uhriek voor Dames.
Eene bomoepathisclie geneeswijze.
ALLERLEI.
eide, nazeggen. - toen twaalf
laanden was, kon hij de voornaamste
ebeurtenissen van de vijf eerste boe-
en van den Bijbel verhalen.
Een eigenaardige courant.
In eenige krankzinnigengestichten
Engeland is men op het eigenaardig
enkbeeld gekomen om de daarin ver
leegden zelf een courant te doen
ihrijven. Dat schijnt hun goed te
oen. En de artsen verzekeren, dat
kostbare openbaringen danken aan
ie mededeelingen, welke hun veroorlo-
:n betere middelen aan te wenden
n de zieken te genezen.
|Zoo weigerde een krankzinnige b.v.
■paaldelijk om te eten. Men haalde
mi tot schrijven over en daardoor
•mam men, dat de reden van zijn
et willen eten om oorzaken, die hij
t hiertoe had verborgen gehouden,
as, dat hij zichzelf hield voor een
hira. ,,lk wensch," dus schreef deze
ïgelukkige, wiens stokpaardje men
t hiertoe niet had kunnen ontdekken,
lat men mij zoo gauw mogelijk be-
aaft, want reeds te lang loop ik met
ijn koud lichaam rond." Men ver-
rgde hem sedert dien tijd overeen-
imstig die gedachten.
In een van dergelijke couranten
•eft een Engelsch journalist buiten-
iwone berichten geopenbaard. Zoo
hreef b.v. een krankzinnige: ,,Voor
troon, dien ik niet wensch te
lemen, vraagt men een keizer of een
ming, die goed op de hoogte dei-
ken is. De Czaar van Rusland be-
left niet op deze annonce te ant
iorden."
Een ander, die de manier had allerlei
ngen te verzamelen, wiens handen
tijd vol prullen waren en de zakken
(gepropt met vodden, vroeg in vollen
nst het volgende prospectus te willen
luemen: „Mijnheer R. wenscht af-
ind te doen van eenige merkwaar-
gheden, die hij op zijn talrijke reizen
ndom de wereld heeft verzameld,
ider andere zeldzaamheden biedt
den liefhebbers aaneen horloge
it een maanbewoner heeft toebehoord
dat naar de zon is geregeld; een
ot zoo groot als een meloende
uifdoos van Mahomedeen bevroren
im uit den berg Etna.
Iemand, die aan neerslachtigheid
3d, deelde als een zeer interessant
val mede, dat hij ziel noch hersenen,
ch leven in de aderen had, geen
enderen in zijn vleesch, ja, in het
heel niets in zijn lichaam.
Een ander zegt, dat het verhaal,
t hij gaat vertellen, lang zal zijn,
mt hij heeft vijf duizend jaar ge-
fd en al de planeten, die in de
imte zich bew egen, bezocht. Na een
was hij in de maan beland, terwijl
n lichaam als een elastieken bal
s opgesprongen. Daar buigt een
n-wereldlijk dier zich voor hemneer,
dt zich als gids aan, zoodat hij op
n rug gezeten op zijn gemak de
r van den nacht kan onderzoeken,
lar het monsterachtige dier, plotse-
g zijn plicht vergetend, bindt een
•echt aan met een mastodont en de
inkzinnige grijpt een arend, die
n juist wil voorbijvliegen, bij den
it en vliegt met hem weg.
luiten de gestichten komen natuur-
deze couranten weinig of niet.
SARAH BERNHARDT.
leestelijk, zedelijk zoowel als phy-
is Sarah Bernhardt een van de
rkwaardigste wouwen van haar
lehoudens een weinig tegenspoed
begin, is haar loopbaan één groote
tmf geweest. Zij heeft zwaarder
'k gehad dan eenige andere vrouw
daarbij het geheim gevonden van
eeuwige jeugd.
aar gelaat blijft altijd even schoon
houding vol gratie, haar ver-
ijning is in één woord dichterlijk,
heeft wonderschoone saffieroogen,
bij iedere emotie vonkjes afwer
en niet het minst aantrekkelijk is
r overvloed van roodblond haar.
is een genot hare stem te hooren,
en daarmee weet zij al de harten
haar toehoorders te veroveren.
„La Dame aux Camelia's" is haar
'vensscène zoo aangrijpend, dat
1 vrouw haar met droge oogen
bijwonen.
en zegt, dat zij haar rol studeerde
het sterfbed van teringlijderessen,
en tijd lang was zij zoo buitenge-
n mager, dat zij in humoristische
len als c'aricatuur voorkwam. La-
kreeg haar figuur weer die gratie
(evalligheid, die haar nu eigen is.
irah leeft geregeld, ontbijt op bed
koffie en brood, luncht oin twaalf
en eet precies te zes uur. Minder
roudig dan de eerste maaltijden
aar souper, nadat het werk is af-
open.
ij kan slapen wanneer zij wil, even-
napoleon en de moderne ongesteld-
I, de slapeloosheid, is voor haar
ekend, maar zeldzaam slaapt zij
;er dan vijf uur achtereen. Zij
flt van frissche lucht, en bloemen
haar een levensbehoefte. Rozen
orchideeën zijn haar lievelings-
men.
j, die in haar omgeving leven,
rdeeren haar goed hart; zij regeert
liefde, hetgeen in een vrouw al-
het meest aantrekkelijke is.
YVETTE GUILBERT.
ïn niet minder beroemde vrouw,
1 eenc beroemdheid van jongeren
datum is Yvette Guilbert. Wanneer zij
zingt liggen de vex-wende kinderen der
weeldestad bij uitnemendheid, aan
haar voeten.
Zij werd geboren in een dorp in
Normandië. Zij was de dochter van
een welgesteld koopman. Nadat haar
vader gestorven was kwam de tegen
spoed, met moeite hield zij zich met
haar moeder finantiëel staande; toen
hielpen eenige goede vrienden haar
aan een betrekking in een Parijsch
manufacturenmagazijn, doch daar
bracht zij een moeilijken tijd door;
het werk boeide haar niet; het loon
was gering, zoodat zij met haar moe
der tegen armoede kampte en haar
gezondheid leed daaronder.
Toen dacht zij er over haar dikwijls
geprezen zang productief te maken.
Zij ging een paar sterren hooren en
kreeg toen als 't ware een ingeving,
dat zij 't ook eens zoo mooi, zoo niet
nog mooier zou kunnen doen. Zij nam
lessen in het declameeren en al spoe-
dig kwam zij gelukkig thuis met een
engagement voor een maand. Toen
zij eens gezongen had voor een audito
rium van journalisten, artiesten en
verschillende andere goede beoordee
laars, was haar succes zoo groot, dat
zij er bevreesd voor was. Sinds dien
tijd is fortuin haar steeds gunstig ge
zind en zij klimt geleidelijk maar ze
ker steeds hooger op de ladder van
roem.
Haar kunst is hoog en edel. Zij zingt
de gedichten van Bandelaire en Rol-
linat met een gevoel, dat iederen toe
hoorder doet meeleven.
Zij is in één woord een van die be
voorrechte wezens, die in staat zijn
door hun kunst, zelfs den meest onge-
voeligen mensch wakker te schudden
uit zijn doffen toestand van apathie.
Naar het Engelsch
van E. C. PHILLIPS.
„Heb je nog visite gehad vandaag?"
„Neen."
„Is Mevrouw Westbrook er dan niet
geweest?"
„Neen."
„Had zij niet gezegd, dat zij komen
zou?"
...fa, maar zij is niet gekomen, zeker
om den regen."
„Jij bent dus zeker ook niet uitge
weest?"
„Neen, ik heb zitten lezen."
„Ja, ja, jij amuseert je altijd, ook al
ben je alleen!"
Zij onder-drukte een zucht, ging naar
het venster en keerde een lat van de
jaloezie om, zoodat zij naai' buitexx in
de donkere, stille straat kon. kijken.
Eigenlijk had zij grooten zin een vaas
of iets anders op te nemen en op den
grond kapot te gooien, maar daar be
merkte haar man niets van. Hij stopte
zijn pijpje, zette zijne voeten op den
rand van den haard om ze te wannen
en ging door met zijn gesprek.
„Ik heb vanmorgen op het kantoor
aan Tommy geschreven."
„Zoo, en wat heb je hem geant
woord?"
„Ik heb hem geschreven, dat ik er
van overtuigd was. dat er niets op
de school was aan te merken, en dat
hij verder zijn klachten maar thuis
moest houden. Zulke jongens zijn ook
nergens tevreden en het zou alweer
heel wat kosten met zich brengen hem
ei'gens anders heen te sturen; hij zou
weer allemaal nieuwe boeken moeten
hebben."
„Zoo. denk je dat?"
„Wel zeker; geen twee scholen ge
bruiken ooit dezelfde boeken. Wat is er
toch voor bijzonders te zien op straat?"
„Niets. Wou je liever, dat ik ging
zitten?"
„Ja, dat is veel gezelligei-."
„Best-, man, ik zal het doen."
Zij zette zich neer op een stoel, vlak
bij de lamp, die op het groene tafel
kleed stond. Hoe dikwijls had zij daar
al een heelen avond gezeten, kijkende
naar haar mans pantoffels en naar de
rookwolkjes, die hij uit zijn pijp blies?
Ontelbare malen, dat was zeker. En nu
aanstonds zou hij de pijp uit zijn mond
nemen en met een tevreden glimlachje
opmerken, dat het een gezellige kamer
was en dat de huur al bijzonder laag
was voor de mooiste buurt van Croy
don. Zij kende het programma voor
den avond uit haar hoofd. Wat een ver
schil met vroeger, toen zii hare avon
den in den schouwburg doorbracht en
de opwinding van een tooneelspeel-
stersleven alle idee aan verveling uit
hare gedachten bande! Het leek haar
wel een eeuw geleden, de tijd. dat Ge
orge er in hare oogen romantisch uit
zag en dat de woorden „een gezellig
eigen thuis" haar als zoete muziek in
de ooren klonken! Maar Tommy, haar
zoontje, was nog pas twaalf jaar. Foei,
wat was het alles vervelend, zoo ake
lig gewoon!
Zij kon dien nacht niet slapen; hare
geheele ziel was in opstand tegen haar
lot. Heimwee naar haar vroeger leven
en een walg van het deftig-burgerlijke
van haar tegenwoordig bestaan ver
vulden haar. evenals jaren geleden,
toen de eerste nieuwheid van hun hu
welijksleven af was. Toen echter was
die stemming voorbijgegaan, haar jon
gen was geboren, en dat had aan hare
gedachten een geheel andere richting
gegeven. Maar nu was Tommy op een
kostschool tc Brighton, en zij was. be
halve gedurende zijne vacanties, weer
den geheelen dag alleen, net als in het
begin van hun huwelijk.
Zij kon niet slapen; zij za~ hoe het
daglicht langzamerhand door de gor
dijnen begon heen te dringen en de be
kende meubels van het slaapvertrek
zichtbaar maakte. Voor George verte
genwoordigde elk stuk eene geschiede
nis, die hij telkens niet trots verhaald'e,
Hoe en waar en voor hoe weinig geld
het gekocht was, en hoe blij hij was,
als het geschikt en mooi bleek te zijn,
dat wist hij nog precies; maar wat kon
dat alles haar schelen!
Zoo stond er bijvoorbeeld op hun
ontbijttafel een botervlootje» dat ze
ven-en-een-halve shilling had gekost,
en toen George den volgenden morgen
om acht uur beneden kwam, merkte hij
op, zooals hij stellig driemaal per week
deed, dat hij blij was, dat zij het had
den gekocht, ofschoon het hun toen
ter tijd heel duur was voorgekomen.
„Zoo'n verschil iu pi*ijs voel je al
leen op het oogenblik als je iets koopt;
maar het genot van iets moois in je be
zit te hebben blijft altijd, niet waar
vrouw?"
„Ja, dat is volkomen waar," was het
antwoord.
Zij bedacht ondertusschen, dat zij na
dezen morgen nooit meer naar dat bo-
tervlootje zou kijken en nooit meer in
die sombere slaapkamer wakker lig
gen, of snikken van verveling en er
gernis, als zij alleen in de huiskamer
zat. Zij was tot het besluit gekomen er
een eind aan te maken en haai* oude j
leven weer op te vatten. Na dit ontbijt
zou George haar nooit meer zien. Al9
hij van zijn kantoor terugkwam, zou
zij al weg wezen.
Hij zou haar niet erg missen, en zij,
wel zij zou vrij zijn. O, welk een ge
not zou dat wezen! Zij pasten in het
geheel niet bij elkaar, dat was van het
begin af aan zoo geweest. Hij kon niet
erg bedroefd zijn over haar heengaan.
Eerst zou het hem wat vreemd, mis
schien ook wel wat onpleizierig wezen, j
maar dat zou gauw voorbijgaan en
dan zou hij op zijn gewone sukkeldraf
je door het leven gaan, precies even
tevreden en blij als nu.
Hij gaf haar een kus en ging heen
met zijn courant onder den arm en met
het air van gewichtige drukte over zich
dat zij zoo akelig goed kende. Toen
zijne lippen haar wang aanraakten,
werd haar besluit even aan het wan
kelen gebracht, maar dat was maar
voor een oogenblik.
Toen hij de voordeur achter zich had
toegetrokken, ging zij naar haar slaap
kamer om haar koffertje te pakken.
Daar was zij juist mede bezig, toen de
meid kwam vragen wat er gegeten
moest worden. Zij zeide eerst, dat zij
uitging en op het etensuur niet thuis
zou wezen, maar toen de meid al op het
punt stond weg te gaan, bedacht zij,
dat George er 'toch wel zou wezen, en
gaf zij gauw hare orders voor zijn mid
dagmaal.
Toen. zij aan het station aankwam,
hoorde zi j. dat er over vijf minuten een
trein naar Londen zou vertrekken. Zij
nam een biljet derde klasse, want
spaarzaamheid was het eerste, dat zij
haar nieuwe leven begon. Zij wachtte
met koortsachtig ongeduld op de
komst van den trein; zij was bang, dat
in acht zou moeten nemen, als zij
er op het laatst nog iets zou gebeuren,
dat. haar plan in deugen zou doen val
len en haar noodzaken te blijven, en
lachte tegelijkertijd toch zelf om die
vrees.
Precies op tijd stoomde de trein het
station binnen en met een zucht van
verlichting stapte zij in een coupé. Zij
zat er niet alleen in; in een hoekje zag
zij nog iemand, een jongen, zitten. Dat
speet haar wel een beetje, maar zij had
het toch nog veel erger kunnen tref
fen; zij had bijvoorbeeld in een wag
gon kunnen zitten met kennissen, die
haar lastig vielen met allerlei vragen
en vervelende, onbeduidende praatjes.
„Maar wat zou er toch met dien jon
gen zijn?" dacht zij bij zichzelf, en zij
keek eens naar hem, want zij bemerkte,
dat hij allerlei bewegingen maakte en
zich letterlijk in bochten wrong om
zijn gezicht voor hare blikken te ver-
bergen. Goede hemel, het was Tommy!
„Tommy," vroeg zij streng, „wat be-
teekent dat?"
Hij schreide niet, maar keek haar
uitdagend aan.
„Ikikloop weg van school,
moeder," zei hij. „En waar gaat u
heen?"
„Wou je wegloopen van school?" her-
haalde zij. „Maar jongen, wou je ons
dat. verdriet aandoen?"
„Het is er zoo akelig, ik kan het er
niet uithouden," hernam hij; „ik ben
op weg naar Londen en ik word
scheepsjongen. En moet ik nu weer
terug?"
Bij die vraag moest zij lachen, maai
de lach eindigde in een snik. Hunne
ontmoeting had tegelijkertijd iets ko
misch en iets heel tragisch in zich.
„Je behoeft niet bang voor mij te
wezen," fluisterde zij. „Wat is er ge
beurd jongen, dat je het zoo heel ake
lig vindt op school? Toe, vertel het mij
maar."
„Het is er een ellendige boel," her
nam hij, „en ik heb altijd gevraagd
om ergens anders heen te mogen gaan,
maar vader en u woudt het nooit heb
ben. Ik was al lang van plan weg te
loopen, maar nu vanmorgen heeft
mijnheer Barnett vaders brief voorge
lezen in de klas en toen moest ik bij
hem komen en kreeg ik een uitbrander.
Nu maak ik er een eind aan, ziet u, en
ga ik naar zee!"
Zij ging naast hem zitten, sloeg haar
arm om hem heen, kustte hem en leg
de zijn hoofd op haar schouder.
„Wij moeten ons allen wel eens
schikken in iets, dat wij onpleizierig
vinden. Tommy," zei ze. ..vader en ik
ook. Maar dan loopen wij niet weg,
ventje, dat doen alleen lafaards; moe
dige menschen dragen het met een
vroolijk gezicht."
„Doet u dat ook, moeder?" vroeg hij.
„Maar als dat zoo gaat bij mijnheer
Barnett, dan zullen wij je ergens an
ders heen zien te sturen," vervolgde
zij, zonder een antwoord te geven, „of
mischien krijg je wel les in huis."
De trein stoomde intusschen in volle
vaart verder, maai- nog veel sneller
volgden de gedachten elkander op in
hare ziel. Zij en haai* jongen, zij wilden
beiden wegloopen; waren Aun beider
plannen voor de toekomst soms even
dwaas en misschien hunne grieven
even ingebeeld? Zij wist het niet en zij
kon dat niet gauw beslissen; maar nog
nooit in haar leven had zi j zich zoo diep
geschaamd als nu.
Zij zwegen beiden een pooslang:
Tommy zat ook na te denken en keek
van iijd tot tijd steelsgewijze naar
moeders gezicht, dat zoo heel ernstig
stond.
„Als ik weer naar Brighton terug
moet," zeide hij opeens, „dan zal ik
er harder van langs krijgen dan ooit.
„Neen, jongen, je hoeft ook niet weer
terug," beloofde zij. „Wij zullen samen
eerst ergens gezellig gaan koffiedrin
ken en dan gaan wij naar huis en be
spreken alles met je vader. O, Tommy,
ik ben niets boos op je. Maar ik ben
alleen heel blij, dat wij in denzelfden
wagen zijn komen te zitten."
De wieg van Parijs.
Waar de reuzenbouw van de prach
tige Gothische Notre Dame-kerk de Sei
ne overschaduwt, is de wieg van Pa
rijs. Het is het ..lie de la Cité," waar
vele eeuwen geleden een Gallische
volksstam zich metterwoon vestigde
als visschers en schippers. Parijs heet
te toen Loutouhesi (slijkstad). een
naam die door de Romeinen in Lutetia
Parisiorum werd veranderd.
Reeds ten tijde van Julius Caesar,
die haar Oppidum, d.i. stad, noemt,
moet Parijs een belangrijke plaats zijn
geweest, schoon het zich niet verder
dan tot dit lie de la Cité uitstrekte.
In den tijd van de Merovingers werd
alhier een Notre Dame-kerk gesticht.
Noodlottig waren de strooptochten j
door de Noormannen, ook naar Parijs
ondernomen, in de 9de eeuw, doch on- j
der de Capetingers kwam de stad weer
tot bloei en een belegering door den
Duitschen keizer Otto II in 978 kon zij
afslaan.
Een verdedigingsstelsel van Parijs,
reeds in 906 begonnen, werd in 1362
door Karei V voltooid, waarna Karei
VI het nog uitbreidde en o.a. de Bastil
le bouwen liet.
Langzamerhand begon Parijs met
zulk een invloed over Frankrijk te
heerschen, dat men de historie van
Parijs tevens de historie van Frank-
j rijk kan noemen, wat vooral in het
tijdperk van de onwenteling zéér be-
j slist het geval is.
Het mooie Parijs van thans is echter
eerst ontstaan onder de regeering van
Napoleon III, toen de bekende prefect
Hauszmann, met opoffering van enor
me sommen, duizenden oude huizen
liet wegbreken en de breede boulevards
met hun paleizen van -hans aanleggen.
De Notre Dame, die de hoofdkerk
van Parijs is, dagteekent uit de twaalf
de eeuw. Zij is gebouwd in den vorm
van een Latijnsch kruis, 120 M. lang.
45 M. breed en 30 M. hoog. De beide
onvoltooid gebleven torens hebben een
hoogte van 65 M. In den zuidelijken
toren hangt de groote klok Bourdon,
320 centenaar, die door 16 man moet
worden in beweging gebracht. Inwen
dig, om het koor, vindt men 32 kapel
len met schilderijen en grafmonumen
ten; het schip en het koor worden door
120 pilaren van de zijgewelven geschei
den.
Schapen als lastdieren.
I11 die noordelijke streken van
Indië zijn de padtem over de Hima
laya zóó steil, dat de schapen, die
vaster op hunne pooien- staan dan
grooter dieren, gebruikt worden
om lasten te dragenDe vracht voor
elk schaap is van 16 tot 20 pond.
De schapen word'en nog vol in. de
wol van het eene dorp naar het an
dere gedreven, en in elk dorp
scheert de boer zooveel wol af, als
hij daar kan verkoopen. en belaadt
het schaap met het graan, dial hij
er voor in ruil krijgt.. Nadat zijne
kudde geschoren, is. keert 'hij met
het gekochte graan, waarvan elk
schaap een zak op dien rug draagt,
huiswaarts.
De benamingen van den
mensch.
De Egypienarem noemen de men
schen een met rede begaafd dier
Mozes neemt ze een evenbeeld
GodsAeschylus noemt den Zoon
dór aarde een kind. van den dag
Sophocles een beeld1Plotinus den
heer van al het goede Socrates een
kleinen God Homerus een ter aar
de vallend! blad eens booms Sha
kespeare de schaduw eens drooms;
Job den zoon der stof fa; Philemon
de aanleiding der ellendeHero
dotus de ellende zelfSchleierma-
cher den geest- der aarde Jean
Paul een half-God Schiller den
heer der natuurGoethe den klei
nen God der wereld Seume noem
de hem de- grootste mate van tegen
strijdigheid Cicero het vernuftige
dier; Plato het mecfewerkend
werktuig van God Paracelsus de
type van alle dieren.
Aantr ekkelij ker.
Een Engelsch kerkelijk blad meld
de met niet weinig ergernis, dat
voor eene vacante predikantsplaats
in een stil kerspel niet meer dan
5 predikanten gesolliciteerd had
den. terwijl er 500 sollicitanten wa
ren voor eene vacante plaats als
hulpprediker op een jacht-, dat op
een kruistocht van een jaar zou
uitgaaiv.
Het middagmaal in vroeger
tijd.
In de vijftiende eeuw schijnt de ge
wone tijd voor het middagmaal 's voor
middags tien uur geweest te zijn. Op
de groote haroniale kasteelen werd in
ruime mate gastvrijheid bewezen;
maar zelfs onder de mindere standen
zegt een Engelsch tijdschrift, de Bona
fide Traveller, kon men altijd zeker
van zijn van eene goede ontvangst en
den besten voorraad, dien het huis
opleverde. De deur te sluiten voor
een vreemdeling, die geen onderkomen
had, was een misdrijf, dat de kerk niet
licht vergaf en meer eens werd
opgemerkt, dat wie in dit opzicht had
gezondigd naderhand geen geluk meer
had.
Dikwijls werd er op een hoorn ge
blazen, om aan te kondigen, dat het
bijna tijd voor het middagmaal was,
ten einde reizigers tot spoed aan te
drijven. Zonderling was het. dat het
tafelgebed werd gedaan voordat er op-
gedischt was. en zeker moet de eetlust
der gasten wel opgewekt zijn gewor
den door de bewegingen van de be
dienden gade te slaan, terwijl zij de
tafel dekten en de zoutvaatjes, de bor
den. de drinkbekers en andere benoo-
digdheden binnenbrachten. Anderen
aan tafel te bedienen, werd veeleer
eervol dan anders ~Aneht. en in het
verhaal van den Zwarten Prins, die
den gevangen Franschen Koning op
zijn wenken bediende, is niets buiten
gewoons. In de huishouding der aan
zienlijken waren de voorsnijders en
de schenkers nooit minder dan schild
knapen en dikwijls edelen en baron
nen.
Afdoend op proef gesteld.
„Ja", zei de jonkman, op een al
le rt eedersten toon. ..Ik zou al'es
willen doen om je mijn liefde te
bewijzen."
„Och", zuchtte het meisje, „dat
zeggen alle mannen, als zij het hart
van een vrouw willen winnen."
..Stel mij maar op de proef', riep
hij met vuur, „stel mij maar op de
proef en zie of ik niet alles doe wat
binnen de grenzen der mogelijk
heid is."
„Ach", zuchtte zij weer. ..kon ik
je maar gelooven
„Zeg maar ..Doe dit of dat", en
ik zal het doen."
„Ja." zei ze langzaam, „er is wel
iets wat ik graag zou hebben dat
je deedt. als
„O. zeg het maar en laat mij dat
doen. Nu zal je eens zien hoe sterk
mijn liefde voor je wel is", riep
hij. met verrukking.
Het meisje sloeg hare wimpers
neer en een glimlach speelde om
haar mond. terwijl zii zacht zei
„Vraag dan een an->er meisje."
Bal toewerpen.
Zeer onbeduidend dichter: ,,'t Mocht
wat. de critiek! Bah! Wel. er is eigen
lijk maar één criticus nu in leven en
den naam „criticus" waard; ik bedoel
Oliver Quilpson wiens letterkundige
stijl even vlekkeloos is, als zijn letter
kundig oordeel onfeilbaar! Hij is een
genie bij de gratie Gods! In dien zin
schreef ik een artikel over hem in de
„Wesp" van deze week."
Een bewonderaar van den dichter:
„Oliver Quilpson? Wel, laat ons zien,
is dat niet de man, die in het laatste
nummer van de „Rake Pen" geschre
ven heeft, dat jij mijlen boven Tenny
son, Shelley en Keats staat en de even
knie zijt van Milton in zijn beste mo
menten?"
Zeer onbeduidend dichter: „Ja, ik ge
loof, dat hij iets van dien aard over
mij geschreven heeft,"
Uit zijn rol.
Toen op zekeren dag Shakespeare's
King Laer te Londen zou gespeeld: wor
den, was, de acteur, die de rol van Glou
cester zou vervullen, ziek geworden en
moest een ander in zijn plaats optre
den.
Alles ging naar wensch tot aan het
tooneel, waarin Gloucester de oogen
uitgestoken zijn. Op eens liet het geheu
gen den plaatsvervanger in den steek
en hij vroeg verlof om de rest van zijn
rol voor te lezen.
Eon handige goochelaar.
Een reizend goochelaar gaf eenige
van zijn toeren ten beste. Nadat hij er
verscheidene vertoond had, zeide hij:
„Nu heb ik nog een mooien toer,
dien ik den guldenstoer noem."
Natuurlijk wilde het publiek dien
c<»k nog zien, en de duizendkunste
naar vroeg, wie van de toeschouwers
hem een gulden wilde geven, die voor
af gemerkt moest worden en waarvan
het jaartal moest worden genoteeid.
Een stuk of twaalf guldens werden
hem overhandigd en de gooche.aar
schudde ze door elkander, waarna hij
aan elk der toeschouwers een anderen
gulden liet zien dan den door hem gs
merkten, terwijl hij bij eiken gulleq
vroeg
„Is deze van u?"
Natuurlijk zeide iedereen neen, en
onze duizendkunstenaar draaide zich
0111 en ging heen, terwijl hij zeide:
„Dan zijn ze allemaal van aij.
Hoe men krankzinnig kan
worden.
Iemand, die een krankzinnigen.?2-
sticht bezocht, hoorde een der ver
pleegden op jammerenden toon het
volgende prevelen:
„Ik kan het niet op mijn hoofd zet
ten; ik kan het niet in mijn zak ste
ken; ik kan het niet aan mijn voeten
dragen. Het wil niet op de plank staan,
en er is geen strik aan om het aan op
te hangen. Het ka^ geen lampekap
zijn. geen paardedek of een borstlap.
Het ziet er niet uit als een zak; het is
geen kapje. Hei kan geen overtrek
voor een hammebeen zijn: het is geen
geen Och!" "och!"
„Dat is waarlijk een treurig geval!"
zei de bezoeker.
„Ja. mijnheer," antwoordde de op
passer, 't is een van de treurigste ge
vallen. die ik ooit heb waargenomen.
Dat jongetuensch had nog kort gele-