben gerekend op twintig personen. Een particulier met een lijf wacht. John James Hugh Henry Stewart Murray, de zevende Hertog van Atholl. houdt, evenals zijn voorganger in dien titel, een gewapende lijfwacht van 228 officieren en manschapoen op zijn ver blijf Blair Castle in het dorp Blair Atholl, graafschan Perth. Zij worden gekozen uit de pachters en onderhoo- rigen van zijne bezittin^ die in dat graafschap eene uitgestrektheid van 194.640 morgen lands beslaat. Eéne compagnie bestaat uit manschappen van gemiddeld 6 voet 1 1/2 duim lengte en de andere van gemiddeld 5 voet 10 3/4 duim. In September 1844. het leven van zijn vader, heeft wijlen Koningin Victo ria bijna 3 weken op het kasteel haar verblijf gehouden en de schilderachti ge en historische omstreken bezocht. Vóór haar bezoek waren de manschap pen gewapend me4 ouderwetsche wa pens, zooals striidbijlen en schilden. Dat een edelman er eene gewapende lijfwacht op nahield, moge onwettig geweest zijn, maar Hare Majesteit schonk hare vorstelijke goedkeuring aan dit gebruik door elke compagnie een vaandel te vereeren. Arthur Wills John Wellington Blun- dell Trumbull Hill, zesde Markies van Downshire, pair van Ierland, die zit ting in het Hoogerhuis heeft als Lord Hillsborough, is erfelijk Constable van Hillsborough Fort, in het dorp Hillsbo rough, graafschap Down, op de noord oostelijke Iersche kust; en als nóst bekleedende, wordt hij, wanneer hij naar de kerk gaat, vergezeld van eene lijfwacht in schitterende uniform en in zekeren zin gewapend. Dubbele maaltijden in Rusland. Een Ilus eet gemiddeld om de twee uur. Klimaat en gewoonte dragen er het hunne toe bij om zooveel maaltij den noodzakelijk te maken. Het ver teeren wordt vergemakkelijkt door het vele drinken van vodki en thee. Vodki is de Russische whisky, be reid van aardappelen en koren, 't Is een sterk, kleurloos vocht, waaraan TI. F. C. II., de Kampioen van den Iiaarlemschen Voetbal-bond. men een smaak tracht te geven door het bijvoegen van het een of ander extract, zooals vanille of orange. Het wordt, gedronken uit kleine glaasjes, die ongeveer een kwart pint kunnen bevatten. Vodki en thee zijn in het land van den Czaar de onafscheidelijke metgezellen, zoowel bij vriendschap pelijke bijeenkomsten als bij het be handelen van zaken; toch ziet men in Rusland zelden beschonken lieden. Als gij in de woning van een Rus komt, hetzij hij een vriend van u is of een onbekende, dan wordt gij dade lijk uitgenoodigd' tot een maaltijd, waar gezouten vleesch, ingemaakte komkommers en vele andere gekruide en smakelijke vleeschsoorten u zullen opgedrongen worden met een nadruk kelijkheid, die geen weigering toelaat. Deze maaltijd moet haar beneden gespoeld worden door verscheidene glaasjes vodki. Als dat voorbij is en de bezoeker zich gevoelt, alsof hij ge noeg gegeten had voor 24 uur, zegt de gastheer: „En nu aan tafel!" Een gevaarlijk schot. Het weven in Denemarken. Meer en meer komt in Denemarken. I ook onder de beschaafde vrouwen, liet hand weven weer in zwang. Het is niet zeldzaam tegenwoordig in een elegante huiskamer een weefgetouw te zien staan, dat door de huisvrouw gebruikt wordt. Maar- in geen der Deensche steden is dit werk zoo algemeen als in Dragör. Dat kleine stadje bestaat bijna geheel door handweverij, onder leiding van een bekwamen chef. Hij heeft daar ruim 50 getouwen, die uitsluitend voor hem werken. De arbeidsters (want het zijn bijna altijd vrouwen, die dit werk verrichten) hebben 't weefge touw bij zich aan huis. Ieder weeft j een afzonderlijk soort goed: de een i linnen voor handdoeken, de andere I fraaie patronen voor boezelaars, een derde portières, volgens teekeningen I van Deensche kunstenaars. Een ar- I heidster kan 10 a 15 kronen per week verdienen. Per jaar wordt aan Dragörscli weef- I sel 80.000 kronen omgezet. Vroeger i weefde men er enkel katoen en half wol. Nu worden er ook fijne geheel I wollen stoffen geweven. Hommels in Australië. Vele jaren geleden verschaften Aus tralische hoeren zich hommels uit i Europa en lieten die in hunne klaver- velden vliegen. Vóórdat zij deze horn- j mels (Bombus) hadden, wilde de J klaver in Australië niet best groeien, I doch na dien tijd' ging dit in 't oog- vallend beter. J Men was op dit denkbeeld gekomen, sinds was aangetoond, dat de hommel het eenig insect is, dat belust is op den klavernektar en een zuigsnuit bezit, die lang genoeg is om daarmede tot op den bodem der lange buisvormige bloesems te kunnen komen. Bij deze eigenschappen is de hommel te gelijk zwaar genoeg om de klaverplantjes neder te buigen, waardoor het stuif meel op den rug van het insect afvalt, dat daarmede weder andere bloesems bevrucht. De naar Australië gezonden hommels kwamen den landbouwers aldaar op wel twee shilling het stuk te staan, doch waren hun ook ruimschoots zoo veel waard. Een Zaterdagavondpraatje. Het weer is altijd een voorwerp van onze innige belangstelling, om de uit drukking te gebruiken, die in de Troon rede gaarne wordt toegepast op zaken van allerlei aard. Merkwaardig is het, dat onze innige belangstelling in het weer klimt naarmate dat weer slechter is en er dus meer reden bestaat om naar een verandering te verlangen. Wij kunnen dan ook met een gepaste dankbaarheid van het weer zeggen, dat het door zijn buitengewone wissel valligheid allerlei afwisseling geeft in het voor de meesten onzer anders pog- al eenvormige leven. Ik spreek natuur lijk van het klimaat in Nederland, dat er volstrekt geen bezwaar in ziet om het op de Groote Markt te laten regenen terwijl het in de Barteljorisstraat droog blijft. Wat de dagelijksc-he conversatie zou moeten beginnen wanneer het weer eens eiken dag hetzelfde was, kan ik mij zelfs niet voorstellen. Ik geloof haast, dat de heele conversatie dan een onmogelijkheid wezen zou, zooals dat het geval moet wezen bijvoorbeeld in Afrika, waar als regel de zon schijnt en het warm is, of aan de Noordpool, waar het als regel koud is en de zon niet schijnt. Gelukkig voor de negers en de Eskimo's kennen zij niet, zooals wij, de eischen der conversatie, onder anderen hierin bestaande dat men in zekere kringen elkander op gezette tij den, gedurende een zekeren tijd verveelt met conversatie-onderwerpen en elkaar afhoudt, van veel aangenamer -bezige heden als lezen of wandelen. Intusschen of ik er op afgeef of niet, de plichtmatige visites bestaan en zul len wel blijven bestaan en ik heb aan den anderen kant wel genoeg medelij den met de menschen, die zichzelf en anderen er mee kwellen om huir een nieuw onderwerp voor de conversatie aan de hand te doen. Ik bedoel het feit, dat een groot amerikaansch circus zich zal komen vestigen op een stuk land te Heemstede, ten zuiden van de Span jaard slaan en daar een reeks van voor stellingen geven Grootaardig om met onze Duitsche buren te spreken, zal de zaak worden aangepakt. Aangekondigd worden vierhonderd paarden en meer dan zes tien olifanten. En hoewel de naam van de directie Barnum Bailey wat de eerste helft betreft aan reclame doet denken, is er voorloopig geen reden om te veronderstellen, dat die cijfers niet juist zijn. Ik zeg maar, dat het bestaan van de circussen een uitred ding is voor het paardenras. Waar ter wereld zouden de stomme dieren in dezen tijd van fietsen en automobie len anders naar toe moeten? En niet temin is de wanhoop groot onder de paarden, die klaarblijkelijk de toe komst zeer duister inzien. Alleen in deze week zijn er twee in den omtrek van Haarlem op hol gegaan en ik ben er zeker van, dat dit alleen het gevolg is vair een zenuwachtige aandoening tengevolge van de moeilijke tijden, waarin hun geslacht verkeert. In de verschijning van het Heem- steedsche circus vind ik daarom iets merkwaardigs, omdat juist nu de komst ervan aangekondigd wordt. Bij de manéges toch zullen renba nen worden ingericht om aan het pu bliek harddraverijen en rennen te la ten zien. Is het nu niet toevallig dat dit juist gebeurt in een tijd, waarin ook de Nederlandsche mensch zich voorbereidt voor draverij en wedren? Binnen enkele weken beginnen immers de algemeene verkiezingen en ik zou wel eens willen zien, dat de paarden meer vuur en ijver in hunne rennen aan den dag leggen, dan de cand.ida ten voor de honderd leege Kamerzetels zullen doen. In het nemen van hinder nissen zou ik zelfs gernst aan de men schen meerdere bekwaamheid dan aan de paarden durven toeschrijven. Het is voor ieder die in het vak van conversatie geen leek is, al lang dui delijk geworden, dat er van dit onder werp nog een heeleboei meer t,e zeg gen valt. Ik ben evenwel welwillend van plan het hierbij t§ laten en het, veld dus niet geheel voor de conver satie af te maaien. Zelfs drijf ik de menschlievendheid zoover, dat ik nog eejn paar onderwerpen van gesprek aa nde hand wil doen en wel de drie volgende: No. 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de brug ten dienste van de electrische baan Amsterdam HoofddorpHaarlem die over het Zui- der Buitenspaarne geslagen zal moe ten worden, ook te doen inrichten voor rijtuigen en voetgangers. Kosten f 57000. No. 2. Adres van eenige bewoners van de Bakenessergracht. om die gracht te dempen. No. 3. Aanstaande afschaffing van de Haarlemsche Schutterij. Het eerste voorstel, om namelijk een sommetje van 57000 gulden voor die brug te geven, heeft mij doen denken aan het gezegde van ik weet niet meer wlken duitschen philosoof: „Das eben ist die Fluch der bösen That, das sie fortwahrend immer böses musz ge- wahren". Met andere woorden: als je eenmaal op den verkeerden weg bent, dan koir je er zoo licht niet af. Eerst heeft de Gemeenteraad besloten tot het bouwen van een onnoodig abattoir, vervolgens heeft hij daarvoor (derhal ve ook onnoodige) terreinen moeten lcoopen en ten slotte moet er een som metje van meer dan een halve ton in- I gebrokkeld worden, om de menschen I gelegenheid te geven er zelf of met paard en wagen aan te komen. Eerst de aankoop van 't terrein, daarna het abattoir zelf, vervolgens de brug houdt de portemonnaie maar klaar. We kunnen aan 't betalen ko- men. Rente en aflossing van f 57000 maken samen een sommetje van i f 3420 per jaar, die wij vriendelijk ver- zocht worden maar te voldoen. Mis- i schie-n denkt men zoo. dat ook deze post wel op den bouw van 't abattoir zal worden gebracht en later derhalve j door de Haarlemsche slagers in den vorm van slachtrecht en koelkamer- Ivuur zal worden gedragen, maar dat zal niet gaan, omdat, de brug niet al leen ten gerieve van het abattoir wordt gebouwd. Het zou wel zoo wenschelijk geweest zijn, als men den concessiona ris de kosten had laten betalen. Bij een maatschappij die met tonnen, zoo niet i met millioenen werkt, is 57000 gulden j geen groot bedrag, voor onze arme portemonnaie is 't maar weer een heele som. In den houw van de brug over den Koudenhorn dragen de concessio- narissen Anderheggen en Neumeijer immers ook wel bij. I Rrrrt, weer een ander tafereel. Dcm- j ping van de Bakenessergracht. Verzoek j van bewoners van die gracht om daar- toe over te gaan. Argumenten: srnal- beid van de gracht, door demping ver meerdering van de waarde van de per- 1 ceelen en verkrijging van een fraaie j wijk. Argument van de tegenpartij zal na j tuurlijk zijn: de kosten. Wie zal dat I moeten betalen? Als ik me niet vergis zitten de daar- j voor aangewezen ambtenaren al te cij- feren en te rekenen van heb ik jou daar. Het bedrag dat voor die demping noo- dig wezen zal, valt niet mee. Grond is duur, arbeidsloon loopt gauw op en voor het brakke water van de Bakenes sergracht zal geen sterveling een cent bieden. Ik heb éen argument niet ge vonden onder die de bewoners van de Bakenessergracht aanvoeren voor de demping, namelijk de vraag wat zij er zelf aan willen betalen. Zij betoogen, dat de waarde van hunne perceelen door de demping stijgen zal, ik wil het graag gelooven. Zoo zal om maar iets te noemen een huis, dat nu f 5000 waard is, na de demping allicht wel f 6000 waard worden. Derhalve duizend gulden meer. Nu zou de eigenaar van bedoeld huis aldus kunneu redeneeren: ik word van de demping duizend gul den beter, welnu ik stel 500 gulden be schikbaar als bijdrage in de kosten van de demping. Wanneer al de eigenaren van huizen aan de Bakenessergracht zoo deden, dan zou de demping er ge makkelijk doorkomen en zouden de eigenaars er zelf nog van profiteeren ook. Maar de menschen stappen niet graag van hun geld af, zegt u. Ik spreek het niet tegen, maar we moe ten op de gemeentekas ook een beetje passen. En een argument tegen de demping is de schilderachtigheid van de gracht. Iemand van mijn bekenden, een eer waardig oud heer, heeft mij daarover eens een warm betoog gehouden. Se dert dien tijd is hij evenwel, ook al gehoorzamende aan den geest des tijds, in een moderne straat gaan wo nen. Nu kom ik aan nummer drie van mijn conversatieprogramma, de schut terij. Ik moet er rond voor uit komen, dat ik dit onderwerp niet dan met aar zeling aanroer. Je kunt er geen woord over zeggen of je trapt er iemand mee op zijn likdoorns. Indertijd heb ik eens geschreven, dat een schutter on straat liep met de kolf van zijn geweer naar voren en het geweer onder den arm als een wandelstok. Den volgenden dag ontmoet ik een schlitterlijke autoriteit op straat: hij draait zijn hoofd om, wil mij niet groeten, is verwoed. En toch liep de schutter zoo met zijn geweer en niet anders! Kan ik dat nu helpen? Ik constateer dus nu met de uitdruk kelijke verzekering, dat ik het op nie- mands teenen begrepen heb, dat de schutterij te Haarlem langzamerhand met de andere Nederlandsche schutte rijen zal gaan uitsterven. Dit jaar ko men er nog nieuwe schutters bij en daarna niet me.er. Elk jaar vallen er dan af, zoodat binnen 5 jaar het ge heele corps zal hebben opgehouden te bestaan. Wie vrijgeloot is voor soldaat komt dit jaar bii de schutterij en wie gediend heeft komt bij de landweer, wat ik voor de schutterij geen heel vleiende bepaling vind. Met permis sie van alle schutterlijke teenen! Overigens moet ik erkennen, dat ik mij geen duidelijke voorstelling maken kan van het aspect van de schutterij in de twee laatste jaren van haar bestaan. De compagnieën zullen dan ingesmol ten wezen tot een man of wat, het ka der zal incompleet geworden zijn en nieuwe officieren, tegenwoordig dik wijls al bezwaarlijk te vinden, zullen dan' in 't geheel niet meer te krijgen zijn. En ten slotte, zal de schutterij niet meer zijn! De laatste schutter zal het laatste schuttersgeweer op den Doelen brengen en voor de laatste maal de Doelenpoort achter zich slui ten. Van dat treffend moment hoop ik bij leven en welzijn een ohoto te laten maken. fidelio.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5