DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
hg pi gfeh
Haarlemmer Halletjes.
Bet Schrift in he Oudheid,
Zaterdag 15 Juni. 1901.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
verschillende (zoowel Noorsche als
Aziatische en Ameri-
taansche) sagen of mythen wordt de
aan de Goden toege
Daar evenwel de Goden al
in de menschelijke verbeelding
zoo moet noodwendig de
gedachte aan schrift ook in een
brein zijn opgekomen.
Doch men vermag niet zoover in 't ver
door te dringen om een meer
juiste herkomst der verschillende
^schrijfwijzen aan te kunnen toonen.
In de achttiende eeuw. was van de
geschiedenis der letterteékens slechts
weinig bekend en pas in de laatste
20 k 25 jaren valt daaromtrent iets
met zekerheid te zeggen, daar nage
noeg uitsluitend in den loop der vox'ige
leeuw verschillende geleerden zich
het nasporen en ontcijferen van de
(schriften der Oudheid ten doel stelden
en daardoor het grootste en gewich
tigste deel van een geregelde geschie
denis der schrijfwijzen hebben ge
leverd. Hun studie ging dikwijls met
groote moeielijkheden gepaard, daar j
van de volken der Oudheid alléén de
Chineezen wat meer.opmerkzaamheid
hebben geschonken aan hunne ge
schiedenis en deze eenigszins geregeld
hebben opgeteekend. Doch de bewoners
van 't Hemelsche rijk hebben zich
steeds te veel geïsoleerd, zoodat men
pas voor korten tijd vaste aan-
knoopingspunten in de geschiedenis
hunner schrijfwijzen heeft kunnen
verkrijgen.
De volkeren, welke in Oudheid na
de Chineezen kunnen genoemd worden
en van wier geschiedenis meer bekend
is, zijn in Azië de Babyloniërs en
Hindoes, in Afrika de Egyptenaren,
in Amerika de Indianen en Mexikanen
en in Europa de Grieken en Romeinen
Deze zijn 't dan ook, welke voor
't meerendeel onzen geschiedschrijvers
de stof hunner geschriften hebben
geleverd. Ook ik zal in dit beknopt
overzicht de schrijfwijzen dezer vol
keren als uitgangspunt bezigen en
mij in hoofdzaak bij deze bepalen.
AZIE.
Het oudstbekende Aziatische schrift
is zeker wel 't K e i 1 - of S p ij k e r -
schrift, welks verleden afdaalt tot
vóór eenige duizenden jaren. Het
vaderland van dit schrift is naar
alle waarschijnlijkheid Mesopotamië,
't geen beteekent „Land der Over-
stroomingen." De teekens worden
meestentijds in weeke klei of leem ge
dreven, waarna dit in den vorm van
platte tafeltjes in de zon werd ge
droogd of in den oven door vuur-
warmte tot tegels werd gebakken.
Een bibliotheek van zulke leem-
tafeltjes, waarin Keilscbrift is gegrifd,
werd onlangs door een zékeren Prof.
Hilprecht van de universiteit in Pen-
sylvanie ontdekt bij zijn archaeologi-
sche onderzoekingen in Babylonië en
Assyrië. Deze heeft namelijk een ge
deelte van den grooten tempel te Nip
pur, welke ruim 200 jaren v. Chr. is ver
nield geworden, opgegraven. In het
ontbloote gedeelte bevindt zich in een
groote zaal de bibliotheek, bestaande
uit ruim 18000 steenen en tegels,
welker schrift, dateerende van onge
veer 2000 jaren v. Chr., (dus 40 eeuwen
geleden), gedeeltelijk reeds is ont-
cijferd en zeer veel merkwaardigs be-
vat omtrent de leefwijze, sterren-
kunde, godsdienst, kunstbeoefening,
onderwijs, enz. toen ter dage.
Deze vondst is voor de archaeologie
natuurlijk van 't hoogste belang, wijl
dit de eerste volledige bibliotheek van
dien aard is, welke voor 't nageslacht
bewaard is gebleven (én welke veel
van 't duistere uit de geschiedenis der
Assyriërs en Babyloniërs zal ophel
deren.
Keil- of Spijkerschrift.
Van een eigenlijk alphabet kan men
bij 't Keilschrift nog niet gewagen.
Morgen, Zondag 10 Juni, zal in te
genwoordigheid van keizer Wilhelm
jen de keizerlijke familie, den rijks-
I kanselier graaf Yon Bülow en andere
hoogwaardigheidsbekleeders, van
I staat, provincie en gemeente en leden
(van de familie Bismarck, te Berlijn,
de onthulling plaats hebben van een
(standbeeld voor vorst Bismarck, den
ijzeren kanselier, aan wien Duitsch-
lland grootendeels zijn eenheid te dan-
j ken heeft. liet beeld zal een plaats
krijgen op de Köningsplatz voor den
westelijken gevel van het gebouw van
Hen Rijksdag. De kosten zijn door col
lectes in geheel Duitschland bijeen
gebracht; „Vom deutschen Volk", als
Een Zaterdagavondpraatje.
Het is mij ten allen tijde, dat wil
zeggen in de betrekkelijk weinige ja^
ren, die ik het genoegen heb op dit
ondermaansche rond te wandelen
het is mij, zeg ik, steeds een raadsel
geweest waarom alle mogelijke verkie
zingen worden gehouden in den zo
mer en niet in den winter. Die zomer-
verkiezingen zijn nu eenmaal zoo sinds
jaren in zwang, dat we haast niet be
ter weten of het behoort zoo en het
kan niet anders. Maar wanneer we
ons zeiven nu eens ernstig afvragen:
„waarom in den zomer? waarom niet
in den winter?" dan zullen we daarop
elkander geen afdoend antwoord kun
nen geven.
De geleerden van alle partijen van
de meest behoudende tot de meest
vooruitstrevende toe, zijn het zeker
wel hierover eens, dat de menschen
warm, ja verhit worden door de ver
kiezingen. En dat in de maanden Juni
en Juli. Wanneer de verkiezingen wer
den gehouden in November of Decem
ber, dan zou die verhitting van de
gemoederen immers veel beter op tijd
komen en gevoegelijk kunnen dienen
ter vervanging van de tegenwoordig
zoo kostbare brandstof.
Verkiezingen maken verder het hou
den van vergaderingen noodig. Nu
zijn wij nog niet zoover, dat onze can
didates zooals in Amerika en el
ders. redevoeringen gaan afsteken op
een platform in de open lucht of op een
balkon. We doen het nog maar ouder-
wetsch in een vergaderlokaal. En nu
is het toch een onweersprekelijk feit,
dat het menschdom, onverschillig of
het tot kiezen bevoegd is of niet be
voegd, in den zomer al zoo lief in den
Hout wandelt, als opeengepakt zit als
haringen in een ton m een vergader
zaal, die met kracht en macht van
groene zeep nooit anders te maken is
dan muf en duf. De winter daaren
tegen is het seizoen voor de vergade
ringen. Op straat is er niets dan on
aangename dingen te oeleven, kou en
regen, in huis kan de zenuwzieke
mensch van dezen tijd niet meer blij
ven naar het schijnt ziedaar het
vergaderlokaal als de doos van Pan
dora, waarin al die ongelijksoortige
menschen kunnen worden geborgen.
Het malste is nog, dat verkiezingen
altijd vallen in een tijd. waarin dui
zenden kiezers naar vacantie smach
ten en het verlangen daarnaar en het
besef van den kiezersplicht daardoor
met elkaar in dreunende botsing ko
men, waarbij helaas veelal de
mensch is eenmaal zwak de aan
gename vacantie het wint van den op
zichzelf onaangenamen kiesplicht, 't Is
werkelijk of de man of de mannen,
die indertijd aanleiding zijn geweest
dat al deze verkiezingen in den zomer
vielen, den kiezers gelegenheid heb
ben willen geven tot net houden van
oefeningen in sterkte van karakter.
En hoe noodlottig die krachtproeven
kunnen eiüdigen kan men, wel vooral
dit jaar voorzien, nu we vijf weken
achter elkaar zullen moeten kiezen en
de menschen dus al heel gauw meer
dan genoeg zullen krijgen van de kie-
zerij. Deze week hebben we de Prov.
Staten en de Kamer s«nad en ik durf
nu al wel voorspellen, dat ook voor de
Kamer herstemd zal moeten worden.
We hebben dus herstemming voor
Prov. Staten, voor de Kamer, daarna
verkiezing voor den Raad en vervol
gens. zonder eenigen twijfel, herstem
mingen van den Raad. Men moet wel
een van zijn plichten vervulden kiezer
wezen, om zijn lust in vacantie te smo
ren ten voordeele van zijn plichten als
kiezer.
Behalve deze drie tastbare voordee-
len van de verschuiving der verkiezin
gen naar den winter, is voor die ver
plaatsing ook nog dit te zeggen, dat
de verkeizingen onzen zomer beder
ven en dat er aan onzen Nederland-
schen winter niets te bederven valt.
Het is in flagrante tegenspraak voor
een eenigszins gevoelig mensch dat
hij. terugkeerende uit den Hout, waar
hij het heerlijk groen bewonderd heeft,
de lijster slaan of de nachtegaal hoo-
ren fluiten, nauwelijks in de stad ko
mende, lezen moet..kiest Jan" of
„kiest Piet."
Had ik dus wat in te brengen dan
zou ik eenvoudig bepalen, dat alle
menschen die nu gekozen worden af
treden niet over zoo- en zooveel volle
jaren, maar over zooveel jaar en een
half jaar, waardoor de volgende ver
kiezing voor candidaten. voor hunne
zetels althans, in den winter vallen
zou. Werd dit stelsel doorgevoerd,
dan zouden in enkele jaren tijds de
kiezers in den zomer met rust worden
gelaten en zou hun zomergenoegen
niet bedorven worden door al het ge
schrijf, geschreeuw en geschetter, dat
nu eenmaal aan een verkiezingscam
pagne onafscheidelijk verbonden is.
Met deze verkorting van de zittings
periode met een half jaar zouden bo
vendien de gekozenen zeer ingenomen
wezen. Immers alle candidaten verze
keren u als om strijd, „dat ze wezen
lijk de candidatuur niet aannemen
voor hun pleizier, heusch niet. maar
omdat ze gevoelen dat ze zich niet
onttrekken mogen en dat, wanneer nie
mand er zich voor vinden liet, de
openbare belangen al te zeer zouden
worden benadeeld en in gevaar ge
bracht." Welnu, werd mijn voorstel
tot verkorting van de periode van zit
ting met een half jaar aangenomen,
dan zouden we tot die edele menschen
kunnen zeggen: „Brave vrienden, uwe
opoffering behoeft een half jaar kor
ter te duren dan voorheen. We felici-
teeren daarmee u en ons zeiven. Ge
hebt nu de kans, er zes maanden vroe
ger uitgesmeten te worden, dan vroe
ger mogelijk was."
Ik ben er zeker van, dat we daar
mee aan al die onbaatzuchtige zelf
opofferende candidaten een groot plei
zier zouden doen.
Mijn waarde neef Wouter zegt van
niet. Zooals altijd in de contramine,
beweert hij ook nu dat ik volkomen
ongelijk heb. „Fidelio," zei hij, „het
gestoelte der eere is zacht en zoet en
de mensch is eenmaal zoo niet of hij
wil wel graag boven zijn naaste uit
steken of zich verbeelden dat hij bo
ven hem uitsteekt, wat op hetzelfde
neerkomt."
Ik trachtte hem te kalmeeren. ..Wees
bedaard," zei ik, „houd u kalm en ver
geet niet, dat het ontzag van de bur
gerij en de volksgunst ook wat te be-
teekenen heeft...."
Hij viel mij met een duivelschen
lach in den trant van Mephistopheles
in de rede en zei: ..Ontzag van de bur
gerij? Rook! Volksgunst? Damp!!"
Daarbij zette hij zoo'n verwoed gezicht,
dat ik dadelijk begreep dat er wat aan
de hand was en met mijn gewone weet
gierigheid meer zocht te weten te ko
men.
Hij liet zich eerst wat bidden, daar
op stortte hij plotseling zijn hart voor
mij uit. „Hier heb je een portret van
mij," zei hij eensklaps en reikte mij een
photographie over, waarvan ik hier
boven een afbeelding geef.
Ik stond verbaasd. Wouter, die al
tijd gelachen had om iemand, „die den
triomf der ijdelheid mee hielp vieren"
(aldus betitelde hij het photografeeren)
was er nu waarlijk ook al toe gekomen.
Overigens was de gelijkenis volkomen.
Het norsche gezicht was er goed in
weergegeven, maar wat me verbaasde
was de sierlijke kleeding. Zooals men
ziet was Wouter afgebeeld in fraai
zómertoilet. met keurig stroo hoedje,
moderne das en zoo meer, kortom,
door een ringetje te halen.
„Er kwam iemand bij me," zei hij
kwaad, „en vroeg me of ik voorloopig
candidaat voor den gemeenteraad wor
den wou. Als dat goed was, dan kon
mijn portret in de krant met veertig
regels recommandatie er bij..."
„Precies veertig?" vroeg ik.
„Dertig mocht ook, zei hij, „maar
meer dan veertig was niet gepermit
teerd. Je moest dan je verdiensten
maar een beetje samendringen. Nu
dan, ik zei tot den man die mij kwam
vragen: ..voorloopig candidaat wil ik
wel wezen, alleen om jou pleizier te
doen. wezenlijk niet voor inijn oigen
genoegen, want ik ben een bescheiden
mensch die zich zelf niet op een voet
stuk zet. Of je mijn eigenschappen zult
kunnen samenpersen in veertig regels,
betwijfel ik zeer; enfin, dat moet je
dan zelf maar zien. Een portret zal ik
je wel sturen."
Ilij gaat weg en ik koop direct een
modern zomerpak, om te laten zien
dat ik met de eischen van den tijd
meega en ik laat me ctaarin photogra
feeren. Juist krijg ik ae photo's thuis,
daar komt een briefje van den man
die me gevraagd had om voorloopig
candidaat te wezen. En wat schrijft
hij me, denk je?" En Wouter stotterde
van kwaadheid bij de herinnering aan
het gebeurde.
Ik raadde er voorzichtigheidshalve
maar niet naar.
„Hij schreef me," zei Wouter met
trillende stem, „dat ze al genoeg can
didaten hadden, maar dat ze mij voor
een volgenden keer zouden bewaren!
Mij! Alsof ik een augurk was of een
komkommer in 't zuur!"
Een oogenblik zweeg ik, vol mede-
doogen. Toen zei ik: .En je nieuwe
zomercostuum?"
„Dat bewaar ik," zei hij plotseling
gekalmeerd. „Zuinig zal ik er op pas
sen, totdat
„Ze de augurk uit de flesch komen
halen?" vroeg ik.
„Mijnheer," zei hij nijdig, „ik wou
zeggen: totdat de stem der burgerij
mij roept. Wat u daar zegt is een on
gepaste uitdrukking. Maar u heeft niet
het minste begrip van politiek. U is
nog nooit bijna voorloopig candidaat
geweest. U isu isu is niets
dan een gewoon, doodgewoon burger.
Ik groet u!"
Hij verdween met groote passen,
maar liet de photographie in mijn be
zit.
door
OTTO H. SMITS.
aan dag plaatst de zetter de
tertypen in zijn baak, zit de ma-
ine-zetter voor z'n Linotype te tok-
len en laat de drukker zijn pers in
weging brengen, om het weetgierige
enschdom te voldoen aan z'n behoefte
kennis. Want 't idee, dat kennis
t rijkdom brengt en rijkdom tot ge
le, is diep ingeworteld, al wordt ook
lorgaans 't tegendeel beweerd en
kwijls bewaarheid.
En wie profiteeren tegenwoordig al
van de voortbrengselen van zetter
drukker Immers iedereen, rijk en
•m, jong en oud! Reeds het kleintje
de tafelstoel zit te kraaien van pret
het bekijken der prentjes van een
op linnen en tracht onwille-
iurig zijn nog zoo gering begrip van
en figuren als uit instinct
i vergrooten. De grijsaard, gedoken i
zijn leuningstoel bij den haard,
acht zich nog van de tegenwoordige
en gebeurtenissen op de
oogte te houde®, door eiken dag de
rant van begin tot einde te lezen,
vermoed ik, dat slechts
nkele der lezenden (de zetters en
rukkers niet uitgezonderd) zich wel
ens bezig hebben gehouden met de
raag, hoe de tegenwoordige letter-
zijn ontstaan, wat wel hunne
is en van welke teekens
ich de volkeren der grijze Oudheid
Deze vraag is evenwel be-
angrijk genoeg om, zij 't dan ook be-
en betrekkelijk oppervlakkig,
wat meer ter kennis te brengen.
Hoe wel de Schrift ontstond In
't Gebruik hiervan, hoe eenvoudig
't idee, om iedere klank door een vast
teeken aan te duiden, ons ook toelij kt,
is van lateren datum. Uit de geschie
denis blijkt ons evenwel meermalen,
dat de meest eenvoudige zaken, welke
als 't ware voor de hand lagen, jaar
op jaar, ja eeuw na eeuw, ongeacht
en onbenut zijn gebleven.
(Wordt vervolgd.)
Het Bismarck-standbeeld
te Berlijn.
De Wethouder tot de mannen, die nog met vrachtjes komen aandragen„Neen, mannen, dat gaat niet,
mijn wagen is al zwaar genoeg belast. Méér kan Bruin niet trekken".
Hen zwaarbeladen Wagen.
(Op den bok de Burgemeester als bestuurder van den Haarlemschen wagen daarnaast de wethouder van
financiën Dr. H. D. Kruseman.)