SCHAAKSPEL. Prijsraadsel. den kost te winnen, voldoende zijn om de menschen te doen besluiten om hier te wonen. Gelukkig had men bij deze laatste aardbesving geen mensöKenlevens te betreuren, ofschoon vele huizien ge deeltelijk vernield en alle geweldig ge schokt waren. In 't eerste oogenblik van schrik snelde de geheele bevolking in nachtgewaad de deur uit, en slechts zij die daartoe verplicht waren keer den naar hunne woningen terug. Alsof de algemeene verslagenheid nog niet groot genoeg was, kwam er eene zware regenbui opzetten en het was jammerlijk die bleeke doornatte vluchtelingen te zien die in den spoor weg naar Algiers gingen, sommigen half gekleed zooals zij naar het station waren gesneld', anderen afls verbij sterd van schrik. Algiers was, natuur lijk slechts betrekkelijk veilig, maar wij waren inderdaad verheugd, toen wij de terrassen der witte moorsche huizen boven de blauwe zee zagen uit- steken en de groene heuvels van Bo ven Mustapha in 't oog kregen. Wij bereikten Algiers en Mustapha zonder eenig ongeluk en ik deel dat mede uit Marseille waai- ilc, met andere onge lukkige reizigers werd 'gevangen ge houden tot dat de spoorweg van de sneeuw kon bevrijd worden. Het weer is hier bitter koud, en nu ik bedenk, welk een heerlijk klimaat ik in Afrika achterlaat, zou ik haast in staat zijn de gansche aardbeving te vergeten en voortaan steeds den winter in Algiers door te brengen. AL1_.ER1_.E1. Renan door ziclizelven ge schetst. „In. mijne geschriften ben ik al tijd volkomen oprecht geweest. Niet alleen heb ik niets anders gezegd dan zooals ik denk, maar wat veel zeldzamer en moelijker is, ik heb alles gezegd wat ik denk. In mijn gesprek en mijne briefwisseling heb ik echter zonderlinge zwakheden. Ik hecht er bijna in 't geheel niet aan, en behalve het klein aantal personen, in wie ik geestverwanten herken, zeg ik ieder maar wat ik meen, dat hem aangenaam zal zijn. Mijne nietigheid in de gewone con versatie gaat alle verbeelding te boven. Ik wring en draai mij, ik raak in de war en verwikkel mij in een weefsel van ongerijmdheden. Uit overdreven beleefdheid, eene beleefdheid, waaraan ik mi.i als 't ware gewijd heb, zoek ik tïe veel te weten te komen wat degeen, met wien ik in gesprek ben, gaarne heeft, dat men hem zegt. Ik spits er mij op zijne meeningen te raden •en uit overmaat van voorkomend heid hem die reeds bij voorbaat op te disschen. Dat doe ik in de voor onderstelling, dat maar weinig menschen zoo los van hunne eigene ideeën zijn, dat men hen niet zou kwetsen, als men hun iets anders zei de dan wat zij denken. Ik kom alleen vrij voor mijne meening uit tegenover dezulken, die ik weet, dat op een onbevooroordeeld stand punt staan en met alle bekrompen eigen gevoelen den spot drijven. ..Wat mijne briefwisseling be treft, die zal na mijn dood' mijne schande zijn, als zij in 't licht wordt gegeven. Een brief schrijven is voor mij eene foltering. Ik begrijp, dat men meesterlijk kan schrijven voor tienduizend personen, maar voor een enkelen persoon Een uur voordat ik begin te schrijven, aar zel ik en denk ik na. Ik maak een plan voor een vod van vier blad zijden; dikwijls val ik er bij in slaap. Men behoeft die brieven maar te zien. zoo verdraaid, zoo verwrongen, door verveling, om den indruk te hebben, dat dit allies in de sufheid van half in slaap gesteld is. Als ik overlees wat ik geschreven heb, bespeur ik. dat het als droog zand cLan elkaar hangt en dat ik veel dingen gezegd heb, waarvan ik niet zeker ben. Uit wanhoop sluit ik den brief, met de bewustheid dat ik iels erbarmelijks op de post doe." "Vader en zoon. Hoe milddadig de Rothschilds ook altijd geweest zijn, en het nog zijn, hebben zij allen één trek met elkaar gemeen. Zonder een oogen blik te aarzelen zullen zij duizend pmd -even maar zij zullen wel een half uur knabbelen, eer zij een Sixpence uitgeven, als zij meenen overvraagd te worden. In verband met dien trek in hun karakter, wordt eene aardige anec dote verteld van Leopold, Roth schild's vader. De zoon was gewoon eiken och tend met dezelfde cab van Piccadil ly naai- St. Swithin's Lane te rij den en gaf den koetsier altijd eene halve kroon. Op een ochtend, dat de zoon afwezig was, riep de der de cab aan en, ter plaatse aan gekomen, gaf hij den koetsier een gulden. Cabby bekeek het geldstuk oplet tend. „Is het niet goed? woog d'e oude heer. ..Jawel," was het antwoord; „maar mijnheer Leopold geeft mij altijd een halve kroon." „Geen wonder" zei de oude Roth schild. mijnheer Leopold is een verkwister, en bij hem kan het er afhij heeft een rijken vader. Maar ik ben een wees, en bij mij kan het er niet af." De waarde van den tijd. Wij zeggen dikwijls, dat tijd geld is, maar moesten wij niet liever zeg gen, dat tijd leven, is? „Mijn vrien den, ik heb een dag verloren", klaagde Keizer Titus, als het hem 's avonds bleek, dat hij den dag had laten' voorbijgaan1 zonder een mede- mensch welgedaan te hebben.Welk eenie goede les zouden diegenen on der ons daaruit kunnen trekken, die het er slechts op toeleggen om „den tijd te dooden," Den tijd louter maar doorbren gen kan geen leven heet en. Weten schap, kunst, waarheid, liefde, goedhëid, schoonheid en geloof, deze alleen kunnen aan het mecha nisme van het best aanwerkelijke levenskracht verleenen. De vroolij- ke lach. die uit het hart komtdie traan, die de dorre woestijn in ons binnenste verfrischt; de dood;, welles onoplosbaar raadsel ons doet hui veren de nood', die ons tot arbei den en strijden dwingt, en de angst van, het hart, die in hoop en vertrou wen eindigt, dat is het leven de zes tijds. Vogels die zich verbinden. ,,'t Is eene belastering als men de snippen voor dom houdt, want zij be zitten integendeel eene buitengewone scherpziniglieid. Een oude jager, Vic tor Fasio, die te gelijk zoöloog is, heeft zelfs de geschiktheid tot chirur gijn in hen ontdekt. Meermalen heeft hij de opmerking gemaakt, dat ge wonde snippen zeer oehendig, door middel van hun snavel en hunne vee- ren, eene pleister op de bloedende wonde of een verband op een gebro ken poot legden. Eens namelijk ont dekte hij aan eene snip, die hij pas geschoten had eene oude wonde, die met eene pleister van uitgeplozen veer tjes bedekt was ;het diertje had zich de veereai uitgetrokken, en het ge ronnen bloed vormde de lijm. Ook ont dekte hij aan snippen meer dan tien maal zeer behendig gelegde verbanden van dons, die om den gebroken poot gelegd waren. Nog verbazingwekkender is het vol gende: Een jager had eene snip de beide pooten stuk geschoten, en het gelukte haar om de gebroken pooten een goed verband te leggen; daar zij echter hare klauwen niet meer gebrui ken kon, was het haar niet mogelijk zich van de om haar snavel gewikkelde veeren te bevrijden en zoo was zij tot den hongerdood gedoemd. Een andere vogel, die even behendig als de snip eene pleister of een ver band kan leggen, is de kwartel. Menig jager schrijft aan de pluvier dezelfde heelkundige bekwaamheid toe als den kwartel en de snip, maar ten onrechte, want in vergelijking met deze is zij maar een knoeier. De ganzen zijn ook zoo dom niet, als zij er uitzien. Humboldt verhaalt van eene gans. die eene blinde vrouw naar de markt en van daar naar huis geleidde. De philosoof Malsacher had eene gans, die zijne trouwe gezellin op zijne wandelingen was, zich aan zijne voeten legde als een hond en hem, door met hare vleugels te klep pen wekte, als de klok tot de vesper luidde. De kunst van vermommen. Fransche geheime politiebeamb ten weten zich doorgaans zeer knap op allerlei wijzen te vermommen Zoo wedde eens een rechercheur te Parijs met eien vriend1, dat hij dezen in vier dagen viermaal aan spreken en tien minuten lang met hem praten zou, zonder door hem te worden herkend. En de. slimme „speurder" won zijn weddenschap. In die vier dagen sprak hij zijn vriend aan als schoenmaker, als huurkoetsier, als deftig oud beer, als bediende in het restaurant, waar hij gewoonlijk at, en in geen van die gedaanten' wetrdl hij her kend. Dewey als viinderver- zamelaar. De Amierikaansche admiraal De wey is een iiverig verzamelaar van vlinders. Zijn. vlinderverzameling, welke een der fraaiste van Amerika moet zijn, is verzekerd voor een som van f 20.000. Waarom hij bij zichzelf sprak. In een groote inrichting te Lon den is een lersche portier, die op elke vraav een snedig antwoord weet te geven. Hij houdt er veel van zijne meeningen te uiten en be wondert zijne eigene betooggron- d'en. Als hij geen toehoorder heeft, spreekt hij bij gebrek van beter bij zichzelf. Een lid van de firma, wien op ze keren dag ziin gestadig gemompel, dat hij zoo ongelukkig was te hoo- ren, begon te vervelen, liet hem roepen. „Zeg, John", sprak hij hem toe, „heb je nooit bedacht, dat je gedu rig gepraat en gemompel heel ver velend is voor iemand die het hoort? Waarom praat je toch altijd zoo bij jezelf „Mijnheer daar heb ik twee re denen voor." „Twee redenen? Wel, welke zijn die dan?" „De eene is, dat ik graag met een, verstandig man spreek, en de andere is. dat ik graag een ver standig man hoor spreken." Waarom steekt een brand netel De brandentel (Urtica) is bedekt met stekelige haren, die bij aanraking in de huid dringen en een scherp sap uitlaten, dat ontsteking en pijn ver oorzaakt. Als eene brandnetel vast aangegre pen wordt, zoodat de haren tegen den stam gedrukt worden, steekt zij niet, maar de minste onvoorzichtige aan raking veroorzaakt ei^e pijn. Het steken van Europeesche brand netels is echter onbeteekenend in ver gelijking met dat van eenige der Oost- Indische soorten, inzonderheid van de Urtica crenulata. Het eerste gevoel daarvan is eene jeuking, maar binnen een uur gevoelt men eene hevige pijn als het branden van een gloeiend ijzer. Die pijn duurt vier-en-twintig uren en j vermindert dan, maar keert met de I oorspronkelijke hevigheid terug, als men water op de gestoken plek legt, en houd eerst na acht dagen geheel op. Nog erger is de Unica urentissima (het. duivelsblad van Timor), die wel eens den dood veroorzaakt heeft. Van alle tijden. Voor alle tijden. Er was iets vreemds en machtigs in het licht van dien langen blik, d'ien hij op haar vestigde, want hij maakte, dat zij haar gelaat naar hem toekeerde, langzaam, gelijk een bloem zich naar de opgaande zon keert. En zij gingen met. onvas te schreden voort., niet eens de be wustheid hebbende, dat zij voort gingen van niets gevoel hebben de dan van dien langen, ernstigen, wederzijdschen blik, die al het plechtige; had:, dat elke diepgevoel de, menschelijke hartstocht onder scheidt. G. ELIOT, „The mill on the floss." Alles wordt gewoonteer is iets vernederends in die ontdekking, hoe spoedig men aan alles gewent. Buitensporige vreugde en doodelij- ke angst worden na de eerste uit barsting met zekere kalmte door leefd. Hoe velen onzer hebben ge zegd, dat zou ik niet kunnen ver dragen, en hebben later die dulde- looze smart moeten lijden en kon den er zelfs nog onder glimlachen niet alleen, maar eindigden met den z waren last niet meer te voelen druloken. N. Uit een dagboek. De moeilijkste tijd van. eene ziek te- is, als men niet meer ziek is, als er geen reden meier is om lui te zijn, als men zou kunnen wer ken. Dan is de tijd daar, om met het eerste het beste, dat zich voor doet, te'beginnen, totdat wij moed en lust gevoelen tot ons gewone werk terug te keer en, het werk, waarnaar wij verlangd hebben, maar waarom wij nu nog niet ge- ven. A. ERKER, Afgodten. j We voelden', dat er geen grooter leed bestaat dan het van elkander verwijderd raken van twee eerlijke menschen, die wederzijdsche j sympathie en achting voeden. Ik was er zeker van, dat oom niets minder_van mij hield, dat hij mijn karakter waardeerde en dat, hoe gaarne hij mij ook bii zich had, hij toch een kroon zette op mijn hoofd, omdat ik eerlijk volgens ge- i weten handelde. O, ik was zeker van hem als van mij zelf, dat ik op het eerste woord naar hem terug zou vliegen, niets veranderd, niets verouderd. Maar mijne brieven bleven onbeantwoord. Toen schreef ook ik niet meer. A. EKKER, Afgoden. Overal in de wereld geven zij. die op het punt staan het werkelijk leven te verlaten en die zich te be- j klagen hebben over het leven, daar van de schuld aan het geslacht, dat I na hen komt. Dit verschijnsel is zoo oud als het Eenige dagen geleden is de eerste ijzeren spoorwegbrug, welke is ge bouwd, gesloopt, nadat zij bijna 80 jaren dienst heeft gedaan. Deze be langwekkende' brug, waarvan wij hier bij een afbeelding geven, werd in 1823 gelegd over het riviertje de Cauntless in Engeland. Het onderstel bestond geheel uit gegoten ijzer en rustte op steen en fundeeringen in de rivier. Men Een dreigende Bergstorting. Het dorpje Schwanden bij Brienz in het Berner Oberland wordt door een bergstorting bedreigd, waardoor het gemeentebestuur het noodig heeft ge oordeeld niet alleen het dom maar ook het geheele dal, waarin het ligt, door de bevolking te doen ontruimen. Een bergrug tusschen den Schwan- denbach en den Lannbach draagt een mooie weidevlakte met een aantal stallen, de zg. „Aegerti". Hier begon ongeveer 50 jaar geleden de vorming van een van het oosten haar het wes ten loopende bovenkloof. Het stroom- afwaartsgelegen deel van den berging met de stallen daalde langzamerhand als één, samenhangend stuk. De kloof werd in den loop der jaren steeds groo ter en boog vervolgens zuidelijk tegen den Schwandenbach om. De kloof om vat een oppervlakte' van ongeveer 60 II.A. Reeds een paai- jaar geleden was zij over een lengte van 900 M. zonder onderbreking te volgen. Sedert. 1891 hadden herhaaldelijk stortingen van kleine rotsstukken plaats. Alles werd gedaan, om het dieper in vreten van de kloof te voorkomen en het dorp Schwanden voor verwoesting te bewaren. Het water der beken werd langs andere wegen gevoerd, doch ver geefs. De kloof werd zienderoogen breeder. Van het laatste najaar tot nu toe is de beweging zeer gevorderd en half April brak een stuk rots van 1 millioen kub. M. inhoud los. Het schoot als een stroom puin in het dal van den I Schwandenbach en bedekte den weg j tusschen Ober- en Unter-Schwanden. Deze storting is slechts de voorbode geweest van een komende, nog veel ge weldiger bergstorting. Het stuk rots waarvan men afbreken vreest, heeft een inhoud van 6 8 millioen kub. M. en de valhoogte bedraagt 450 M. Heel Schwanden en het dal worden er door bedreigd. Op de plaat is richting in de bewe ging der kloof, die hier en daar vertakt is, door pijltjes voorgesteld. De eerste ijzeren Spoorwegbrug. beweert, dat de brug gebouwd is vo] gens de plannen en aanwijzingen va: den bekenden George Stephenson, dei uitvinder o.a. van de vedligheidslam voor mijnwerkers. De oude brug, die niet meer voldoe aan de eisclien van het huidig spoo] wegverkeer, zal worden vervange door een massiever bouwwerk. menschdom zelf. Zij, die onze taak moeten over nemen, ergeren ons door hun kri tiek of de indolentie, waarmede zij haar aanvaarden. Zij hebben geen voorstelling van de moeite, die wij ons getroost hebben om het zoover te brengen. Zij betoo'nen geen dank baarheid voor de erfenis, maar ma ken op de onbeschaamdtete en onbe- scbeidenste manier aanmerkingen. Straks, als zij zelf aan het. werk gaan, zullen zij ons eens laten kij ken boe wij 't hadden moeten doen en waarom wij zulk een gering re sultaat kregen, niettegenstaande al onze inspanning. Zij lachen daar bij om onze theoriën. Het stelsel, over welks toepassing wij ons stomp hebben gedacht, noemen zij vooroordëelen. Wat ons heilig is, zetten zij met minachting op zij of wordt door hen als belachelijk em kinderachtig voorgesteld. H. DE VEER, De Mijnheers em- hun Polderland. Er zijn menschen. die altijd door iets willen te zeggen hebben over de han delingen hunner naasten. Wee, wan neer deze naaste een alleenstaande vrouw of meisje is. Is zij arm, dan wordt zij naar alle kanten heen ge- stooten, wordt voortdurend verwijtend aangesproken, en men laat haar wer ken als een paard. Wanneer zij zich in een zekeren welstand mag verheugen, dan is het nog erger. Zij is dan het, doelwit van alle mogelijke speculan ten, zij is eenvoudig Rechts op de we reld voor de lieve, veelbelovende ver wanten, die haar doen en laten kriti- seeren en eiken penning, dien zij uit geeft, bepraten; juist omdat zij alleen staat, moet zij in de oogen dezer ego- isten nog blij zijn, dat haar tijd. hare krachten, haar geld. nog tot iets goed zijn, namelijk om hun het leven te ver zoeten. Wanneer zij echter toont, dat zelf ook een persoon is dat zij eigen smaak, eigen wil bezit, dan val len zij haar aan zonder verschooning, de lieve verwallen. Dan is z" dwaas, onverstandig, verdraaid! Wij zijn er immers, zij heeft ons immers. Wat wil zij toch eigenlijk? Laat zij haar geld toch bewaren, want wij hebben kinde ren! Deze kinderen zijn er op gedres seerd deze tante aan te zien als een van God geschapen wezen, dat voor hen moet zorgen en werken, want zij heeft immers van rechtswege niemand anders, voor wien zij mag werken, niet eens voor zichzelf. W. Heimburg. Anions Erben. een pak kl-eeren 3£ meter stof no dig heb en de meter kost 2f ge den, wiat kost mij dan dat pak geeft Izaak het volgende tot b scheld „O, u heeft aan 3 meter genof en bij ons in het magazijn kunt. heusoh voor 2 gulden al een he goede stof krijgen. dus het pc zou u 6 guldlen kosten." GROOT VERSCHIL. „Heb jie arme bloedverwanten „Geen, die ik ken." „Of eenige rijke „Geen, die m>i kennen." ER UIT GEHOLPEN. Ludwig Devrient speelde eens het stuk „De Geadelde Koopmai op die van hem bekende, meestert ke wijze. De hoofdrol werd echtt bij iedere akte, uitgefloten, weerwil van dit kabaal speelde 1 door. Eindelijk kwam een bedri, waarin hij zijn hofmeester mot uitschelden, toen hij weder rr een verschrikkelijk gefluit werd 1 groet. Toen greep hij opeens den hi meester bij de horst en riep z hard hij kon ..Die schurk den aan niets, hij kan rustig in het cc heele huis hoof en piepen, en zoi toch niet voor ratten kruid Een Homerisch gelach verh: zich in de zaal en het fluiten hie voorgoed op. PROBLEEM No. 5. ZWART. Uit den Moppentrommel. ZIJ WIST HET. Heer (en pension bij dame, die „be tere dagen gekend heeft") Wilt u er voor laten zorgen, mevrouw, dat mijn gens wordt uitgezet om de kamer- warmte te krijgen?" Dame: ,,0, zeker, mijnheer- Ik weet heel goed hoe de heeren dat gewoon zijn! Mijn man zaliger, die in Indië was geweeset, dronk in zijn goede da gen nooit anders dan Champagne, en die moest altijd eerst gewarmd wor den!" ZIJN WINST. Handelaar (inpakkend): „Het is eigenlijk te geef!" Kooper: „Och, dat zegje altijd! Waar leef je dan van?" Handelaar: „Nu, ik heb een klein profijtje op het pakpapier en het bind touw!" DWALEN IS MENSCHELIJK. Nadat eens een auteur een anderen schrijver dringend! aan iemand had aanbevolen, pierkte deze aan: ,,'t Is vreemd, dat gij met zooveel lof van hem spreekt; want hij is wat u betreft altijd vol aanmerkingen. „Och," luidde het antwoord, „wii kunnen ons beiden vergissen." VEREENVOUDIGD. Kleine Izaak werkt niet gemak kelijk en dus niet graag met breu ken. Als de onderwijzer hem eens als som opgeeft: „Wanneer ik voor d WIT. e f g I Wit speelt en geeft in drie zetten mat. Oplossingen worden vóór 24 Juni gewacht aan het adres van den ree teur dezer rubriek, Jhr. A. E. FOREEST, Atjehstraat 134 te 's-G venhage. Oplossing van Probleem no. 3: Dg7: De6 Rg7 2. Pc7 enz. 2. Dd3f enz. 2. TeG: enz. 2. Dh2 enz. 2. Taö enz. Verschillende antwoorden zijn gekomen op onze prijsvraag het vorig nummer nl. een goed 1 land'sch woord voor automobie! On zes inziens was heit aard: antwoord dat van de jomgejuffrc Jaoisje Noé, Warmoesstraat alh die automobiel aldus vertol! angstverwekkende ru imbaanmal Haar prijs ligt Maandag tussc 2 en 3 uur ter beschikking aan bureau, Kampersingel 70. Als nieuwe prijsvraag verzoe wij onze lezeressen en lezers 1 krachten te beproeven aan een 1 je over de verkiezingsdagen, voorwaarde stellen wij d'at g der politieke partijen of cand ten mag worden geprezen of laakt, doch d'at het liedje in ho zaak moet weergeven de drukte, jaagdheid. aardige gevallen, uit de verkiezingsdagen. Inzendingen worden ingew; tot en met Woensdagmiddag a Als prijs loven we uit EEN KAMERVERSIERING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 8