ioe schets.
SCHAAKSPEL.
Prijsraadsel.
hij ze aan zijne vrouw in bewaring,
die den steiger verliet met tranen in
de oogen en cenige duizenden ponden
waarde aan diamanten in haar zak.
Hoeveel waarde aan diamanten dc
wereld oplevert? Wel, die wordt op
200,000,000 geschat, en van dit be
drag heeft Zuid-Afrika alleen in de
laatste twintig jaar meer dan de helft
geleverd."
Wanneer een mensch het
zwakst is.
Volgens proefnemingen met den
krachtmeter, is een mensch het zwakst,
wanneer hij pas uit zijn bed komt.
Onze spierkracht wordt veel vermeer
derd door ontbijten, maar 1-iveikc he<
hoogste toppunt na het middagmaal
(in den zin van een maal. dat 's mid
dags gebruikt wordt). Dan daalt zij
weer voor eenige uren, stijgt weer te
gen den avond, maar neemt gedurig
af van den nacht tot den ochtend. De
voornaamste vijanden van spierkracht
zijn overwerken en nietsdoen.
Waar politiebeambten mede
bezig gehouden worden
Japan heeft een politiemacht, eenigs-
zins naar het Fransche systeem inge
richt. Op verschillende plaatsen in
Tokio staan kleine kabanchos, die
overeenkomst hebben met de Engel-
sche .sfthildwachtshuisjes, maar groo-
ter zijn.
Aan elk van die huisjes zijn dage
lijks drie man verbonden. Eén blijft
er binnen zitten, terwijl een ander aan
de deur staat, en de derde doet de ronde
en komt bij geregelde tusschenpoozen
terug. De posten worden om de acht
uur verwisseld. Na vier-en-twintig uur
op post te zijn geweest, krijgen de drie
politiebeambten een even langen rust
tijd en worden zij door drie andere
vervangeu.
Op de dagen, dat zij niet in dienst
zijn, worden zij gebruikt om belasting
biljetten rond te brengen en verslagen
te doen van den toestand der straten,
bruggen, dijken, goten en begraaf
plaatsen.
Zij doen ook aanzeggingen van hu
welijken, geboorten en sterfgevallen,
tooneelvoorstellingen en de aanwezig
heid van verdachte personen.
De manier.
,,'t Is zonderling, dat ik mijn vrouw
er maai" niet toe kan krijgen om mijn
kJeeren te verstellen," zoo klaagde
iemand zijn nood aan een vriend.
„Vanochtend heb ik haar gevraagd een
knoop aan dit vest te zetten, en zij
heeft er nog geen hand aan gehad."
„Heb je 't haar gevraagd!" zei de
ander met een licht schouderophalen.
„Ja. Wat zou ik anders doen?"
„Je bent nog niet lang getrouwd, dus
wil je misschien wel wat van mij lee-
ren," antwoordde zijn vriend, op een
vaderlijken toon. „Je moet een vrouw
nooit vragen iets te verstellen. Dat is
niet goed."
„Hoe bedoel je dat?"
„Doe zooals ik. Als ik, bij voorbeeld,
een overhemd versteld wil hebben, dan
neem ik het in de hand en ga mijn
vrouw opzoeken. „Waar is de vodde-
mand?" vraag ik haar op een strengen
toon.
„Waar heb je de voddemand voor
noodig?" zegt zij dan wantrouwend.
„Ik wou dat overhemd weggooien;
't is heelemaal versleten," antwoord
ik.
„Laat het mij eens ziert." zegt zij.
„Maar ik houd het achter mijn rug.
„Neen," zeg ik. „Het helpt niet of je al
probeert er iets aan te doen."
„Laat het mij zien," herhaalt zij.
„Maar 't is heelemaal versleten, zeg
ik je."
„Kom, geef mij dat overhemd!" zegt
zij op haar gebiedendsten toon.
„Ik overhandig het haar.
„Wel dat hemd is nog heel goed,"
roept zij zegevierend. „Er mankeert
niets anders aan dan
„En zij verstelt het."
Sterke mannen.
De hertog van Gramont, minister van
Buitenlandsche Zaken onder Napoleon
III vertoonde op soirées voor de ver
baasde hofdames vaak het kunststukje
met zijn gesoigneerde, aristocratische
hand een twintig-franc-stuk krom te
buigen. De voor eenige jaren overleden
Italiaansche schrijver Paolo Tambri
kon zich er op beroemen van alle man
nen van de pen de sterkste te zijn.
In zijn eentje zorgde hij eens voor de
ontruiming van de zaal bij een rumoe
rige vergadering te Florence, door de
levenmakers een voor een de deur uit
te werpen. In Turijn bracht hij eens
een span paarden, dat met een equipa
ge op hol was geslagen, met zulk een
kracht tot staan, dat de dieren vielen;
daarbij bekwam hij alleen eenig letsel
aan de hand. Als student in Padua
lichtte hij voor de grap de deur van de
groote universiteitspoort uit haar
hengsels en toen er eens brand uitbrak
in het parlementsgebouw te Rome.
waar hij als afgevaardigde vertoefde,
drukte hij met zijn schouder een deur
in, die de brandweer met haar bijlen
niet vernielen kon. Een koetsier die
weigerde hem te rijden, zette hij, zon
der den man verder iets te zeggen, met
één hand op den bok, en een tot de
tanden gewapende roover, die hem op
een voetreis door Sicilië onverhoeds
aanviel, kreeg zulk een vuistslag, dat
hij bewusteloos ineenzakte en aan een
hersenschudding overleed.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Zij heeft gelijk. Wij leven niet voor
ons zelf alleen. In ons leven wortelt
dat van andere menschen en wij weder
in het hunne. Wie zou het recht heb
ben slechts voor zich te willen hande
len? Men mag het geluk niet zoeken
aan gene zijde van de grens, die God
ons getrokken heeft, al is dit ook nog
zoo zoet en aanlokkend! Al deze wen-
schen zijn de zomernachtsdroomen
des levens, die zich zoo schoon laten
droomen, maar nooit verwezenlijkt
worden. Daar heet het, ontzeggen en
leeren het geluk te vinden in eigen be
perkten kring!
Arthur Sewett, Sommernachtstraum.
Een genie kan het zonder hulde wel
stellen. Met of zonder volkswaardee-
ring verblijdt het zich in het hoogste
aller geneuchten de scheppings
vreugde. Maar of nu het volk zich red
den kan zonder het genie, dat is eene
andere vraag. De vereering van der
grooten nageslacht is niet noodig voor
die grooten, maar is noodig -voor een
natie zelf. Eerbied doet uiet zoozeer
goed aan den man, die hem ontvangt,
als wel aan den man, die hem betoont.
Het is goed voor een natie, voor het
opkomend geslacht vooral, de namen
te hooren van de groote arbeiders in
den dienst van een ideaal; het is goed
voor een natie, voor het opkomend ge
slacht vooral, de monumenten te aan-
schouwo- op de pleinen der steden
opgericht voor hen, op wier voorhoofd
de ster van het genie fonkelde en die
hunne levensuren hebben gewijd aan
den zwaren arbeid, zonder welken er
geen schepping is van iets voortreffe
lijks.
P. H. Ritter, Het standbeeld van
Sweelinck.
Zij is een dure, een onbarmhartige
leermeesteres, de ervaring, welke ons
menschenkennis onderwijst. Zij geeft
niet gTatis les, maar laat zich ook van
den armste, soms eerst door vertwijfe
ling, verbittering en schande, soms
geestelijk of lichamelijk, goed betalen.
Vosmaer, Inwijding.
Wij waardeeren niet de duizenden
voordeelen, die de wetenschap ons
schenkt, wij gevoelen er het nut niet
van door de gewoonte, die ze ons
steeds zonder nadenken doet gebrui
ken. Zonder ophouden zorgt de we
tenschap voor ons levensgenot; in
plaats van de diligence heeft zij ons
den spoortrein gegeven; het gas heeft
zij vervangen door de electriciteit. Zij
geeft den stoot tot duizend uitvindin
gen. die het leven mooier, gemakkelij
ker, aangenamer doen worden, die in
één woord ons levensgenot verhoogen.
Maar wij letten er niet op. wij nemen
er geen notitie van. wij zijn nu een
maal gewend geraakt aan al die ge
makken!
Sarcey, De wetenschap en het leven.
Nieuwe boekenkasten
Sedert eenigen tijd is een nieuw
systeem van boekenkasten op de
markt gebracht, dat voor beknopte
ruimten, alsmede voor bibliotheken,
welker inhoud voortdurend aan veran
deringen onderhevig, is, zekere voor
deelen biedt.
Deze boekenkasten kunnen worden
saamgesteld uit een willekeurig aan
tal vakken en door bijvoeging van
meer vakken, voetstukken en deksels
in de hoogte zoowel als in dc breedte
vergroot worden, zonder dat daartoe
afzonderlijk beslagraateriaal vereisebt
wordt.
Het is alleen noodig de vakken op
elkaar te zetten en ze door eenvoudi-
gen handgreep onderling te verbinden.
Daardoor is het mogelijk, de kast
altijd aan te passen aan het aantal
aanwezige boeken, ze voor smalle
of breede muurvlakten te wijzigen,
naast of op elkaar, zoodat iedere
ruimte, hetzij groot of klein, in ge
bruik genomen kan worden. Ook op
schrijftafels of lage kasten kunnen
deze kasten geplaatst worden. De
stofdicht sluitende glazen deuren wor
den van boven ingeschoven.
De vermogendste man in het Noor-
sche kerspel, waarvan wij hier zullen
verhalen, heette Thord Oeveraars.
Op zekeren dag stond hij met op
geheven hoofd in de studeerkamer van
den predikant, en zeide met een ern
stig gelaat: ..Ik heb een zoon gekregen
en wil hem laten doopen."
„Hoe zal hij heeten?"
„Tinn, naar mijn vader!"
..En wie zijn de peters en meters.?"
Deze werden genoemd en waren de
aanzienlijkste lieden van het dorp.
mannen en vrouwen van 's vaders fa
milie.
.Hebt gij mij nog iets meer te zeg
gen?" vroeg de predikant, terwijl hij
hem aanzag. De boer stond een oogen-
blik onbewegelijk. Ik had hem gaarne
alleen en niet tegelijk met anderen
willen laten doopen," zeide hij. „Ik
meen namelijk op een dag in de week.
Het liefst toekomenden Zaterdagmid
dag."
..Verlangt gij nog iets?" vroeg de
predikant weder.
..Neen. meer heb ik niet te zeggen."
De boer draaide zijn hoed tusschen
de vingers, als wilde hij heengaan.
Toen stondi de predikant op: „Dan heb
ik u nog iets te zeggen." ving hij aan
en vatte de hand van den boer, terwijl
hij hem sterk in de oogen zag.
God geve, dat het kind u ten ze
gen zij."
Zestien jaar later stond Thord we
der in de kamer van den predikant.
„Gij ziet er goed uit, Thord," zeide
deze. toen hij niet de minste verande
ring in zijn uiterlijk bespeurde. Ik
hel) ook geen zorgen," antwoordde
Thord.
De predikant antwoordde daar niet
op; na eenige oogenblikken vroeg hij
hem: „Wat hebt gij mij heden avond
te zeggen?"
„Ik wilde mijn zoon doen aanne
men."
„Het is een wakkere jongen!"
„Ik wilde den predikant niet gaar
ne zijn leergeld betalen vóór dat ik
wist. welk nommer hij in de kerk ge
kregen heeft."
.Wel, hij heeft nommer één!"
,Ja, dat heb ik gehoord en hier
zijn tien daalders schoolgeld."
Hebt ge nog iets anders op het
hart?" vroeg de predikant en zag
Thord aan.
„Neen, niets anders."
En Thord vertrok.
Weder verliepen er acht jaren. Op
eens hoorde men een groot rumoer
voor de studeerkamer van den predi
kant, want er naderden verscheidene
mannen met Thord aan het hoofd.
De predikant zag op en herkende
hem.
,Gij komt van avond in talrijk ge
zelschap!"
Nu ja, ik wilde in de kerk laten af
kondigen ,dat mijn zoon in het huwe
lijk zal treden met Karen Storlide, de
dochter van Gudmund, die hier voor
u staat."
„Wel, wel! De rijkste erfdochter van
het geheele dorp!"
.Zoo zegt men, ja wel," antwoordde
de boer en streek met de eene hand
zijn haar in de hoogte.
De predikant bleef een poos in na
denken verzonken, hij sprak geen
woord, schreef de namen in zijn boek
en liet de mannen onderteekenen.
Thord legde drie daalders op tafel.
„Er komt mij slechts één toe," zeide
de predikant.
Dat weet ik, maar het is mijn eenig
kind en ik wilde het gaarne eens
goed maken."
De predikant nam het geld aan.
„Dat is nu voor del derde maal,
Thord. dat gij voor uw zoon bij mij
komt!"
„Nu ben ik ook met hem klaar," ant
woordde Thord, vouwde zijn zakboek
dicht en zeide: „Vaarwel!" en volg
de langzaam zijn metgezellen.
Veertien dagen daarna roeiden va
der en zoon, bij stil weder, over het
water naar het huis van Storlide om
over de bruiloft te spreken.
„Het kussen ligt niet goed onder
mij," zeide de zoon en richtte zich in
de boot op. om het recht te leggen. De
plank waarop hij stond, gleed eens
klaps uit, hij viel en plofte in het wa
ter.
„Houd je aan de roeispaan vast-"
riep de vader hem toe. terwijl hij op
sprong en hem den riem toestak. Doch
toen de zoon er een paar maal naar
gegrepen had, overviel hem eensklaps
een zware kramp en voelde hij zijn
bloed verstijven.
„Wacht, wacht!" riep de vader en
roeide naar hem toe. Daar slaat de
zoon achter over, ziet met angstigen
blik den vader aan en zinkt.
Thord kon zijn oogen niet gelooveu;
hij hield de boot stil en staarde naar
het punt waar zijn zoon gezonken was.
als moest hij weder opduiken. Er ste
gen eenige blazen op, nog eenige,
daarna nog slechts een enkele groote
blaas, die uiteenspatte en spiegel
glad vertoonde zich weder het meer.
Drie dagen en nachten lang zagen
de menschen den vader om de plek
heen roeien, zonder iets te gebruiken
of zich een oogenblik rust te gunnen;
hij vischte naar zijn zoon. Eindelijk
vond hij hem en droeg hem op zijn
schouders den berg op naar zijne wo
ning
Sedert dien dag was er omstreeks
een jaar verloopen. Op zekeren Kerst
avond, het was reeds laat. hoorde de
predikant iemand buiten aan de gang
deur kloppen, en een rijzige, eenigs-
zins gebogen man. met grijze haren,
trad binnen.
De predikant zag hem lang aan,
voordat hij hem herkende, het was
Thord.
„Komt gij nog zoo laat?" vroeg de
predikant en bleef voor hem staan.
„Ach ja. ik kom laat," antwoordde
Thord, terwijl hij plaats nam.
De predikant ging tegenover hem
zitten in afwachting van hetgeen hij
zou hooren, en beiden bleven zoo een
goruimen tijd stilzwijgend zitten.
Thord nam het eerst het woord en
zeide: „ik heb iets medegebracht dat ik
gaarne aan de armen zou willen ge
ven." Hij stond op, legde geld op ta
fel en ging weder zitten. De predikant
telde liet geld.
„Dat is veel geld," zeide hij.
Het is de helft van mijn koopschat
van mijn pachthoeve, ik heb die van
daan- verkocht."
De predikant bewaarde langen tijd
het stilzwijgen; eindelijk vroeg hij
zacht: „En wat denkt gij nu te begin
nen?"
„Iets beters!"
Weder een poos stilte. Thord sloeg
zijn blik neder, de predikant zag hem
met groote oogen aan.
Daarna zeide de predikant zachtjes:
„Nu geloof ik dat uw zoon u einde
lijk ten zegen geworden is."
„Ja. dat denk ik nu ook zelf," zeide
Thord en zag op, terwijl twee groofe
tranen hem langs de wangen biggel
den.
Scherp antwoord.
Piron. de fransche schrijver, gedu
rende den nacht door den nachtwacht
te Parijs gearresteerd, werd den vol
genden morgen voor den luitennant
van politie gebracht, die hem uit de
hoogte ondervroeg naar zijn beroep
of bedrijf. „Ik hen dichter, mijnheer,"
zeide Piron. „A ha! een dichter, ben
je een dichter?" sprak dc overheids
persoon. ik heb een broeder, die ook
dichter is."
Dan staan wij gelijk!" hernam Pi
ron, „want ik heb een broeder die een
zot is."
Verraderlijke bloemen.
In Canada komt een plant voor, wel
ker bloemen de vlinders, die den honig
komen opzuigen, aan de tong zoolang
vasthouden, totdat de arme insecten
sterven. Zij heet daar „de wreede
plant."
Op Nieuw-Zeeland vindt men een
dergelijke insecten-moordenares, een
slingerplant, de Auregia albens, die
vele zeer welriekende witte bloemen
heeft. De nachtvlinders, die door den
zoeten geur worden aangelokt, steken
hun lange roltong in den diepen kelk
der bloem. Maar in den kelk ontmoe
ten zij een soort van gevoelige tangen
die de roltong van den snoeper zoo
lang vasthouden, totdat de gevleugel
de gast zich niet meer beweegt, zoodat
hij zijn vergeeflijken snoeplust met
den dood moet bekoopen.
Spoorwegmuziek.
Men vroeg eens aan Sir Arthur Sul
livan, den bekenden Engelschen com
ponist, waar hij het best kon werken
en onder welke omstandigheden hij de
meeste gedachten kreeg.
„Er is geen enkele plaats', ant
woordde hij, „waar ik zoo goed op
dreef kom, als een spoorwegrijtuig.
Er is iets in de snelheid van de bewe
ging, in het gerammel van het ijzer en
in het ratelen van de wielen, dat de
verbeelding opwekt en stof geeft voor
een verbazend aantal melodieën en
klankeffecten."
Signalement van Napoleon.
Tijdens den vrijheidsoorlog werd in
de Berlijnsche drukkerij van Ernst
Littfas een signalement uitgegeven,
waarvan het opschrift was: Verzoek
tot aanhouding en uitlevering van Ni
klaas Bonaparte, genaamd Napoleon,
ook Dalleeuw, Prins Lamballa bij
sduivels genade."
Dat pamflet met het portret van
den Corsikaan, luidde onder anderen:
„Wij verzoeken aan alle burgerlijke
en militaire autoriteiten dringend,
alles aan te wenden om zich van den
persoon van dien helschen booswicht
meester te maken.
„Als hij dood gevangen wordt,"
zoo luidde het verder „moet zijn
hoofd gebalsemd en aan kermisreizi
gers, die voor geld wilde dieren laten
zien, verhuurd worden."
Het bijgevoegde „signalement luid
de: „Klein van gestalte, beneden de
middelmatige, en grof van beenderen,
aangezicht bolrond, alle trekken van
rechtvaardigheid, medelijden en ont
ferming weggezwollen. Daarentegen
somber starende, bloedgierig glurende
kleine, zwarte en flikkerende oogen,
kromme neus, opgetrokken mond.
dikke kin, zwart en borstelig haar.
Gelaatskleur bleek, groenachtig bruin.
Ook is hij bijzonder kenbaar, doordat
hij spoedig raast en tiert, en terstond
daarop weder eene oogenbflikkelijke
kalmte vertoont, en dan gewoonlijk
de hier (op de afbeelding) aangegeven
houding aanneemt."
Primula acaulis.
Wie deze lieve voorjaarsplant ziet
bloeien met tal van fraaie lichtgele
bloemen, moet, of hii wil of niet,
wel in verrukking komen.
Nauwelijks heeft de winter voor
het voorjaar plaats gemaakt, of de
stengellooze sleutelbloem maakt
zich voor het feest gereed. Terwijl
zelf de blaadjes zelf pog maar
I schuchter voor den dag komen, be-
I ginnen de bloempjes over de ge-
|heele plant te voorschijn te komen
I en met een dag of wat is het een
bouquet van bloemen! Zeker komt
men bij de aanschouwing van zoo'n
rijk bloeiende plant in verrukking,
betreurende dat. zij niet algemeen
voorkomt.
Ik durf bijna niet te zeggen dat
deze sleutelbloem tot onze flora be
hoort. omdat allicht enkelen er pret
in vinden haar tot de rubriek van
onkruid te brengen.
Daar va.t weinig tegen in te bren
gen. Volgens de Flora Batava. die
haar in het 14de deel tab. 1067 heeft
opgenomen en afgebeeld, vindt
men haar in bosschen op duingrond
vooral rondom HaarlemReeds voor
honderd jaar werd door de Gor
ter hare groeiplaats aangewezen.
„Eenige slooten, zoo lezen wij,
van den zoogenaamden Aerdenhout,
zijn in het voorjaar door duizen-^
den van hare liefelijke bloemen
omzoomd."
Hoewel wij de ^rimula acaulis in i
groote hoeveelheid in Engeland,
vooral in 't Graafschap Kont, aan-
troffen, hadden wij nimmer het °-e-
nóegen haar hier in natuur te zien.
Wel zagen wij een paar jaar ge
leden. voor een eenvoudige arbei-
derswoning te Maartensdijk bij
Utrecht deze plant in vereeniging
met narcissen, verwilderd aange
plant voorkomen, hetgeen zoo onze
aandacht trok, dat wij onwillekeu
rig een oogenblik stil stonden om
deze levendige schilderij te bewon
deren.
Van de Primula acaulis bestaan
variëteiten met- witte, naarsche en
steenroode bloemen, ook die met ge
vulde bloemen treft men soms aan.
toch zien wij de type het liefst en
deze verdienen als een winterharde
overblijvende plant alle mogelijke
aanbeveling.
Chineesche verblijfplaats
voor armen.
Dat de Chineezen, hoezeer dik-1
werf bespot, Europa in vele opzich
ten vooruit zijn, bewijst onder an
deren ook het feit, dat aldaar lang
vóór dat men er in Eunpa aan
dacht, huizen ingericht waren,
waarin arme lieden zonder onderko
men. des nachts een schuilplaats
vonden. Zoodanige inrichting be
staat o. a. te Peking, waar zij be
kend is onder den naam van het
Kippenhok. Het is een groote loods,
waarvan de bodem overdekt is met
kippenveeren. Zij, die van dit nacht
verblijf gebruik willen maken, be<-
geven zich er tegen het vallen van
den avond heen, en vlijen
zich op den zachten bodem
neder, waarin zij gedeeltelijk ver
dwijnen alsof zij zich op een
sneeuwveld nederstrekken, zonder
evenwel dadelijk te mogen insla
pen,. Slapen mogen zij eerst dan
wanneer diaartoe het officieele tee-
ken wordt gegeven; immers al de
gasten moeten nog eerst worden
toegedekt. Daartoe is een reusach
tige villen deken aan gebracht aan
de zoldering: is de tijd om te sla
pen daar. dan wordt die deken
door middel van touwen neergela
ten. Nu bevinden zich in die deken
een groot aantal ronde gaten; zoo-
dra zij op de bevolking der loods
nedergedaald is, moet ieder het
hoofd door zulk een opening ste
ken, ten einde de gemeenschap met
de buitenlucht te onderhouden en
alzoo gevaar voor stikken te voorko
men.
Een seconde latei is alles in die
pe rust. Slagen op den tam-ta'm
wekken des morgens de geheele oo-
pulatie, die zich onder de deken
bevindt. Dit geschiedt alleen ten
einde ieder de gelegenheid te geven
het hoofd uit d'e opening in den de
ken te kunnen trekken, daar deze
nu weder naar boven moet worden
geheschen. Wie zijn hoofd niet
bijtijds heeft geborgen loopt ern
stig gevaar geworgd te worden. Nu
staat ieder op, maakt toilet, door
zich de veeren van het lijf te schud
den begeeft zich naar de kas en
betaald voor de genoten gastvrijheid
een kleinigheid, zoo gering, dat zij
in geen Nederlandsche munt is uit
te drukken, in de verste verte nog
geen halve cent.
licht, dat, gelijk hij aantoont, in vf
gere eeuwen al door vele groote
leerden is voorgestaan. 1-Iij wijst
op, dat het doel niet is de andere tai
te vervangen,maai* een hulptaal
scheppen om personen uit verschil!
den landen in staat te stellen elki
te verstaan. Geen enkel der bestaai
talen kan doorvoor dienen; dat zouij
andere volkeren nooit toegeven. 1
Latijn is onbruikbaar voor het uitdij
ken van hedendaagsche zaken en dei
beelden. Enkel een kunsttaal kan a
de vereischten voldoen. En voor zi
een taal bestaan al duizenden wo
den. Als men de kunsttermen nagi
die in alle talen gelijkelijk gangbi
zijn geworden, krijgt men al een ai
zienlijk deel van het woordenbo
Vele andere woorden zijn in 2 of 3 tai
ongeveer gelijk, ook die kunnen die:
doen. Met eenvoudige taalregels, in&
de heer Couturat, zou men aldus e
zeer bruikbare algexneene hulpti
kunnen samenstellen.
De ooreu dertelefonisteu
Den 4den Maart jl. heeft de Oost
rijksche afgevaardigde dr. Ofner, nu
uit naam van 14 andere af^evaardigc
waaronder 7 doctoren, de volgende r
tie in de Oostenrijksche Kamer in
diend
„Volgens de tegenwoordige inri
ting van het centraal telefoonhureai
W eenen brengt de telefoniste een he:
crophoon in het oor, waardoor de t<
foongeluiden onmiddellijk en krach
haar oor treffen. Het rrovolg hiervan
dat te sterke geluiden groot gevaar vi
het trommelvlies opleveren, en ind
daad komen er jaarlijks vele geval
voor, waarb;: het trommelvlies i
telefoniste gescheurd of op andere v
ze voor het -bruik ongeschikt is
worden.
Met dit geva^- dat door herhaald
sterk schellen met de telefoonbel o
staat, is het -oote publiek onbekei
Wanneer de gebruiker van de telefc
weet, dat hij, indien zijn onseduld h
drijft om nog eens flink en krachtig
schellen daarmede de ••■ezondheid
geschiktheid tot arbeid van de tele
niste kan verwoesten, dan zal ongetv
feld elkeen in deze zich zooveel mo
lijk matigen.
In verband hiermede wordt den i
nister van Handel verzocht, dit bij
publiek bekend te maken en den
abonneerden te verzoeken bij het
bruik maken van de telefoon hun
geduld zooveel mogf^'k te behe
schen."
Een oud Chineesch spreekwoord
zegt: „Wanneer de sabels roesten en
de spaden glimmen, wanneer de
gevangenissen leeg staan en de schu
ren gevuld worden wanneer de trap
pen der tempels slijten en op de ge
rechtsplaatsen gras groeit. wanneer
de dokters te voet -aan en de bakkers
paard rijden, dan is het de goede
tijd!"
Een boer in midden van twee advo
caten,
Is of twee katten aan één vischje
zaten.
(Huygens).
Internat onale Taal
Het denkbeeld van een wereldtaal
duikt weder op, thans in Frankrijk.
Aan de vergadering der academiën van
wetenschap, die onlangs te Parijs af
gevaardigden gezonden hadden, was
een verzoek om in die richting stappen
te doen gericht in een stuk ondertee
kend door een 20-tal leden van het In-
stitut de France, zoo natuur- als ge
schiedkundigen. Een comité uit han
del, nijverheid en wetenschap werd op
gericht, dat ten doel heeft aanhangers
te werven, het vraagstuk te bestudee-
ren en de geleerde wereld er voor te
winnen. In een vlugschrift heeft de
heer Couturat thans dit streven toe^e-
Uit de ii Moppentrommel
DE LAATSTE DWAASHEID.
Een jong mensch, van tamelijk w
pelturig karakter, wiens verover
gen in de dameswereld talloos
ren. trad ten slotte in het huwelijk
„Nu, mijn beste zeide zijne jor
vrouw, „ik hoop, dat gij nu wijs z
worden." „Vrouwlief," wfas het a
woord, „gij kunt erop rekenen,
mijn huwelijk mijne laatste dwa
heid is geweest."
PROBLEEM No. 1.
ZWART.
abcdefgh
WIT.
Wit speelt en geeft in drie
zetten mat.
Oplossingen worden vóór 26 Mei
gewacht aan het adres van den red
teur dezer rubriek. Jhr. A. E. v
FOREEST, Atjehstraat 134 te 's-G:
venhage.
Op onze vorige Prijsvraag waren
antwoorden ingekomen. De prijs v
ten deel aan den heer .Tac. C. Meijeri
Jr., Jansstraat 62rood alhier. Deze he
die in dat soort zaken specialit
schijnt te zijn had niet minder dan
spreekwoorden en zegswijzen aan lai
bouw- en veeteelt ontleend ingezondi
De prijs ligt Maandag a.s. tussch
2 en 3 uur ter beschikking van den w
ner aan ons bureau Kampersingel
Nu geven wij weer eens een prijsras
sel en wel het volgende
Mijn geheel bestaat uit 2 woorde
die te zamen 18 letters, tellen en is
naam van een hooggeplaatst ambtem
De 12, 4 8, 15 is een gevaarlijk di<
ln den winter is het weder vaak zc
11. 9, 3, 6.
17, 13, 7, 16 is een meisjesnaam.
Een 10, 14, 5 is een zachtaardig vi
voetig dier.
De os is zeer 18, 2, 1 in zijne beweg:
gen.
Oplossingen worden ingewacht tot
met Woensdag a.s.
Als prijs loven wij uit een
BOEK.