Licht eü Schaduw.
FEUILLETON.
Het eiland St. Helena. vail het eiland. Tengevolge van het
Het eiland St. Helena, waarheen vele grasland voorziet de broodvrucht
zoovele dappere Bóeren-strijders ge
voerd zijn, ligt in den Atlantische^
Oceaan op 15 gr. 55 min Z.Br. en 5 gr.
10 min. W.L. van Greenwich, 600 geo-
graphiscbe mijlen van Amerika en 250
van Afrika en ontving zijn naam naar
de heilige Helena, op wier geboorte
dag. den 22en Mei 1508, het ontdekt
werd. Het is 2.2 Q.M. of 121 vierkante
kilometer groot (de Haarlemmermeer is
168 vierkante kilometer) en bereikt in
zijn hoogste punt 823 meter. Het
aantal inwoners -bedraagt 8000, be
staande uit 3000 blanken en overigens
uit kleurlingen, negers, gedeeltelijk
ook bevrijde slaven, en Chineezen. Het
eiland vormt een bazaltmassa, ver
toont in het binnenste een heuvelige
vlakte en in het oostelijk deel een
plateau, dat ten westen bgrensd wordt
door kegelbergen van vulcanischen
oorsprong. De rotsige oever verheft
zich van 70 tot 100 M. steil uit zee. In
het midden van het eiland zijn krui
den, struikgewas en vruchtboomen
aangeplant, welke, gevoed door regen
in Januari en Juni, dus 's zomers en
's winters, de heerlijkste vruchten
voortbrengen.
In 1650 verkreeg de Engelsche Oost-
Indische C. het eiland van de Hollan
ders tegen Kaap de Goede Hoop; in
1673 maakten dezen er zich gedurende
enkele maanden weer meester van,
doch daarna bleef het voor goed aan
Engeland.
Uit het bazaltgesteente komen vele
bronnen te voorschijn, welke haren
weg naar zee vinden, die in de on
middellijke nabijheid van het eiland
een groote diepte heeft, aan den oost
kant zelfs 6500 M. In de hooge dalen
groeien eiken, olmen, lager pijnboo-
men en tamarisken, en in de laagste
dalen worden oranjes, citroenen, kof
fie. thee, ananas, appel- en granaat-
boomen aangekweekt, schitteren de
heerlijkste tropische bloemeJi en zin
gen de vogels hun lustig lied. De
hoofdstad Jamestown in het N. ligt in
een rotsspleet, zoodat de straten steil
naar boven leiden; het plaatsje heeft
500 huizen en 3000 inwoners en is be
langrijk door de honderden schepen,
die ondanks het kanaal van Suez het j dagen volgehouden, en net bleek, dat
eiland nog aandoen. Ten westen van liet 200 herhaaldelijk geknipte haar
en het graan niet voldoende in de be
hoefte en wordt het noodige meel uit
Engeland ingevoerd. Paarden komen
er weinig voor, des te meer geiten,
runderen, schapen, varkens, konijnen,
parelhoenders, schildpadden en een
groote menigte visch. Gedurende ne
gen maanden leven de landbouwers
op hunne goederen in het binnenste
van het eiland en komen tegen den
tijd der groote scheepvaartbeweging te
Jamestown terug.
Het Haar.
Wie stelt geen prijs op het behoud
van zijn haar? Vraag het maar aan
de kaalhoofdigen. Onder de kappers
en bij menigeen heerscht eene mee
ning, die noodwendig bestreden moet
worden .namelijk, dat hoe meer het
haar geknipt worde, hoe sterker het
aangroeit. Van de kleine jongens wordt
het haar kort geknipt zooveel het maar
kan. Men behoeft echter maar het
haar van kleine meisjes te zien, om
te begrijpen, dat het haar zeer goed
buiten geregeld en dikwijls knippen
kan. In zekere gevallen, wel is waar,
kan kort knippen zijn nut hebben;
maar over 't algemeen, door er eene
gewoonte van te maken doodt men het
haar. Dat is gebeurd. Laat het haar
zoo min mogelijk knippen, vooral als
een rijpe leeftijd is ingetreden. Laat
het op de behoorlijke lengte zooge
naamd punten".
Monsieur Jean Pader heeft in dit
opzicht ondervinding opgedaan, die
aan de Société des Sciences naturelles
te Nimes medegedeeld is. Hij heeft
met juistheid willen weten welken in
vloed het knippen op den haargroei
heeft.
Hij heeft waarnemingen gedaan op
het paard en op den mensch. Hij heeft
eene zekere hoeveelheid menschen- en
paardenhaar gekozen, dat gelijktijdig
tot aan den wortel geknipt was. De
einden van het haar, dat om de 14 da
gen geknipt werd, werden tegenover
die van het andere, dat als getuige
diende, uitgestrekt op karton geplakt,
om er de lengte van te kunen meten.
Deze proefneming werd vijfenzeventig
stelling kunuen vertellen, als het hier
medegedeelde niet reeds voldoende
ware om eenig denkbeeld te geven van
j de kostbare schatten hier verzameld.
J Ze stemmen me haast vijandig tegen
i de boekdrukkunst, die de kunst van
j verluchten en miniaturengedoodheeft,
j De prijzen der handschriften en mi-
I niaturen zijn moeilijk te schatten Zoo
I kocht niet lang geleden de bekende
uitgever Firmont-Didot een getijden
boek voor 15,500 frcs. en verkocht hij
het kort daarop aan een liefhebber
voor 25,000 frcs.
Daarbij komt nog dat van de meeste
op de tentoonstelling aanwezige ge
schriften en miniaturen de bewijzen
bestaan, dat zij voor koninklijke en
prinselijke families geteekend en ge
schreven zijn. Wanneer eens al die
werken hun lotgevallen konden verha
len, vóórdat zij in de veilige haven der
hofbibliotheek belandden, wat een in
teressante „Ex libris" zou dat zijn.
Lord Kitchener's proclamatie.
De proclamatie van lord Kitchener, bevelhebber er zich van voorstelt,
waarin de Boeren met allerlei maatre- Dit wordt krachtig uitgedrukt in bo-
gelen van geweld bedreigd worden in-venstaande teekening. Twee Boeren
dien zij zich niet overgeven zal op de komen aan de ruine van een door de
Boeren waarschijnlijk niet de uitwer- Engelschen verbrande hoeve, waar zij
king hebben, die de Engelsche opper- Kitchener's proclamatie aangeplakt
vinden.
Hoor. zegt een van beiden, hii zegt
dat, als wij ons niet overgeven,hij onze
hoeven zal laten verkoopen.
de stad ligt de ladderheuvel, welks
vesting met zijn geschut stad en haven
volkomen beheerscht: verder naar het
zuiden verheft zich een tweede ver
sterking.
Daar, waar de kusten toegankelijk
zijn. vindt men op elke hoogte sterke
batterijen, zoodat met de bezetting, die
600 man bedraagt, het eiland voldoen
de versterkt is. De gouverneur, die
het eiland uit naam der Engelsche re
geering bestuurt, woont op Plantati
on-house. Ten zuiden van de hoofd
stad, onmiddellijk bij het fort, bevindt
zich een heerlijk romantisch dal in
de rotsen, de zoogenaamde cricket-
ground, waarin zich een prachtige wa
terval stort. Het plateau in 't O. vormt
een vlakte van ongeveer 1 1/2 uur in
omtrek en draagt het landhuis Long-
wood met zijn bijgebouwen, wel be
kend als de verblijfplaats van Napo
leon I. die hier, het ongezondste deel
van het eiland, den 13en Juni 1821
overleed, na den 16en Oct. 1816 met het
schip de „Northumberland" op het
eiland te zijn geland. Longwood is
nu een boerderij met schuren en stal
len; in de kamer, waar de groote Kei
zer den laatsten adem uitblies, wordt
graan gedroogd en in die. waar zijn
lijk werd geplaatst, staan landbouw
werktuigen.
Het klimaat is vrij vochtig, doch
gezond en aangenaam, zoodat planten
uit alle werelddeelen. alsmede de
Europeesche huisdieren, er gedijen.
De laatste aardbeving had plaats in
1817, de derde sedert de ontdekking
een weinig minder gegroeid was dan
het andere, na zijn natuurlijken groei;
de gemeten lengte, hoewel soms de
zelfde, was over 't algemeen bij het
eerstgenoemde de minste.
Die ondervinding moge al geen af
doend bewijs zijn. omdat men op veel
uitgebreider schaal en op grooter aan
tal voorwerpen waarnemingen zou
moeten doen; men zou bij begrooting
de maat moeten kennen; ook is het
mogelijk, dat de kracht der haarwor
tels verschillend is en door onder
scheidene oorzaken afwisselend. Eene
juiste ondervinding er van op te doen
is moeilijk. Maar 't is voor ieder op
te merken, dat eindelijk de voortbren
gingskracht van den haarwortel uitge
put wordt, en dat het raadzaam is het
niet tot het uiterste te drijven. Laat
het haar knippen, omdat het moet,
maar met verstand, en een goed
eind boven den wortel.
Over het haar komt een medisch
tijdschrift met eene zonderlinge bewe
ring voor den dag, en wel betreffende
het „Engelsche liaar". Volgens die be
wering heeft rood haar het meeste
weerstandsvermogen. Bruine en blon
de menschen hebben veel meer kans
om hun haar vroeg te verliezen. Wij
kunnen ons daar niet mee vereenigen.
Het roode haar, zegt men, is grover
en biedt dus meer wederstand. Als wij
ons voor de aardigheid of uit afge
trokkenheid de haren uittrokken, zou
dit argument opgaan; maar het uit
vallen van het haar hangt niet af van
van zijn weerstandsvermogen bij het
afbreken, maar van de levenskracht
van den wortel. En tusschen den wor
tel van rood of bruin haar zal wel niet
veel verschil zijn.
Het volgende argument houdt mis
schien evenmin steek. Door zijne
dikte is er op het hoofd veel minder
rood haar noodig dan bruin. Gemid
deld zijn 30,000 haren voldoende om
het hoofd van een roodharige te be
dekken, terwijl een bruine er meer
dan het driedubbele, ongeveer 105,000,
voor noodig heeft. Dus, hoe minder
haren er bij een vierkanten millimeter
zijn, des te meer kans is er. Aat zij
zich goed houden.
Maar men zou er kunnen bijvoegen,
dat, als het driedubbele er is, er ook
kans is, dat. bij gelijke gezondheid,
de kale plekken minder zichtbaar zijn.
In alle gevallen hebben, volgens dat
Engelsche tijdschrift, de blonden en
bruinen de meeste haren. De statistiek
geeft hun tot 140,000 en zelfs 160,000.
Als de redeneering van dit tijdschrift
juist was, zouden de blonden en brui
nen hun haar lichter verliezen dan
de rooden. Dat zou nog bewezen moe
ten worden. Om de waarheid te zeg
gen, gelooven wij niet. dat de kleui-
in dat alles eene groote rol speelt.
Alles moet van de persoonlijke gezond
heid, van de erfelijkheid afhangen.
Wachten wij ons dit vraagstuk op tc
lossen, totdat eene goede statistiek ons
het aantal kaalhoofden, die rood,
bruin of blond haar gehad hebben,
aanwijst.
Vieweg gaf het gedicht uit en ver- Eenig is de collectie kerkboeken,
diende daaraan meer dan honderdmaal afkomstig van de aartshertogen van
den inkoopprijs, want het werk werd Oostenrijk, waaronder vooral uitblinkt
Van een Manuscript.
Goethe zond op zekeren dag een
verzegeld manuscript aan den boek
handelaar Vieweg, die destijds te Ber
lijn gevestigd was. Bij hetmanucript
was een brief van den volgenden in
houd
.Wanneer de Heer Vieweg mij voor
bijgaand verzegeld pakje niet onmid
dellijk 200 Friedrichs d'or kan toestaan,
moet hij het mij ongeopend terugzen
den".
De boekhandelaar aarzelde een of
twee dagen, maar eindelijk behield
zijne begeerte om het schrift te bezitten
de bovenhand. Hij zond het geld, de
enveloppe werd geopend en hij vond
het manuscript: „Hermann und Do
rothea."
telkens herdrukt.
Miniaturen.
De beroemde staatsiezaal van de Kei
zerlijke bibliotheek, waarin verleden
jaar de Gutenbergtentoonstelling is
gehouden, heeft dit jaar hare deuren
geopend voor een prachtige verzame-
meling van wel 400 van de kostbaar
ste miniatuuren afkomstig van Byzan
tijnen, Duitschers, Franschen, Vlamin
gen, Slaven en verschillende Ooster-
sche volken.
Zij bevat stukken van de 6e tot de
16e eeuw, dus uit een tijdvak van on
geveer 1000 jaren.
Bij het binnenkomen in de zaal ziet
men dadelijk vier overoude bladen met
illustraties, ontleend aan het eerste
boek (Genesis) van den Bijbel. De bi
bliotheek heeft 24 van die bladen in
haar bezit. Zij zijn met groote gouden
en zilveren Grieksche letters beschre
ven en versierd met prenten die ons
o. a. Adam en Eva in het paradijs,
Rebecca aan de bron en Jozef met de
vrouw van Potifar vertoonen. Niet
minder eerwaardig is de zoogenaamde
Dioskorideseen geïllustreerde be
schrijving van allerlei geneeskrach
tige kruiden en planten behelzende.
Dit werk, voor prinses Juliana, dochter
van keizerin Placidia, geschreven, is
een juweel van Byzantijnsche kunst
met veel goud en oud christelijke mo
tieven, zooals bijv, de prachtige pauw
in het blauw en goud met uitgespreiden
staart als het symbool van een lang
leven. Met het psalmboek van Karei
den Groote begint een collectie minia
turen uit het Carolingische tijdvak,
waarvan de voornaamste is het hand
schrift van Ottfried uit Weissenburg.
Daaraan sluiten zich de Duitsche mi
niaturen aan met relegieuse taal en
natuurkundige boeken, waaronder een
mystieke voorstelling van den „godde-
lijken" wijngaard.
Voorts een codex behelzende Alle-
mansch volksrecht met een miniatuur
portret van den vorst op gouden grond;
verder spreuken en gedichten, waar
onder een geheeten „De sterke Renne-
hart", geïllustreerd door Thurheim, en
afkomstig van een middeleeuwschen
prins van Oranje; en ten slotte een
geïllustreerd werk over de muziek uit
de 12e eeuw.
de handbijbel van keizer Maximiliaan.
waar in de verschillende aanvangs
letters of initialen de levensloop van
den echtgenoot van Maria van Bour-
gondië is afgebeeld. De Slavische mi
niatuurkunst is eveneens in deze ten
toonstelling rijk vertegenwoordigd. Als
het mooiste hiervan geldt de groote
bijbel van koning Wenzel IV van Bo-
heme. Er is veel uit de Fransche school
uit de 14e en 15e eeuw. Deze is vooral
sterk in het versieren van beroemde
ridderromans, zooals van den beken
den Roman de la Rose. Het mooiste
van deze afdeeling zijn echter de mi
niatuuren en kleurige teekeningen,
voorkomende in den roman van Koning
René van Provence Coeur d'amours
épris, door 's konings hofschilder
Barthlémy de Clerc. Verder zien wij
hier het getijdeboek in den vorm van
een luik-altaar van Philips van Bour-
gondië, het kerkboek van Karei V, dat
de sporen van veelvoudig gebruik ver
toont, een van Ferdinand van Arragon
en een van Galearro Visconti, hertog
van Milaan, gebonden in zwart per
kament met gouden en zilveren letters
en figuurtjes opgouden achtergrond.
Het hoofdwerk der Italiaansche school
is een geïllustreerde bijbel, bestemd j
voor den Hongaarschen koning Mathias
Corvinus, en een boek behelzende de
verheerlijking van den tocht van Karei
V naar Tunis, verlucht met miniaturen
van d'Acoli.
Dan' wordt de tentoonstelling nog
opgeluisterd door eenige collectie Oos-
tersche miniaturen. Daar lijkt ieder
vel of blad wel een Oostersch tapijt
vol krullen en halen, die letters zijn,
maar voor ons er uitzien als prachtige
bonte patronen. Verder aanschouwen
tvij er gestalten en ornamenten, die
van onuitputtelijke fantaisie en kleu
renmengeling getuigen.
Uit den catalogus lezen wij hoe Mo-
hamed Dsjenderedsji Zadi een aantal
mooie miniaturen verzameld heeft en
deze aan sultan Moerad III (1546-1595)
heeft aangeboden. Het zijn meestal
bladen uit de 15e en 16e eeuw, waar
aan sultans, emirs, prinsen en vooral
Persischekunstenaars gewerkt hebben.
Die prachtige arabesken en figuren
hebben gediend om dichters als Saadi,
Hafiz, Firdoesi en anderen te il-
lustreeren
Nog lang zou ik over die tentoon-
Frederik de Groote op reis.
Gedurende zijn geheele leven heeft
Frederik de Groote zich slechts van
één reiskoets bediend. Het gebeurde
natuurlijk enkele malen, dat dit voer
tuig dringend reparatie behoefde, maar
als men dat den vorst aan het verstand
brengen wilde, begon hjj te mopperen
over onnoodige uitgaven., zoodat ten
slotte de herstellingen maar zonder
zijn voorkennis uitgevoerd moesten
worden. Zijn koets, had hij zich in 't
hoofd gezet, was voortreffelijk, want
meer dan dertig jaren had hij ze in ge
bruik en nog nooit had de rijtuigma
ker er een cent aan verdiend. Dat de
ze reiskoets overigens tegen een stootje
kon, blijkt daaruit, dat de koning er
altijd mede op reis ging en er dikwijls
20 tot 25 Duitsche mijlen per dag in
aflegde. Er waren 12 boerenpaarden
voorgespannen. Het rijtuig werd slechts
gevolgd door twee pages te paard en
door een ander rijtuig met zes paar
den.
Het gebeurde eens, dat de koetsier
met het rijtuig in een kuil van den
weg reed; gelukkigerwijze bleef Frede
rik ongedeerd, maar hij stormde niet
temin woedend op den koetsier los met
zijn stok in de opgeheven hand. De
koetsier behield zijn tegenwoordigheid
van geest en riep hem toe: Heeft
Uwe Majesteit nog nooit een veldslag
verloren? De koning moest onwillekeu-
•ig om deze vergelijking lachen en ge
kalmeerd stapte hij in zijn koets om
de reis verder voort te zetten.
Kinderen die vroeg konden
spreken.
Het kind van Richard en Fanny
Cleveland (kleurlinge^ wonende no.
17, Shore Street, Nashville, de hoofd
stad van Tennessee, (dat al begon te
praten, toen het weinig meer dan eene
week oud was) heeft tal van bezoekei'9
in verbazing gebracht, die zich kwa
men overtuigen van de waarheid, dat
het op den leeftijd van drie maanden
duidelijk sprak. Het kind is een meisje
en verschilt van andere kinderen in
niets anders dan dat het zoo duidelijk
kan spreken en verstaan wordt als
een volwassen mensch.
In 1890 heeft Barnum een dergelijk
wonderkind vertoond, Zuella Granes
genaamd het dochtertje van den
predikant J. C. Granes dat op den
leeftijd van drie maanden duidelijk
verstaanbaar sprak, tot verbazing van
allen, die haar hoorden.
Darwin zegt in zijne waarnemingen
van een kind, dat het zes-en-veertig
dagen oud geluidjes als van pret,
voortbrengt^ 113 dagen oud poogt het
klanken na te bootsen. Op den leeftijd
van vijf en eene halve maand vormt
het den klank .da".
Christïaan Heinecker, den 6den Fe
bruari 1721 te Lubeck geboren, kon,
toen hij tien maanden oud was, spre
ken en elk woord, dat men hem voor-
Schetsen van DEKA.
Schoolleven.
'k Kan 't niet helpen, maar ik vond
de oude school veel poëtischer. Je voel
de meer dan nu een band tusschen jou
en je meester; hij stelde meer belang
in jou kleinigheden en jij weer in de
zijne.
Nou wonen de onderwijzers van
mijn kinderen in heel verre wijken
van de groote stad, alleen het hoofd i
van de school weet waar; toen kwam
je bij liern aan huis je onderwijs ont
vangen, en als je later wijs en groot
geworden langs dat oude huis ging,
waar in sierlijke letters nevens den
naam de bijvoeging ..Instituteur" te
lezen was, dan voelde je iets van wer-
kelijken eerbied en hartelijke sympa
thie.
'i Kon ook niet anders. Je wist hoe
meester in zijn huis-kamer en zijn
mooie kamer zat, want in de eerste 1
kamer kwam je geregeld of ongere
geld, naarmate je gemoedsgesteldheid
het meebracht, als je Woensdags- en
Zaterdagsmiddags de regels moest la
ten zien. die je in een nè-zitting had
te schrijven. Weer krijg ik een tril
ling van eerbied als ik er aan denk,
hoe ik de trappen van het nu stille
schoolgebouw afdaal en beneden in de
gang aanklop aan de kamerdeur. Dan
kwam je binnen, eenigszins met je fi
guur verlegen, en liep naar meester
toe, die met zijn vrouw en twee doch
ters aan de koffietafel zat. Hij con
stateerde de reeks van boetvaardige
betuigingen zoo iets van honderd
maal: „Ik zal voortaan oplettend zijn
en mijne speelschheia afleggen!" en
als 't uitkwam mocht je na eenige be
nauwing vertrekken. In de voorka
mer verscheen je nooit alleen, maar
wel bij plechtige gelegenheden in ge
zelschap van je vader of moeder. Want
als 't Nieuwsjaarsdag was of als
meester zelf een jaar ouder was gewor
den, dan ontving hij in de mooie voor
kamer zittende, met veel minzaamheid
en statigheid de gelukwenschen van
ouders en scholieren. Tot zelfs wat
hij at wist je zoo ongeveer, 's Mor
gens waren wij vaak in een kringetje
vereenigd om den wagen van den
groenteboer, niet zoozeer omdat wij
belangstelden in de onderhandelingen
tusschen koopman en dienstmeid, dan
wel om der wille van de blozende ap
pels op den wagen. En zoo hoorde je
of het spinazie of sla zou wezen. En
's middags als 't in school wat verve
lend en suf begon te worden, omdat
't zoo lang duurde, kon je zoo lekker
opgewekt worden door den heerlijken
reuk van sappig gebraad uit de keu
ken. Die diende ('t zij tusschen twee
haakjes gezegd, omdat meester er niets
van afwist) ons tevens tot arsenaal.
De dienstmeid had zich bij vriend
schappelijke overeenkomst verbonden
voor ons te bewaren een zeer schoone
verzameling einden hout en bamboe,
dienende om na afloop van menigen
schooltijd de volgelingen van een na
burige onderwijs-inrichting tot den
aftocht te dwingen.
Dit zijn nu echter maar van die bij
komstigheden; hoofdzaak van mijn
betoog was te wijzen op de meerdere
innigheid van den omgang tusschen
meester en leerling, en daarvan wou
ik een kleine illustratie geven.
't Was een paar dagen voordat het
schoolfeest zou gegeven worden ter
eere van 's meesters verjaardag en
op een Zaterdag. Nog zie ik hem zit
ten, de oude krasse man voor zijn
hoogen lessenaar. Voor zich openge
slagen lag de Bijbel. Ik weet niet
meer welken tekst hij had gekozen,
maar hij sprak zoo smartelijk lang
zaam en zoo ontroerd, dat wij als bij
ingeving begrepen, dat meester het
had over zijne vrouw, die al sinds een
paar dagen ongesteld was.
Dat gaf eene groote teleurstelling
vooral en voornamelijk dat spreekt
van zelf om het schoolfeest kinde
ren zijn zoo. Maar toch ook dachten
zij aan de juffrouw, de vriendelijke
dikke juffrouw, die zoo'n goede twee
de moeder voor ons placht te wezen.
Als je hoofdpijn had, of je blesseerde
je vinger, of je kreeg een neusbloeding,
dan leidde meester je steeds behoed
zaam en zorgelijk naar beneden, en
liet je over aan haar. En och, dan
was het zoo gauw over. Ik geloof dat
zij een erg eenvoudige vrouw was.
heelemaal niet in knapheid wedijve
rend met meester, maar van die din
gen had ze toch prachtig verstand. In
'n oogenblik was je ziekte verdwenen,
of werd de wond zóó goed verbonden
dat ze al haast geheeld was. Moest
er wat gevraagd worden aan meester,
dan ging je ook het eerst naar haar
toe. Zij was onze diplomaat, en vorm
de om zoo te zeggen een geleidelijken
overgang met meester, die heel geducht
kon zijn.
Den Zondag brachten wij in eenige
ongerustheid door voor ons school
feestje. Want als 't Maandag niet be
ter was, zou er Dinsdag heel zeker
niets van kunnen komen. Je hart
weende erbij, als je er aan dacht. Geen
witte handschoenen en gefriseerde
meisjeslokken, geen limonade en taar
tjes, geen poppenkast en geen bal
Maar daar het feestje in huis was
kón het nu eenmaal niet. Wij begre
pen het levendig, maar betreurden
het diep.
's Maandags kwam meester heel
bleek binnen; 't scheen wel of hij sedert
Zaterdag grijzer was geworden. In
de klassen heerschte een eerbiedige
stilte, toen hij vertelde dat er tot zijn
spijt Dinsdag niets van kon komen,
't Was, zeide hij en zijne stem klonk
vreemd gedwongen, haast heesch, 't
was erger geworden, dan zelfs de dok
ter had verwacht, 't Feestje zou la
ter wel worden gegeven, maar van
daag en morgen moesten wij vooral
héél stil zijn. Rust had de dokter
vooral geboden. Dat was 'n groote
teleurstelling, het spreekt van zelf,
maar toch hebben de meeste jongens
dien dag, ik ben er verzekerd van.
ook met. wat pijn gedacht aan de juf
frouw,- die zoo erg lag.
Daar zijn van die voorvallen die in
je geheugen gegrift blijven nog vele
jaren later. Zoo.ook \an dezen dag.
Heel stil gingen de uren voorbij.
Beneden was de schel omwonden, en
in den loop van den dag werden er
karren zand voor het huis uitgestort,
zoodat het rijden de zieke niet kon sto
ren.
Beneden werd heel zacht en fluis
terend gesproken, en de voetstappen
hoorde je haast niet. Om elf uur
bracht de meid aan den ondermeester
zijn gebruikelijk kop koffie, en met
ontroering constateerden wij dat haar
oogen zoo rood waren. Toen de on
dermeester deelnemend vroeg hoe het
beneden ging, antwoordde zij niet,
maar ze barstte opeens in snikken uit.
en met het boezelaar voor het gezicht
ging ze heen. Een was er maar dien
ochtend, die bleef mopperen over het
niet-doorgaan van het schoolfeestje,
't Was een groote sterke slungel, die
nogal ontzag onder ons had door zijn
groffe knuisten, maar voor wien wij
anders een diepe minachting hadden,
want in alles was hij even dom en
brutaal. Dat voel je ook wel als jon
gen.
's Morgens kwam meester nog voort
durend boven, maar na den middag
zagen wij hem niet meer, en moest de
ondermeester toezicht blijven houden.
Even moest die weg omdat hem iemand
kwam spreken, en hij verzocht ons
ernstig maar vriendelijk van zijne af
wezigheid geen misbruik te maken.
Hij vertrouwde dat hij ons woord had.
Eenige minuten krasten dan ook de
'griffels heel vlijtig over de leien, maar
toen stak de slungel opeens zijn kop
op, en begon op luiden, onbeschoften
toon te beweren dat 't zoo maar niet
ging. Toen hij op school kwam had
den zijn ouders met den „oude" geac
cordeerd dat 't zóó en zóóveel zou kos-
ten.en dat daarbij inbegrepen was een
jaarlijksch schoolfeest. En nou moest
de oude niet denken dat hij hun kon
beetnemen. Hij zou eens duidelijk la
ten hooren dat 't hem geen haar kon
schelen! enz. enz.
Walgelijker taal uit een jongens
mond heb ik zelden gehoord, en toen
de jongen eenige oogenblikken later
met zijn liniaal een roffel ging slaan
op de bank sloeg het hart mij in de
j keel. Ook de anderen zagen als ver
pletterd door zóóveel snoodheid toe.
i Een riep er:: „Hou je bek!" en toen
kwam juist de ondermeester binnen.
Die zei niets, maar hij keek de klas9e
even rond, en schudde teleurgesteld
het hoofd. Je kon zien dat het hem erg
speet, dat er nu tóch wat was voorge
vallen in zijn afwezigheid. De smaad
drukte op de geheele klasse, en wij
konden toch onzen kameraad niet ver
klikken. Echter, wij hebben ons ge
wroken; want zonder afspraak dat ver
zeker ik je plechtig hebben wij hem
dien middag buiten op straat een
eindje van school af te zamen en
in vereeniging zóó ongenadig afge
ranseld dat hij huilend en woedend
naar huis stoof.
De ondermeester glimlachte den
volgenden dag fijntjes, toen hij op
iemands voorhoofd een groote buil
waarnam.
De juffrouw is goddank weer beter
geworden.