Licht eü Schaduw. FEUILLETON. Het eiland St. Helena. vail het eiland. Tengevolge van het Het eiland St. Helena, waarheen vele grasland voorziet de broodvrucht zoovele dappere Bóeren-strijders ge voerd zijn, ligt in den Atlantische^ Oceaan op 15 gr. 55 min Z.Br. en 5 gr. 10 min. W.L. van Greenwich, 600 geo- graphiscbe mijlen van Amerika en 250 van Afrika en ontving zijn naam naar de heilige Helena, op wier geboorte dag. den 22en Mei 1508, het ontdekt werd. Het is 2.2 Q.M. of 121 vierkante kilometer groot (de Haarlemmermeer is 168 vierkante kilometer) en bereikt in zijn hoogste punt 823 meter. Het aantal inwoners -bedraagt 8000, be staande uit 3000 blanken en overigens uit kleurlingen, negers, gedeeltelijk ook bevrijde slaven, en Chineezen. Het eiland vormt een bazaltmassa, ver toont in het binnenste een heuvelige vlakte en in het oostelijk deel een plateau, dat ten westen bgrensd wordt door kegelbergen van vulcanischen oorsprong. De rotsige oever verheft zich van 70 tot 100 M. steil uit zee. In het midden van het eiland zijn krui den, struikgewas en vruchtboomen aangeplant, welke, gevoed door regen in Januari en Juni, dus 's zomers en 's winters, de heerlijkste vruchten voortbrengen. In 1650 verkreeg de Engelsche Oost- Indische C. het eiland van de Hollan ders tegen Kaap de Goede Hoop; in 1673 maakten dezen er zich gedurende enkele maanden weer meester van, doch daarna bleef het voor goed aan Engeland. Uit het bazaltgesteente komen vele bronnen te voorschijn, welke haren weg naar zee vinden, die in de on middellijke nabijheid van het eiland een groote diepte heeft, aan den oost kant zelfs 6500 M. In de hooge dalen groeien eiken, olmen, lager pijnboo- men en tamarisken, en in de laagste dalen worden oranjes, citroenen, kof fie. thee, ananas, appel- en granaat- boomen aangekweekt, schitteren de heerlijkste tropische bloemeJi en zin gen de vogels hun lustig lied. De hoofdstad Jamestown in het N. ligt in een rotsspleet, zoodat de straten steil naar boven leiden; het plaatsje heeft 500 huizen en 3000 inwoners en is be langrijk door de honderden schepen, die ondanks het kanaal van Suez het j dagen volgehouden, en net bleek, dat eiland nog aandoen. Ten westen van liet 200 herhaaldelijk geknipte haar en het graan niet voldoende in de be hoefte en wordt het noodige meel uit Engeland ingevoerd. Paarden komen er weinig voor, des te meer geiten, runderen, schapen, varkens, konijnen, parelhoenders, schildpadden en een groote menigte visch. Gedurende ne gen maanden leven de landbouwers op hunne goederen in het binnenste van het eiland en komen tegen den tijd der groote scheepvaartbeweging te Jamestown terug. Het Haar. Wie stelt geen prijs op het behoud van zijn haar? Vraag het maar aan de kaalhoofdigen. Onder de kappers en bij menigeen heerscht eene mee ning, die noodwendig bestreden moet worden .namelijk, dat hoe meer het haar geknipt worde, hoe sterker het aangroeit. Van de kleine jongens wordt het haar kort geknipt zooveel het maar kan. Men behoeft echter maar het haar van kleine meisjes te zien, om te begrijpen, dat het haar zeer goed buiten geregeld en dikwijls knippen kan. In zekere gevallen, wel is waar, kan kort knippen zijn nut hebben; maar over 't algemeen, door er eene gewoonte van te maken doodt men het haar. Dat is gebeurd. Laat het haar zoo min mogelijk knippen, vooral als een rijpe leeftijd is ingetreden. Laat het op de behoorlijke lengte zooge naamd punten". Monsieur Jean Pader heeft in dit opzicht ondervinding opgedaan, die aan de Société des Sciences naturelles te Nimes medegedeeld is. Hij heeft met juistheid willen weten welken in vloed het knippen op den haargroei heeft. Hij heeft waarnemingen gedaan op het paard en op den mensch. Hij heeft eene zekere hoeveelheid menschen- en paardenhaar gekozen, dat gelijktijdig tot aan den wortel geknipt was. De einden van het haar, dat om de 14 da gen geknipt werd, werden tegenover die van het andere, dat als getuige diende, uitgestrekt op karton geplakt, om er de lengte van te kunen meten. Deze proefneming werd vijfenzeventig stelling kunuen vertellen, als het hier medegedeelde niet reeds voldoende ware om eenig denkbeeld te geven van j de kostbare schatten hier verzameld. J Ze stemmen me haast vijandig tegen i de boekdrukkunst, die de kunst van j verluchten en miniaturengedoodheeft, j De prijzen der handschriften en mi- I niaturen zijn moeilijk te schatten Zoo I kocht niet lang geleden de bekende uitgever Firmont-Didot een getijden boek voor 15,500 frcs. en verkocht hij het kort daarop aan een liefhebber voor 25,000 frcs. Daarbij komt nog dat van de meeste op de tentoonstelling aanwezige ge schriften en miniaturen de bewijzen bestaan, dat zij voor koninklijke en prinselijke families geteekend en ge schreven zijn. Wanneer eens al die werken hun lotgevallen konden verha len, vóórdat zij in de veilige haven der hofbibliotheek belandden, wat een in teressante „Ex libris" zou dat zijn. Lord Kitchener's proclamatie. De proclamatie van lord Kitchener, bevelhebber er zich van voorstelt, waarin de Boeren met allerlei maatre- Dit wordt krachtig uitgedrukt in bo- gelen van geweld bedreigd worden in-venstaande teekening. Twee Boeren dien zij zich niet overgeven zal op de komen aan de ruine van een door de Boeren waarschijnlijk niet de uitwer- Engelschen verbrande hoeve, waar zij king hebben, die de Engelsche opper- Kitchener's proclamatie aangeplakt vinden. Hoor. zegt een van beiden, hii zegt dat, als wij ons niet overgeven,hij onze hoeven zal laten verkoopen. de stad ligt de ladderheuvel, welks vesting met zijn geschut stad en haven volkomen beheerscht: verder naar het zuiden verheft zich een tweede ver sterking. Daar, waar de kusten toegankelijk zijn. vindt men op elke hoogte sterke batterijen, zoodat met de bezetting, die 600 man bedraagt, het eiland voldoen de versterkt is. De gouverneur, die het eiland uit naam der Engelsche re geering bestuurt, woont op Plantati on-house. Ten zuiden van de hoofd stad, onmiddellijk bij het fort, bevindt zich een heerlijk romantisch dal in de rotsen, de zoogenaamde cricket- ground, waarin zich een prachtige wa terval stort. Het plateau in 't O. vormt een vlakte van ongeveer 1 1/2 uur in omtrek en draagt het landhuis Long- wood met zijn bijgebouwen, wel be kend als de verblijfplaats van Napo leon I. die hier, het ongezondste deel van het eiland, den 13en Juni 1821 overleed, na den 16en Oct. 1816 met het schip de „Northumberland" op het eiland te zijn geland. Longwood is nu een boerderij met schuren en stal len; in de kamer, waar de groote Kei zer den laatsten adem uitblies, wordt graan gedroogd en in die. waar zijn lijk werd geplaatst, staan landbouw werktuigen. Het klimaat is vrij vochtig, doch gezond en aangenaam, zoodat planten uit alle werelddeelen. alsmede de Europeesche huisdieren, er gedijen. De laatste aardbeving had plaats in 1817, de derde sedert de ontdekking een weinig minder gegroeid was dan het andere, na zijn natuurlijken groei; de gemeten lengte, hoewel soms de zelfde, was over 't algemeen bij het eerstgenoemde de minste. Die ondervinding moge al geen af doend bewijs zijn. omdat men op veel uitgebreider schaal en op grooter aan tal voorwerpen waarnemingen zou moeten doen; men zou bij begrooting de maat moeten kennen; ook is het mogelijk, dat de kracht der haarwor tels verschillend is en door onder scheidene oorzaken afwisselend. Eene juiste ondervinding er van op te doen is moeilijk. Maar 't is voor ieder op te merken, dat eindelijk de voortbren gingskracht van den haarwortel uitge put wordt, en dat het raadzaam is het niet tot het uiterste te drijven. Laat het haar knippen, omdat het moet, maar met verstand, en een goed eind boven den wortel. Over het haar komt een medisch tijdschrift met eene zonderlinge bewe ring voor den dag, en wel betreffende het „Engelsche liaar". Volgens die be wering heeft rood haar het meeste weerstandsvermogen. Bruine en blon de menschen hebben veel meer kans om hun haar vroeg te verliezen. Wij kunnen ons daar niet mee vereenigen. Het roode haar, zegt men, is grover en biedt dus meer wederstand. Als wij ons voor de aardigheid of uit afge trokkenheid de haren uittrokken, zou dit argument opgaan; maar het uit vallen van het haar hangt niet af van van zijn weerstandsvermogen bij het afbreken, maar van de levenskracht van den wortel. En tusschen den wor tel van rood of bruin haar zal wel niet veel verschil zijn. Het volgende argument houdt mis schien evenmin steek. Door zijne dikte is er op het hoofd veel minder rood haar noodig dan bruin. Gemid deld zijn 30,000 haren voldoende om het hoofd van een roodharige te be dekken, terwijl een bruine er meer dan het driedubbele, ongeveer 105,000, voor noodig heeft. Dus, hoe minder haren er bij een vierkanten millimeter zijn, des te meer kans is er. Aat zij zich goed houden. Maar men zou er kunnen bijvoegen, dat, als het driedubbele er is, er ook kans is, dat. bij gelijke gezondheid, de kale plekken minder zichtbaar zijn. In alle gevallen hebben, volgens dat Engelsche tijdschrift, de blonden en bruinen de meeste haren. De statistiek geeft hun tot 140,000 en zelfs 160,000. Als de redeneering van dit tijdschrift juist was, zouden de blonden en brui nen hun haar lichter verliezen dan de rooden. Dat zou nog bewezen moe ten worden. Om de waarheid te zeg gen, gelooven wij niet. dat de kleui- in dat alles eene groote rol speelt. Alles moet van de persoonlijke gezond heid, van de erfelijkheid afhangen. Wachten wij ons dit vraagstuk op tc lossen, totdat eene goede statistiek ons het aantal kaalhoofden, die rood, bruin of blond haar gehad hebben, aanwijst. Vieweg gaf het gedicht uit en ver- Eenig is de collectie kerkboeken, diende daaraan meer dan honderdmaal afkomstig van de aartshertogen van den inkoopprijs, want het werk werd Oostenrijk, waaronder vooral uitblinkt Van een Manuscript. Goethe zond op zekeren dag een verzegeld manuscript aan den boek handelaar Vieweg, die destijds te Ber lijn gevestigd was. Bij hetmanucript was een brief van den volgenden in houd .Wanneer de Heer Vieweg mij voor bijgaand verzegeld pakje niet onmid dellijk 200 Friedrichs d'or kan toestaan, moet hij het mij ongeopend terugzen den". De boekhandelaar aarzelde een of twee dagen, maar eindelijk behield zijne begeerte om het schrift te bezitten de bovenhand. Hij zond het geld, de enveloppe werd geopend en hij vond het manuscript: „Hermann und Do rothea." telkens herdrukt. Miniaturen. De beroemde staatsiezaal van de Kei zerlijke bibliotheek, waarin verleden jaar de Gutenbergtentoonstelling is gehouden, heeft dit jaar hare deuren geopend voor een prachtige verzame- meling van wel 400 van de kostbaar ste miniatuuren afkomstig van Byzan tijnen, Duitschers, Franschen, Vlamin gen, Slaven en verschillende Ooster- sche volken. Zij bevat stukken van de 6e tot de 16e eeuw, dus uit een tijdvak van on geveer 1000 jaren. Bij het binnenkomen in de zaal ziet men dadelijk vier overoude bladen met illustraties, ontleend aan het eerste boek (Genesis) van den Bijbel. De bi bliotheek heeft 24 van die bladen in haar bezit. Zij zijn met groote gouden en zilveren Grieksche letters beschre ven en versierd met prenten die ons o. a. Adam en Eva in het paradijs, Rebecca aan de bron en Jozef met de vrouw van Potifar vertoonen. Niet minder eerwaardig is de zoogenaamde Dioskorideseen geïllustreerde be schrijving van allerlei geneeskrach tige kruiden en planten behelzende. Dit werk, voor prinses Juliana, dochter van keizerin Placidia, geschreven, is een juweel van Byzantijnsche kunst met veel goud en oud christelijke mo tieven, zooals bijv, de prachtige pauw in het blauw en goud met uitgespreiden staart als het symbool van een lang leven. Met het psalmboek van Karei den Groote begint een collectie minia turen uit het Carolingische tijdvak, waarvan de voornaamste is het hand schrift van Ottfried uit Weissenburg. Daaraan sluiten zich de Duitsche mi niaturen aan met relegieuse taal en natuurkundige boeken, waaronder een mystieke voorstelling van den „godde- lijken" wijngaard. Voorts een codex behelzende Alle- mansch volksrecht met een miniatuur portret van den vorst op gouden grond; verder spreuken en gedichten, waar onder een geheeten „De sterke Renne- hart", geïllustreerd door Thurheim, en afkomstig van een middeleeuwschen prins van Oranje; en ten slotte een geïllustreerd werk over de muziek uit de 12e eeuw. de handbijbel van keizer Maximiliaan. waar in de verschillende aanvangs letters of initialen de levensloop van den echtgenoot van Maria van Bour- gondië is afgebeeld. De Slavische mi niatuurkunst is eveneens in deze ten toonstelling rijk vertegenwoordigd. Als het mooiste hiervan geldt de groote bijbel van koning Wenzel IV van Bo- heme. Er is veel uit de Fransche school uit de 14e en 15e eeuw. Deze is vooral sterk in het versieren van beroemde ridderromans, zooals van den beken den Roman de la Rose. Het mooiste van deze afdeeling zijn echter de mi niatuuren en kleurige teekeningen, voorkomende in den roman van Koning René van Provence Coeur d'amours épris, door 's konings hofschilder Barthlémy de Clerc. Verder zien wij hier het getijdeboek in den vorm van een luik-altaar van Philips van Bour- gondië, het kerkboek van Karei V, dat de sporen van veelvoudig gebruik ver toont, een van Ferdinand van Arragon en een van Galearro Visconti, hertog van Milaan, gebonden in zwart per kament met gouden en zilveren letters en figuurtjes opgouden achtergrond. Het hoofdwerk der Italiaansche school is een geïllustreerde bijbel, bestemd j voor den Hongaarschen koning Mathias Corvinus, en een boek behelzende de verheerlijking van den tocht van Karei V naar Tunis, verlucht met miniaturen van d'Acoli. Dan' wordt de tentoonstelling nog opgeluisterd door eenige collectie Oos- tersche miniaturen. Daar lijkt ieder vel of blad wel een Oostersch tapijt vol krullen en halen, die letters zijn, maar voor ons er uitzien als prachtige bonte patronen. Verder aanschouwen tvij er gestalten en ornamenten, die van onuitputtelijke fantaisie en kleu renmengeling getuigen. Uit den catalogus lezen wij hoe Mo- hamed Dsjenderedsji Zadi een aantal mooie miniaturen verzameld heeft en deze aan sultan Moerad III (1546-1595) heeft aangeboden. Het zijn meestal bladen uit de 15e en 16e eeuw, waar aan sultans, emirs, prinsen en vooral Persischekunstenaars gewerkt hebben. Die prachtige arabesken en figuren hebben gediend om dichters als Saadi, Hafiz, Firdoesi en anderen te il- lustreeren Nog lang zou ik over die tentoon- Frederik de Groote op reis. Gedurende zijn geheele leven heeft Frederik de Groote zich slechts van één reiskoets bediend. Het gebeurde natuurlijk enkele malen, dat dit voer tuig dringend reparatie behoefde, maar als men dat den vorst aan het verstand brengen wilde, begon hjj te mopperen over onnoodige uitgaven., zoodat ten slotte de herstellingen maar zonder zijn voorkennis uitgevoerd moesten worden. Zijn koets, had hij zich in 't hoofd gezet, was voortreffelijk, want meer dan dertig jaren had hij ze in ge bruik en nog nooit had de rijtuigma ker er een cent aan verdiend. Dat de ze reiskoets overigens tegen een stootje kon, blijkt daaruit, dat de koning er altijd mede op reis ging en er dikwijls 20 tot 25 Duitsche mijlen per dag in aflegde. Er waren 12 boerenpaarden voorgespannen. Het rijtuig werd slechts gevolgd door twee pages te paard en door een ander rijtuig met zes paar den. Het gebeurde eens, dat de koetsier met het rijtuig in een kuil van den weg reed; gelukkigerwijze bleef Frede rik ongedeerd, maar hij stormde niet temin woedend op den koetsier los met zijn stok in de opgeheven hand. De koetsier behield zijn tegenwoordigheid van geest en riep hem toe: Heeft Uwe Majesteit nog nooit een veldslag verloren? De koning moest onwillekeu- •ig om deze vergelijking lachen en ge kalmeerd stapte hij in zijn koets om de reis verder voort te zetten. Kinderen die vroeg konden spreken. Het kind van Richard en Fanny Cleveland (kleurlinge^ wonende no. 17, Shore Street, Nashville, de hoofd stad van Tennessee, (dat al begon te praten, toen het weinig meer dan eene week oud was) heeft tal van bezoekei'9 in verbazing gebracht, die zich kwa men overtuigen van de waarheid, dat het op den leeftijd van drie maanden duidelijk sprak. Het kind is een meisje en verschilt van andere kinderen in niets anders dan dat het zoo duidelijk kan spreken en verstaan wordt als een volwassen mensch. In 1890 heeft Barnum een dergelijk wonderkind vertoond, Zuella Granes genaamd het dochtertje van den predikant J. C. Granes dat op den leeftijd van drie maanden duidelijk verstaanbaar sprak, tot verbazing van allen, die haar hoorden. Darwin zegt in zijne waarnemingen van een kind, dat het zes-en-veertig dagen oud geluidjes als van pret, voortbrengt^ 113 dagen oud poogt het klanken na te bootsen. Op den leeftijd van vijf en eene halve maand vormt het den klank .da". Christïaan Heinecker, den 6den Fe bruari 1721 te Lubeck geboren, kon, toen hij tien maanden oud was, spre ken en elk woord, dat men hem voor- Schetsen van DEKA. Schoolleven. 'k Kan 't niet helpen, maar ik vond de oude school veel poëtischer. Je voel de meer dan nu een band tusschen jou en je meester; hij stelde meer belang in jou kleinigheden en jij weer in de zijne. Nou wonen de onderwijzers van mijn kinderen in heel verre wijken van de groote stad, alleen het hoofd i van de school weet waar; toen kwam je bij liern aan huis je onderwijs ont vangen, en als je later wijs en groot geworden langs dat oude huis ging, waar in sierlijke letters nevens den naam de bijvoeging ..Instituteur" te lezen was, dan voelde je iets van wer- kelijken eerbied en hartelijke sympa thie. 'i Kon ook niet anders. Je wist hoe meester in zijn huis-kamer en zijn mooie kamer zat, want in de eerste 1 kamer kwam je geregeld of ongere geld, naarmate je gemoedsgesteldheid het meebracht, als je Woensdags- en Zaterdagsmiddags de regels moest la ten zien. die je in een nè-zitting had te schrijven. Weer krijg ik een tril ling van eerbied als ik er aan denk, hoe ik de trappen van het nu stille schoolgebouw afdaal en beneden in de gang aanklop aan de kamerdeur. Dan kwam je binnen, eenigszins met je fi guur verlegen, en liep naar meester toe, die met zijn vrouw en twee doch ters aan de koffietafel zat. Hij con stateerde de reeks van boetvaardige betuigingen zoo iets van honderd maal: „Ik zal voortaan oplettend zijn en mijne speelschheia afleggen!" en als 't uitkwam mocht je na eenige be nauwing vertrekken. In de voorka mer verscheen je nooit alleen, maar wel bij plechtige gelegenheden in ge zelschap van je vader of moeder. Want als 't Nieuwsjaarsdag was of als meester zelf een jaar ouder was gewor den, dan ontving hij in de mooie voor kamer zittende, met veel minzaamheid en statigheid de gelukwenschen van ouders en scholieren. Tot zelfs wat hij at wist je zoo ongeveer, 's Mor gens waren wij vaak in een kringetje vereenigd om den wagen van den groenteboer, niet zoozeer omdat wij belangstelden in de onderhandelingen tusschen koopman en dienstmeid, dan wel om der wille van de blozende ap pels op den wagen. En zoo hoorde je of het spinazie of sla zou wezen. En 's middags als 't in school wat verve lend en suf begon te worden, omdat 't zoo lang duurde, kon je zoo lekker opgewekt worden door den heerlijken reuk van sappig gebraad uit de keu ken. Die diende ('t zij tusschen twee haakjes gezegd, omdat meester er niets van afwist) ons tevens tot arsenaal. De dienstmeid had zich bij vriend schappelijke overeenkomst verbonden voor ons te bewaren een zeer schoone verzameling einden hout en bamboe, dienende om na afloop van menigen schooltijd de volgelingen van een na burige onderwijs-inrichting tot den aftocht te dwingen. Dit zijn nu echter maar van die bij komstigheden; hoofdzaak van mijn betoog was te wijzen op de meerdere innigheid van den omgang tusschen meester en leerling, en daarvan wou ik een kleine illustratie geven. 't Was een paar dagen voordat het schoolfeest zou gegeven worden ter eere van 's meesters verjaardag en op een Zaterdag. Nog zie ik hem zit ten, de oude krasse man voor zijn hoogen lessenaar. Voor zich openge slagen lag de Bijbel. Ik weet niet meer welken tekst hij had gekozen, maar hij sprak zoo smartelijk lang zaam en zoo ontroerd, dat wij als bij ingeving begrepen, dat meester het had over zijne vrouw, die al sinds een paar dagen ongesteld was. Dat gaf eene groote teleurstelling vooral en voornamelijk dat spreekt van zelf om het schoolfeest kinde ren zijn zoo. Maar toch ook dachten zij aan de juffrouw, de vriendelijke dikke juffrouw, die zoo'n goede twee de moeder voor ons placht te wezen. Als je hoofdpijn had, of je blesseerde je vinger, of je kreeg een neusbloeding, dan leidde meester je steeds behoed zaam en zorgelijk naar beneden, en liet je over aan haar. En och, dan was het zoo gauw over. Ik geloof dat zij een erg eenvoudige vrouw was. heelemaal niet in knapheid wedijve rend met meester, maar van die din gen had ze toch prachtig verstand. In 'n oogenblik was je ziekte verdwenen, of werd de wond zóó goed verbonden dat ze al haast geheeld was. Moest er wat gevraagd worden aan meester, dan ging je ook het eerst naar haar toe. Zij was onze diplomaat, en vorm de om zoo te zeggen een geleidelijken overgang met meester, die heel geducht kon zijn. Den Zondag brachten wij in eenige ongerustheid door voor ons school feestje. Want als 't Maandag niet be ter was, zou er Dinsdag heel zeker niets van kunnen komen. Je hart weende erbij, als je er aan dacht. Geen witte handschoenen en gefriseerde meisjeslokken, geen limonade en taar tjes, geen poppenkast en geen bal Maar daar het feestje in huis was kón het nu eenmaal niet. Wij begre pen het levendig, maar betreurden het diep. 's Maandags kwam meester heel bleek binnen; 't scheen wel of hij sedert Zaterdag grijzer was geworden. In de klassen heerschte een eerbiedige stilte, toen hij vertelde dat er tot zijn spijt Dinsdag niets van kon komen, 't Was, zeide hij en zijne stem klonk vreemd gedwongen, haast heesch, 't was erger geworden, dan zelfs de dok ter had verwacht, 't Feestje zou la ter wel worden gegeven, maar van daag en morgen moesten wij vooral héél stil zijn. Rust had de dokter vooral geboden. Dat was 'n groote teleurstelling, het spreekt van zelf, maar toch hebben de meeste jongens dien dag, ik ben er verzekerd van. ook met. wat pijn gedacht aan de juf frouw,- die zoo erg lag. Daar zijn van die voorvallen die in je geheugen gegrift blijven nog vele jaren later. Zoo.ook \an dezen dag. Heel stil gingen de uren voorbij. Beneden was de schel omwonden, en in den loop van den dag werden er karren zand voor het huis uitgestort, zoodat het rijden de zieke niet kon sto ren. Beneden werd heel zacht en fluis terend gesproken, en de voetstappen hoorde je haast niet. Om elf uur bracht de meid aan den ondermeester zijn gebruikelijk kop koffie, en met ontroering constateerden wij dat haar oogen zoo rood waren. Toen de on dermeester deelnemend vroeg hoe het beneden ging, antwoordde zij niet, maar ze barstte opeens in snikken uit. en met het boezelaar voor het gezicht ging ze heen. Een was er maar dien ochtend, die bleef mopperen over het niet-doorgaan van het schoolfeestje, 't Was een groote sterke slungel, die nogal ontzag onder ons had door zijn groffe knuisten, maar voor wien wij anders een diepe minachting hadden, want in alles was hij even dom en brutaal. Dat voel je ook wel als jon gen. 's Morgens kwam meester nog voort durend boven, maar na den middag zagen wij hem niet meer, en moest de ondermeester toezicht blijven houden. Even moest die weg omdat hem iemand kwam spreken, en hij verzocht ons ernstig maar vriendelijk van zijne af wezigheid geen misbruik te maken. Hij vertrouwde dat hij ons woord had. Eenige minuten krasten dan ook de 'griffels heel vlijtig over de leien, maar toen stak de slungel opeens zijn kop op, en begon op luiden, onbeschoften toon te beweren dat 't zoo maar niet ging. Toen hij op school kwam had den zijn ouders met den „oude" geac cordeerd dat 't zóó en zóóveel zou kos- ten.en dat daarbij inbegrepen was een jaarlijksch schoolfeest. En nou moest de oude niet denken dat hij hun kon beetnemen. Hij zou eens duidelijk la ten hooren dat 't hem geen haar kon schelen! enz. enz. Walgelijker taal uit een jongens mond heb ik zelden gehoord, en toen de jongen eenige oogenblikken later met zijn liniaal een roffel ging slaan op de bank sloeg het hart mij in de j keel. Ook de anderen zagen als ver pletterd door zóóveel snoodheid toe. i Een riep er:: „Hou je bek!" en toen kwam juist de ondermeester binnen. Die zei niets, maar hij keek de klas9e even rond, en schudde teleurgesteld het hoofd. Je kon zien dat het hem erg speet, dat er nu tóch wat was voorge vallen in zijn afwezigheid. De smaad drukte op de geheele klasse, en wij konden toch onzen kameraad niet ver klikken. Echter, wij hebben ons ge wroken; want zonder afspraak dat ver zeker ik je plechtig hebben wij hem dien middag buiten op straat een eindje van school af te zamen en in vereeniging zóó ongenadig afge ranseld dat hij huilend en woedend naar huis stoof. De ondermeester glimlachte den volgenden dag fijntjes, toen hij op iemands voorhoofd een groote buil waarnam. De juffrouw is goddank weer beter geworden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6