Licht en Schaduw.
FEUILLETON.
Rubriek voor Dames.
Invloed van muziek op dieren
Zwakheid van zenuwen schijnt niet
uitsluitend eene plaag der vrouwen
te zijn.
Bij gelegenheid van eenige merk
waardige, in een zoölogischen tuin
gehouden proefnemingen omtrent den
invloed der muziek op de dier*- brach
ten de tonen der viool en der fluit de
merkwaardigste uitwerking te weeg.
De piccolo-fluit (hooge fluit] veroor
zaakte eene zoo hevige aandoening
bij de vossen, dat de proef op verlan
gen van een der oppassers terstond
moest ophouden daar hij beducht
was yoor zenuwtoevallen, die de ge-
gezondheid der hem toevertrouwde
dieren ernstig zouden kunnen bena-
deelen. De fabel van Ornheus sch»;nt
vrij zeker op waarheid gegrond te
zijn.
De slangenbezweerders van het Oos
ten en hunne aan het wonderdadige
grenzende vertooningen zijn sinds
lang bekend, doch thans is afdoend
aangetoond, dat de muziek invloed
uitoefent op alle dieren, behalve op
den zeehond, die zich omtrent alle tc
nen en geluiden onverschillig betoon
de en daarin dus van den landhond
(of liever huishond'' hemelsbreed af
week. Diepe en lage tonen vooral wa
ren streelend voor het gehoor der be
woners van de kooien der verscheuren
de dieren, doch voor de tonen der pic
colo-fluit bekroop hen een aïgemee i
mishagen.
Valsche noten of dissonanten hin
derden hen ten hoogste, hetgeen mis
schien eene verklaring voor het
gillend gejank van het huishond»?.
Liederen in de mineurschool had
den iets bijzonder bekoorlijks voor de
verscheurende dieren, van welken de
tijger het meeste gevoel en belangstel
ling ten toon spreidde, terwijl de leeuw
toonde, hoe mooi hij het vond. door
aanhoudend met den staart te^en de
zijden te slaan.
De wolven daar- - - p schepten
heel geen behagen in de muziek. Zij
beefden, toen zij dit alles hoorden, en
onder de tonen der viool rez- n hun de
haren zichtbaar te berge.
De olifant was vrij ingenomen met
de fluit, maar de tonen der ccolo-
fiuit dreven hem op de vlucht en hij
maakte knorrend en loeien-1 dat hij
spoedig wee kwam, terwijl bij onder
het fluitspel met één poot opgeheven
onbewegelijk had staan luisteren.
De apen schenen zeer verzot. o^> mu
ziek, maar bij het. hooren van scherpe
en valsche tonen werden ai1- onrus
tig en gaven hun mishagen door dui
delijke teekenen "te kennen. Hunne
houding onder het toeluisteren was
zeer opgewekt en vfeïn- terwijl
elke vei'gissing van toon eenei veran
dering van uitdrukking te voorschijn
riep op hunne potsierlijke, kleine aan
gezichten.
Naar de natuur schilderen.
Toen de Engelsche schilder Luke
Fildes het ontwerp voor zijne welbe
kende schilderij ,,De Dokter" had ge
maakt, ging hij het binnenhuisje,
dat hij noodig had, zoeken. Na maan
den lang rondgezien te hebben, vond
hij het in eene hut in een klein dorp
aan den kant van de Salisburyvlakte.
Dadelijk kocht, hij de hut, liet die
steen voor steen afbreken en in zijn
ruim atelier in Londen weer opbou
wen. Toen zocht hij personen met de
gezichten en gestalten, die hij het best
voor de schilderij geschikt achtte. Hij
nam hen voor een jaar aan, geduren
de welken tijd zij geheel te zijner be
schikking waren om als model te zit
ten. Toen de eerste regelingen ge
maakt waren, had Fildes over de
1 1.500 besteed.
Dendy Sadler heeft tot regel een
model tot in de kleinste bijzonderhe
den te laten maken, voordat, hij be
gint te schilderen. De overleden Sir
J. Millais huurde voor vijf jaar een
landhuisje in Yorkshire, dat hij al
leen maar den tienden van elk jaar
bewoonde, om van uit een der ven
sters zijne beroemde schilderij „Kille
October" te schilderen.
Het- groote publiek, en niet eens nog
het zoo heel groote. maakt zich ge
woonlijk van „geinspireerde schil
ders" andere voorstellingen.
Arbeiders iu den wijngaard.
Thomas Carlyle schrijft in zijn „Her
inneringen" over zijn.vader, die. uit
den boerenstand, een eenvoudig met
selaar was in het dorpje Ecclefechau,
onder meer het volgende:
.,Ik noem een man groot, wanneer
hij een trouwe arbeider is in. dezen
wijngaard van denAUerhoogste. Zijn
i werk moge bestaan in het bouwen van
paleizen, in het stichten van een ko-
ninkrïjk, of enkel in graven en spit
ten. dat komt er hij mij niet of zoo
goed als niet op aan. Alle arbeid van
1 menschen is voorbijgaand, klein op
zich zelf. nietig. Alleen hij. die het
werk doet. en de geest, die in hem
woont, zijn van beteekenis."
De Dkapi.
Stanley had op zijn tochten door
Afrika veel gehoord van een vreemd
soortig zoogdier, dat daar in de bos-
schen gevonden wordt en ten deele
op een paard en ten deele op een rund
zou gelijken: maar hij had het niet
te zien kunnen krijgen. Thans heeft
een Zweed Ericson. die als officier in
dienst is van den Congo-Staat. met
behulp van inlanders eenige van deze
dieren weten te bemachtigen en '.al
eenige huiden en schedels van die die- j
ren aan het Britsch museum zenden.
Volgens een beschrijving gelijkt het
sprekend op de helladotherium, een
dier, dat in Griekenland en klein-Azië
in overoude tijden heeft geleefd en j
waarvan enkel het geraamte was op- j
gedolven. De kop is als van een tapir,
de hals als van een paard, de ooren
als van een ezel, de romp als van een i
os. Het voorhoofd is sterk rood ge
kleurd. een smalle zwarte streep loopt j
over den neus en om de neusgaten.
Ook de ooren zijn rood. evenals de
hals en de schouders, met donkerder
plekken. De pooten zijn gestreept als
bij den zeebra, met oranjekleurige
plekken op witte strepen. Het dier leeft
van plantevoedsel en heeft geen tan
den in de bovenkaak. De tong is lang
en lenig als van de giraf en dient om
de bladen te plukken.
Dit vreemdsoortie mengsel van vei -
schillende bekende dieren heet bij de
inlanders okapi. Zij leven in paren in
de wouden van Ituri en aan de oevers
van den Semliki. De inlanders beklee-
den hun schilden met de huid.
en verzocht den koopman hem
een lijst te geven van alle personen
die tot zijne familie en bedienden be
hoorden. Dit geschiedde. Hij gelastte
voorts dat al' die personen zich den
voflgenden morgen vroegtijdig in 't
huis van den koopman moesten bevin-
den. zonder dat er iemand aan ontbre
ken mocht. Ook dit gebeurde.
Op denzelfden morgen kwam Laviné
bij den koopman, terwijl hij een zwar
ten haan in de hand en een oud sme
rig kwartijn, dat hij voor zijn toover-
boek uitgaf, onder den arm droeg.
Zoodra hij binnen was getreden
vroeg hij den koopman of al zijn liuis-
genooten bijeen waren. Toen deze
vraag! bestemmend beantwoord was,
liet Laviné allen in eene kamer komen.
Een andere kamer bevond zich daarte
genover en Laviné verzocht nu den
koopman de twee kamers wel te slui
ten, zoodat zij geheel donker waren,
waarna hij in eene vreemde en onver
staanbare taal eenige plaatsen uit zijn
tooverboek voorlas.
Alsnu deelde hij met luiderstemme
den koopman meè. dat hij wist dat de
dief zijner twintig louis d'or zich in
de kamer bevond. Hij zou hem spoedig I
bij het kraaien van den haan leeren
kennen, die nooit mistastte, doch hij
verzocht hem niet te schrikken als de
duivel den dief haalde: want zeide hij,
dat is zijn loon en de duivel doet nooit
wat om niets.
Dit zeide hij met een nadruk, die den
ongeloovigste had kunnen misleiden.
Hierop bestreek hij in 't donker den
haan met roet en terwijl hij zich bï.i
de deur van de kanier tegenover plaat
ste waarin zich alle lieden uit het huis
bevonden, zoo riep hij allen een voor
een bij name, terwijl hij hun beval, dat
ieder hunner in 't voorbijgaan de hand
op den haan zoude leggen, die hij bij
de pooten vasthield en daarbij verze
kerde, dat de haan, zoodx*a hij de
hand van den dief op zijn rusr voelde,
kraaien zou „en neem 't wel in acht"
voegde hij er bij, „gij zult den klauw
des duivels dadelijk zien toetasten, die
met den dief als met een vlieg van hier
zal wegsnellen."
Nu was er eene dienstmaagd onder
de aanwezigen, die den diefstal ge
pleegd had. Ofschoon zich barer schuld
bewust wilde zij toch liever de proef
doorstaan, dan bekennen dat zij de
daderes was, en kwam daarom op den
listigen inval, te beletten, dat de dui
vel als hij het kraaien van den haan
hoorde, haai' wegvoeren zou. Zij be-
sloot namelijk beveiligd door de duis
ternis, voorbij te gaan, zonder den
haan aan te raken. Laviné roept nu
alle lieden uit de kamer op, en zegt
dat zij, in het voorbij gaan. met den
hand fiks over den rug van den twee
poot moeten strijken, leder deed het
van ganscher harte, met uitzondering
van de schuldige dienstmaagd die haar
hand slechts even ter zijde uitstak, wel
oppassende, dat zij het beest niet aan
raakte, zoodat de haan niet aan het
kraaien zou komen. Doch Laviné liet
nu eensklaps alle vensters van deze
kamers openen en beval ieder zijne
hand vlak uitgestrekt te houden; aller
handen waren pikzwart van het roet.
dat op den rug van den rug van den
verradelijken haan was gesmeerd, .al
leen de hand van de dienstmaagd was
blank. Dadelijk riep Laviné: „Hier is
de dieveenre der louis d'or: ik zal da
delijk deu duivel roepen, dat hij haar
wegvoere."
De meid was zoo ontsteld, dat zij
op de knieën viel en om vergiffenis
bad, den diefstal bekende en de louis
d'or terug gaf.
Eigennamen.
Er is een tijd geweest, dat de ouders
bij de geboorte van een kind een naam
kozen, die eene zinnebeeldige beteeke
nis had, meestal de uitdrukking van
een wensch, eene zegening. Thans be
slist bij de keuze veelal niets anders
dan de klank.
Is de klank welluidend, de naam is
goed: vandaar het onnoemelijk getal
Maria's, Annas, Louisa's enz., en in
onze zuidelijke provinciën het groote
aantal Fransch klinkende voornamen.
Welke beteekenis al die eigennamen
eens hadden, wie zal het nasporen?
Wij weten, datlzaak beteekent „Vreug
de wekker,". Israël „Sterke", Benjamin
„Geliefde zoon", Emmanuel „de van
God gezondene", Margareta „parel',
Petrus „steenrots" enz., en verder, dat
Diedrijk beteekent rijk, d. i. machtig
onder het volk; Berta, Albrecht de
schitterende (Eng. bright); Karei „man,
voortbrenger", enz.
In Egypte gaf men aan elke drie
kaarsen een naam, stak ze aan en de
kaars, die het langst bleef branden,
droeg den naam van het kind.
In Hindostan bedachten vader en
moeder beidein een naam. Ieder
schreef die op een stuk papier, hield
dat boven eene vlam, en de naam, die
het eerst verbrand was, werd de naam
van den nieuwen wereldburger.
De Mohammedanen leggen, eer het
kind geboren is, verschillende namen
tusschen de bladen van den Koran. Is
nu het kind geboren, dan slaan ze
den Koran open, en de eerste naam,
die voor den dag komt. wordt aan het
kind gegeven.
De Chineezen noemen hunne doch
ters eenvoudig: „Een. Twee, Drie",
enz.
Keukenzout als lekkernij.
In Midden-Afrika is het keukenzout
de grootste lekkernij. Het gebruik van
zuiver plantaardig voedsel, dat in aie
streken van oudsher keerscht, wekt
zulk een hevig verlangen naar zout op.
dat inboorlingen, die het langen tiid
moesten ontberen, veak verschijnsel;n
van verstandsverbijstering vertoonden.
Een huismiddel tegen
huisdieven
Reeds voor omstreeks honderdvijftig
jaren vond zekere Franschman, La
viné, die zich met zoogenaamde toover-
kunsten ophield, zulk een middel, dat
onder zekere omstandigheden, ondanks
zijne eenvoudigheid, meer dan de
meest uitgeleerde politie uitrichten
kan.
Wij willen het hier naar de opgaven
in de „Gedenkschriften van een tijd
genoot" meedeelen.
Op zekeren dag had een koopman
van Marseille vergeten twintig louis-
d'or in zijn kas weg te sluiten. Zij
waren in zijn kantoor op een lessenaar
blijven liggen en verdwenen.
Nadat onze koopman vruchteloos
alle pogingen in het werk gesteld had
om zijne twintig louis d'or terug te be
komen, wendde hij zich tot mijnen ge
slepen bekende, den tooverkunstenaar
Laviné, die hem verzekerde, dat hij
de verloren twintig louis d'or terug
bezorgen zou.
Hij nam dat voor een louis d'or aan,
Een brutaal dievenstukje heeft te
San Francisco groot opzien gebaard.
Op zekeren morgen ontdekte men, dai
uit de sterke geld bergplaatsen van een
inrichting, waarin Californisch goud
gezuiverd werd (Shelby Smelting and
Lead Cy), 280.000 dollars aau gouden
staven gestolen waren. Dagenlang
hield deze inbraak de politie op de
been. De belooning van 5000 dollars,
uitgeloofd op de arrestatie van den da
der, wekte op tot koortsachtige activi
teit. Verscheidene verdachten werden
gearresteerd, onder wie een jong-
mensch, John Winters geheeten, die
ten slotte bekende, de inbreker te zijn
en de politie naar de plaats bij het
Shelby-etablissement bracht, waar hij
zijn buit bad verborgen.
De bijzonderheden van deze inbraak
grenzen bijna aan het ongeloofelijke.
James Mc. Glynn, een in de nabijheid
van de bewaarplaats werkende arbei
der van de Shelby-werken hacl in
den nacht, waarin de inbraak had
plaats gevonden, leven in de bergplaats
voor het goud gehoord. Hij was met
Interessante inbraak.
andere arbeiders gaan kijken, doch
toen zij zagen, dat alles gesloten was,
gingen de mannen weer aan hun werk.
Dat een inbreker langs anderen weg
in de bergplaats kon koiaen. kwam bij
niemand op.
Het Shelby-etablissement ligt aan de
kust van de golf van San Pablo, onge
veer 50 K.M. ten noorden van San
Francisco. Het goud, dat er gezuiverd
wordt, wordt iederen morgen door het
.stoomschip „Suol" naar de stad over
gebracht .en daar in de kluizen van
Shelby en Co. bewaard.
Den morgen na de inbraak kwam
de „Sunol" als gewoonlijk, om goud
staven ter waarde van 400.000 dollars
te halen, die den avond tevoren in de
bergplaats waren gebracht. Toen de
werklieden, die de staven laden moes
ten, in de bergplaats wilden gaan,
bleek het slot van binnen beschadigd
te zijn. Met geweld' verschafte men.
zich toegang en toen bleek, dat er
ingebroken was.
Hoe dat' geschied1 was, bleek ook da
delijk: een groot gat in den bodem,
daarnaast, een staal boor, een ledige
oliekan en eenige stukken verbrand
papier verrieden het werk van den dief.
Een verder onderzoek bracht uit, dat
de dief van den nabij het etablissement
voorbijloopenden spoorweg tot in de
bergplaats een onderaardsche gang van
20 voet lengte gegraven had. De stalen
bodem der bewaarplaats was met de
boor bewerkt. De wanden en bet pla
fond van den onderaardschen tunnel
waren ihet balken en planken gestut on
de uitgegraven aarde onopgemerkt
x-ondgestrooid.
JohpWinters, de inbreker, heeft den
diefstal alleen gepleegd, den tunnel
alleen gegi'aven, alles alleen gedaan.
Veertienmaal is hij door den tunnel
heen- en teruggegaan om zijn buit weg
te' halen. Aan het. graven van den tun
nel heeft hij twee maanden lang iede
ren nacht besteed.
Het gestolen goud werd1 gevonden op
den bodem van de golf van Pablo, waar
Winters het had laten zinken, om het
•later op te visschen-
Schetsen van DEKA.
Oude en nieuwe tijd.
„Eix als je nou maar bx*aaf
en je plichten doet," had zijn vader
gezegd, toen hij ging stil-leven, „dan
zal het je even goed gaan in de we
reld als nxij. Fatsoenlijke, knappe
menschen kunnen tegenwoordig ook
nog wel aan den kost komen, als je
maar niet. boven je siand wil gaan, en
de overheid eert." Hij zei dat met de
pertinente zekerheid en de groote ge
moedelijkheid van een oud man, die
tevreden is over zichzelf omdat hij
zich zoo flink door het leven heeft ge
slagen, en die genoeg gelegenheid heeft
gehad om er „alles" van af te weten.
Welnu, de jonge man hid zoo ge
daan, hij was volkomen in de voet
stappen van zijn vader getreden, maar
toch. toch ging het niet. Hij moest
met zijn kleine ouderwetsche winkel
tje opwerken tegen de nieuwe magazij
nen naast hem. en al was hij nou ook
honderdmaal een net en deugdzaam
inensch, en die lui naast hem opge
blazen en verwaand, de klanten ver
lieten hem na eenigen tijd, en gingen
hun inkoopen doen in de luxueus in
gerichte magazijnen, waar alles veel
smakelijker en netter geëtaleerd was.
Zijn debiet daalde al nxeer en meer
toch bleef hij met stijve halsstarrig
heid vasthouden aan de principes die
zijn vader hem meegegeven had.
Z n ouders stiex-ven, spoedig na el
kaar. en lieten hem een klein kapi
taaltje na. Toen oppex-de zijn vrouw,
die anders nooit haar neus in de za
ken mocht stekexx, toch even, schuch-
tertjes. het plan, om voor een deel van
de erfenis het huis wat te laten op
knappen. Maar ze zweeg spoedig,
aan met een blik, waar werkelijk groo-
aan met een blik, waar werkijlk groo
te smart in gelegen was, toen hij zei:
„Hè, Mina, en dat raad jij mij aan,
die zóó goed weet hoe vader er over
dacht, en van wie hij zooveel hield.
Zou ik van zijn geld, zijn eigen zuur
verdiend geld, dat hij mij naliet in
het vertrouwen dat ik er mee in zijn
geest zou handelen, juist gaan doen
wat hij niet wilde, waar hij altijd te
gen gewaarschuwd heeft. Foei, Mi
na, dat valt me van je tegen."
Met 'n groote heftigheid had hij het
gezegd. Niet alleen omdat zijn
vrouw er hem boos en bedroefd mee
had gemaakt. Maar haar voorstel
was een echo geweest van een stem
die hij al zoovele dagen en nachten in
zijn binnenste hoox-de nachten ook,
want in den laatsten tijd kon hij niet
meer goed en rustig slapen. Hij zag
een schrikbeeld voor zich oprijzen, een
vreeselijke spookgestalte lxxj zou geld
moeten opnemen als dat zoo doorging.
Maar zou hij voor het te laat was niet
van koers veranderen. Als vader jong
was geweest en helder koix denken,
zou hij zelf begrepen hebben dat de
bakens moeten verzet worden als het
getij verloopt. Andere tijden, andere
zeden.
Dan weer beschuldigde hij zichzelf
niet voor de zaken geschikt te zijn.
Zeker, de oude man had gelijk.gehad,
"t. Lag niet aan de tijden, maar aan
de personen. Wij zelf maakten de om
standigheden. Slechte kerel die hij
was, om zoo tegen zijn vader in te
denken.
Aan alles wen je, ook aan schrik
beelden.
Hij nam met berusting geld op
het huis van zijn vader bezwaarde hij,
wel met een zucht, xxiaar toch met
overgave, 't Kon niet anders. Latex-
zou hij het wel weer aflossen.
Tot het zijn volle waarde aan hypo
theek had.
Toen kon hij niet verder in deze
richting.
Maar waar moest het geld vandaan
komen voor zijn huishouden; hij moest
toch eten met z'n gezin. Want dat was
spoedig aangegroeid. Dus werd een
stukje huisraad verkocht en, ik val
hem niet hard en menig stukje.
Menig dierbaar oud meubel dat plot
seling overtollig bleek te zijn, ging de
deur uit met 'n snik hoor! Dat gaf
een leegte tegen den muur, dat gaf
een smax-telijke pijn in hun hart. Nou
kón hij niet meer terug, al wilde hij
ook nog zoo graag. Er was geen
quaestie meer van geld voor het op
knappen van de zaak. Alles wat in
kwam. en dat was heel weinig, werd
opgebruikt. Gewoekerd moest er wor
den met elk centje; geen kleine, lieve
gewoontes, die vroeger het genoege-
lijk burger-leventje hadden gekruid,
werden ixieer gevolgd. Alleen het har
de wij moeten.^- leven, dat zon
der poëzie is.
't Harde, maar het kon nóg harder,
nog benauwder worden. Daar kwam
een dag, en vreeselijke dag, dat er
in de siraat werd gefluisterd, dat het
later pertinent ixx de courant stond.
Failliet, failliet, failliet!!! Hij dorst
zich niet meer te vertoonen, sloot den
winkel en liet de gordijnen overal in
het huis zakken, bang voor nieuwsgie
rige blikken of groffe woorden.
In huis was het of er een sterfgeval
had plaats gehad Angstig keken de
kinderen naar vader en moeder, die
zoo bleek en norsch waren in den
laatsten tijd. Arme kinderen, wat
zagen zij er vuil en ongelukkig uit.
Den laatsten tijd was er geen acht
meer op hen geslagen zij hadden
geleefd, alleen door en ter wille van
een droge botex-ham.
Dat was de laatste slag hij was
baas óf. De oveiixeid, waaxwoor zijn
vader hem zoo groote vereering had
ingeprent, diezelfde overheid, bleek
hardvochtig en koel te zijn, zonder
eenig mededoogen. Als 'n bedelaar
werd hij uitgedreven, en zocht, met
den steun van 'n vriend, een verblijf,
ergens in een achterbuurt, voor zich
en zijn gezin.
Daar op die kale kamer werd de
laatste strijd gestreden. Goddaxik dat
hij er de overwinning in behaalde op
zijn trots. Hoewel, het scheelde wei
nig.
De vriend bleek inderdaad een vriend
te zijn. een die je niet verlaat in den
nood, maar die juist dan je hand
grijpt en krachtig drukt, als een be
lofte je te zullen helpen.
Slechts een paar dagen hadden zij
in hun nieuw verblijf doorgebracht, of
hij kwam op een dag bij hem binnen-
loopen, met 'xi gelaat dat straalde van
geluk.
Hoezee beste luidjes, je bent gehol
pen. Ik heb net zoo lang bij mijn ex-
patroon gepingeld en gedongen tot hij
aan jou die betrekking van meester
knecht heeft gegeven.
Van meestex-knecht
Ja, dat is nog zoo min ook niet, hè!
En 't is een best baantje. Je weet dat
ik het vroeger had, voor ik eigen za
ken kon opzetten.
Dus patroon-af! Altijd had hij nog
een kleine hoop gehad, weer op de
eene of andere manier te kunnen be
ginnen. Dat was de grootste trots ge
weest van zijn vader, die óók eens
meesterknecht was geweest, te kunnen
zeggen: Nu ben ik baas, hier is mijn
eigen zaak, mijn eigen huis. Op dit
schip ben ik kapitein, en niemand kan
mij het bevel ontnemen." En zijn zoon
had zich tot in zijn ongeluk toe, ook
blind gestaard op dit geluk, 't Was hem
of hij vrij man was geweest, en nu als
slaaf verkocht werd door eigen
schuld.
Voorover viel hij op tafel, met plot
seling een wilde uitbarsting van leed.
Al dien tijd had hij het opgekropt
Jonge moeders of aanstaande moe-
dei's, er is een alleraardigst practisch
boekje uitgekoxxien, een uitnemende
raadgever, wanneer ge twijfelt hoe het
best het lichamelijk welzijn van uw
pasgeboren lieveling te bevorderen.
Het boekje is getiteld:
,\Hoe verzorg ik mijn kleintje?"
Handleiding voor moeders bij de ver
pleging van het kind in het eerste le
vensjaar.
De auteur is dr. C. C. van der Hei
de, kinderarts te Arnhem, en de uit
gever A. E. van der Heide, te" Haar
lem. De prijs is slechts 15 cents en
dus onder ieders bereik, wat van groot
belang is als men uit de inleiding
hoort welk doel cle schrijver met dit
boekje beoogt. Het voornaamste van
die inleiding wil ik daax-om copiëeren.
„Aanleiding tot het schrijven van
dit hoekje is de oprechte wensch en
de behoefte in ruimen kring gezonde
denkbeelden te verspreiden omtrent
de wijze, waarop de zuigeling gebracht
wordt door het moeilijke eerste levens
jaar. Te velen sterven er dan reeds,
meerendeels als slachtoffers vaxi on
wetendheid.
Waar toch den meergegoecren tal
rijke boeken ten dienste staan en waar
deze in staat zijn de meest nauwkeu
rige raadgevingen voor hunne kinde
ren te krijgen, daar rest de breede
schaar der eenvoudige burgers en der
armen, dien slechts in geringe xxxate
genoexxide voorlichting ten dienste
staan, die bovendien leven te midden
van velerlei vooroordeelen en die heen
en'weer geslingerd worden tusschen
elkaar tegensprekende raadgevingen
van buurvrouwen en van moeders, die
veel kinderen „gehad" hebben.
heel zijn lijdensperiode was hij sterk
gebleven, al vermagerde hij ook zicht
baar maar nu kon hij niet meer.
Stil stond zijn vrouw op, zij begreep
wel den bitteren strijd, dien hij nu te
strijden had. Ze ging naar de kinde
ren toe. die óók begonnen te huilen
door het vreemde en ongewone van
deze leeduitbarsting.
„Kom, kom, kerel," zei toen de
vriend geroerd, „ik heb het immers met
liefde voor je gedaan. Wees blij en
opgewekt dat je geholpen bent. Nou
kan je weer de oude worden de zon
is weer doorgebroken. Je neemt bet
zeker graag aan, hè?"
Eventjes was het stil in het vertrek.
Nog altijd lag hij zenuwachtig snik
kend voorover met het hoofd op den
arm. Toen plotseling barstte hij uit,
bang dat hij het nóg zou verzwijgen:
„Ja, ja, ja, maar ga het hem gauw
vertellen. Dan kan er niets meer aan
veranderd worden."
De ander begreep er niets van, en
vroolijk over de buitengewone haast,
lachte hij: „Nu, wij behoeven ons zoo
niet te reppen. Wat vast is, staat
vast, hoor, bij den patroon. Je heb de
betrekking hoor. je heb der."