uhriek voor Dames. Eene bomoepathisclie geneeswijze. ALLERLEI. eide, nazeggen. - toen twaalf laanden was, kon hij de voornaamste ebeurtenissen van de vijf eerste boe- en van den Bijbel verhalen. Een eigenaardige courant. In eenige krankzinnigengestichten Engeland is men op het eigenaardig enkbeeld gekomen om de daarin ver leegden zelf een courant te doen ihrijven. Dat schijnt hun goed te oen. En de artsen verzekeren, dat kostbare openbaringen danken aan ie mededeelingen, welke hun veroorlo- :n betere middelen aan te wenden n de zieken te genezen. |Zoo weigerde een krankzinnige b.v. ■paaldelijk om te eten. Men haalde mi tot schrijven over en daardoor •mam men, dat de reden van zijn et willen eten om oorzaken, die hij t hiertoe had verborgen gehouden, as, dat hij zichzelf hield voor een hira. ,,lk wensch," dus schreef deze ïgelukkige, wiens stokpaardje men t hiertoe niet had kunnen ontdekken, lat men mij zoo gauw mogelijk be- aaft, want reeds te lang loop ik met ijn koud lichaam rond." Men ver- rgde hem sedert dien tijd overeen- imstig die gedachten. In een van dergelijke couranten •eft een Engelsch journalist buiten- iwone berichten geopenbaard. Zoo hreef b.v. een krankzinnige: ,,Voor troon, dien ik niet wensch te lemen, vraagt men een keizer of een ming, die goed op de hoogte dei- ken is. De Czaar van Rusland be- left niet op deze annonce te ant iorden." Een ander, die de manier had allerlei ngen te verzamelen, wiens handen tijd vol prullen waren en de zakken (gepropt met vodden, vroeg in vollen nst het volgende prospectus te willen luemen: „Mijnheer R. wenscht af- ind te doen van eenige merkwaar- gheden, die hij op zijn talrijke reizen ndom de wereld heeft verzameld, ider andere zeldzaamheden biedt den liefhebbers aaneen horloge it een maanbewoner heeft toebehoord dat naar de zon is geregeld; een ot zoo groot als een meloende uifdoos van Mahomedeen bevroren im uit den berg Etna. Iemand, die aan neerslachtigheid 3d, deelde als een zeer interessant val mede, dat hij ziel noch hersenen, ch leven in de aderen had, geen enderen in zijn vleesch, ja, in het heel niets in zijn lichaam. Een ander zegt, dat het verhaal, t hij gaat vertellen, lang zal zijn, mt hij heeft vijf duizend jaar ge- fd en al de planeten, die in de imte zich bew egen, bezocht. Na een was hij in de maan beland, terwijl n lichaam als een elastieken bal s opgesprongen. Daar buigt een n-wereldlijk dier zich voor hemneer, dt zich als gids aan, zoodat hij op n rug gezeten op zijn gemak de r van den nacht kan onderzoeken, lar het monsterachtige dier, plotse- g zijn plicht vergetend, bindt een •echt aan met een mastodont en de inkzinnige grijpt een arend, die n juist wil voorbijvliegen, bij den it en vliegt met hem weg. luiten de gestichten komen natuur- deze couranten weinig of niet. SARAH BERNHARDT. leestelijk, zedelijk zoowel als phy- is Sarah Bernhardt een van de rkwaardigste wouwen van haar lehoudens een weinig tegenspoed begin, is haar loopbaan één groote tmf geweest. Zij heeft zwaarder 'k gehad dan eenige andere vrouw daarbij het geheim gevonden van eeuwige jeugd. aar gelaat blijft altijd even schoon houding vol gratie, haar ver- ijning is in één woord dichterlijk, heeft wonderschoone saffieroogen, bij iedere emotie vonkjes afwer en niet het minst aantrekkelijk is r overvloed van roodblond haar. is een genot hare stem te hooren, en daarmee weet zij al de harten haar toehoorders te veroveren. „La Dame aux Camelia's" is haar 'vensscène zoo aangrijpend, dat 1 vrouw haar met droge oogen bijwonen. en zegt, dat zij haar rol studeerde het sterfbed van teringlijderessen, en tijd lang was zij zoo buitenge- n mager, dat zij in humoristische len als c'aricatuur voorkwam. La- kreeg haar figuur weer die gratie (evalligheid, die haar nu eigen is. irah leeft geregeld, ontbijt op bed koffie en brood, luncht oin twaalf en eet precies te zes uur. Minder roudig dan de eerste maaltijden aar souper, nadat het werk is af- open. ij kan slapen wanneer zij wil, even- napoleon en de moderne ongesteld- I, de slapeloosheid, is voor haar ekend, maar zeldzaam slaapt zij ;er dan vijf uur achtereen. Zij flt van frissche lucht, en bloemen haar een levensbehoefte. Rozen orchideeën zijn haar lievelings- men. j, die in haar omgeving leven, rdeeren haar goed hart; zij regeert liefde, hetgeen in een vrouw al- het meest aantrekkelijke is. YVETTE GUILBERT. ïn niet minder beroemde vrouw, 1 eenc beroemdheid van jongeren datum is Yvette Guilbert. Wanneer zij zingt liggen de vex-wende kinderen der weeldestad bij uitnemendheid, aan haar voeten. Zij werd geboren in een dorp in Normandië. Zij was de dochter van een welgesteld koopman. Nadat haar vader gestorven was kwam de tegen spoed, met moeite hield zij zich met haar moeder finantiëel staande; toen hielpen eenige goede vrienden haar aan een betrekking in een Parijsch manufacturenmagazijn, doch daar bracht zij een moeilijken tijd door; het werk boeide haar niet; het loon was gering, zoodat zij met haar moe der tegen armoede kampte en haar gezondheid leed daaronder. Toen dacht zij er over haar dikwijls geprezen zang productief te maken. Zij ging een paar sterren hooren en kreeg toen als 't ware een ingeving, dat zij 't ook eens zoo mooi, zoo niet nog mooier zou kunnen doen. Zij nam lessen in het declameeren en al spoe- dig kwam zij gelukkig thuis met een engagement voor een maand. Toen zij eens gezongen had voor een audito rium van journalisten, artiesten en verschillende andere goede beoordee laars, was haar succes zoo groot, dat zij er bevreesd voor was. Sinds dien tijd is fortuin haar steeds gunstig ge zind en zij klimt geleidelijk maar ze ker steeds hooger op de ladder van roem. Haar kunst is hoog en edel. Zij zingt de gedichten van Bandelaire en Rol- linat met een gevoel, dat iederen toe hoorder doet meeleven. Zij is in één woord een van die be voorrechte wezens, die in staat zijn door hun kunst, zelfs den meest onge- voeligen mensch wakker te schudden uit zijn doffen toestand van apathie. Naar het Engelsch van E. C. PHILLIPS. „Heb je nog visite gehad vandaag?" „Neen." „Is Mevrouw Westbrook er dan niet geweest?" „Neen." „Had zij niet gezegd, dat zij komen zou?" ...fa, maar zij is niet gekomen, zeker om den regen." „Jij bent dus zeker ook niet uitge weest?" „Neen, ik heb zitten lezen." „Ja, ja, jij amuseert je altijd, ook al ben je alleen!" Zij onder-drukte een zucht, ging naar het venster en keerde een lat van de jaloezie om, zoodat zij naai' buitexx in de donkere, stille straat kon. kijken. Eigenlijk had zij grooten zin een vaas of iets anders op te nemen en op den grond kapot te gooien, maar daar be merkte haar man niets van. Hij stopte zijn pijpje, zette zijne voeten op den rand van den haard om ze te wannen en ging door met zijn gesprek. „Ik heb vanmorgen op het kantoor aan Tommy geschreven." „Zoo, en wat heb je hem geant woord?" „Ik heb hem geschreven, dat ik er van overtuigd was. dat er niets op de school was aan te merken, en dat hij verder zijn klachten maar thuis moest houden. Zulke jongens zijn ook nergens tevreden en het zou alweer heel wat kosten met zich brengen hem ei'gens anders heen te sturen; hij zou weer allemaal nieuwe boeken moeten hebben." „Zoo. denk je dat?" „Wel zeker; geen twee scholen ge bruiken ooit dezelfde boeken. Wat is er toch voor bijzonders te zien op straat?" „Niets. Wou je liever, dat ik ging zitten?" „Ja, dat is veel gezelligei-." „Best-, man, ik zal het doen." Zij zette zich neer op een stoel, vlak bij de lamp, die op het groene tafel kleed stond. Hoe dikwijls had zij daar al een heelen avond gezeten, kijkende naar haar mans pantoffels en naar de rookwolkjes, die hij uit zijn pijp blies? Ontelbare malen, dat was zeker. En nu aanstonds zou hij de pijp uit zijn mond nemen en met een tevreden glimlachje opmerken, dat het een gezellige kamer was en dat de huur al bijzonder laag was voor de mooiste buurt van Croy don. Zij kende het programma voor den avond uit haar hoofd. Wat een ver schil met vroeger, toen zii hare avon den in den schouwburg doorbracht en de opwinding van een tooneelspeel- stersleven alle idee aan verveling uit hare gedachten bande! Het leek haar wel een eeuw geleden, de tijd. dat Ge orge er in hare oogen romantisch uit zag en dat de woorden „een gezellig eigen thuis" haar als zoete muziek in de ooren klonken! Maar Tommy, haar zoontje, was nog pas twaalf jaar. Foei, wat was het alles vervelend, zoo ake lig gewoon! Zij kon dien nacht niet slapen; hare geheele ziel was in opstand tegen haar lot. Heimwee naar haar vroeger leven en een walg van het deftig-burgerlijke van haar tegenwoordig bestaan ver vulden haar. evenals jaren geleden, toen de eerste nieuwheid van hun hu welijksleven af was. Toen echter was die stemming voorbijgegaan, haar jon gen was geboren, en dat had aan hare gedachten een geheel andere richting gegeven. Maar nu was Tommy op een kostschool tc Brighton, en zij was. be halve gedurende zijne vacanties, weer den geheelen dag alleen, net als in het begin van hun huwelijk. Zij kon niet slapen; zij za~ hoe het daglicht langzamerhand door de gor dijnen begon heen te dringen en de be kende meubels van het slaapvertrek zichtbaar maakte. Voor George verte genwoordigde elk stuk eene geschiede nis, die hij telkens niet trots verhaald'e, Hoe en waar en voor hoe weinig geld het gekocht was, en hoe blij hij was, als het geschikt en mooi bleek te zijn, dat wist hij nog precies; maar wat kon dat alles haar schelen! Zoo stond er bijvoorbeeld op hun ontbijttafel een botervlootje» dat ze ven-en-een-halve shilling had gekost, en toen George den volgenden morgen om acht uur beneden kwam, merkte hij op, zooals hij stellig driemaal per week deed, dat hij blij was, dat zij het had den gekocht, ofschoon het hun toen ter tijd heel duur was voorgekomen. „Zoo'n verschil iu pi*ijs voel je al leen op het oogenblik als je iets koopt; maar het genot van iets moois in je be zit te hebben blijft altijd, niet waar vrouw?" „Ja, dat is volkomen waar," was het antwoord. Zij bedacht ondertusschen, dat zij na dezen morgen nooit meer naar dat bo- tervlootje zou kijken en nooit meer in die sombere slaapkamer wakker lig gen, of snikken van verveling en er gernis, als zij alleen in de huiskamer zat. Zij was tot het besluit gekomen er een eind aan te maken en haai* oude j leven weer op te vatten. Na dit ontbijt zou George haar nooit meer zien. Al9 hij van zijn kantoor terugkwam, zou zij al weg wezen. Hij zou haar niet erg missen, en zij, wel zij zou vrij zijn. O, welk een ge not zou dat wezen! Zij pasten in het geheel niet bij elkaar, dat was van het begin af aan zoo geweest. Hij kon niet erg bedroefd zijn over haar heengaan. Eerst zou het hem wat vreemd, mis schien ook wel wat onpleizierig wezen, j maar dat zou gauw voorbijgaan en dan zou hij op zijn gewone sukkeldraf je door het leven gaan, precies even tevreden en blij als nu. Hij gaf haar een kus en ging heen met zijn courant onder den arm en met het air van gewichtige drukte over zich dat zij zoo akelig goed kende. Toen zijne lippen haar wang aanraakten, werd haar besluit even aan het wan kelen gebracht, maar dat was maar voor een oogenblik. Toen hij de voordeur achter zich had toegetrokken, ging zij naar haar slaap kamer om haar koffertje te pakken. Daar was zij juist mede bezig, toen de meid kwam vragen wat er gegeten moest worden. Zij zeide eerst, dat zij uitging en op het etensuur niet thuis zou wezen, maar toen de meid al op het punt stond weg te gaan, bedacht zij, dat George er 'toch wel zou wezen, en gaf zij gauw hare orders voor zijn mid dagmaal. Toen. zij aan het station aankwam, hoorde zi j. dat er over vijf minuten een trein naar Londen zou vertrekken. Zij nam een biljet derde klasse, want spaarzaamheid was het eerste, dat zij haar nieuwe leven begon. Zij wachtte met koortsachtig ongeduld op de komst van den trein; zij was bang, dat in acht zou moeten nemen, als zij er op het laatst nog iets zou gebeuren, dat. haar plan in deugen zou doen val len en haar noodzaken te blijven, en lachte tegelijkertijd toch zelf om die vrees. Precies op tijd stoomde de trein het station binnen en met een zucht van verlichting stapte zij in een coupé. Zij zat er niet alleen in; in een hoekje zag zij nog iemand, een jongen, zitten. Dat speet haar wel een beetje, maar zij had het toch nog veel erger kunnen tref fen; zij had bijvoorbeeld in een wag gon kunnen zitten met kennissen, die haar lastig vielen met allerlei vragen en vervelende, onbeduidende praatjes. „Maar wat zou er toch met dien jon gen zijn?" dacht zij bij zichzelf, en zij keek eens naar hem, want zij bemerkte, dat hij allerlei bewegingen maakte en zich letterlijk in bochten wrong om zijn gezicht voor hare blikken te ver- bergen. Goede hemel, het was Tommy! „Tommy," vroeg zij streng, „wat be- teekent dat?" Hij schreide niet, maar keek haar uitdagend aan. „Ikikloop weg van school, moeder," zei hij. „En waar gaat u heen?" „Wou je wegloopen van school?" her- haalde zij. „Maar jongen, wou je ons dat. verdriet aandoen?" „Het is er zoo akelig, ik kan het er niet uithouden," hernam hij; „ik ben op weg naar Londen en ik word scheepsjongen. En moet ik nu weer terug?" Bij die vraag moest zij lachen, maai de lach eindigde in een snik. Hunne ontmoeting had tegelijkertijd iets ko misch en iets heel tragisch in zich. „Je behoeft niet bang voor mij te wezen," fluisterde zij. „Wat is er ge beurd jongen, dat je het zoo heel ake lig vindt op school? Toe, vertel het mij maar." „Het is er een ellendige boel," her nam hij, „en ik heb altijd gevraagd om ergens anders heen te mogen gaan, maar vader en u woudt het nooit heb ben. Ik was al lang van plan weg te loopen, maar nu vanmorgen heeft mijnheer Barnett vaders brief voorge lezen in de klas en toen moest ik bij hem komen en kreeg ik een uitbrander. Nu maak ik er een eind aan, ziet u, en ga ik naar zee!" Zij ging naast hem zitten, sloeg haar arm om hem heen, kustte hem en leg de zijn hoofd op haar schouder. „Wij moeten ons allen wel eens schikken in iets, dat wij onpleizierig vinden. Tommy," zei ze. ..vader en ik ook. Maar dan loopen wij niet weg, ventje, dat doen alleen lafaards; moe dige menschen dragen het met een vroolijk gezicht." „Doet u dat ook, moeder?" vroeg hij. „Maar als dat zoo gaat bij mijnheer Barnett, dan zullen wij je ergens an ders heen zien te sturen," vervolgde zij, zonder een antwoord te geven, „of mischien krijg je wel les in huis." De trein stoomde intusschen in volle vaart verder, maai- nog veel sneller volgden de gedachten elkander op in hare ziel. Zij en haai* jongen, zij wilden beiden wegloopen; waren Aun beider plannen voor de toekomst soms even dwaas en misschien hunne grieven even ingebeeld? Zij wist het niet en zij kon dat niet gauw beslissen; maar nog nooit in haar leven had zi j zich zoo diep geschaamd als nu. Zij zwegen beiden een pooslang: Tommy zat ook na te denken en keek van iijd tot tijd steelsgewijze naar moeders gezicht, dat zoo heel ernstig stond. „Als ik weer naar Brighton terug moet," zeide hij opeens, „dan zal ik er harder van langs krijgen dan ooit. „Neen, jongen, je hoeft ook niet weer terug," beloofde zij. „Wij zullen samen eerst ergens gezellig gaan koffiedrin ken en dan gaan wij naar huis en be spreken alles met je vader. O, Tommy, ik ben niets boos op je. Maar ik ben alleen heel blij, dat wij in denzelfden wagen zijn komen te zitten." De wieg van Parijs. Waar de reuzenbouw van de prach tige Gothische Notre Dame-kerk de Sei ne overschaduwt, is de wieg van Pa rijs. Het is het ..lie de la Cité," waar vele eeuwen geleden een Gallische volksstam zich metterwoon vestigde als visschers en schippers. Parijs heet te toen Loutouhesi (slijkstad). een naam die door de Romeinen in Lutetia Parisiorum werd veranderd. Reeds ten tijde van Julius Caesar, die haar Oppidum, d.i. stad, noemt, moet Parijs een belangrijke plaats zijn geweest, schoon het zich niet verder dan tot dit lie de la Cité uitstrekte. In den tijd van de Merovingers werd alhier een Notre Dame-kerk gesticht. Noodlottig waren de strooptochten j door de Noormannen, ook naar Parijs ondernomen, in de 9de eeuw, doch on- j der de Capetingers kwam de stad weer tot bloei en een belegering door den Duitschen keizer Otto II in 978 kon zij afslaan. Een verdedigingsstelsel van Parijs, reeds in 906 begonnen, werd in 1362 door Karei V voltooid, waarna Karei VI het nog uitbreidde en o.a. de Bastil le bouwen liet. Langzamerhand begon Parijs met zulk een invloed over Frankrijk te heerschen, dat men de historie van Parijs tevens de historie van Frank- j rijk kan noemen, wat vooral in het tijdperk van de onwenteling zéér be- j slist het geval is. Het mooie Parijs van thans is echter eerst ontstaan onder de regeering van Napoleon III, toen de bekende prefect Hauszmann, met opoffering van enor me sommen, duizenden oude huizen liet wegbreken en de breede boulevards met hun paleizen van -hans aanleggen. De Notre Dame, die de hoofdkerk van Parijs is, dagteekent uit de twaalf de eeuw. Zij is gebouwd in den vorm van een Latijnsch kruis, 120 M. lang. 45 M. breed en 30 M. hoog. De beide onvoltooid gebleven torens hebben een hoogte van 65 M. In den zuidelijken toren hangt de groote klok Bourdon, 320 centenaar, die door 16 man moet worden in beweging gebracht. Inwen dig, om het koor, vindt men 32 kapel len met schilderijen en grafmonumen ten; het schip en het koor worden door 120 pilaren van de zijgewelven geschei den. Schapen als lastdieren. I11 die noordelijke streken van Indië zijn de padtem over de Hima laya zóó steil, dat de schapen, die vaster op hunne pooien- staan dan grooter dieren, gebruikt worden om lasten te dragenDe vracht voor elk schaap is van 16 tot 20 pond. De schapen word'en nog vol in. de wol van het eene dorp naar het an dere gedreven, en in elk dorp scheert de boer zooveel wol af, als hij daar kan verkoopen. en belaadt het schaap met het graan, dial hij er voor in ruil krijgt.. Nadat zijne kudde geschoren, is. keert 'hij met het gekochte graan, waarvan elk schaap een zak op dien rug draagt, huiswaarts. De benamingen van den mensch. De Egypienarem noemen de men schen een met rede begaafd dier Mozes neemt ze een evenbeeld GodsAeschylus noemt den Zoon dór aarde een kind. van den dag Sophocles een beeld1Plotinus den heer van al het goede Socrates een kleinen God Homerus een ter aar de vallend! blad eens booms Sha kespeare de schaduw eens drooms; Job den zoon der stof fa; Philemon de aanleiding der ellendeHero dotus de ellende zelfSchleierma- cher den geest- der aarde Jean Paul een half-God Schiller den heer der natuurGoethe den klei nen God der wereld Seume noem de hem de- grootste mate van tegen strijdigheid Cicero het vernuftige dier; Plato het mecfewerkend werktuig van God Paracelsus de type van alle dieren. Aantr ekkelij ker. Een Engelsch kerkelijk blad meld de met niet weinig ergernis, dat voor eene vacante predikantsplaats in een stil kerspel niet meer dan 5 predikanten gesolliciteerd had den. terwijl er 500 sollicitanten wa ren voor eene vacante plaats als hulpprediker op een jacht-, dat op een kruistocht van een jaar zou uitgaaiv. Het middagmaal in vroeger tijd. In de vijftiende eeuw schijnt de ge wone tijd voor het middagmaal 's voor middags tien uur geweest te zijn. Op de groote haroniale kasteelen werd in ruime mate gastvrijheid bewezen; maar zelfs onder de mindere standen zegt een Engelsch tijdschrift, de Bona fide Traveller, kon men altijd zeker van zijn van eene goede ontvangst en den besten voorraad, dien het huis opleverde. De deur te sluiten voor een vreemdeling, die geen onderkomen had, was een misdrijf, dat de kerk niet licht vergaf en meer eens werd opgemerkt, dat wie in dit opzicht had gezondigd naderhand geen geluk meer had. Dikwijls werd er op een hoorn ge blazen, om aan te kondigen, dat het bijna tijd voor het middagmaal was, ten einde reizigers tot spoed aan te drijven. Zonderling was het. dat het tafelgebed werd gedaan voordat er op- gedischt was. en zeker moet de eetlust der gasten wel opgewekt zijn gewor den door de bewegingen van de be dienden gade te slaan, terwijl zij de tafel dekten en de zoutvaatjes, de bor den. de drinkbekers en andere benoo- digdheden binnenbrachten. Anderen aan tafel te bedienen, werd veeleer eervol dan anders ~Aneht. en in het verhaal van den Zwarten Prins, die den gevangen Franschen Koning op zijn wenken bediende, is niets buiten gewoons. In de huishouding der aan zienlijken waren de voorsnijders en de schenkers nooit minder dan schild knapen en dikwijls edelen en baron nen. Afdoend op proef gesteld. „Ja", zei de jonkman, op een al le rt eedersten toon. ..Ik zou al'es willen doen om je mijn liefde te bewijzen." „Och", zuchtte het meisje, „dat zeggen alle mannen, als zij het hart van een vrouw willen winnen." ..Stel mij maar op de proef', riep hij met vuur, „stel mij maar op de proef en zie of ik niet alles doe wat binnen de grenzen der mogelijk heid is." „Ach", zuchtte zij weer. ..kon ik je maar gelooven „Zeg maar ..Doe dit of dat", en ik zal het doen." „Ja." zei ze langzaam, „er is wel iets wat ik graag zou hebben dat je deedt. als „O. zeg het maar en laat mij dat doen. Nu zal je eens zien hoe sterk mijn liefde voor je wel is", riep hij. met verrukking. Het meisje sloeg hare wimpers neer en een glimlach speelde om haar mond. terwijl zii zacht zei „Vraag dan een an->er meisje." Bal toewerpen. Zeer onbeduidend dichter: ,,'t Mocht wat. de critiek! Bah! Wel. er is eigen lijk maar één criticus nu in leven en den naam „criticus" waard; ik bedoel Oliver Quilpson wiens letterkundige stijl even vlekkeloos is, als zijn letter kundig oordeel onfeilbaar! Hij is een genie bij de gratie Gods! In dien zin schreef ik een artikel over hem in de „Wesp" van deze week." Een bewonderaar van den dichter: „Oliver Quilpson? Wel, laat ons zien, is dat niet de man, die in het laatste nummer van de „Rake Pen" geschre ven heeft, dat jij mijlen boven Tenny son, Shelley en Keats staat en de even knie zijt van Milton in zijn beste mo menten?" Zeer onbeduidend dichter: „Ja, ik ge loof, dat hij iets van dien aard over mij geschreven heeft," Uit zijn rol. Toen op zekeren dag Shakespeare's King Laer te Londen zou gespeeld: wor den, was, de acteur, die de rol van Glou cester zou vervullen, ziek geworden en moest een ander in zijn plaats optre den. Alles ging naar wensch tot aan het tooneel, waarin Gloucester de oogen uitgestoken zijn. Op eens liet het geheu gen den plaatsvervanger in den steek en hij vroeg verlof om de rest van zijn rol voor te lezen. Eon handige goochelaar. Een reizend goochelaar gaf eenige van zijn toeren ten beste. Nadat hij er verscheidene vertoond had, zeide hij: „Nu heb ik nog een mooien toer, dien ik den guldenstoer noem." Natuurlijk wilde het publiek dien c<»k nog zien, en de duizendkunste naar vroeg, wie van de toeschouwers hem een gulden wilde geven, die voor af gemerkt moest worden en waarvan het jaartal moest worden genoteeid. Een stuk of twaalf guldens werden hem overhandigd en de gooche.aar schudde ze door elkander, waarna hij aan elk der toeschouwers een anderen gulden liet zien dan den door hem gs merkten, terwijl hij bij eiken gulleq vroeg „Is deze van u?" Natuurlijk zeide iedereen neen, en onze duizendkunstenaar draaide zich 0111 en ging heen, terwijl hij zeide: „Dan zijn ze allemaal van aij. Hoe men krankzinnig kan worden. Iemand, die een krankzinnigen.?2- sticht bezocht, hoorde een der ver pleegden op jammerenden toon het volgende prevelen: „Ik kan het niet op mijn hoofd zet ten; ik kan het niet in mijn zak ste ken; ik kan het niet aan mijn voeten dragen. Het wil niet op de plank staan, en er is geen strik aan om het aan op te hangen. Het ka^ geen lampekap zijn. geen paardedek of een borstlap. Het ziet er niet uit als een zak; het is geen kapje. Hei kan geen overtrek voor een hammebeen zijn: het is geen geen Och!" "och!" „Dat is waarlijk een treurig geval!" zei de bezoeker. „Ja. mijnheer," antwoordde de op passer, 't is een van de treurigste ge vallen. die ik ooit heb waargenomen. Dat jongetuensch had nog kort gele-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 7