Licht en Schaduw. FEUILLETON. Rubriek voor Dames. Invloed van muziek op dieren Zwakheid van zenuwen schijnt niet uitsluitend eene plaag der vrouwen te zijn. Bij gelegenheid van eenige merk waardige, in een zoölogischen tuin gehouden proefnemingen omtrent den invloed der muziek op de dier*- brach ten de tonen der viool en der fluit de merkwaardigste uitwerking te weeg. De piccolo-fluit (hooge fluit] veroor zaakte eene zoo hevige aandoening bij de vossen, dat de proef op verlan gen van een der oppassers terstond moest ophouden daar hij beducht was yoor zenuwtoevallen, die de ge- gezondheid der hem toevertrouwde dieren ernstig zouden kunnen bena- deelen. De fabel van Ornheus sch»;nt vrij zeker op waarheid gegrond te zijn. De slangenbezweerders van het Oos ten en hunne aan het wonderdadige grenzende vertooningen zijn sinds lang bekend, doch thans is afdoend aangetoond, dat de muziek invloed uitoefent op alle dieren, behalve op den zeehond, die zich omtrent alle tc nen en geluiden onverschillig betoon de en daarin dus van den landhond (of liever huishond'' hemelsbreed af week. Diepe en lage tonen vooral wa ren streelend voor het gehoor der be woners van de kooien der verscheuren de dieren, doch voor de tonen der pic colo-fluit bekroop hen een aïgemee i mishagen. Valsche noten of dissonanten hin derden hen ten hoogste, hetgeen mis schien eene verklaring voor het gillend gejank van het huishond»?. Liederen in de mineurschool had den iets bijzonder bekoorlijks voor de verscheurende dieren, van welken de tijger het meeste gevoel en belangstel ling ten toon spreidde, terwijl de leeuw toonde, hoe mooi hij het vond. door aanhoudend met den staart te^en de zijden te slaan. De wolven daar- - - p schepten heel geen behagen in de muziek. Zij beefden, toen zij dit alles hoorden, en onder de tonen der viool rez- n hun de haren zichtbaar te berge. De olifant was vrij ingenomen met de fluit, maar de tonen der ccolo- fiuit dreven hem op de vlucht en hij maakte knorrend en loeien-1 dat hij spoedig wee kwam, terwijl bij onder het fluitspel met één poot opgeheven onbewegelijk had staan luisteren. De apen schenen zeer verzot. o^> mu ziek, maar bij het. hooren van scherpe en valsche tonen werden ai1- onrus tig en gaven hun mishagen door dui delijke teekenen "te kennen. Hunne houding onder het toeluisteren was zeer opgewekt en vfeïn- terwijl elke vei'gissing van toon eenei veran dering van uitdrukking te voorschijn riep op hunne potsierlijke, kleine aan gezichten. Naar de natuur schilderen. Toen de Engelsche schilder Luke Fildes het ontwerp voor zijne welbe kende schilderij ,,De Dokter" had ge maakt, ging hij het binnenhuisje, dat hij noodig had, zoeken. Na maan den lang rondgezien te hebben, vond hij het in eene hut in een klein dorp aan den kant van de Salisburyvlakte. Dadelijk kocht, hij de hut, liet die steen voor steen afbreken en in zijn ruim atelier in Londen weer opbou wen. Toen zocht hij personen met de gezichten en gestalten, die hij het best voor de schilderij geschikt achtte. Hij nam hen voor een jaar aan, geduren de welken tijd zij geheel te zijner be schikking waren om als model te zit ten. Toen de eerste regelingen ge maakt waren, had Fildes over de 1 1.500 besteed. Dendy Sadler heeft tot regel een model tot in de kleinste bijzonderhe den te laten maken, voordat, hij be gint te schilderen. De overleden Sir J. Millais huurde voor vijf jaar een landhuisje in Yorkshire, dat hij al leen maar den tienden van elk jaar bewoonde, om van uit een der ven sters zijne beroemde schilderij „Kille October" te schilderen. Het- groote publiek, en niet eens nog het zoo heel groote. maakt zich ge woonlijk van „geinspireerde schil ders" andere voorstellingen. Arbeiders iu den wijngaard. Thomas Carlyle schrijft in zijn „Her inneringen" over zijn.vader, die. uit den boerenstand, een eenvoudig met selaar was in het dorpje Ecclefechau, onder meer het volgende: .,Ik noem een man groot, wanneer hij een trouwe arbeider is in. dezen wijngaard van denAUerhoogste. Zijn i werk moge bestaan in het bouwen van paleizen, in het stichten van een ko- ninkrïjk, of enkel in graven en spit ten. dat komt er hij mij niet of zoo goed als niet op aan. Alle arbeid van 1 menschen is voorbijgaand, klein op zich zelf. nietig. Alleen hij. die het werk doet. en de geest, die in hem woont, zijn van beteekenis." De Dkapi. Stanley had op zijn tochten door Afrika veel gehoord van een vreemd soortig zoogdier, dat daar in de bos- schen gevonden wordt en ten deele op een paard en ten deele op een rund zou gelijken: maar hij had het niet te zien kunnen krijgen. Thans heeft een Zweed Ericson. die als officier in dienst is van den Congo-Staat. met behulp van inlanders eenige van deze dieren weten te bemachtigen en '.al eenige huiden en schedels van die die- j ren aan het Britsch museum zenden. Volgens een beschrijving gelijkt het sprekend op de helladotherium, een dier, dat in Griekenland en klein-Azië in overoude tijden heeft geleefd en j waarvan enkel het geraamte was op- j gedolven. De kop is als van een tapir, de hals als van een paard, de ooren als van een ezel, de romp als van een i os. Het voorhoofd is sterk rood ge kleurd. een smalle zwarte streep loopt j over den neus en om de neusgaten. Ook de ooren zijn rood. evenals de hals en de schouders, met donkerder plekken. De pooten zijn gestreept als bij den zeebra, met oranjekleurige plekken op witte strepen. Het dier leeft van plantevoedsel en heeft geen tan den in de bovenkaak. De tong is lang en lenig als van de giraf en dient om de bladen te plukken. Dit vreemdsoortie mengsel van vei - schillende bekende dieren heet bij de inlanders okapi. Zij leven in paren in de wouden van Ituri en aan de oevers van den Semliki. De inlanders beklee- den hun schilden met de huid. en verzocht den koopman hem een lijst te geven van alle personen die tot zijne familie en bedienden be hoorden. Dit geschiedde. Hij gelastte voorts dat al' die personen zich den voflgenden morgen vroegtijdig in 't huis van den koopman moesten bevin- den. zonder dat er iemand aan ontbre ken mocht. Ook dit gebeurde. Op denzelfden morgen kwam Laviné bij den koopman, terwijl hij een zwar ten haan in de hand en een oud sme rig kwartijn, dat hij voor zijn toover- boek uitgaf, onder den arm droeg. Zoodra hij binnen was getreden vroeg hij den koopman of al zijn liuis- genooten bijeen waren. Toen deze vraag! bestemmend beantwoord was, liet Laviné allen in eene kamer komen. Een andere kamer bevond zich daarte genover en Laviné verzocht nu den koopman de twee kamers wel te slui ten, zoodat zij geheel donker waren, waarna hij in eene vreemde en onver staanbare taal eenige plaatsen uit zijn tooverboek voorlas. Alsnu deelde hij met luiderstemme den koopman meè. dat hij wist dat de dief zijner twintig louis d'or zich in de kamer bevond. Hij zou hem spoedig I bij het kraaien van den haan leeren kennen, die nooit mistastte, doch hij verzocht hem niet te schrikken als de duivel den dief haalde: want zeide hij, dat is zijn loon en de duivel doet nooit wat om niets. Dit zeide hij met een nadruk, die den ongeloovigste had kunnen misleiden. Hierop bestreek hij in 't donker den haan met roet en terwijl hij zich bï.i de deur van de kanier tegenover plaat ste waarin zich alle lieden uit het huis bevonden, zoo riep hij allen een voor een bij name, terwijl hij hun beval, dat ieder hunner in 't voorbijgaan de hand op den haan zoude leggen, die hij bij de pooten vasthield en daarbij verze kerde, dat de haan, zoodx*a hij de hand van den dief op zijn rusr voelde, kraaien zou „en neem 't wel in acht" voegde hij er bij, „gij zult den klauw des duivels dadelijk zien toetasten, die met den dief als met een vlieg van hier zal wegsnellen." Nu was er eene dienstmaagd onder de aanwezigen, die den diefstal ge pleegd had. Ofschoon zich barer schuld bewust wilde zij toch liever de proef doorstaan, dan bekennen dat zij de daderes was, en kwam daarom op den listigen inval, te beletten, dat de dui vel als hij het kraaien van den haan hoorde, haai' wegvoeren zou. Zij be- sloot namelijk beveiligd door de duis ternis, voorbij te gaan, zonder den haan aan te raken. Laviné roept nu alle lieden uit de kamer op, en zegt dat zij, in het voorbij gaan. met den hand fiks over den rug van den twee poot moeten strijken, leder deed het van ganscher harte, met uitzondering van de schuldige dienstmaagd die haar hand slechts even ter zijde uitstak, wel oppassende, dat zij het beest niet aan raakte, zoodat de haan niet aan het kraaien zou komen. Doch Laviné liet nu eensklaps alle vensters van deze kamers openen en beval ieder zijne hand vlak uitgestrekt te houden; aller handen waren pikzwart van het roet. dat op den rug van den rug van den verradelijken haan was gesmeerd, .al leen de hand van de dienstmaagd was blank. Dadelijk riep Laviné: „Hier is de dieveenre der louis d'or: ik zal da delijk deu duivel roepen, dat hij haar wegvoere." De meid was zoo ontsteld, dat zij op de knieën viel en om vergiffenis bad, den diefstal bekende en de louis d'or terug gaf. Eigennamen. Er is een tijd geweest, dat de ouders bij de geboorte van een kind een naam kozen, die eene zinnebeeldige beteeke nis had, meestal de uitdrukking van een wensch, eene zegening. Thans be slist bij de keuze veelal niets anders dan de klank. Is de klank welluidend, de naam is goed: vandaar het onnoemelijk getal Maria's, Annas, Louisa's enz., en in onze zuidelijke provinciën het groote aantal Fransch klinkende voornamen. Welke beteekenis al die eigennamen eens hadden, wie zal het nasporen? Wij weten, datlzaak beteekent „Vreug de wekker,". Israël „Sterke", Benjamin „Geliefde zoon", Emmanuel „de van God gezondene", Margareta „parel', Petrus „steenrots" enz., en verder, dat Diedrijk beteekent rijk, d. i. machtig onder het volk; Berta, Albrecht de schitterende (Eng. bright); Karei „man, voortbrenger", enz. In Egypte gaf men aan elke drie kaarsen een naam, stak ze aan en de kaars, die het langst bleef branden, droeg den naam van het kind. In Hindostan bedachten vader en moeder beidein een naam. Ieder schreef die op een stuk papier, hield dat boven eene vlam, en de naam, die het eerst verbrand was, werd de naam van den nieuwen wereldburger. De Mohammedanen leggen, eer het kind geboren is, verschillende namen tusschen de bladen van den Koran. Is nu het kind geboren, dan slaan ze den Koran open, en de eerste naam, die voor den dag komt. wordt aan het kind gegeven. De Chineezen noemen hunne doch ters eenvoudig: „Een. Twee, Drie", enz. Keukenzout als lekkernij. In Midden-Afrika is het keukenzout de grootste lekkernij. Het gebruik van zuiver plantaardig voedsel, dat in aie streken van oudsher keerscht, wekt zulk een hevig verlangen naar zout op. dat inboorlingen, die het langen tiid moesten ontberen, veak verschijnsel;n van verstandsverbijstering vertoonden. Een huismiddel tegen huisdieven Reeds voor omstreeks honderdvijftig jaren vond zekere Franschman, La viné, die zich met zoogenaamde toover- kunsten ophield, zulk een middel, dat onder zekere omstandigheden, ondanks zijne eenvoudigheid, meer dan de meest uitgeleerde politie uitrichten kan. Wij willen het hier naar de opgaven in de „Gedenkschriften van een tijd genoot" meedeelen. Op zekeren dag had een koopman van Marseille vergeten twintig louis- d'or in zijn kas weg te sluiten. Zij waren in zijn kantoor op een lessenaar blijven liggen en verdwenen. Nadat onze koopman vruchteloos alle pogingen in het werk gesteld had om zijne twintig louis d'or terug te be komen, wendde hij zich tot mijnen ge slepen bekende, den tooverkunstenaar Laviné, die hem verzekerde, dat hij de verloren twintig louis d'or terug bezorgen zou. Hij nam dat voor een louis d'or aan, Een brutaal dievenstukje heeft te San Francisco groot opzien gebaard. Op zekeren morgen ontdekte men, dai uit de sterke geld bergplaatsen van een inrichting, waarin Californisch goud gezuiverd werd (Shelby Smelting and Lead Cy), 280.000 dollars aau gouden staven gestolen waren. Dagenlang hield deze inbraak de politie op de been. De belooning van 5000 dollars, uitgeloofd op de arrestatie van den da der, wekte op tot koortsachtige activi teit. Verscheidene verdachten werden gearresteerd, onder wie een jong- mensch, John Winters geheeten, die ten slotte bekende, de inbreker te zijn en de politie naar de plaats bij het Shelby-etablissement bracht, waar hij zijn buit bad verborgen. De bijzonderheden van deze inbraak grenzen bijna aan het ongeloofelijke. James Mc. Glynn, een in de nabijheid van de bewaarplaats werkende arbei der van de Shelby-werken hacl in den nacht, waarin de inbraak had plaats gevonden, leven in de bergplaats voor het goud gehoord. Hij was met Interessante inbraak. andere arbeiders gaan kijken, doch toen zij zagen, dat alles gesloten was, gingen de mannen weer aan hun werk. Dat een inbreker langs anderen weg in de bergplaats kon koiaen. kwam bij niemand op. Het Shelby-etablissement ligt aan de kust van de golf van San Pablo, onge veer 50 K.M. ten noorden van San Francisco. Het goud, dat er gezuiverd wordt, wordt iederen morgen door het .stoomschip „Suol" naar de stad over gebracht .en daar in de kluizen van Shelby en Co. bewaard. Den morgen na de inbraak kwam de „Sunol" als gewoonlijk, om goud staven ter waarde van 400.000 dollars te halen, die den avond tevoren in de bergplaats waren gebracht. Toen de werklieden, die de staven laden moes ten, in de bergplaats wilden gaan, bleek het slot van binnen beschadigd te zijn. Met geweld' verschafte men. zich toegang en toen bleek, dat er ingebroken was. Hoe dat' geschied1 was, bleek ook da delijk: een groot gat in den bodem, daarnaast, een staal boor, een ledige oliekan en eenige stukken verbrand papier verrieden het werk van den dief. Een verder onderzoek bracht uit, dat de dief van den nabij het etablissement voorbijloopenden spoorweg tot in de bergplaats een onderaardsche gang van 20 voet lengte gegraven had. De stalen bodem der bewaarplaats was met de boor bewerkt. De wanden en bet pla fond van den onderaardschen tunnel waren ihet balken en planken gestut on de uitgegraven aarde onopgemerkt x-ondgestrooid. JohpWinters, de inbreker, heeft den diefstal alleen gepleegd, den tunnel alleen gegi'aven, alles alleen gedaan. Veertienmaal is hij door den tunnel heen- en teruggegaan om zijn buit weg te' halen. Aan het. graven van den tun nel heeft hij twee maanden lang iede ren nacht besteed. Het gestolen goud werd1 gevonden op den bodem van de golf van Pablo, waar Winters het had laten zinken, om het •later op te visschen- Schetsen van DEKA. Oude en nieuwe tijd. „Eix als je nou maar bx*aaf en je plichten doet," had zijn vader gezegd, toen hij ging stil-leven, „dan zal het je even goed gaan in de we reld als nxij. Fatsoenlijke, knappe menschen kunnen tegenwoordig ook nog wel aan den kost komen, als je maar niet. boven je siand wil gaan, en de overheid eert." Hij zei dat met de pertinente zekerheid en de groote ge moedelijkheid van een oud man, die tevreden is over zichzelf omdat hij zich zoo flink door het leven heeft ge slagen, en die genoeg gelegenheid heeft gehad om er „alles" van af te weten. Welnu, de jonge man hid zoo ge daan, hij was volkomen in de voet stappen van zijn vader getreden, maar toch. toch ging het niet. Hij moest met zijn kleine ouderwetsche winkel tje opwerken tegen de nieuwe magazij nen naast hem. en al was hij nou ook honderdmaal een net en deugdzaam inensch, en die lui naast hem opge blazen en verwaand, de klanten ver lieten hem na eenigen tijd, en gingen hun inkoopen doen in de luxueus in gerichte magazijnen, waar alles veel smakelijker en netter geëtaleerd was. Zijn debiet daalde al nxeer en meer toch bleef hij met stijve halsstarrig heid vasthouden aan de principes die zijn vader hem meegegeven had. Z n ouders stiex-ven, spoedig na el kaar. en lieten hem een klein kapi taaltje na. Toen oppex-de zijn vrouw, die anders nooit haar neus in de za ken mocht stekexx, toch even, schuch- tertjes. het plan, om voor een deel van de erfenis het huis wat te laten op knappen. Maar ze zweeg spoedig, aan met een blik, waar werkelijk groo- aan met een blik, waar werkijlk groo te smart in gelegen was, toen hij zei: „Hè, Mina, en dat raad jij mij aan, die zóó goed weet hoe vader er over dacht, en van wie hij zooveel hield. Zou ik van zijn geld, zijn eigen zuur verdiend geld, dat hij mij naliet in het vertrouwen dat ik er mee in zijn geest zou handelen, juist gaan doen wat hij niet wilde, waar hij altijd te gen gewaarschuwd heeft. Foei, Mi na, dat valt me van je tegen." Met 'n groote heftigheid had hij het gezegd. Niet alleen omdat zijn vrouw er hem boos en bedroefd mee had gemaakt. Maar haar voorstel was een echo geweest van een stem die hij al zoovele dagen en nachten in zijn binnenste hoox-de nachten ook, want in den laatsten tijd kon hij niet meer goed en rustig slapen. Hij zag een schrikbeeld voor zich oprijzen, een vreeselijke spookgestalte lxxj zou geld moeten opnemen als dat zoo doorging. Maar zou hij voor het te laat was niet van koers veranderen. Als vader jong was geweest en helder koix denken, zou hij zelf begrepen hebben dat de bakens moeten verzet worden als het getij verloopt. Andere tijden, andere zeden. Dan weer beschuldigde hij zichzelf niet voor de zaken geschikt te zijn. Zeker, de oude man had gelijk.gehad, "t. Lag niet aan de tijden, maar aan de personen. Wij zelf maakten de om standigheden. Slechte kerel die hij was, om zoo tegen zijn vader in te denken. Aan alles wen je, ook aan schrik beelden. Hij nam met berusting geld op het huis van zijn vader bezwaarde hij, wel met een zucht, xxiaar toch met overgave, 't Kon niet anders. Latex- zou hij het wel weer aflossen. Tot het zijn volle waarde aan hypo theek had. Toen kon hij niet verder in deze richting. Maar waar moest het geld vandaan komen voor zijn huishouden; hij moest toch eten met z'n gezin. Want dat was spoedig aangegroeid. Dus werd een stukje huisraad verkocht en, ik val hem niet hard en menig stukje. Menig dierbaar oud meubel dat plot seling overtollig bleek te zijn, ging de deur uit met 'n snik hoor! Dat gaf een leegte tegen den muur, dat gaf een smax-telijke pijn in hun hart. Nou kón hij niet meer terug, al wilde hij ook nog zoo graag. Er was geen quaestie meer van geld voor het op knappen van de zaak. Alles wat in kwam. en dat was heel weinig, werd opgebruikt. Gewoekerd moest er wor den met elk centje; geen kleine, lieve gewoontes, die vroeger het genoege- lijk burger-leventje hadden gekruid, werden ixieer gevolgd. Alleen het har de wij moeten.^- leven, dat zon der poëzie is. 't Harde, maar het kon nóg harder, nog benauwder worden. Daar kwam een dag, en vreeselijke dag, dat er in de siraat werd gefluisterd, dat het later pertinent ixx de courant stond. Failliet, failliet, failliet!!! Hij dorst zich niet meer te vertoonen, sloot den winkel en liet de gordijnen overal in het huis zakken, bang voor nieuwsgie rige blikken of groffe woorden. In huis was het of er een sterfgeval had plaats gehad Angstig keken de kinderen naar vader en moeder, die zoo bleek en norsch waren in den laatsten tijd. Arme kinderen, wat zagen zij er vuil en ongelukkig uit. Den laatsten tijd was er geen acht meer op hen geslagen zij hadden geleefd, alleen door en ter wille van een droge botex-ham. Dat was de laatste slag hij was baas óf. De oveiixeid, waaxwoor zijn vader hem zoo groote vereering had ingeprent, diezelfde overheid, bleek hardvochtig en koel te zijn, zonder eenig mededoogen. Als 'n bedelaar werd hij uitgedreven, en zocht, met den steun van 'n vriend, een verblijf, ergens in een achterbuurt, voor zich en zijn gezin. Daar op die kale kamer werd de laatste strijd gestreden. Goddaxik dat hij er de overwinning in behaalde op zijn trots. Hoewel, het scheelde wei nig. De vriend bleek inderdaad een vriend te zijn. een die je niet verlaat in den nood, maar die juist dan je hand grijpt en krachtig drukt, als een be lofte je te zullen helpen. Slechts een paar dagen hadden zij in hun nieuw verblijf doorgebracht, of hij kwam op een dag bij hem binnen- loopen, met 'xi gelaat dat straalde van geluk. Hoezee beste luidjes, je bent gehol pen. Ik heb net zoo lang bij mijn ex- patroon gepingeld en gedongen tot hij aan jou die betrekking van meester knecht heeft gegeven. Van meestex-knecht Ja, dat is nog zoo min ook niet, hè! En 't is een best baantje. Je weet dat ik het vroeger had, voor ik eigen za ken kon opzetten. Dus patroon-af! Altijd had hij nog een kleine hoop gehad, weer op de eene of andere manier te kunnen be ginnen. Dat was de grootste trots ge weest van zijn vader, die óók eens meesterknecht was geweest, te kunnen zeggen: Nu ben ik baas, hier is mijn eigen zaak, mijn eigen huis. Op dit schip ben ik kapitein, en niemand kan mij het bevel ontnemen." En zijn zoon had zich tot in zijn ongeluk toe, ook blind gestaard op dit geluk, 't Was hem of hij vrij man was geweest, en nu als slaaf verkocht werd door eigen schuld. Voorover viel hij op tafel, met plot seling een wilde uitbarsting van leed. Al dien tijd had hij het opgekropt Jonge moeders of aanstaande moe- dei's, er is een alleraardigst practisch boekje uitgekoxxien, een uitnemende raadgever, wanneer ge twijfelt hoe het best het lichamelijk welzijn van uw pasgeboren lieveling te bevorderen. Het boekje is getiteld: ,\Hoe verzorg ik mijn kleintje?" Handleiding voor moeders bij de ver pleging van het kind in het eerste le vensjaar. De auteur is dr. C. C. van der Hei de, kinderarts te Arnhem, en de uit gever A. E. van der Heide, te" Haar lem. De prijs is slechts 15 cents en dus onder ieders bereik, wat van groot belang is als men uit de inleiding hoort welk doel cle schrijver met dit boekje beoogt. Het voornaamste van die inleiding wil ik daax-om copiëeren. „Aanleiding tot het schrijven van dit hoekje is de oprechte wensch en de behoefte in ruimen kring gezonde denkbeelden te verspreiden omtrent de wijze, waarop de zuigeling gebracht wordt door het moeilijke eerste levens jaar. Te velen sterven er dan reeds, meerendeels als slachtoffers vaxi on wetendheid. Waar toch den meergegoecren tal rijke boeken ten dienste staan en waar deze in staat zijn de meest nauwkeu rige raadgevingen voor hunne kinde ren te krijgen, daar rest de breede schaar der eenvoudige burgers en der armen, dien slechts in geringe xxxate genoexxide voorlichting ten dienste staan, die bovendien leven te midden van velerlei vooroordeelen en die heen en'weer geslingerd worden tusschen elkaar tegensprekende raadgevingen van buurvrouwen en van moeders, die veel kinderen „gehad" hebben. heel zijn lijdensperiode was hij sterk gebleven, al vermagerde hij ook zicht baar maar nu kon hij niet meer. Stil stond zijn vrouw op, zij begreep wel den bitteren strijd, dien hij nu te strijden had. Ze ging naar de kinde ren toe. die óók begonnen te huilen door het vreemde en ongewone van deze leeduitbarsting. „Kom, kom, kerel," zei toen de vriend geroerd, „ik heb het immers met liefde voor je gedaan. Wees blij en opgewekt dat je geholpen bent. Nou kan je weer de oude worden de zon is weer doorgebroken. Je neemt bet zeker graag aan, hè?" Eventjes was het stil in het vertrek. Nog altijd lag hij zenuwachtig snik kend voorover met het hoofd op den arm. Toen plotseling barstte hij uit, bang dat hij het nóg zou verzwijgen: „Ja, ja, ja, maar ga het hem gauw vertellen. Dan kan er niets meer aan veranderd worden." De ander begreep er niets van, en vroolijk over de buitengewone haast, lachte hij: „Nu, wij behoeven ons zoo niet te reppen. Wat vast is, staat vast, hoor, bij den patroon. Je heb de betrekking hoor. je heb der."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1901 | | pagina 6