DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes. Ho. 47 Zaterdag 27 Juli. 1901. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. De Heer \Y. EZERMAN voor Het Orgel in de Groote Kerk. Wie kent niet het orgel uit de St. Bavo, 't orgel der orgels, bewonderd door stad- en landgenoot en vreemde ling? Welke Haarlemmer heeft het niet aanschouwd, er in stilte naar zitten luisteren naar die heerlijke, reine, klankvolle tonen? En welke vreemde ling, die Haarlem bezoekt, brengt geen bezoek aan het wijd en zijd zoo be roemde instrument? Een ieder immers, want naar Haarlem gaan en het or gel niet bewonderen, is het zelfde als naar Keulen gaan en den dom niet zien. Maar er zullen vele Haarlemmers zijn, die het orgel uitwendig kennen, de muziek hooren en niet weten waai de organist zit en hoe het inwendige orgel er uitziet. Menschen, die, meenen, dat alleen het uitwendige deel fraai is, zullen op nevenstaande afbeelding, waar de heer Ezerman voor zijn machtig instrument zit, zien, dat dit niet het geval is, daar ook inwendig alles met houtsnijwerk versierd is. Zooals men verder'ziet, bestaat 't gedeelte van het orgel, dat met de han den bespeeld wordt, uit 3 boven elkan der liggende klavieren, terwijl 'tjpe- daal, een vrij klavier, met de voeten bespeeld wordt. De drie bovenste kla vieren, waarvan het middelste hoofd klavier en het onderste rugpositief ge noemd wordt, kunnen zooals op de foto te zien, afzonderlijk bespeeld wor den, zoodat de eene hand bijv. het bovenste klavier bespeelt, en de an dere 't rugpositief of 't hoofdklavier, of wel andersom. Echter kunnen de 3 handklavieren ook door een paar koppeling-registers onderling verbon den worden, zoodat wanneer het rug- het orgel in de Groote Kerk. positief bespeeld wordt, van de 2 daar boven liggende klavieren dezelfde toet sen worden neergetrokken, 't geen de aanslag van het orgel zeer verzwaart. Daar de koppeling-pedaal verbonden is aan het hoofdklavier en dit weer door het uittrekken van registers met de 2 andere klavieren verbonden kan worden, kan dus het pedaal indirect j alle klavieren nedertrekken. Hierdoor i wordt de kracht van 't pedaal enorm vergroot. Aan weerszijden van de klavieren bevinden zich 30 registers, die elk. wanneer ze uitgetrokken worden, een I verschillenden toon aan het orgel ge ven als: trompet, violon. clarinet, nachthoorn, flageolet, bazuin, woud- fluit. fagot, viola di Gamba, vox hu- inana. schalmei cornet, enz. W anneer men nu nagaat, dat het pedaalklavier met de voeten bespeeld wordt en tegelijkertijd de handen zorgen voor de bovenste klavieren, dat dan tusschen het spel in. de verschil lende registers, naar mate de muziek dat aangeeft, uitgetrokken of weer in geduwd moeten worden, kan men zich misschien een klein denkbeeld vormen van het verbazend inspannend en vermoeiend orgelspel. Zooals op de afbeelding duidelijk te zien is, bevindt zich boven de klavie ren een ondiepe nis, waar bovenin de volgende Latijnsche zinspreuk is aan gebracht: ,,Non nisi mota cano." en daaronder enchoatum Ao. MDCCXXXV 25 April absolutum Ao. MDCCXXXVIII 13 September a CHRISTIANO MULLER prima vice public! adhibuit Sacris 14 September HEXDRICUS RADEMAKER Organicus Harl. De zinspreuk in het Hollandsch ver taald, luidt: ,,Ik zing slechts wanneer ik bewogen word", en daaronder staat te lezen, dat met den bouw van het orgel begonnen is den 25 April 1735 en het voltooid is 13 September 1738. Dat het gebouwd is door Christiaan Muller en den 14en September is ingewijd door Hendrik Rademaker, organist te Haarlem. Zooals men ziet, heeft de bouw van dit reusachtige instrument bijna 3 1/2 jaar geduurd! Welk een tijd. alleen voor een orgel, zal men zeggen, maar wanneer men de honderden pijpen en pijpjes, die in alle grootten en hoogten en dikten achter de pijpen, welke naar Het orgel in d het front gekeerd zijn. ziet, schijnt de zen tijd eer kort dan lang. vooral wan neer men bedenkt, dat elke pijp, hoe klein ook, spreekt. Het eigenlijk te bespelen deel van het orgel bevindt zich in een glazen kamer, welke gelegen is tusschen de Wat onze teekenaar droomde van den eerstvolgenden wielerwedstrijd langs de Amsterdamsche vaart en hoe hij zelfs de Groote Houtstraat daarvoor gebruikt zag. Groote Kerk. 2 middelste pilaren, die het vooruit stekende deel van het orgel dragen. Deze kamer wordt des avonds uit stekend verlicht door 2 gasgloeilam- pen, terwijl verder nog een kast aan wezig is. die de noodige muziek, zoo wel voor kerkgezang als concerten be vat. De biaasbalgtreders bevinden zich niet. zooals men licht denken zou, in het oVgel. maar deze zijn werkzaam in eenen links van het orgel met de galerij paralel loopenden donkeren gang. Hierin bevinden zich 12 zware balken, die. wanneer men er op gaat staan, langzaam zakken. Gewoonlijk zijn 3 trappers aanwezig, die dan ieder 3 balken voor hun rekening heb ben, die zij na elkander pl. m. 1/2 cM. nederduwen. En nu nog tot besluit een korte op merking: Daar de heer Ezerman zoo welwillend is geweest ons tot het orgel toe te laten, waardoor wij in staat wa ren deze foto's te maken en dus daar door niet alleen ons. maar ook allen Haarlemmers, die zich voor de muziek interesseeren eenen grooten dienst be wijst, kunnen wij niet nalaten nog even aan te stippen, dat het vooral voor den organist, en ook voor de mu ziekliefhebbers, zeer onaangenaam is, dat er tijdens de concerten zoo door de kerk gewandeld wordt, waarom niet. zoolang er gespeeld wordt, te gaan zitten en te bezichtigen wat te bezichtigen valt, tusschen de stukken in? 1 Ons inziens zou 't publiek, door zich deze kleine moeite te getroosten op haar beurt den organist eenen grooten dienst bewijzen en er zelf mee gebaat zijn. Een Zaterdagavondpraatje. De manier waarop de menschen de warmte van de laatste dagen onder gaan is zeer verschillend, naar gelang van hun aanleg, karakter of tempera ment. Die het 't kalmst opnemen, zijn zeker wel onze standbeelden: de hee- ren Lourens Coster en Frans Hals. Toch hebben naai' mij verzekerd is, dezer dagen ook de heeren Coster en Hals een hand naai' het hoofd gebracht om zich daar het zweet van 't voor hoofd te vegen. Men zou dan ook ge rust als een feit kunnen aannemen, dat de oudste standbeelden zich niet kunnen herinneren, dat ze ooit zoo n warmen zomer hebben meegemaakt. Maar ook daaraan zal op zijn tijd wel weer een eind komen, aan de warmte meen ik. Een van onze stad- genooten is' daarvan zoo overtuigd, dat hij in een druk stadsgedeelte een groot bord heeft laten schilderen waar op in schrille kleuren de woorden te lezen staan: „Gebruikt altijd... bri ketten." Waar- ik titteltjes heb gezet stond het merk genoemd, maar ik kan hier natuurlijk geen reclame voor een bepaalde brikettensöoït gaan maken. Stel u voor: zoo'n aanbeveling in deze warme dagen. Vooral dat woord „altijd" maakt op den lezer een ver- schroeienden indruk. Wat inpet er in de ziel van den schilder zijn omge gaan, die, in een gloeiend Juli- zonnetje op een ladder staande, heeft moeten neerschilderen, dat men altijd debriketten moest gebruiken. Als ik hoor, dat hij half versmolten van de ladder naar beneden is gezegen, zal mij dat diet verwonderen. Er zijn dingen, die zelfs voor den sterksten mensch te machtig zijn, zelfs in deze dagen van sport en athletiek>. En hierbij denk ik aan de wielerwed strijden op de Amsterdamsche vaart, waarvan onze teekenaar een ijselijk tafreel in dit nummer van de „Zater dagavond" heeft opgehangen. Men mo ge kunnen wielrennen met een snel heid van veertig kilometer per uur, tegen een botsing is zelfs de krachtig ste mensch niet bestand. En al is de wielrenner dien het ongeluk over kwam, er nog vrij goed afgekomen, rijst nu de vraag weer of de wegwed strijden niet uit deji tijd zijn. Allereerst wil ik wel verklaren dat i ik niet behoor tot de menschen, die zich maar niet begrijpen kunnen, waar- j om- het zoo prettig is hard te gaan. Ik begrijp dat wel. Als je op of in een voertuig zit en voelt, dat het hard kan, dan is de verzoeking groot om het ook eens hard te doen. Maar we moeten met ons allen gezamenlijk van den weg gebruik maken en er moet een zekere veiligheid op den weg heerschen, ook voor de thans zooveel gesmade en verachte voetgangers. In dat opzich nu gaan we op 't oogen- blik niet vooruit De wielerwegwed- strijden namelijk zijn maar bagatel len, vergeleken bij de automobielwed strijden. Bij dezen blijft de snelheid altijd 'onder de veertig kilometer per uur, bij genen klimt die tot zestig of tachtig, de vaart van een sneltrein. Nu is het toch de moeite niet waard om een half millioen bij te dragen tot ver betering van onze spoorweg toestanden en verhooging van de veiligheid, wan neer we tegelijkertijd kleine snel- treintjes, in den vorm van automo bielen, gewoon zonder eenige afslui- j ting over straat laten rollen. Als een I dozijn automobielen achter elkander in dolle vaart door de stad mogen jak keren, dan kannen we even goed de afsluitboomen aan den Jans- en Kruis weg wegnemen en de menschen over de rails laten loopen zooals hun dat behaagt. Iedereen begrijpt dat de wielerweg- I wedstrijden weer zullen opfleuren, wanneer er aan die races met automo- j bielen geen paal en perk gesteld wordt, i Niet dat ik absoluut tegen autocars ben. Och neen, wie in zoo'n snuivend, j veelal stinkend, stompend en schud- j dend ding behagen vindt, moet daar j maar in gaan zitten. Ik ga niet mee en ik zie ook geen reden waarom zoo'n voertuig de schrik van alle wande- laars zou mogen wezen. I Aan een auto in behoorlijke, niet i overdreven, snelheid zijn we bijna al gewend. Behalve de paarden. Zij heb- ben altijd nog een tegenzin in de tuf tuf, die ze nooit in de electrisclie train I gehad hebben. En nu ik over deze on- I derneming spreek mag ik nog wel eens j i zeggen, dat zij in deze dagen van hitte j een zegen is. Ga nu maar eens wande len door 't veelbelovende, maar wei- nig schaduw gevende Kleverpark; je komt nauwelijks levend in Bloemen- daal. Ga in de tram zitten en 't waait I zoo heerlijk om je heen, dat het ritte een genot wordt. En dan Zandvoort! Jammer maar, dat de menschen nog altijd niet kun- nen afleeren om daar door dringen, duwen, stompen en slaan elkander het leven zuur en het binnengaan van de wagens bijna onmogölijk te maken. Er is eigenlijk niets gekkers denkbaar, dan dringen bij een vervoermiddel. Of mén het doet of niet, de wagens kun- nen toch niet meer mensfchen bevat ten dan er in kunnen. Stelden de men- schen zich eenvoudig op in een lange I rij. waarbij ieder op zijn beurt naar voren schuift en instapt, dan was er geen gedrang en dan behoeft het er ook I niet te wezen. Wij menschen die over j dat ellendige dringen klagen, zijn daar 1 zelf de schuld van. Laten we ons trachten te herzien, mannen broeders, zoodati we mettertijd rijp zijn voor den maatregel, die in "t buitenland wordt toegepast, waarbij ieder een volgnummertje krijgt en daarmee kalmpjes zijn beurt, afwacht Voor zulk een rustig en iedereen bevredi gend stelsel is helaas de Nederlandsche trampassagier nog niet rijp. Neen, dan staat de Nederlandsche tramconducteur in zijn soort hoo'ger. Hij is een man van ridderlijkheid. De zer dagen kwam er een dame in een tram. die tot haar schrik bemerkte, dat ze geen geld bij zich had. Niet al leen gaf de conducteur haar crediet, maar zelfs vroeg hij of hij haar ook met wat geld van dienst wezen kon. De dame behoefde daarvan geen ge bruik te maken, maar hei aanbod was er niet minder ridderlijk om. Ik wensch hieruit de les te trekken, dat de menschen nog zoo slecht niet zijn ala ze door sommigen wel ge noemd worden. De Raadsverkiezingen hebben bovendien geleerd, dat zij voor belangrijke ambten veel sneller ge schikt zijn dan vroeger. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat iemand om lid van den Raad te kunnen worden, toch veertig jaar behoorde te wezen. Het scheen wel alsof de kiesvereni gingen van oordeel waren, dat je vóór dien tijd niet bezadigd genoeg wezen kon, alsof ze vreesden dat iemand van dertig jaar of daaromtrent in de Raadszaal opeens de horlepijp zou gaan dansen of een liedje zingen. En nu.' De vijf nieuwe Raadsleden zijn samen nog geen 175 jaar oud. Ik wil daarmee niet zeggen, dat de nieuw gekozenen goede Raadsleden zullen wezen o m d a t ze jonge Raads leden zijn. Evenmin het tegendeel, 't Is in elk gval een voordeel, dat ze naar menschelijke berekening en wanneer de kiezers het hun veroorlboven. den tijd zullen hebben om de noodige er varing op te doen. Immers het lidmaat schap van den Raad is niet een ambt. waarbij het verstand meteen komt. Wie er zitting neemt voelt zich aanvanke lijk als een kat in een vreemd pakhuis en doet wijs met eerst wat rond te kij ken, de omgeving op te nemen, zich eerst duchtig van al de gangen en gangetjes van het pakhuis op de hoog te te stellen en eerst dan op het mui zenvangen uit te gaan. Anders loopt hij gevaar om van een groote hoogte naar beneden te tuimelen en neus of pooten duchtig te bezeeren ik spreek na tuurlijk nog altijd van de kat. Er is trouwens niet alleen bij Raadsleden ervaring noodig. Ook een I journalist heeft daaraan behoefte. Dat heeft men dezer dagen gezien aan I den correspondent van het „Alg. Han delsblad," die, hoewel hij pas een maand of acht in deze gemeente woont. onlangs vrijheid heeft gevonden om de Haarlemsche bladen te vermanen op een toon en op een manier, alsof hij I de Hoogc Raad van de Nederlandsche journalistiek was, van wiens uitspra ken geen hooger beroep meer mogelijk is. "t Is waar, men moet in warme da gen wat door de vingers zien. Zomer- hitte heeft op sommige humeuren geen gunstigen invloed. Beschouwen we het geval uit dit oogpunt, dan moeten we den correspondent zijn optreden maar vergeven, in de verwachting dat hij het niet weer zal doen. Iveeren we tot onze vijf nieuwe Raadsleden terug. Ik kan wel zeggen i wie van hen de jongste is: dat is Mr. I Bijvoet, die zich erin mag verheugen, dat nog maar/82 lentes op zijn schou ders drukken; dan komt de heer IIu- genholtz met 33, de heer van Linden 1 Tol met 34, de heer Mr. Spoor met 34 en de heer Laane roet 37 jaar. En nu we het toch over leeftijd hebben, doe ik opmerken, dat de twee oudsten in on zen Raad zijn de heeren Van Dieren Bijvoet en Klein, elk 72 jaar oud. dan volgen de heeren Sneltjes en Sabelis elk met 65. de heer van Thiel met 64, de heer Leupen met 61 en de heer Win kler met 60; daarna komen 4 leden van 57 jaar, de heeren de Haan Hugenholtz, Stolp, Loomeijer en van den Berg; een van 56, de heer Van Lennep; de hee ren Nieuwenhuijzen Kruseman en Beijnes met 54, de heer Kruseman met 52, de heer Roog met 50, de heeren de Breuk en Speelman met 49, de heer Schram met 48. de heer de Lanoy met 47. do heeren Van Styrum en Welse- naar met 46. de heer Modoo met 40, de heer Van de Kamp met 39, de heer Hofland met 32 en de heer de Braai als 's Raads Benjamin met 31. Als men nu bedenkt, dat van de oude Raadsleden verschillende nog maar korte jaren zitting hebben, dan is de opmerking niet te gewaagd, dat er in den lantsten tijd meer dan vroe ger een streven bestaat om de nieuwe leden te zoeken onder een jeugdig ge slacht. 's Raads voorzitter, de Burgemees ter, is 48 jaren oud. De lezer weet, dat Jlir. Boreel dezer dagen weer van ver lof terug komt en dat dit verlof den 9den Augustus eindigt. Volgens de be richten is de Burgemeester van zijn ongesteldheid (slapeloosheid) nog niet zoo genezen als zijne vrienden dat wel gehoopt hadden. Er wordt zelfs al wat van rondgefluisterd, dat Burge meester Boreel den langsten tijd bur gemeester van Haarlem zou zijn ge weest en van plan zou wezen, zich uit het ambtelijke leven terug te trekken. Maar die meening steunt voorloopig alleen op veronderstellingen, reden waarom ik er hier onder voorbehoud melding van maak. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 5